4 minute read
Personage-interview
Boeken krijgen kleur door hun personages. Daarom zetten we opvallende figuren graag in de kijker. Deze keer: Chip de boswachter, bekend uit Camping Cruel van Rik Peters en Federico Van Lunter.
Een boswachter is eigenlijk een soort bosmonster. Een trol of een gnoom of een kobold of een spook. Want zeg eens eerlijk: heb jij ooit echt een boswachter gezien? In het wild? En in het bos? Nee, dat dachten we al. Mensen praten vaak over boswachters. We kennen ze uit verhalen, films, boeken of tv-series. En iedereen heeft wel ongeveer een idee van wat ze doen en hoe ze eruitzien. Maar eigenlijk kom je ze nooit tegen. In het wild. En in het bos. Met boswachters is het precies zoals met vampiers, weerwolven, draken, aardige wiskundemeesters en andere sprookjesfiguren. We weten er alles van, maar niemand heeft ooit bewezen dat ze ook écht bestaan. Daar komt nu verandering in, door een diepte-interview met Chip de boswachter.
Hoi Chip, vertel eens wat over jezelf. Chip de boswachter: Ik ben Chip de boswachter. Ik ben de beste boswachter van heel Hellevorst. Ik ben de énige boswachter van heel Hellevorst, maar dus ook de beste. En ik neem die taak heel
serieus. Want ik ben dag en nacht in het bos, en ik ben altijd aan het wachten. Nee, grapje. Maar ik ben wel dag en nacht in het bos. En ik ben altijd bezig met belangrijke boswachterdingen.
Belangrijke boswachterdingen? Chip de boswachter: Denk aan: rare hoedjes dragen, vleesetende eekhoorns voederen, botten uit de modder peuteren, zwerfafval oprapen, zieke bomen verzorgen, onkruid water geven, vogelhuisjes timmeren, plas van wildplassers opruimen, en natuurlijk zoeken naar gekke veertjes voor óp die rare hoedjes.
Waar doe je dat? Chip de boswachter: Ik werk in het Beëlzebos, het mooiste bos van Hellevorst. Het is een bijzondere plek. Natuurlijk staan er bomen en struiken, zoals in elk bos. En natuurlijk zijn er modderpaadjes en waterstroompjes, zoals in elk bos. Natuurlijk krioelt het er van het onkruid en het ongedierte, zoals in elk bos. En natuurlijk zijn er verhalen over gevaarlijke geesten die de zielen van verdwaalde kinderen opeten, zoals in elk bos. Maar toch heeft het Beëlzebos iets speciaals … Want in het Beelzebos zijn de bomen altijd kaal.
Kaal? Chip de boswachter: Ja! Geen groene blaadjes of rode bessen, geen lentebloesem of herfstnootjes, geen levendige lianen of doodse stroppen. Niets van dat. In het Beëlzebos zijn er alleen maar takken, takken en nog eens takken. Ja, en ik dus. Chip de boswachter.
Waarom ben je boswachter geworden? Chip de boswachter: Er zijn allerlei redenen waarom mensen boswachter worden. Sommigen zijn van jongs af aan al verliefd op de natuur, en dromen ervan om tussen de bomen te leven. Anderen houden niet van de drukte in de stad, en zoeken liever de rust van het woud. En dan zijn er nog de mensen die ooit met hun rolstoel door het bos reden, vast kwamen te zitten in de modder, twee dagen om hulp moesten roepen voordat ze gered werden, en in die tijd besloten om boswachter te worden. Ik hoor bij die laatste groep. Jaren geleden reed ik met mijn rolstoel door het bos, kwam ik vast te zitten in de modder, moest ik twee dagen om hulp roepen voordat ik werd gered, en besloot ik in die tijd om boswachter te worden.
Is het niet moeilijk om boswachter te zijn in een rolstoel? Chip de boswachter: Nee hoor. Ik heb mijn rolstoel namelijk helemaal aangepast om in het bos te kunnen rijden! Zelfs de beste wandelschoenen komen soms vast te zitten in de modder van het bos, maar mijn nieuwe banden kunnen elke blubbersmurrie aan. En waar andere boswachters moeten oppassen voor scherpe takken en scherpe brandnetels en scherpe dierenbotten op de grond, daar kan ik gewoon zonder te kijken
rondsjezen. Bovendien blijft geen enkel stukje bos geheim voor mij. Ik doorploeter diepe beekjes, diepere rivieren en nóg diepere moerassen. Ik verken struiken, bosjes, mierenhopen. En ik beklim heuvels, bergen, boomtoppen en massagraven. Allemaal in mijn trouwe rolstoel.
Wat is je band met het bos? Chip de boswachter: Een boswachter kent zijn bos vanbinnen en vanbuiten. Maar toch vooral vanbinnen, natuurlijk. Elk hoekje en elk gaatje weet hij te liggen. Er valt geen blad van een boom zonder dat hij het ziet. Al stelt dat laatste niet veel voor in Hellevorst, want in het Beëlzebos zijn er geen blaadjes. En dus al helemaal geen blaadjes die van bomen vallen. Maar toch … Ook ík ken mijn bos tot op de millimeter. Ik maak een dagelijkse ronde langs alle paden, struiken, bomen en moerasputten. Elke dag tel ik de kale takken in de kruinen, de vleesetende eekhoorns in de gewassen, en de verkoolde botten in de modder. Zo hou ik het bos tiptop en taptup in orde. Want voor mij is het Beëlzebos niet zomaar een bos … het is míjn bos.
Interview door: Jolien, de verhalenverteller van Camping Cruel.