88ste jaar • verschijnt al zeven jaar als tijdschrift van vzw Climaxi Winter 2022 Afgiftekantoor Gent Stapelplein Ver. Uitgever: Filip De Bodt Groenlaan 39 9550 Herzele Merci Facteur!
Op de valreep ligt Het Visserij Blad (HVB) van 2022 voor je neus. Het is een goed gevuld nummer dat open met de Oosteroever. Daar wil de groep Versluys een nieuwe serie woonblokken neerpoten.
Het project voorziet een 12-tal gebouwen met afwisselende bouwhoogte tussen 2 en 40-tal lagen. Er zal een bruto vloeroppervlakte gerealiseerd worden van 160.000 m2 bruto waarvan 1.200 appartementen, 5.000 m2 hotel, 1.000 m2 kantoren, 4.000 m2 retail en een ondergrondse parking voor 1.500 wagens. De Oosteroever verliest verder zijn karakter. Zelfs het zicht op het Fort Napoleon moet er aan geloven. Er wordt een woondichtheid nagestreefd die moet toelaten dat er op andere plaatsen in Oostende niet moet gebouwd worden. Het vorige stadbestuur verkocht de grond al aan de groep Versluys. Het huidige discuteert over de opmaak van een Ruimtelijk Uitvoerings Plan. GROEN zit in Oostende in de coalitie en was voorheen tegenstanders van de luxe-projecten aan de Baelskaai. Gemeenteraadsvoorzitter Wouter De Vriendt laat evenwel niet in zijn kaarten kijken: “Het is goed dat er een plan voor de ganse buurt opgemaakt wordt en wij zullen er sowieso voor pleiten om een evenwicht te bewaren mer de rest van de omgeving. De discussie moet evenwel nog beginnen.”
Onze visserij zelf blijft regelmatig in zwaar weer terecht komen. Vorig jaar konden we een fotoreeks publiceren over zes nieuwe schepen. De eigenaars daarvan hebben het ondertussen niet gemakkelijk. Ze kreunen onder een tekort aan personeel. Deze zomer nog ontmoetten we één van hen op de kaai aan de Zeebrugse Visveiling. We vinden geen gekwalificeerd personeel, vertelde de man, maar we vinden onvoldoende geschoold personeel. En daar krijgen we dan reeksen boetes voor. Een jongeling aan boord, antwoordde op de vraag naar het waarom: “We vinden geen lief, mijnheer, de meisjes willen niet meer samen zijn met iemand die dertig tot veertig dagen weg is.” Je hoort het bij de verplegers, politie, vissers, in de bouw. Handenarbeid is in deze maatschappij uit de gratie. Nogal wat mensen kakken op iedereen met een kleurtje, maar als je nog iemand aan een straat ziet werken, dan zijn het wel zij. Men kan allerhande dingen doen om dit op te lossen: beroepen aantrekkelijker maken qua vergoeding en arbeidsomstandigheden, betere opleidingen voorzien, promotie maken of respect betuigen.
De overheid laten mensen die handenarbeid uitvoeren ook dikwijls in de steken. We moeten met zijn allen maar verder inleveren en botsen op meer en meer papieren en kleine regeltjes, die enkel voor
de gewone mensen gelden. De staat heeft zichzelf kapot bezuinigt en één van de gevolgen daarvan is dat de ‘grote vissen’ buiten schot blijven.
Tegelijkertijd kan het geen kwaad om onze visserij te herdenken. Wij vissen hoofdzakelijk op een paar soorten, met zware schepen die lang onderweg zijn. Boomkorren en fly-shooters krijgen meer en meer kritiek. Wat de boomkor betreft, delen wij die niet en denken we dat een deel van de milieubeweging de ogen eens moet uitwrijven. Uit een recente studie blijkt dat de Belgische boomkorvloot slechts voor 3% in kwetsbare gebieden terug te vinden is. Peanuts, in vergelijking met de grote containerschepen, die hun uitstoot niet geregeld krijgen en betrapt worden op het lozen van afval.
Tegelijkertijd horen we ook goed nieuws: vissers veranderen hun gewoonten, nieuwe schepen stoten minder uit. Het Gentse bedrijf Toqua werkt aan een schip dat zo min mogelijk uitstoot, de eerste passieve schepen zijn er en ook de Nederlandse werf Padmos levert straffe schepen af.
En toch zijn we sinds oktober nog maar met 57 actieve vaartuigen in plaats van 64. In 2000 telde de vloot nog 127 vaartuigen. De Belgische visserij deemstert weg. En is het dan geen tijd om eens aan een nieuwe koers te gaan denken? Aan subsidies voor nieuwe visserijmethodes en nieuwe schepen? Aan de integratie van een deel van de recreatieve visserij in de beroepssector? Aan het vrijwaren van de eerste zes mijl op zee voor de kustvisserij? Zonder windmolens, ontginningen en aquacultuur in die zone? Misschien moeten we zelf eens investeren in het pellen van garnalen? België kan zijn 12-mijlszone niet sluiten, maar we kunnen er wel maatregelen in nemen, zoals andere landen dat doen. Zo gooit Nederland de luttele Belgische schepen uit zijn Natura 2000 gebieden. Men focust enkel nog op CO2 uitstoot in plaats van op een samenhangend verhaal. En dat is verkeerd: het klimaatprobleem kent enkel samenhangende oplossingen en zal enkel lukken als het ook sociaal is.
De laatste maanden zie je overal ministers opduiken tijdens visserijvieringen of dopen: Hilde Crevits en Vincent Van Quickenborne verdringen mekaar bijna van de talrijke foto’s. Misschien moeten ze, samen met de sector eens wat werken en op zoek gaan naar een strategie om de visserij te doen herleven. Dat zou voor de sector en onze lokale economie meer opleveren. Een minister moet vooral werken in plaats van feestjes afschuimen.
Filip De Bodt
Edito
PS: Het maken van dit nummer kost om en bij de 5000 €. Die wordt welwillend ter beschikking gesteld door de vzw Climaxi. Wie het apprecieert dat we dit nog doen mag altijd een vrijwillige bijdrage storten op onze rekening:
Climaxi vzw Groenlaan 39 9660 Herzele info@climaxi.be BE40 0016 3236 1163
HVB is er ook voor zijn lezers: reageren is fijn en wie voor volgend nummer wat in zijn koker zitten heeft is welkom om dit te melden.
HET VISSERIJBLAD
Onafhankelijk magazine van de zee
Carlos De Gendt, Steve Savels, Peter Holvoet-Hanssen, Antoine Légat, Jennifer Vrielinck, Katrin Van den Troost, Nick Rappé, Marnix Verleene, Sarah Hutse Inspirator: Flor Vandekerckhove Eindredactie en Ver. Uitg.: Filip De Bodt Groenlaan 39 9550 Herzele. 0496/718472 of Vormgeving: Nina De Wolf
Onafhankelijk magazine van de zee Werkten mee aan dit nummer: Jo Clauwaert, Flor Vandekerckhove, Filip De Bodt, Rani Vanlerberghe, Marnix Verleene, Derek, Patrick Stefaan Pennynck, Antoine Légat, Sarah Hutse, Peter Holvoet-Hanssen, Patrick Van Craeynest, Carlos De Gendt, Marc Loy, Marie-Christine Van Mieghem, Wim Thienpont, Jennifer Vrielinck, Sammy Roelant, Jan Loones, Chris Meyers, Jan Huyghe, Ludwig Verduyn, Marijke Proot, Pieter Vermeersch, Johan Corveleijn. Voorwaar een schone bende, ook niet-alfabetisch geklasseerd, al zeggen we het zelf!
Uw vrijwillige bijdrage is méér dan welkom op rekeningnummer BE40 0016 3236 1163
Vormgeving: Nina De Wolf.
De slag om de Oosteroever
Op woensdag 7 september laatsleden keken heel wat Vlamingen naar de uitzending van PANO over appartementisering in Vlaanderen en de sterke banden tussen politiek beleid en de immobiliënsector. En zie: kwam daar de Oostendse Oosteroever niet opnieuw in beeld? Het oude visserijhart van Oostende werd al voor de helft volgepropt met appartementen maar krijgt er nu nog een cadeautje bij: een nieuwe wijk, vlak bij het Fort Napoleon met 1.200 appartementen, 5.000 m2 hotel, 1.000 m2 kantoren, 4.000 m2 retail, 2.000 m2 horeca en een ondergrondse parking voor 1.500 wagens.
Redenen genoeg om Johan Smalle op te zoeken, gangmaker van de vzw Oostendse Oosteroever.
Johan Smalle (JS): Na een strijd van 10 jaar voor een duurzame ontwikkeling van de Oosteroever hebben wij als vzw, een drietal jaren geleden, de handdoek in de ring geworpen. We verloren slag na slag, bezwaren werden door het Beleid gewoonweg genegeerd waardoor de moed bij de meesten onder ons in de schoenen zonk. Plots werden we gecontacteerd door de mensen van PANO. Zij hadden, via bewoners van de nieuwe appartementen en concullega’s projectontwikkelaars, die niet gelukkig waren met bijkomende torens, vernomen dat men bezig was met de plannen voor de bouw van verschillende woontorens van +/- 40 bouwlagen hoog op een site gelegen tussen het Vuurtorendok en Fort Napoleon. Een site die door zijn erfgoedwaarde beschermd was bij KB en waarop eigenlijk gewoonweg niet kan worden ge-
bouwd. Plots werden niet alleen de site “Oostendse Oosteroever“ maar ook “vzw Oostendse Oosteroever” (even) een nationaal thema.
voor de bouw ervan. Ook bleek dat een deel van dit gebied eigenlijk beschermd is door een Koninklijk Besluit uit 1976 en absoluut niet kan worden bebouwd.
Filip
De Bodt (FDB): Wisten jullie van die bijkomende plannen?
FDB: Bij vorige projecten was de gemeente mede-initiatiefnemer?
JS: Neen eerder waren wij niet echt op de hoogte van de intenties. Pas bij de voorstelling op een inspraakvergadering over het RUP Oosteroever bleek dat men bezig was met een RUP op te maken voor een gebied dat niet alleen volledig verkocht is en toegekend aan één ontwikkelaar. Het grootste deel is ook al gebouwd en toch maakt men een nieuw RUP omdat men nog meer wil. Op deze presentatie werd het RUP uitgelegd als nodig voor het vrijwaren van de site rond de vuurtoren, duinengebied en voormalige scheepswerf Segers/VLIZ. Heel sporadisch werd toen de mogelijkheden en voordelen aangehaald van meerdere hoogbouwentiteiten van +/-40 bouwlagen op de site tussen Vuurtorendok en Fort Napoleon. Achteraf bleek dat de projectontwikkelaar een dossier met MER-rapport heeft ingediend
JS: Bij de aanvang van de bouw van die appartementen werd een PPS (Privaat-Publieke Samenwerking) opgericht. De stad ging scheep met projectontwikkelaars. Bouwheer waren enerzijds het Autonoom Gemeentebedrijf stad Oostende en anderzijds het Autonoom Gemeentebedrijf Haven Oostende (van de stad Oostende). Men vertrouwde de werken toe aan slechts twee spelers, de groep Versluys en de groep Burco/De Cloedt. Men heeft de ontwikkeling van de Oosteroever nooit in zijn totaliteit bekeken. Vergunningen werden altijd aangevraagd en toegekend als kleine, alleenstaande delen. Door deze salamistrategie oogden de aparte projecten en hun bijhorende MER-rapporten, omwille van schaal, altijd redelijk positief en bleef het grote plaatje eigenlijk verborgen.
4
Oosteroever
FDB: Het resultaat vind jij allesbehalve mooi?
JS: Meer dan vijftien jaar geleden werden meerdere studies gemaakt over de te volgen aanpak voor de ontwikkeling van het regionaal stedelijk gebied Oosteroever. Toen werd een draaiboek opgemaakt met richtlijnen over de aanpak. Hierin was duidelijk omschreven dat het gebied alleen maar duurzaam kon ontwikkeld worden met respect voor en vanuit zijn specifieke kenmerken: aanwezigheid van roerend en onroerend erfgoed, bestaande diversiteit, cultuur, aanwezige bedrijvigheid en knowhow, natuur,… Maximale bouwhoogtes (3 tot maximaal 6 lagen) werden voorgesteld, het vrijwaren van zichten op de vuurtoren, het bouwen met respect voor het bestaande industriële kader, het koesteren en indien nodig versterken van de bestaande bedrijvigheid waren toen een aantal van de items die
primordiaal werden vooropgesteld. Vandaag wordt echter meer en meer duidelijk dat het plaatselijk beleid zich eigenlijk van al deze duurzame intenties geen bal aantrekt. Zo wordt een nieuwe stedelijke ontwikkeling uiteindelijk volledig bepaald door immo-jongens met veel geld. Het beleid fungeert hierin alleen nog als loopjongetje dat de gemeenschap opzadelt met een vrij banaal en saai nieuw stadsdeel.
FDB: Tijdens de eerste “Fish en Run” film van Climaxi zei de toenmalige burgemeester Jean Vandecasteele (SP.a) dat men ook sociale doelen nastreefde.
JS: Men ging appartementen bouwen met een gemiddelde prijs van 250.000 euro en er ging heel wat sociale woningbouw komen. De gemiddelde prijs is nu 800.000 euro en er zijn hier nul sociale woningen bijgekomen.
In praktisch ieder Vlaams dorp rijzen er momenteel appartementen op. Banale eenheidsworst die doorgaans en meestal afbreuk doet aan het echte dorpskarakter. Hoe vlotte jongens en vooral een gebrekkig stedenbouwkundig beleid onder het mom van duurzame begrippen zoals betonstop, streven naar meer verdichting, oplossen van de woningnood erin slagen om de duurzame intentie te verleggen en te gebruiken voor puur winstbejag. Een link met één of andere beleidsmedewerker is meestal ook nooit veraf.
Filip De Bodt Fotos: Rani Vanlerberghe
5
Volgens Nederlandse en Belgische media zou het krioelen van garnalen tussen Oostende en Zeeland. Men spreekt van legendarische oogsten en een klein natuurlijk wonder… Alleen: de Belgische visser vangt die garnalen blijkbaar niet. Volgens vzw Climaxi heeft dat gedeeltelijk te maken met Nederlandse visserijdruk en een uitgedunde Belgische kustvloot. België moet investeren in de kustvaart, zegt Climaxi.
Climaxi contacteerde een aantal vissers in Oostende en Nieuwpoort maar stelt vast dat het voor velen een gewoon en normaal garnalenjaar is, waarin geen sprake is van miraculeuze vangsten: “Zo een jaar hadden we in 2018” zeggen de mensen van O62-Dini…”maar dit jaar is het een gewoon jaar. Als er zo een boom is in Zeeland, dan vragen wij ons bovendien af wat de Nederlandse schepen hier nog voor onze kust komen doen. Wij vangen een 400 tot 600 kg per nacht.”
De Nederlandse visserijdeskundige Willem den Heijer zegt op de website van VRT: “Eens in de zoveel tijd heb je een ware explosie waarbij er plots veel garnalen zijn in een redelijk klein gebied. De huidige garnalenexplosie werd half september voor het eerst opgemerkt voor de kust van Zuid-Holland en verschoof in oktober zuidwaarts, richting Zeeland. En vorige week zaten ze plots voor de monding van de Schelde, tussen Oostende en Vlissingen.” Volgens den Heijer gaat het om een natuurlijk fenomeen en heeft bijvoorbeeld klimaatopwarming er niets mee te maken. Tegelijkertijd signaleert de publicist wel dat het water langer warmer is. Climaxi voegt er ook aan toe dat de belangrijkste predator van de garnaal (kabeljauw)
door visserijdruk en opwarming naar het noorden verdwenen is.
Volgens Belgische vissers is er voor onze kust niet veel te zien van de zogezegde garnalenexplosie. De Belgische garnaalvisserij is overigens een zeer kleine sector van hooguit een tiental schepen, die al jaren wegkwijnt. Officieel spreek men van een dertigtal, maar daar zitten dan de uitgevlagde schepen onder Nederlandse vlag bij. Onze vissers hebben te maken met zware concurrentie uit Nederland en een hoge visserijdruk in de zuidelijke Noordzee.
Terwijl de Nederlanders hier naar hartenlust vis bovenhalen wordt het de kleine kustschepen verboden om voor de Nederlandse kust te varen. De Belgische schepen, voor zoveel dat er nog zijn, zijn meestal ouder en stoten bijgevolg meer CO2 uit. Nederlandse boten zijn groter en varen met meer vermogen. In beide landen mogen vissers van de twee landen binnen de 12 mijlszone vissen. Dat is niet direct een voordeel voor de Belgen: onze vloot is ongeveer een tiende van omvang dan de Nederlandse en ons kustgebied is mogelijks nog kleiner.
Natura 2000
In 2018 kregen een paar Belgische vissers een WNB-vergunning, dat is een toelating om in Nederlands Natura 2000 gebied te gaan vissen, inclusief het werelderfgoed van de Waddeneilanden. Dat was buiten de onafhankelijke Waddenvereniging gerekend. Die spande een rechtszaak aan tegen deze vergunningen omdat ze tegenstrijdig zijn met de Nederlandse stikstofregeling. De Belgen zegden zelf hun vergunning op tot einde van dit jaar en kunnen proberen om er volgend jaar een nieuwe te vragen. Op die manier werd de rechtszaak afgeblazen, maar is de kans klein dat het ooit nog tot een vergunning komt. Extra moei-
lijkheid: de vergunningen gelden niet alleen voor de Waddeneilanden maar voor alle Natura 2000- gebieden in Nederland. En één van die Natura 2000 gebieden ligt dan toch wel vlak voor en rond de Zeelandse kusten zeker? Ja, waar al die garnalen zitten!
Rudi Beuckels zegt daarover op Visserij.nl: “Ook stikstofuitstoot op zee wordt nu een issue. Er wordt nu al geëist dat wij met schonere motoren met minder vermogen gaan vissen; maar wie gaat dat betalen en valt daar nog wel mee te vissen? En waarom
moeten wij ons wel aanpassen en de eigenaren van grote internationale containerschepen, dagelijks onderweg naar Antwerpen en Rotterdam, waarom die niet? Die stoten per dag meer stikstof en CO2 uit dan wij in een jaar. Willen mensen ons nog wel, of proberen internationale krachten ons van zee te verdrijven? Wanneer houdt dit op? Genoeg is genoeg, wij eisen toekomstzekerheid.”
Vernieuwing
Climaxi vindt dan ook dat de kustvaart moet ondersteund worden in de vernieuwing van
GARNALEN
6
haar schepen en wijst erop dat de industrie op klimaatvlak genereuzer bedeeld wordt dan landbouw en visserij. “Te belachelijk voor woorden” zeggen ze bij Dini “maar men haalt wel het brood van onze plank dat nodig is om de wintermaanden te kunnen overbruggen…”
Er is qua visbestand een zekere heropstanding te voelen na het Europees verbod op elektrische pulsvisserij… Maar grootschalige methodes als de flyshoot-schepen halen nog altijd de vis weg voor de neus van de kleine kustvisserij.
ren in een Benelux-verdrag zit, zullen die beperkingen dan eerder moeten gaan over de grootte van de schepen of de technieken die ze gebruiken. Een verbod op grote diepvriesschepen zou al wat vooruitgang betekenen.
Ondertussen vragen we de consumenten in speciaalzaken en aan de kust te kiezen voor de ongepelde garnalen. De overgrote meerderheid van de gepelde garnalen heeft er een heen- en weer vliegticket naar Marokko opzitten en wordt bepoederd met bewaarmiddelen.
Filip De Bodt
Climaxi vindt dan ook dat de Vlaamse Overheid zich structureel moet bezighouden met de sector. Met promocampagnes alleen gaan we het inkomen en bestaan van de kustvisserij niet garanderen. België moet zijn visgronden meer beschermen door meer gebruik te maken van zijn economische rechten binnen de territoriale wateren. De eerste drie mijl zijn nu voorbehouden voor de kleine kustvisserij. Dit moet minstens verdubbeld en gecontroleerd worden. Wij zijn er zelfs voor om in overleg met de vissers, binnen de 12 mijl beperkingen op te leggen. Vermits het vissen in elkaars wate-
Zelf garnalen pellen
Neem een garnaal vast aan kop en staarteinde. Druk de staart naar de kop toe en draai lichtjes zodat de pel loskomt. Trek nu de pel naar achter zonder de garnaal te breken. Haal dan de pel van de voorkant van de garnaal weg door langs de onderkant van de garnaal achter de pel te gaan en over de bovenkant heen terug naar de onderkant te trekken. De kop komt dan vanzelf mee los. Probeer garnalen in twee of drie keer te pellen. Instructievideo’s vind je zo op ’t internet. Maak er een feestje van en start je diner met een pelwedstrijd! Wie het snelst garnalen pelt moet geen BOB zijn!
Stephane Vedelaar: voor ons was het wel een prima jaar!
Wie wel tevreden is van de grote opbrengsten is Stephane Vedelaar. Stephane was een tijdje eigenaar en visser van de BOU25 en viste daarmee aan de monding van de Schelde. Vorig jaar kocht hij een nieuw en sterker schip, de Z24-Elia. Hij gooide zijn visserij compleet om en is er straf tevreden van.
FDB: Zag jij dan meer garnalen?
SV: Een explosie is een redelijk groot woord maar er hebben wel veel en lang garnalen gezeten. Wij hadden vorige week 4000 kg en de week ervoor 5500 kg. Wij varen 5 dagen op 7 maar gaan wel twee keer 48 uur op pad. We zijn met drie, komen garnalen lossen en vertrekken onmiddellijk. We werken vier trekken en slapen er beurtelings twee. Het was echt een superseizoen en dat heeft veel te maken met onze manier van varen. Men kan inderdaad ’s nachts gaan vissen en vrij kort. Maar zo laat je de garnalen eigenlijk voor je neus wegvangen door de grotere schepen. Wij vissen dus ook overdag. En soms liggen onze vangsten overdag hoger dan ’s nachts! En zo zijn er nog mensen hoor. Vernieuwing werkt echt wel.
FDB: Hoe hou je je product twee dagen vers?
SV: Voor de directe klanten nemen we de laatst geviste garnalen, de rest gaat naar de veiling en wat daar niet direct verkocht raakt gaat naar Marokko, om ze te laten pellen. Die garnalen worden inderdaad bepoederd met bewaarmiddelen, maar dat is bij iedereen zo. Wij krijgen ook een betere prijs. We zijn erkend als MSC. Ik ben niet echt een voorstander van dat label… of van labels in het algemeen. Maar het scheelt wel 80 cent per kilo in prijs. Je moet aan een aantal verplichtingen voldoen zoals een grotere maaswijdte van de netten, toezicht op het zeefstel en minder visserij-inspanning, maar als ik de meerprijs bekijk, dan zijn wij daar zeer snel uit en kan ik vlot mijn schip afbetalen. Als je meer kan verdienen, moet je je nu ook niet laten bestelen.
7
WOONBLOKKEN OP OUDE VISMIJN
ZEEBRUGGE
Marie Jeanne Pieters heeft samen met haar echtgenoot Ignace Becaus en haar zakenpartner Marc Bekaert de nieuwe holding SFH opgericht. In die holding brengt ze 30% onder van de NV Seafront. Die laatste herbergt op zijn beurt 4 grote vishallen van de oude vismijn van Zeebrugge. De voorbije 20 jaar was daarin het verlieslatende themapark Seafront gevestigd. Dat sloot vorig jaar de deuren. Het echtpaar Pieters-Becaus, beiden zeventigers, heeft er lang op gewacht maar ook vorig jaar keurde het stadsbestuur van Brugge een nieuw ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) voor de hele omgeving van de oude Vissershaven goed. Daarin wordt voorgesteld om op Oude Vismijnsite een grootschalig nieuwbouwproject toe te laten.
Marie Jeanne Becaus sprak al langer de wens uit om de oude vismijn te herontwikkelen. Het themapark Seafront was enkel populair in de zomermaanden en raakte niet uit de rode cijfers. Tot
op vandaag wordt gewerkt aan een tijdelijke invulling van de site binnen de toeristische context. Vorig jaar al lanceerde Seafront een enquête om van werknemers en bedrijven te vernemen welke invulling nodig is voor het bouwproject op de site van de oude vismijn. De bevraging is gericht op wenselijke functies in zowel de huidige, oude gebouwen en als in het nieuwbouwproject. “De Oude Vismijn moet een hippe hotspot met een veelheid aan activiteiten worden, een levendige plek voor bewoners en bezoekers maar ook voor de bedrijven en hun medewerkers”, stelde Seafront op dat moment.
Kempense Steenkoolmijnen
Marie Jeanne Pieters was destijds aandeelhouder van het familiale bouwbedrijf Pieters-De Gelder terwijl Marc Bekaert er manager was. In 1990 werd het bouwbedrijf overgenomen door de toenmalige Kempense Steenkoolmijnen (KS) die na hun sluiting met overheidsgeld konden diversifiëren. Dat proces ontaarde in een aantal malversaties die in 2001 voor de rechtbank werden gebracht. Naast het omstreden dossier van het bedrijf Super Club speelde ook het dossier
Pieters-De Gelder daarin een rol. In dat dossier werden zowel Thyl Gheyselinck, de saneerder van de KS, veroordeeld als wijlen Frank Van Acker, toenmalig topman van de GIMV. Nog met Pieters-De Gelder kocht Marie Jeanne Pieters in 1994 het bouwbedrijf Taveirne over. Dat is uitgegroeid tot marktleider in de aanleg van spoorwegen. Het bedrijf wordt nu geleid door Steven Becaus.
De voorbije jaren profileerde Marie Jeanne Bekaert zich in hoofdzaak als hoofdaandeelhouder van de Zeebrugse Visveiling, de enige Vlaamse vismijn. De NV Vlaamse Visveiling exploiteert de twee veilingen gelokaliseerd in de Vlaamse vissershavens Zeebrugge en Oostende. De aangevoerde vis wordt in realtime verkocht via het internet op een netwerk dat Zeebrugge, Oostende en Nieuwpoort met elkaar verbindt. Het European Food Centre is dan weer een logistiek platform en bestaat uit twee clusters van visserijbedrijven met de twee veilingen als motor. Het vermogen van de familie Becaus-Pieters benadert de 20 miljoen euro.
Duurzame vis uit binnen en buitenland Meer info over ons project? Kijk op www.pintafish.eu
Jan met echte wilde zalm
8
Ludwig Verduyn
Het neusje van de Zalm
In Oostende loopt een vergunningsaanvraag voor de uitbating van een zalmkwekerij met een capaciteit van 12.000-15.000 ton vis per jaar. Het project presenteert zich als duurzaam omdat het in een gesloten watercirkel werkt, biogas wil produceren met het slib van de installatie en een aantal energiezuinige maatregelen treft. Climaxi erkent dat kwekerijen op het land beter zijn dan in zee, omdat er minder risico’s zijn op watervervuiling, ziektes die zich verspreiden onder de andere vissoorten en ontsnappingen van grote hoeveelheden vis op die manier onmogelijk zijn. Toch heeft Climaxi zijn bedenkingen bij de grootschalige industriële exploitatie van voeding.
MER-Rapport
Er werd voor dit project een ontheffing verkregen voor de opmaak van een Milieu Effecten Rapport. Men zegt dat de inschatting van gevolgen voor marien beschermde gebieden geen probleem ‘lijkt’. Hier werd geen enkele studie vermeld en dus allicht ook niet georganiseerd. Bovendien worden milieuvergunningen niet verleend op basis van de ‘schijnbaarheid’ van gevolgen, maar op basis van vaststaand wetenschappelijk onderzoek en het voorzorgsprincipe. Dit wordt hier dan ook volledig overtreden, wat het project in zijn huidige vorm niet vergunbaar maakt. Het ANB (Administratie Natuur en Bos) zegt dat er geen probleem kan zijn als er een gunstig advies is van de Vlaamse Milieu Maatschappij, maar dit advies is niet te vinden. Het Team MER komt dan ook tot voorbarige conclusies. Volgens Climaxi dient er wel een M.E.R. te worden opgemaakt.
Europese Richtlijn Water
ANB toetste de aanvraag ook aan de beschermde gebieden. Volgens onze mening dient ANB deze aanvraag ook te toetsen aan de Europese Kader Richtlijn water die Vlaanderen verplicht om zijn waterkwaliteit in orde te hebben tegen 2027. Dit betekent dat een vooruitgang moet vastgesteld
worden en een verdere verslechtering zeker niet zal getolereerd worden. In het aanvraagdossier vraagt Columbi Salmon een afwijking om tot 950 Mg Chloride te lozen. De basiswaterkwaliteitsnorm stelt 120 Mg vast. Nergens wordt onderzocht in welke mate deze lozing een gevolg kan hebben op de waterkwaliteit van het ontvangde kanaal Gent-Oostende.
Energie
Dergelijke installaties slokken massa’s energie op, waarvan uiteindelijk maar 20% zal gerecupereerd worden door de bio-installatie. De voederconversie bedraagt 1,05. Een zalm heeft dus meer voeding nodig dan hij produceert. Doorgaans wordt die voor Zalm op 1,2 geschat. Tel daarbij de energieconsumptie van de installaties (100.000 MWh/jaar) en je krijgt een energieslorpende onefficiënte kweek die niets meer te maken heeft met de zogezegde ‘duurzaamheid’.
Gevaarlijke stoffen
In het aanvraagdossier geeft de aanvrager een lijst van gevaarlijke stoffen mee die gebruikt worden in het productieproces, met o.m. citroenzuur, azijnzuur, biociden, zoutzuur, fosforzuur... Nergens in het dossier wordt evenwel aangegeven waar die producten voor gebruikt worden. Gebruikt men die biociden om schimmels en ziekten te bestrijden bij de zalmkweek en komen die dan terecht in het gesloten watercircuit of gaan die naar de riolering of het kanaal? Waarom zijn geen van deze stoffen dan in de lozingsaanvraag terug te vinden of hoe denkt men ze te recupereren?
Kortom: een dergelijke summiere aanvraag vol onduidelijkheden kan niet voor het inplanten van wat men zelf ‘de grootste zalmkwekerij van West-Europa’ noemt. We hebben het dan nog niet eens gehad over mogelijks verstorende marktinvloed en de mogelijke impact van de afzet van zo een kwekerij op de inlandse vismarkt.
Filip De Bodt
9
DE ZEE VERZUURT OOK
We leven in buitengewone tijden, zoveel is zeker. Zo bevinden we ons middenin een van de grootste geologische processen uit de geschiedenis van de aarde: de verzuring van de oceanen. De snelheid waarmee dit gebeurt is volgens geologen ongezien de voorbije 14 miljoen jaar. Toch is de kans dat je het woord tegenkomt in de media over tien jaar verspreid kleiner dan de kans dat je op 1 dag de naam Johnny Depp tegenkomt. Nochtans zal de impact van de verzuring van onze zeeën gigantisch zijn op het zeeleven.
De verzuring van de zeeën hangt nauw samen met de klimaatverandering. De uitstoot van verbrande fossiele brandstoffen zorgt voor een toename van koolstofdioxide of CO2. Van de extra CO2 die in de lucht gestoten wordt blijft zo’n 45% daar aanwezig. De rest wordt grotendeels opgenomen door de zee. Kouder water (zoals in de Noordelijke IJszee of het Kanaal) zorgt trouwens voor snellere opname van CO2, dus hoe meer de oceanen opwarmen hoe minder CO2 ze zullen opnemen waardoor je in de toekomst een versneld en versterkend effect van opwarming zou kunnen krijgen.
De opname van CO2 in de zee zorgt daar voor chemische reacties: het oplossen van koolstofdioxide in onder meer carbonaat en bicarbonaat. Hierdoor begint de oceaan te verzuren. Dat zien we doordat de pH-waarde van de oceaan daalt. Sinds het begin van de industriële revolutie eind 18 de eeuw zakte die pH-waarde van 8.179 naar 8.069. Een cijfer dat op zich weinig lijkt te zeggen, maar het gaat hier om een stijging van 28,8% procent (pH-waarden zijn een logaritmische schaal). De verwachtingen zijn dat tegen het
einde van onze eeuw de pH-waarde van de zeeën zal gezakt zijn tot 7.824 of 126,5% verzuring in vergelijking met het pre-industriële niveau. Als dit zo verder gaat komen we mogelijks in een situatie waar de verzuring hoger is dan op enig ander moment de laatste 65 miljoen jaar. De stijging is ook tien keer groter dan die die voorafging aan de zogenaamde Paleoceen-Eoceen massa-extinctie waarin een groot deel van de toen bestaande soorten uitstierven.
Tienduizenden jaren
Bovendien, zo zeggen wetenschappers, zal het tienduizenden jaren duren voor we de oceaan terug in de chemische toestand van voor de industriële revolutie krijgen. Er zijn immers geen bewezen chemische toevoegingen die we kunstmatig kunnen aanbrengen die een grootschalig effect hebben. De enige manier om verzuring tegen te gaan is minder uitstoten. Complicerende factor is dat de verzuring van de oceanen enkele tientallen jaren achterloopt op de uitstoot van CO2. Zelfs wanneer we nu zouden stoppen met het uitstoten van CO2, zou de oceaan nog tientallen jaren blijven verzuren door opname van CO2 uit de atmosfeer.
Nu zult u misschien zeggen, klinkt allemaal indrukwekkend die cijfers, maar heeft dat allemaal wel zo’n impact op ons? Wel de toename van bicarbonaat zorgt ervoor dat er minder grondstoffen zijn voor schelpdieren om hun schelpen te maken. Koralen, sommige algen, mosselen, oesters, garnalen...noem maar op, hebben allemaal schalen die gebruik maken van calcium. Maar ook fytoplankton en zoöplankton zijn kalk producerende soorten die bedreigd worden door verzuring. En zij zijn het belangrijkste voedsel voor vissen en andere zeedieren. Als de oceanen te zuur
worden kunnen schelpdieren hun schelpen niet meer aanmaken en sterven ze (denk hierbij bijvoorbeeld aan hoe azijnzuur wordt gebruikt om koffiezetapparaten te ontkalken). In een studie door wetenschappers werden foraminiferen (ééncellige organismen met een kalkskelet) uit het Natural Museum opgevist tussen 1872 en 1876 vergeleken met foraminiferen die in 2011 werden opgevist: hun kalkskelet was 76% dunner. Bepaalde graden van verzuring zorgen er zelfs voor dat bestaande schelpen oplossen zo blijkt uit labo-experimenten die de verwachte zuurtegraad in 2100 nabootsen.
Meer lawaai in zee
Daarnaast heeft zeeverzuring ook andere gevolgen op de mariene biologie en het zeeleven. Dat gaat van onderdrukking van het metabolisme van reuzeninktvissen, het aantasten van de immuniteit van blauwe mossels of een verandering van de akoestische eigenschappen van de zee, waardoor geluid verder draagt en er meer lawaai is in de zee. Dit heeft dan weer negatieve effecten op dieren die echolocatie gebruiken of die onder water communiceren, denk hierbij bijvoorbeeld aan walvissen.
Inktviseieren doen er langer over om uit te komen. Clownvissen bijvoorbeeld gebruiken hun reukvermogen om als larve vanuit de open oceaan een geschikt rif en zeeanemoon te vinden. Ze pikken moleculen op die andere vissen en zeeanemonen afgeven. Experimenten tonen aan dat larven bij een pH van 7,6 aangetrokken worden door geuren die ze in normale omstandigheden net vermijden. Bij een verdere pH-daling reageren ze zelfs niet meer op geurprikkels. Deze vissen zullen dus veel moeilijker een geschikt habitat, een geschikte thuis, vinden in een verzurende oceaan. Sommige andere organismen gedijen net bij een
10
zuurdere oceaan. Zo zou het risico op ‘rode getijden’ of wildgroei van algen en dinoflagellaten zeer sterk stijgen. Dat zorgt voor een toename van giftige stoffen in ansjovis of schaaldieren.
zeeën een grote impact hebben op het ecosysteem. De aantasting van calcifiërende zeeorganismen hebben een nefaste invloed op visserijen. Zo werd de totale waarde van visvangst in de Verenigde
de pH van het water lieten dalen stierven 63% van de garnalen. Maar de verzuring had ook een grote impact op de smaak en het uitzicht van de garnalen. Bij een proefpanel van zo’n 30 kenners werden de verschillen ook zeer duidelijk ervaren en desgevraagd werd geantwoord dat men minder wou betalen voor de ‘verzuurde’ garnalen.
Bij oesters blijkt de voedingswaarde te dalen door verzuring en krijg je accumulatie van koper in de oester. Hierdoor zijn er mogelijks volkgezondheidseffecten verbonden met de consumptie. Verandering van de minerale samenstelling, eiwitten, vetten en suiker kan een invloed hebben op de smaak.
Zuurstof
Maar de verzuring heeft ook een totaalimpact op het ecosysteem van de zee, waardoor er nog extra druk bijkomt op het zeeleven. Zo zorgt het opwarmen van de zee voor het verdwijnen van zuurstof wat dan weer een grote impact heeft op het aantal voedingsstoffen terwijl de metabolische vraag daarnaar toeneemt.
Voor de visserij zijn al deze effecten verre van goed nieuws. Pteropoda (een soort slakken) of slangsterren (verwant aan de zeesterren) liggen aan de basis van de voedselpiramide in de zee en beiden worden ernstig bedreigd door verzuring. Dat betekent dat ze in relatief simpele voedselketens zoals arctische
Staten in 2007 geschat op 3,8 miljard dollar en 73% daarvan bestond uit calcifiërende zeeorganismen en hun directe predatoren. Voor de Rode Koningskrab in de VS zouden de effecten ook zeer groot zijn: blootstelling aan toegenomen zuurtegraad zorgt bij babykrabben voor 100% sterfte na 95 dagen. Berekeningen stellen dat het verlies aan oceaandiensten en goederen door toekomstige verzuring van de zee tussen de 400 à 800 miljoen mensen (afhankelijk van de graad van uitstoot) in hun levensonderhoud bedreigd worden.
Noordzee
Voor de Noordzee is het een interessante casus om te kijken naar de garnaal. Bij experimenten die
Door het feit dat je enkel met het verminderen van CO2 oceaanverzuring kan tegengaan kan je geen lokale plannen ontwikkelen ertegen. Wel zou onze overheid extra kunnen inzetten op bewustmaking maar zeker ook op kennisverwerving. Voor kustregio’s en ondiepe zeeën (zoals de Noordzee) is niet zonder meer te voorspellen hoe oceaanverzuring exact zal verlopen vanwege de (variabele) toevoer van nutriënten en door seizoensgebonden effecten op verzuring (die wellicht ook veranderen met toenemende opwarming). Dit maakt dat met name voor kustregio’s het essentieel is om de chemische condities nauwkeurig en langdurig te monitoren.
Sammy Roelant
OOK
11
Hoe is het nog met Patrick Van Craeynest
Patrick Van Craeynest was lang lekenbegeleider in de visserij, een soort van vrijzinnig aalmoezenier, die de mensen bijstaat in allerhande problemen. Tegelijkertijd gaf hij les en werkte hij achter de schermen mee aan Het Visserijblad… onder meer door leerlingen voor de camera te brengen en ze te laten getuigen over de visserij. Een interview rond elektrische visserij in dit blad bracht hem in conflict met de Vlaamse Gemeenschap die een stok zocht om de functie te schrappen. Patrick is nu vijf jaar met pensioen en verhuisde naar Oostende. HVB ging hem bezoeken en hoorde hem getuigen over mooie dagen en de soms rauwe realiteit.
Patrick Van Craynest (PVC): Ik word in december 66 en ben 5 jaar op pensioen. Toen ik op pensioen ging had ik nog de intentie om avondschool te blijven geven en ik heb dat ook een tijdje gedaan aan kandidaat schippers en motoristen. Ik deed dat een paar uur per week. In mei dit jaar ben ik daar mee gestopt. De laatste cursus was voor schippers en de examens eindigden in juni. Ik wou met mijn zeilboot naar Schotland, na Oostende voor Anker en ik vertrok op 23 mei. Plots kwam er de vraag om het verder te doen. Ik heb dan zelf vervangers gezocht maar vond er geen. Dus geef ik nu opnieuw cursus in het volwassenonderwijs. Dat gaat over kennis van motoren, veiligheid, milieu en beroepsoriëntering. De motorist is ook kok en daar stoppen we op woensdag de les mee. Op het einde van de les aten we vorige week roggevleugels. Dat is wel plezierig. Die gasten hebben natuurlijk allerlei delicatessen in de frigo.
Filip De Bodt (FDB): Dat hoor ik voortdurend. Er blijkt een zwaar tekort aan werkkrachten in de visserij?
PVC: Er is een groot tekort aan van alles en nog wat. Er zijn nu plannen om mensen van andere nationaliteiten in de visserij te laten werken. De wetgeving in België zegt dat iedereen aan boord de voertaal aan boord moet begrijpen, omwille van de veiligheid. De reder heeft die verantwoordelijkheid en is afhankelijk van de goodwill. Iedereen kan nog uitvaren momenteel, maar we krijgen wel een deftig probleem. Om een schip te bemannen moet je certificaten of diploma’s en zo hebben. Schippers en motoristen zijn dus van belang. In heel Europa zijn de grote bokkers nu al afhankelijk van buitenlandse arbeidskrachten. Hier nog niet…maar lang gaat dat niet meer duren.
FDB: Financieel gaat het nochtans beter dan tien jaar geleden?
PVC: De visprijzen zitten nu redelijk goed en de visser verdient zijn boterham dankzij de superkwaliteit. Bepaalde vissoorten blijven evenwel spotgoedkoop: hondshaai staat aan 33 cent, sommige roggesoorten aan 17 cent. Dat zijn vissoorten die de mensen niet bereiken. Ze zijn verslaafd aan zalm, kabeljauw enzovoorts. Daardoor worden veel lekkere dingen gemist. Maar er komen wolken opzetten aan de horizon: er staan opnieuw hoge dieselprijzen voor de deur. Nieuwe schepen hebben nu wel zuinige motoren. Ze geraken beneden de 3000 liter verbruik van stookolie op 24 uur. Dat is een besparing van 25%!
FDB: En de kustvisserij, hoe gaat het daar mee?
PVC: Die is op sterven na dood: er zijn nog vijf tot tien schepen. Hoe komt dat? Er is geen vernieuwing meer van jonge mensen die erin stappen. De meeste van die schepen zijn ook heel oud. Er zijn nog minder mensen die in de kustvisserij willen stappen dan in de gewone visserij. Dat heeft te maken met de Europese politiek. Als er zes garnalen uitspringen zijn er tien Hollanders die hier staan. De kustvloot heeft geen inspraak meer. Ze trekken aan het kortste touwtje. In Frankrijk en Engeland is de kust groter en kan men alternatieven zoeken voor vangst van garnalen en tong. ILVO heeft hier heel wat opgestart om die zaken te veranderen: vissen
12
met lijnen, staande netten, potten. Wat er dan nog is van plaats wordt vol gepropt met windmolens en mosselboerderijen, ... De enige manier om de kustvisserij te redden is om binnen de 12 mijlszone enkel Belgische schepen toe te laten met Belgische bemanning. Politiek heeft men daar geen oren naar en gelooft men in schaalvergroting.
FDB: En bovendien ben jij bezig met veiligheid aan boord? Ook geen makkie denk ik?
PVC: We krijgen een echt probleem met drugs. De wetteksten rond visserij zijn duidelijk. Art. 18 zegt: “Het is de zeevisser verboden om alcoholische, verdovende of hallucinatie veroorzakend verwekkende stoffen aan boord te hebben, al dan voor eigen gebruik. Het bepaalde in de vorige paragraaf heeft geen betrekking op licht alcoholische dranken, die als normaal worden beschouwd volgens de duur van de reis” Dat moet ik dus aan de mensen wijsmaken. Tijdens de pauze komen de verhalen dan los. Drank op zee is dikwijls geen probleem, maar drugs zijn dat wel. Men bedekt dat meestal met de mantel der liefde. Heel wat ongevallen zijn te wijten aan minder alert zijn door middelengebruik. Op sommige schepen wordt er niks getolereerd. Daar vlieg je van boord na de reis bij de eerste joint die je opsteekt. De schepen met nultolerantie hebben een vaste bemanning. Er wordt nu dikwijls gezegd dat dat niet verkeerd is en dat dat dient om de hardheid van de stiel en de eentonigheid te doorbreken. Er is evenwel bewezen dat het reactievermogen vertraagt in dit geval.
FDB: Zit je zelf nog op zee?
PVC: Mijn tweede leven is mijn boot…een zeilboot van 10,5 meter. Ik zou nergens kunnen wonen waar ik niet met mijn voeten in ’t water kan staan. En tijdens de winter durf ik ook nog wat te schilderen… Ik heb zelf 13 jaar gevaren en was 17 jaar motorist op het opleidingsschip Broodwinner. Ik heb 15 jaar op IBIS lesgegeven en die jaren waren de zwaarste. IBIS is gesticht geweest in 1906 als school voor wezen. Er zijn nu geen wezen meer, dus is de instelling gegroeid naar een sociaal internaat voor jongeren die het moeilijk hebben in de maatschappij. Het zijn kinderen die geplaatst zijn, uit ontwrichte gezinnen enz. Als je voogd beslist om je daar te houden, krijg je twee jaar nautisch gericht onderwijs. Als je daar als jongere niet in geïnteresseerd bent, tja, dan zit je daar. Op een normale manier lesgeven was daar niet simpel, maar sommige van mijn leerlingen hebben nu werk en een gezin en zijn zeer dankbaar.
Het is voor je persoonsontwikkeling heel erg als je voelt dat je ouders je opgeven. Dan heb je vooral
nood aan aandacht en structuur. In IBIS krijgen ze dat. Ze hebben tenminste eten, kledij en zo en je kan tot jezelf komen. Als dat niet lukt, laten ze zich meeslijpen. Oudere mensen die in hun jeugdjaren mishandeld zijn, trekken dat dan soms door. Veel jongeren hebben nadien wel iets opgebouwd… daar hoor je niet veel van. Je hoort enkel over mensen bij wie het slecht afloopt. En soms is dat ook zo. Ik bezocht ooit een jongen die in de gevangenis terecht kwam voor moord… Toen ik zijn verhaal wat uitploos kwam ik te weten dat ze hem als klein kind aan de ketting hingen. Hij kreeg zijn eten als een hond. In zo omstandigheden ben je bijna zeker dat het verkeerd afloopt. Als je zo een dingen hoort of meemaakt ben je kapot ook en sta je versteld van de onmenselijkheid die er in deze maatschappij nog altijd is.
Filip De Bodt
13
Het uitroeien van miljoenen walvissen is verwoestend geweest voor het mariene milieu. De destastreuze afname van het aantal walvissen in de loop van de laatste eeuwen heeft ook de visstanden doen afnemen. U leest het goed. Hoe meer walvissen, hoe meer vis. Ze zorgen er juist voor dat er meer krill en vis komt. Dit wordt ook wel de krill paradox genoemd. Meer en belangrijker nog, ook inzake klimaatverandering is de walvis cruciaal.
Tussen 1900 en 1970 werden er ongekende aantallen walvissen door mensen om het leven gebracht. Je zou zeggen dat deze desastreuze afname van walvissen zou leiden tot een immense toename van krill. Hun grootste vijand was per slot van rekening grotendeels verdwenen. Een volwassen blauwe vinvis eet bijvoorbeeld tijdens het
foerageerseizoen zo’n 16 ton krill per dag! Maar de afname van de hoeveelheid walvissen leidde verrassend genoeg tot een àfname van krill. Dit fenomeen staat ook wel bekend als de krill-paradox.
Walvissen voeden zich (afhankelijk van de soort) in diepere wateren en komen naar de oppervlakte om te ademen, waarbij ze de waardevolle mineralen naar boven brengen waar het fytoplankton van profiteert, een proces bekend als de ‘walvispomp’. De drijvende walvismest zorgt ervoor dat de eerste schakel van de mariene voedselkringloop, het fytoplankton, de nodige nutriënten krijgt. Het zoöplankton (o.a. krill) leeft hier van en vormt op z’n beurt voedsel voor diverse vissoorten en zoogdieren, zoals pinguïns, zeehonden en walvissen.
Uit moderne satellietbeelden van de NASA blijkt dat er zelfs sprake is van enorme toename
planktongroei op de trekroutes van walvissen. En dat verklaart ook de eerder genoemde krill-paradox. Door de intensieve jacht verdwenen er immense aantallen walvissen uit de oceanen. Minder walvissen betekent minder ijzerrijke bemesting, minder groei van fytoplankton en op zijn beurt minder krill en dus ook minder vis.
Uit wetenschappelijke analyse blijkt dat grote walvissen die in de Zuidelijke Oceaan leven, aan het begin van de 20e eeuw jaarlijks ongeveer 430 miljoen ton krill naar binnen slurpten. Dat is het dubbele van de hoeveelheid krill in de hele Zuidelijke Oceaan van vandaag de dag en is meer dan het dubbele van de totale wereldwijde visserij. De mest die ze daarbij produceerden kon
14
dan ook tellen: een wonderbaarlijke stroom die 12.000 ton ijzer bevatte. Dat is tien keer zoveel als walvissen nu aan de oceanen leveren.
Carbon sinks
De cruciale rol die zij spelen in mariene ecosystemen pleit voor het herstel van de walvis. Als we de walvispopulaties kunnen herstellen tot de aantallen van vóór de walvisvangst, herstellen we daarmee belangrijke functies die in de afgelopen honderd jaar verloren zijn gegaan. Niet in het minst kunnen walvissen ook helpen om klimaatverandering verder in te dammen want het door de giganten bemeste fytoplankton neemt tijdens fotosynthese CO2 op. De bijdrage van walvissen aan de wereldwijde koolstofverwijdering was qua schaal vergelijkbaar met de bosecosystemen van hele continenten. Het is niet overdreven om te zeggen dat we met de walvisvangst een oceanische Amazone hebben verloren. Vol-
gens internationaal onderzoek zou krill jaarlijks 12 miljard ton CO2 uit de atmosfeer verwijderen.
Walvisbestanden herstellen zou wel eens belangrijker kunnen zijn dan bomen planten als het aankomt op de klimaatmitigatie. De giganten spelen een cruciale rol, want bemesten het fytoplankton dat maar liefst 40% van de wereldwijde CO2-uitstoot absorbeert. Walvissen zijn ook gigantische carbon sinks, want eens het loodje gelegd, blijven ze wel een eeuw liggen op de zeebodem om te ontbinden.
Onschatbare diensten
De oceaan slaat 50 keer zoveel CO2 op als de atmosfeer en 20 keer meer dan planten op het vasteland. Het vermogen van de oceanen om CO2 uit de atmosfeer te verwijderen loopt echter gevaar. Problemen als verzuring, opwarming en zuurstofverlies zorgen voor zogenoemde ‘dead zones’: gebieden in de oceaan waar geen leven voorkomt.
In 2019 schatte het IMF de waarde van walvissen op vlak van koolstofvanger op meer
dan een biljoen (!) US dollar. En schatte elke grote walvis op meer dan 2 miljoen dollar, louter op basis van de ecosysteemdienst om koolstof te vangen en visbestanden te verbeteren. Daarbij zou elke grote walvis ongeveer 33 ton koolstof stockeren, of het equivalent van 30.000 bomen…De afnemende aantallen walvissen in de Noord-Atlantische Oceaan kunnen grotendeels worden toegeschreven aan botsingen met schepen en verstrikking in vistuig. Dit kan echter makkelijker opgelost worden dan de verzuring van de oceaan en opwarmende zeeën. De internationale walviscommissie telt de walvissen per populatie, niet per soort, omdat de meeste soorten over de hele wereld voorkomen maar er grote regionale verschillen in populatie bestaan. Een goed voorbeeld is de Noord-Pacifische grijze walvis die in de oostelijke Pacific goed gedijt maar in de westelijke met uitsterven bedreigd is. Het komt er dus op aan wereldwijd én regionaal te focussen.
Pieter Vermeersch
15
Bretagne: visstocks gedecimeerd.
Deze zomer leerde Het Visserijblad Ondine Morin kennen. Een visserin, visseres (zoek het juiste woord en win een olijf!) die werkt vanop het eiland Ouessant, voor de kust van Bretagne. Ze lanceerde op Facebook een hartenkreet rond de vogelgriep en de visserijbestanden, die een paar honderd keer gedeeld werd. Als niet-navelstaarders rich-
werken dan de industriële sector?
OM (Ondine Morin): Wij zijn artisanale lijnvissers. We gaan dus, als het weer het toelaat, zes tot negen uur op zee. Mijn man en ik doen dat al twaalf jaar. We vissen tussen ongeveer 15 en 80 meter diepte, vlak voor de kust. We gebruiken verschillende technieken: vissen met de hengel, hengels met verschillende haken, de palengre en traine (verschillende haken aan een drijvende hengel achter het schip) enz. Wij hebben dus een grote kwaliteit van blinkende niet gekwetste vis en verkopen die aan restaurants, individuele consumenten en consumentencoöperaties zoals Voedselteams
OM: We hebben de handen vol door de veranderingen in de visstocks. De stocks zijn ongelofelijk aan het veranderen. Er zijn nu massa’s inktvis en blauwvintonijn, maar de zeebaars is weg, opgeschoven naar het Noorden door klimaatveranderingen of industriële visvangst. Kan je je voorstellen dat wij met onze visserijorganisatie, Les Ligneurs de la Pointe de Bretagne, gaan betogen voor gebouwen van de overheid en wetenschapsorganisaties met de eis om MINDER vis te vangen?
Wij willen dat er tijdens de paaiperiode niet gevist wordt en dat kleine vissers daar een uitkering voor krijgen. De stocks zijn echt uitgemoord en gedecimeerd. We kunnen nauwelijks overleven en
ten wij ook de blik naar het buitenland en we inviteerden Ondine voor een zoomsessie.
FDB (Filip De Bodt): Je raakte heel wat mensen met je kreet rond de zee. Ik begreep daaruit dat je een andere manier hebt van
bij jullie. Buiten ons werk op de boot, moeten we dan inderdaad ook tijd steken in de verkoop van onze vis, anders redden we het niet. Van de prijzen op de veiling kunnen wij niet overleven.
FDB: Wordt het voor jullie lastig om te overleven?
moeten zeer veel tijd steken in het uitrekenen van onze verdiensten: welke vis, gaan we waar vangen en aan welke prijs gaan we die verkopen om eruit te raken. Sinds vijf jaar is alles door mekaar gegooid. De zeebaars is totaal overbevist: we zien alleen nog kleine exemplaren onder de 42
16
centimeter (de minimumlengte om hem te mogen vangen nvdr). Dat betekent dat de vissen gevangen worden voor ze zichzelf kunnen voortplanten. Dat is een echte massacre.
FDB: Ziet niemand dat? Is er dan niemand die maatregelen neemt?
OM: Europa neemt wel wat maatregelen, maar een groot deel ervan is fictie. Wij zien al geen zeebaars meer als we nog maar aan de helft van de zogezegde toegekende quota (hoeveelheid vis die een schip/land mag vangen nvdr) zitten. Dat wil gewoon zeggen dat er geen meer is omdat die opgeschept wordt door industriële schepen met massa-vernietingstechnieken voor wij die zien. We hebben actiegevoerd tegen deze schepen, o.m. tegen de Scombrus, maar de regering Macron laat begaan.
FDB: Een groot deel van de maatregelen zijn fictie, zeg jij?
OM: Men onderschat hoeveel zwarte markt er is in de visserij. Quota worden niet nageleefd: er wordt door de industrieschepen in het zwart gevist en men verkoopt in een totaal parallel circuit. Op die manier wordt iedereen opgelicht door een kleine groep. Voor ons is dat een aanslag op onze toekomst. De gemiddelde leeftijd van de Franse lijnvisser is 29 jaar. Dat zijn jonge mensen die in de sector komen werken. Ze zijn geen weken van huis, maar zoeken hun werk in lokale economie. Met hun toekomst wordt er gespeeld.
FDB: Zie jij iets van klimaatverandering op zee?
OM: Uiteraard. Er zijn meer stormen en cyclonen en er is de overwegende Westenwind. Normaal heb je die met slecht weer en in ongeveer 45 % van de tijd. Al twee jaar is die er ook in de zomer: het water is soms woeliger dan in de winter en dat maakt het voor ons moeilijk om met onze kleinere boten veilig te kunnen uit-
varen. Daarnaast zijn er andere fenomenen, zoals de vogelgriep, die ons parten speelt. Voor ons duiden vogels aan welke vissoorten we waar kunnen vinden. Deze zomer was er een massale vogelsterfte en voor ons is dat dan alweer een tegenslag die onze oogst negatief beïnvloedt. En alweer vanuit dezelfde hoek: het zijn niet de kleine of familiale boeren die ervoor zorgen dat er vogelgriep is, maar de grote industriële landbouwbedrijven. Zij maken het kapot voor de anderen, maar blijkbaar hebben die alles te zeggen.
Filip De Bodt Foto’s: Ondine Morin
17
Het reilen en zeilen rond het NAVIGO
Vissen is mythisch. ‘Vissen is een goddelijke opdracht’, pleegden ‘Paster Pype’ en al z’n opvolgers te prediken van op de kansel. ‘Visserij is de ‘it-girl’ van de economie‘ klonk zo mooi uit de mond van Flor, bezieler van het onevenaarbare Visserijblad. De oervorm van visserij is de strandvisserij, en daarboven strandvisserij te paard. Natuurlijker kan niet: de mens, het paard en de zee. Er is over de paardenvisserij al machtig veel gepubliceerd, maar het grote allesomvattende standaardwerk is er nog niet.
De man die er thans de aanzet toe geeft lijkt sinds jaren voorbestemd om daarvan zijn ‘magnum opus’ te maken. Sinds jaar en dag broedt hij op een brede studie van de paardenvisserij vanuit veelzijdig perspectief: geschiedenis, familiegebonden traditie van en voor het volk, kunst in velerlei vormen, enz.
Als aanloop publiceren wij, vzw Vrienden van het Nationaal Visserijmuseum Oostduinkerke, het noodzakelijke tijdslijn- en gegevenskader, aangebracht door Jan Huyghe in wat hijzelf ‘feiten en feitjes’ noemt.
Naast een breed gedocumenteerde tijdslijn en bibliografieën omvat het werk ook de lijst van de Miekes Garnaal en van de paardenvissers zelf. Dit laatste onderdeel is documentair van eerste orde. Een monnikenwerk waar hij enkele jaren mee bezig was. Samen met Jan Huyghe richt ik meteen een oproep, om deze tijdslijn en bibliografie in de toekomst altijd voort nauwgezet te documenteren om antwoorden te geven op vragen van vorsers en babbelaars. Jan Huyghe is een geboren (1956) en getogen Veurnaar die sinds 1996 in Oostduinkerke woont. Het boek is een publicatie van de vzw Vrienden van het Nationaal Visserijmuseum van Oostduinkerke.
Kort na de officiële opening van het museum (1976) werd beslist een begeleidende ‘groep van wijzen’ samen te brengen, wat uitmondde in de oprichting van de vzw in 1978. Sedert meer dan vier decennia bieden de Vrienden brede steun aan ‘ons’ museum, met instrumenten zoals het Mededelingsblad, spreekbeurten, Visserij Folklore Avonden, excursies, schenkingen, aankopen, opvang en begeleiding van bezoekers. Vele van de oorspronkelijke initiatieven worden thans ingevuld door het brede professionele team van het NAVIGO -museum, destijds bestaande uit de conservator en een paar personeelsleden. Intussen groeide de ploeg uit tot een museumdirecteur geflankeerd door een vijftiental
medewerkers met vooral (en gelukkig maar) veel vrouwen aan het roer.
Naast de digitale promotie en communicatie, waaronder de facebookpagina van Erfgoed Visserij Oostduinkerke https://www.facebook.com/vriendennavigo/ dat 8600 volgers telt verrees vanaf 2015 het FLEV, voluit het Fonds Literair Erfgoed Visserij.
Waar komt dit FLEV vandaan?
De missie van ons Visserijmuseum is altijd veel breder geweest dan het exposeren van voorwerpen. Centraal staat de visser en zijn wereld, maar bovendien wil het museum, het kenniscentrum en referentiepunt zijn voor alles wat rond visserij draait. De socio-culturele visserijwereld is onuitputtelijk. Zo diep als de zee. Visserij is inderdaad de ‘It-girl’ van de samenleving. Gedurende de voorbije decennia is de aandacht uitgegaan naar de brede visserijcultuur: publicaties, kunstpatrimonium, tentoonstellingen, bibliotheek, culturele evenementen, gastronomie, folklore en traditie, immaterieel erfgoed, om de paardenvisserij niet te vergeten.
Een fameuze to-do bleef evenwel: het Literair Erfgoed. Boeken en tijdschriften. Foto en film. Digitaal
18
Archief. Uitzien naar de gewenste arbeidsintensieve inzet en deskundigheid bleef een opdracht. Decennialang worstelde de museumploeg met de bibliotheekopdracht, in die mate dat zelfs de beminnelijke en toegenegen Josiane, echtgenote van wijlen Willem Lanszweert (1948-2022), werd ingeschakeld, met een ‘vakantiejob’.
En dan dook er plots iemand op: Luc Vanmassenhove, een van enthousiasme overlopend kennisvat met een fenomenaal geheugen, vertrouwd met de literaire wereld, met alles wat boeken – en ruilbeurzen in binnen- en buitenland betreft! En een vrouw, Roosje, een schat, dynamisch en goedlachs, die hem blijft ondersteunen in zijn letterpassie.
Luc contacteerde mij, ergens in 2014 voor ondersteuning bij een huldigingsproject van Fred Germonprez (1914-2014) de auteur van o.a. ‘Kinderen der zee’ en ‘Island, Island…’ Hij vroeg terloops of ik weet had van een oude BRT reportage over Fred Germonprez. Daarin passeerde een gesprek, opgenomen in het Visserijmuseum waarin Gaston Desnerck werd geïnterviewd in zijn eeuwige ’schabbe’, met z’n opvolger, de baardige assistent-conservator Willem Lanszweert in de onmiddellijke buurt.
Wat uiteraard mijn vraag naar soortgelijk visserij gebonden archiefmateriaal uitlokte. Het antwoord bleef niet uit: ik werd overstelpt met filmfragmenten, boeiende teksten en verwijzingen naar de visserij, de ene nog interessanter dan de andere. Bijna elke dag stuurde hij een mail, met in bijlage nieuw tekstmateriaal, dikwijls uit verrassende bronnen die op het eerste zicht niets met visserij te maken hadden. Teksten uit allerlei magazines/en tijdschriften zoals bvb ‘Vlamingen in de wereld’, ‘Panorama Ons Land’ en ‘Ons Volk’. Verhalen ook van onze vissers in Argentinië, Chili, enz.... Ik kreeg ze niet allemaal gelezen, en al helemaal niet ordentelijk opgeslagen en geklasseerd.. Mijn reactie was: dit mag niet verloren gaan.
Alles lieten we printen en bewaren in mappen. We zitten intussen aan onze twaalfde kaft, een boekenplank vol. Luc smeet zich voluit op de grote uitdaging: de ontwikkeling van zowel het digitaal archief als de samenstelling van onze bibliotheek in alle mogelijke categorieën.
Intussen is de bibliotheek ons kantoor ontgroeid. We vonden voor de nagenoeg 5000 boeken en tijdschriften een nieuwe huisvesting in de grote leeszaal van het Erfgoedhuis, oud-gemeentehuis van Oostduinkerke.
Jan Loones
Het boek
Het boek ‘Garnalenvisserij te Paard’ is dus eigenlijk een naslagwerk met ongeveer 680 items uit de geschiedenis van de Paardenvisserij. Die bevatten enkele regels over de gebeurtenis en verwijzingen naar de bronnen. De meeste items zijn kort van stof in de lijst, maar dit is wel een bijzonder feit. In het verleden werden Paardenvissers immers door de overheid vaak ‘opgejaagd’ als vogelvrij verklaarden… (omdat ze zogezegd het visbroed kapot trapten).
Voorjaar 1773 – Een reeks onverkwikkelijke gebeurtenissen tussen Middelkerke en Oostduinkerke over aanhoudingen, inbeslagnemingen tot zelfs corruptie, waarvan volgend een beknopte samenvatting. Uitvoerige info bij de vermelde bronnen. De Nieuwpoortse baljuw Frans Merlebecque, steunend op het plakkaat van 1614, jaagt meedogenloos op de paardenvissers van Oostduinkerke, Middelkerke, Westende. Zes vissers van Westende worden op 23 januari 1773 opgesloten, hun paarden (7) en netten zijn aangeslagen. Schepen Pierre Dominique Rouget van het Brugse Vrije komt tussen. Hij raadpleegt ook het magistraat (bestuur) van de Kasselrij Veurne-Ambacht. De beide magistraten (Veurne-Ambacht en Brugse Vrije) dienen op 16 juni 1773 een gezamenlijke klacht in bij het Hof te Brussel. Ze vragen de intrekking van het plakkaat van 1614 omdat de garnaalvangst nodig is voor het bestaan van een deel van de kustbevolking en de visvangst hoegenaamd niet schaadt. Ook moet de baljuw van Nieuwpoort opgelegd worden de vissers niet meer te verontrusten, daar hij het plakkaat van 1614 alleen toepast tot zijn eigen profijt, om zijn eigen vissersbedrijf van hinderende concurrenten vrij te houden. In zijn verdediging voert de baljuw aan dat de strandvisserij zal leiden tot de ‘destructie’ van de grote visserij, en daarom dient het plakkaat van 1614 gehandhaafd, en zelfs dat van 19 maart 1539 waarbij verboden wordt te vissen langs het strand met ‘cheynetten, van wat wyde van maesschen dat die zijn ofte wesen moghen’. (De Smet 1956,
Jan Huyghe
17-24 // Beyen 1970, 152-153 // Van Immerseel 1973, 83-86 // Coornaert 1976, 203-211 // Coornaert, 1985 209-221 // Hovart 94105 // Supeley 2005, 25-28)
Vanaf heden door overschrijving van 25 euro (+ fac. 9 euro verzending) op BE49 8002 2261 4371 v. Vrienden Nat. Visserijmuseum. Meedelen: naam, adres, tel/gsm. GARNAALVISSERIJ TE PAARD Jan Huyghe GARNAALVISSERIJ TE PAARD: FEITEN EN FEITJES (TIJDSLIJN 1393-2021) Jan Huyghe Jan Huyghe De Rosten Durang vertelt z’n peerdeleven! ereburger van Koksijde paardenvisser van Oostduinkerke Jan HuygheDe Rosten Durang vertelt z’n peerdeleven! De Rosten Durang,ereburger van Koksijde en paardenvisser van Oostduinkerke,vertelt z’n peerdeleven, is het tumultueuze levensverhaal van Henri “Jules” Durant, 90 jaar geworden in 2007. Jules’ bestaan is een paternoster van ongewone gebeurtenissen, van z’n geboorte tot z’n levensavond, met als dubbele rode draad zijn passie voor het paard en het omzeilen van wetten en conventies, subtiel of brutaal. Al had hij een goede inborst, maar vaak (on)prettig gestoord. Jules was z’n leven lang averechts, tegendraads, conflictueus. Zelfs met de vuisten als hij dat nodig achtte. Natuurlijk werd hij daarvoor scheef bekeken en kreeg hij tegenwind. Maar hij worstelde zich op zijn
voor de raap, zowel rauw als uitgekookt. Het werd een ontstellend boek van ongelofelijke waarheden over een man die nog tijdens zijn leven tegelijk legende en mythe werd… Jan Huyghe (°Veurne 1956) behaalde een licentie Germaanse Filologie aan de KU Leuven, met een uitgebreide verhandeling Volksliedonderzoek in groot-Veurne In de Westhoek was hij vijftien jaar beroepsjournalist voor diverse media. In die hoedanigheid won hij de Nationale Persprijs 1986 van het Gemeentekrediet, cat. Geschreven Pers, met de reportagereeks De Vlaamse Zeevisserij Van zijn hand verscheen in 1991 het verhaal De Hel(d) van het Noorden over de kasseienklassieker Parijs-Roubaix. Verder schrijft Jan Huyghe gedichten en liedteksten, o.a. voor de ceedees Kent gij de streek? (1996) en Levende Vers (2002) voor volksmuziekgroep Sinksenbruid waarvan hij zanger is. Sinds 1996 is hij informatieambtenaar aan het gemeentebestuur van Koksijde. 0701708 COVER 06-07-2007 08:56 Pagina 1 Iets gelijkaardigs maar dan voor dit boek? (D.i. backcover ‘Rosten Durang’
eigengereide manier door het leven. Tot hij zelfs ereburger van Koksijde werd, en door koning en paus in audiëntie werd ontvangen… De Rosten Durang vertelde Jan Huyghe onomwonden al zijn avonturen, belevenissen en baldadigheden. Huyghe noteerde ze zorgvuldig, en bewerkte ze nauwgezet in een verzameling van 100 verhalen. Recht
20
21
Fotos: Chris Meyers
Rond het Visserijdok in Oostende wordt gewerkt: er komen relingen om de situatie er veiliger te maken. Aan de overkant zet men elektriciteitsbakjes: zo moeten vissers hun motor niet meer laten draaien en kunnen mensen op de Baelskaai rustig in het zwembad ploeteren zonder lawaai. Stil zwemmen, natuurlijk!
De visserijsector kreunt onder de brandstofprijzen. Er komt compensatie voor brandstof vanuit Europa (100 tot €200 per zeedag), maar het blijft toch moeilijk voor sommigen om boven water te blijven. Het percentage van de opbrengst dat moet besteed worden aan brandstof is gestegen met minstens 20%. Gelukkig gaan de visprijzen wat mee. Maar die zorgen er dan wel weer voor dat (volgens VLAM) vooral in Vlaanderen en Brussel minder vis gekocht wordt. Gelukkig zijn er nog migranten, die kopen meer vis! In Nederland liggen verschillende schepen gewoon stil en dreigt de veiling van Den Helder overkop te gaan omdat er nog te weinig schepen komen. Ze liggen stil of wijken uit naar elders en versturen hun vracht langs de weg. Daar hebben ze natuurlijk ook jaren geprofiteerd van de uiterst efficiënte pulskor. Die werd twee jaar geleden door Europa verboden. Ondertussen hadden de Nederlanders van een uitzonderingsregel gebruik gemaakt om tachtig schepen met pulskor uit te rusten. Die hebben nu allemaal mindere vangsten en meer kosten. Zo gaat dat als je denkt dat de uitzondering de regel is.
De Europese Commissie stuurde België en Nederland een aanmaningsbrief rond de gegevensverstrekking wat visserij betreft: wij wegen te weinig, laten te weinig weten van waar de vis komt en registreren de vangsten slecht. Bovendien hebben we ook nog een aanmaning lopen omdat we de teruggooiplicht niet genoeg controleren. Die Commissie, dat is me wat zeg… Anderzijds is dat natuurlijk typisch Belgisch: wij keuren allerhande zaken goed… om nadien te zeggen: “We zullen dat niet te straf controleren”.
Windparken wil de landrot niet in zijn tuin en de visser niet in zee. Het aantal windparken in aanvraag op onze Noordzee is dan ook fenomenaal, zegt de Nederlandse Vissersbond: méér dan zestig windparken zijn er of zijn er gepland in de Noordzee. Meestal zijn die parken verboden voor vissers. De visserman wordt op die manier een slalommend object tussen deze parken, natuurgebieden, ontginningszones en aquacultuur. Voor de kust van Yorkshire wordt een nieuw park gepland, Hornsea 2. Bijzonder: de masten staan minstens 1 kilometer uit mekaar, zodat er in dit windpark wel gevist kan worden.
Het tijdschrift Visactua bracht verslag uit van Symapa: “Bij de passieve visserij bestuderen wij Noordzeekrab, kreeft, zeebaars en sepia, gevangen met fuiken. Daarbij werd onder meer geëxperimenteerd met lichtgevend touw, geluiden van parende en knabbelende vissen. De bananengeur blijkt bijvoorbeeld heel aantrekkelijk voor tong.” De slogan ‘Eet meer fruit’ wordt eindelijk ook op zee gevolgd.
Dit voorjaar zat het erop tussen Oostende en de andere kuststeden. Oostende had zijn garnaalkroketten laten erkennen als streekproduct. “’t Leven is aan de rappe” zei burgemeester Bart Tommelein. Elders konden ze daar niet mee lachen. Als de Oostendse kroketten allemaal met Oostendse garnalen moeten gemaakt worden, zullen er niet veel kroketten meer te bikken vallen, dacht men.
En nog over de garnaal, vis van het jaar: het stikt van de Nederlandse garnalenboten voor onze kust. Die zijn dikwijls beter uitgerust dan de Belgen, maar de hamvraag is: waarom komen ze naar hier, terwijl men van de garnaal zegt dat die stilaan opschuift naar het Noorden? Eén van de redenen, dat zijn Mosdiertjes. Die vormen dikke tapijten van miljoenen aan mekaar geklitte ‘bloemekes’. Ze worden gestimuleerd door warme zomers… ha nee, er is niets mis met het klimaat… zegt Visactua.
Fishing for Litter beloont vijf vissersvaartuigen die zich bijzonder ingezet hebben voor het ruimen van (plastiek) afval op zee. Het gaat om de Z91 ‘Franson’ van Eddie Cattoor en litter-voortrekker Chris Meyers, Z98 ‘Windroos’ van Geert De Groote, Z576 ‘Mare Nostrum’ van Benoit Beernaert, Z94 ‘Op hoop van zegen’ van Rudi Schiltz en Z26 ‘Avanti’ van Steve Depaepe. Een dikke proficiat ook van ons.
De quota die de visserij in Nederland en België krijgen toebedeeld blijven onderbenut. Men ziet in Nederland minder vis binnenkomen. Maar ook in België blijven de cijfers hangen: in oktober hadden we wel 80% van de
Zee-egels
22
ons toegemeten pladijs aan land gebracht, maar bijvoorbeeld slechts 22 % van de schol. Dat blijft een bizar gegeven: ofwel vinden wij die vis niet omdat onze vloot te klein geworden is ofwel is die vis er gewoon niet. Een groot deel van wat wij vangen gaat naar verwerkingsbedrijven, wat de soorten al beperkt. Slechts een klein deel van de vis wordt thuis gegeten en van dat klein deel is het aantal vissoorten dat mensen thuis klaarmaken eerder beperkt. Het zijn nochtans lekkernijen: pieterman, leng, harder… ga ervoor. Koop eens iets anders dan kabeljauw (die van ver moet komen), tonijn uit de kapot geviste Middellandse Zee of kweekzalm.
Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) heeft een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) door schepen in het Belgisch deel van de Noordzee. Onze wateren behoren tot een lage-emissiezone voor NOx die werd ingesteld om de schadelijke impact ervan te beperken voor de dichtbevolkte kuststaten rond de Noordzee. Uit het onderzoek blijkt dat het merendeel van de schepen de uitstootnormen haalt. De metingen illustreren echter ook ‘dat recente schepen in de Belgische wateren gemiddeld een hogere NOx-uitstoot hebben dan oudere schepen’. Dit is opmerkelijk aangezien de internationale regelgeving de NOx-uitstoot in de lage-emissiezone net stapsgewijs wil doen dalen, waarbij recente schepen aan strengere normen moeten voldoen dan oudere schepen. Een mogelijke verklaring is de filevorming in het kanaal. Schepen die vracht
gaan lossen in Antwerpen, Terneuzen en co liggen hier dikwijls in een rijtje te wachten. In Antwerpen wil men de haven nog verder uitbreiden met 30.000 extra containerschepen: nog meer files en nog meer stikstof. Wees blij: de visserijsector is niet meegeteld, het gaat over containers!
“De autoriteiten in Nederland en België zijn op de korte termijn niet in staat om de figuurlijke PFASkraan dicht te draaien waardoor de komende jaren de schadelijke PFAS-stoffen in de Westerschelde blijven stromen. Het gevolg is dat steeds meer vis, schaal- en schelpdieren uit de Westerschelde vervuild gaan worden en dus niet meer veilig geconsumeerd kunnen worden. Vissers die voor hun inkomen afhankelijk zijn van de visserij in de Westerschelde, maar ook hobbymatige vissers zijn de dupe van dit beleid.” Vissers draaien zelf op voor de schade die de industrie in Antwerpen aanricht. De Nederlandse bond adviseert zijn leden om niet verder landinwaarts te vissen dan de lijn Breskens/ Vlissingen. Ondertussen legde Europa een maximumnorm vast van 2 microgram/ kilogram nat gewicht. Dat is redelijk veel, vinden specialisten. Zij zijn voor nultolerantie. De kustvisserij is alweer de dupe.
De Provincie West-Vlaanderen kende de vergunning toe voor de uitbating van een zalmkwekerij door de Noorse firma Columbi. Er moeten enkel nog wat details geregeld worden rond stikstofuitstoot en zo. Climaxi ging in bezwaar omdat we problemen hebben met de uitstoot, de watervervuiling én het feit dat kweekzalm
de markt van de visserij verstoort en concurrentie betekent voor ons Noordzeevis. We bekijken nu het besluit en gaan allicht ook in beroep.
Nog slecht nieuws: De Raad van State verwerpt de klachten van de Stad Nieuwpoort en co rond de inplanting van een mosselboerderij voor de kust. Die komt dicht bij de havengeul en geeft problemen voor in- en uitvaart van visserij en jachthaven. De stad wil nu de wapens neerleggen. Climaxi vindt dat spijtig. Wij zijn tegen de boerderij van Colruyt omdat we vinden dat grootwarenhuizen de lokale economie kapot maken als ze zelf ook gaan produceren. Daarmee hopen ze de prijzen nog verder te breken. Verder zijn de zeemijlen dicht bij de kust voor ons gereserveerd voor de kustvisserij. En is daar niet het voorbeeld van de boeren tegen de Stad Gent rond Fernand Huts? Het OCMW verkocht daar een stuk grond aan Huts en ging zwaar onder de marktprijs. De rechtbank veroordeelde dit als concurrentievervalsing. Hoeveel huur denk je dat Colruyt moet betalen om zo een stuk zee te privatiseren? 30.000 € per vierkant kilometer? Een peulschil...
23
100 JAAR Industrielles
Oostendse scheepswerf IDP al een eeuw bedrijvig IDP of Industrielles des Pêcheries is een begrip in maritiem Oostende. Het familiebedrijf laveert al 100 jaar succesvol door de woelige wateren van scheepsbouw en -herstelling. France Duquenne, achterkleindochter van John Bauwens, een van de stichters van IDP, realiseerde een film over de eeuwling.
Op 28 september 1922 stichten de reder-ondernemer John Bauwens en 9 andere grote reders ter visserij in Oostende de coöperatieve vennootschap Industrielles des Pêcheries voor het onderhoud en de reparaties van de eigen vloot. Al 3 eeuwen lang is de familie Bauwens vergroeid met de stad en de zee. Ze levert niet alleen diverse burgemeesters maar de Bauwens zijn vooral mercantiel actief op zee. Hun stamboom klimt op tot de roemruchtige 17de-eeuwse kapers Philippe Van Maestricht en reder-kaapvaarder Rogier Bauwens. Kortom bij de Bauwens is men kapitein of reder van vader op zoon.
Tijdens W.O.I wordt Milford Haven de veilige thuisbasis voor de Oostendse vissersvloot. Als havenstad komt Oostende zwaar geteisterd uit de wereldbrand. De stad dient grotendeels weer opgebouwd en onze visserij, passagiers- en vrachttrafiek hopen op een spoedig weer operationele haven. Grote rederijen groeien in vlootsterkte in het naoorlogse heropleven van economie en visserij. Daarom beslissen de meest ondernemende grote reders in 1922 om een herstel- en onderhoudsatelier op te starten. Zo behouden de aangesloten rederijen de controle op het uit te voeren onderhoud en de herstellingen, delen ze hetzelfde atelier en drukken ze de prijs van de aangekochte grondstoffen. De Industrielles des Pêcheries is geboren.
Van centrum naar Oosteroever
De visserij-activiteit aan de wal concentreert zich in die dagen nog in het stadscentrum rond de handelsdokken en het latere Montgomerydok, op het Hazegras en langs de Visserskaai: daar treffen we de vismijn, de ijsfabriek, de scheepswerven, het visserskwartier,… De oude vuurtorenwijk, het ‘Negerdorp’, op de Oosteroever moet wijken voor het nieuwe Visserijdok.
Directeur van IDP wordt Jozef Londes. Als lid van de Rotary Oostende is hij ook bevriend met John Bauwens. Londes, een vakbekwaam technicus en sociaalvoelend man, die eerder al bij de Pêcheries du Nord aan de slag was, zal 40 jaar lang IDP leiden tot zijn dood in 1962. Bij IDP-scheepswerf kan de vloot aan stoom- en motortrailers terecht voor reparaties en onderhoud. Maar ook voor herstellingen en het onderhoud van de haveninfrastuctuur heeft het scheepsherstellingsbedrijf de knowhow in huis. Zo verwerft IDP het onderhoudscontract voor de De Mey-, de Kapelle- en de Stationsbrug
Begin jaren 30 zoekt en vindt de visserijsector de ruimte voor modernisering en expansie van haar activiteiten op de Oosteroever. Het pas gegraven visserijdok, een nieuwe slipway, vismijn en ijsfabriek geven een boost aan de Oostendse visserij en haar toeleveringsbedrijven. Industrielles des Pêcheries verhuist mee en vestigt haar atelier(s) en kantoor aan de Slipwaykaai pal naast de dubbele droogzettingsinstallatie.
De Oostendse visserij schrijft een volgend florissant hoofdstuk: net als veel andere visserij gebonden bedrijven groeit het bedrijf mee met de economische hausse in de sector. Zo staan bij scheepswerf Beliard Crighton in de achter-
haven in de loop van die jaren in opdracht van de Pêcheries à Vapeur van John Bauwens vier IJslandtrailers op stapel.
Na de Tweede Wereldoorlog is
Piet De Vestele technisch directeur bij de Pêcheries à Vapeur. Zijn ervaring en stielkennis staan garant voor een vlotte samenwerking met directeur Chardome van Beliard-Crighton, Oostendes grootste scheepswerf. Piet is de neef van John Bauwens.
Het tij keert
Begin jaren 1970 breidt IJsland nog maar eens zijn territoriale zee, met haar rijke visgronden, uit tot de 200 zeemijl grens. En al krijgt ons land er als enige Europese visserijnatie nog beperkte maar uitdovende visserijrechten, toch wenden noodgedwongen een aantal grote rederijen met een diepzeevloot de steven richting andere ver afgelegen visserijgronden. Een zoveelste crisis steekt de kop op: het harde labeur en de lange reizen zorgen voor een bemanningstekort en conserveringsproblemen van de vis aan boord. Er zijn de stijgende fuelprijzen en de concurrentie van de grote fabrieksschepen,… Veel grote Oostendse trawlers zoeken onder de vlag van rederij Pemarco een nieuwe toekomst
24
Industrielles des Pêcheries
op de visgronden van de vroegere kolonie Congo. In Oostende liggen de kaaien er meer en meer verlaten bij, ook de ijsfabriek legt de boeken neer. Bij IDP verraadt de loonlijst, met een nu veel te groot personeelsbestand, dat er ooit betere tijden zijn geweest met toen nog erg gevulde orderboeken.
Mathieu en Piet
Raymond Bauwens en Jan-Pierre Duquenne, twee reders bij de Pêcheries à Vapeur, stellen Piet De Vestele in de jaren zestig voor om IDP over te nemen. Na overleg met zijn jongere broer Mathieu, toen een jonge officier ter lange omvaart, nemen de twee de uitdaging aan. Beiden zullen in de volgende decennia de werf concurrentiegevoelig en bedrijfszeker door economisch woelige tijden loodsen en gestaag uitbreiden. Na diverse opdrachten vanuit de metaalbouwsector lopen de eerste nieuwbouworders binnen. Maar wie schepen bouwen wil, heeft ruimte nodig. IDP verhuist naar een site met een grote loods en een scheepslift aan de Vismijnlaan
Ondertussen zijn al 3 generaties De Cloedt betrokken als aandeelhouders van IDP: Prosper, Raymond en Jean-Jacques. Vandaag is Jerry De Cloedt de belangrijkste aandeelhouder. Medio jaren 80 profiteert ook IDP van de heropleving in de lokale scheepsbouw en noteert het een aantal nieuwbouwopdrachten. Zo wordt onder andere het peilschip Oostende XI op stapel gezet voor Baggerwerken De Cloedt en ook de hektrawler O.316 Aegir. Maar ook andere herstel- en renovatieopdrachten dienen zich aan. Zo realiseert IDP de restauratie van de Demeybrug. In 1994 overlijdt Piet De Vestele. IDP rouwt en Mathieu neemt de leiding van de scheepswerf over.
Van NGO-projecten tot lokale scheepsherstelling
Philippe De Vestele begint bij IDP op 1 mei 2000. Na zijn studies bio-ingenieur, tropische landbouw engageert hij zich voor een aantal NGO-projecten en opdrachten voor Artsen zonder Grenzen in het verre buitenland. Maar een eerste baby en de dokterspraktijk van Philippes vrouw kluistert het jonge gezin aan het thuisland en zo stapt de enthousiaste ontwikkelingshelper dan toch definitief in het voetspoor van vader Mathieu.
Na de bouw van de Hondius, een hydrografisch vaartuig voor de Schelde, lopen de opdrachten voor nieuwbouw terug: de Vlaamse werven kunnen niet optornen tegen de buitenlandse concurrentie. Een afslankende vissersvloot
We keep your ships sailing
De inzet en stielkennis van directie en medewerkers garandeert succesvol een breed gamma aan uiteenlopende opdrachten: de ombouw van een baggerschip tot olieruimer, de constructie van het casco voor het drijvend zwembad Joséphine Baker gemeerd op de rive gauche van de Seine nabij de Bibliothèque Nationale in Parijs… Vandaag levert de werf ook de faciliteiten bij de afwerking van het waterstofsysteem aan boord van de Hydrotug 1 van CMB: de eerste sleepboot ter wereld die wordt aangedreven door verbrandingsmotoren die waterstof in combinatie met diesel kunnen verbranden en vanaf 2023 operationeel wordt in de Port of Antwerp-Bruges.
Ook cultureel-maritiem geïnspireerde evenementen zoals Theater aan Zee vinden een gastvrij podium en prachtig décor op de scheepswerfvloer. Maar altijd zweert Philippe De Vestele bij zijn vier basiswaarden die het bedrijf ook een toekomst moet geven: kennis, betrouwbaarheid, engagement en respect.
verplicht IDP andere onderhoudsen herstellingsopdrachten binnen te rijven. Maar zoals ooit de RMT haar jetfoils bij onvoorziene mankementen toevertrouwde aan deze werf, weten DAB VLOOT of de talrijke Crew Transfer Vessels richting offshore windmolenparken hun vaartuigen in bekwame handen bij Philippe en zijn equipe.
En de nood aan een grotere droogzettingsinstallatie en ruimere loodsen dringt zich al vroeg op. Die vindt het bedrijf op een locatie langs het kanaal Oostende –Brugge waar de Mercator tussen 2015 en 2017 zijn meest ingrijpende renovatie ooit ondergaat.
Momenteel legt France Duquenne, achterkleindochter van John Bauwens, de laatste hand aan een documentairefilm over de scheepswerf. Meer info 0495 66 06 33 of siriusart88@gmail.com
Marc Loy
Foto1: Reder en zakenman John Bauwens (1866-1955), directeur van de Pêcheries à Vapeur, sticht samen met 9 andere reders de Industriêlles des Pêcheries (IDP) in 1922.
Foto2: Philippe Devestele vandaag General manager van IDP Shipyards hier bij een vroegere restauratie van de maatloze Mercator op de weg aan de Nieuwe Werfkaai.
25
van VASA
Bergen in Noorwegen en Stockholm in Zweden zijn hanzesteden. ‘De hanze was een groepering van kooplieden van verschillende steden, die met hetzelfde gewest handel dreven’. Toen wij in juni in de fleurige, zonnige straten van Stockholm rondstapten, zagen wij plots een mooie en merkwaardige Nederlandse tekst op de gevel van een herenhuis (Osterlånggatan 37) in Gamla Stan (oude stad) waar onder meer gebreide sjaals werden verkocht: Gaet het wel men heeft veel vrinden kert het luck wie kan se vinden.
Het is niet raar hier in Stockholm sporen van ‘Hollanders’ terug te vinden. In de zeventiende eeuw (De Gouden Eeuw) beheersten de Verenigde Provincies de zeehandel. ‘Men zeilde elkander de schoenen uit de voeten en het geld uit de buidel’. Grote namen uit de Zuidelijke Nederlanden waren Plancius, Vondel en Peter Paul Rubens. Beroemde schilders van de Noord-Nederlandse Gouden Eeuw waren Frans Hals, Jan Steen, Rembrandt, Jacob van Ruysdael en Jan Vermeer. ‘Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht no. 37’. Zo begint ‘Max Havelaar’ van Multatuli (Eduard Douwes Dekker). Want
grote zeevaarders bleven ze, de Nederlanders, ook in de negentiende eeuw en later.
Ondergang in de thuishaven
De zomer liep ten einde. Vasa, het nieuwste schip van de Zweedse Vloot, had al maanden vroeger, samen met de rest van de vloot, naar de zuidelijke Oostzee moeten uitvaren. Maar de ijzergieterij kon de kanonnen niet op tijd leveren. En geruchten gingen rond dat het schip niet zeewaardig was. Doel was een zomervlootbasis in Stockholm waar het schip soldaten aan boord zou nemen om dan verder
te varen naar Danzig of Stralsund. Aan boord bevonden zich zeelui, sommigen met hun familie. Het was op een zondagnamiddag dat het zeilschip ter hoogte van het slot ‘Tre Kronor’ (De Drie Kronen) bij een zwakke zuidenwind de touwen losgooide en afmeerde. De kanonpoorten waren open en paraat voor de saluutschoten. Vier van de tien zeilen waren gehesen, maar de lichte zeebries kon de zeilen niet bol doen staan. Vreemd, een plotse windstoot deed het schip naar bakboord overhellen, het bleef even slagzij maken vooraleer weer recht te komen. De ervaren zeelui hadden daar geen goed oog in, want hoe kon het schip zo gevaarlijk, zo dramatisch overhellen bij zo weinig wind?
Vice-admiraal Erik Jönsson ging er zich meteen van verzekeren of de kanonnen behoorlijk waren vastgesjord, want een losgekomen rondrollende kanon op het dek kon mensen verpletteren. Een volgende windstoot deed het oorlogsschip nog verder naar bakboord overhellen, zodat er langs de kanonpoorten water binnenstroomde. De kanonnen aan
De geschiedenis
26
bakboord werden naar de andere kant gesleept. De roerganger richtte het roer naar stuurboord, maar vergeefs, het schip zonk tijdens haar maidentrip. Twaalfhonderd meter ver had Vasa gevaren! Vele bootjes die Vasa hadden begeleid pikten nu de meeste drenkelingen op. God zij dank viel het dodental bij de scheepsramp mee: ongeveer dertig van de 150 tot 250 opvarenden kwamen om, onder hen was kapitein Hans Jonsson, een ervaren gezagvoerder van de vloot. Vasa leek tijdens haar bouw één van de krachtigste zeilschepen ter wereld. Haar jammerlijke ondergang versnelde het leerproces, want haar zusterschip kreeg een bredere constructie en werd het vlaggenschip van de Zweedse Vloot.
Overdadig versierd
De grootse archeologische opgraving van het wrak van het zeilschip dat 333 jaar op de bodem lag, is een prestatie van formaat. De bouw van het prachtige, bijna overdadig versierde schip in de zeventiende eeuw, het geslaagde lichten van het wrak, de reconstructie ervan in de jaren zestig van de vorige eeuw en het bewaren en onderhouden en tentoonstellen ervan, doen je de grootsheid beseffen van de mens door de geschiedenis heen. Verbluffend hoe hij het verleden met behulp van de meest moderne technische middelen doet herleven. Het zeilschip moet bijzonder kleurrijk zijn geweest met het vele houtsnijwerk, de sculpturen en andere versieringen. Het wemelt er van Romeinse krijgers en keizers, antieke mythologische vazen, bijbelse helden en taferelen, Keltische kruisen, gotische strijders en vrolijke cherubijnen met olijftak in de hand.
Een gigantische leeuw, gereed voor de sprong, versierde de boeg van het schip. De leeuw
stond voor kracht en moed en gold als symbool voor de koninklijke macht. Ook op de kanonpoorten waren leeuwenkoppen aangebracht
Toen het schip geborgen werd, was alles, de romp, de houten sculpturen zwartbruin na eeuwen onder water te hebben gelegen. De originele versiering, ja het hele schip, de prestigieuze Vasa is dan ook donkerbruin, maar de kopieën zijn in krachtige suggestieve kleuren geschilderd. Voor de sculpturen werden dezelfde pigmenten aangewend als voor het vervaardigen van preekstoelen en kerkorgels. Conservators en kunstkenners hebben tijdens een twaalfjarig onderzoek honderden kleurfragmenten geanalyseerd. Een twintigtal kleursoorten werd geïdentificeerd. In vele kunstwerken zag je de hand, de persoonlijke stijl van de kunstenaar. Vele kunstzinnige ambachtslui kwamen uit Duitsland en de Nederlanden. Een grote houten leeuw, gereed voor de sprong, versierde de boeg van het galjoen en werd uit het water opgevist. De leeuw symboliseerde de macht, de moed en de kracht van koning Gustav II Adolf van Zweden.
De leeuw van het Noorden
En ere wie ere toekomt: koning Gustav II Adolf was geboren te Stockholm op 9 december 1594 en stierf op 6 november 1632 te Leipzig. Hij was de kleinzoon van Gustav I Vasa (1523-1560), de stichter van de Vasa dynastie. Vele landen wilden controle over de fameuze hanzesteden aan de Oostzee. Een grote en wendbare vloot speelde dan ook een belangrijke rol voor Zweden. Vooral de Nederlanden bewaakten hun interesses in het gebied. De Zweden hadden garnizoenen in Estland, Letland en Litouwen en in de Russische enclave Kaliningrad. De Zweden voerden oorlog tegen Denemarken, Rusland en Polen. Koning Gustav Adolf wilde controle over de Poolse havens
aan de Oostzee.
Intussen woedden oorlogen op het continent: De Dertigjarige Oorlog (1618-1648) en de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) tussen de Verenigde Provincies en Spanje. Die eindigden met de Vrede van Münster (Westfalen). Zweden heerste over de Oostzee en kreeg Voor-Pommeren en Bremen. Maar koning Gustav II Adolf sneuvelde. De Dertigjarige Oorlog was veel meer dan en godsdienstoorlog tussen katholieken en protestanten, maar ook een oorlog om de machtsverdeling tussen keizer en vorst. Aan de ene kant had je het katholieke Habsburgse rijk met de keizer aan het hoofd en aan de andere kant de Duitse protestantse vorstendommen. Maar de
politiek was belangrijker dan religie. Tot 1628 bleef Zweden buiten de strijd, maar koos in 1630 de protestantse zijde tot het einde van de oorlog in 1648. Zweden bleef een grootmacht en heerser in de Oostzee tot het in de 18de eeuw ten onderging tijdens de Noorse Oorlog.
Johan Corveleijn Foto’s: Marijke Proot
27
De boswachter van Oostende
‘De boswachter van Oostende’ is de derde Nederlandstalige verhalen- en gedichtenbundel van Derek, na ‘Blij met een beetje zon’ (2000) en ‘16’ (2005).
Derek schrijft autobiografische proza en poëzie, korte verhalen en gedichten waarin hij terugkijkt tot in zijn prille jeugd. Voor het eerst publiceert hij ook liedjesteksten uit zijn eigen Nederlandstalig repertoire en tevens eigen vertalingen of hertalingen van chansons of songs die hij oorspronkelijk in het Frans of in het Engels schreef.
Hij werd geboren als Dirk Dhaenens in 1960 en is sedert 1989 onder het pseudoniem Derek voltijds zanger-gitarist en liedjesschrijver.
‘Oh by the way’ was in 1989 een hit voor de rockgroep Derek & the Dirt en ze scoorden daarna ook nog met ‘Rosie’ en ‘Run’. In 2018 namen ze nog een nieuwe plaat op ‘All today’s words’ en spelen sinds weer concerten.
Met Derek & Vis, een duo met pianist Yves Meersschaert, sloeg hij een andere weg in met o.a. chanson en ze troffen raak met ‘Petit Lapin’ (1999). Derek was lid van het Gentse muzikantencollectief ‘Het Gespuis’ (met o.a. Bruno Deneckere en Lieven Tavernier) met wie hij een album opnam voor Radio 1 in 2003.
Uit zijn soloplaten koos de nationale radio het vaakst voor ‘Oui je t’aime’ (2008), ‘Zusje’ (2010) en ‘Onder stroom’(2010). Hij werd ook uitgenodigd voor de Radio 1 Sessies in 2015. Hij is al sinds 2008 de bezieler van Place Musette in Gent en van 2017-2019 ook op TAZ in Oostende.
Derek maakte cd’s in duo met zangeres-violiste Maria (‘Het wonder is volbracht’ 2011), met accordeonist Rony Verbiest (‘Tingeling’ 2013), met violist Renaud Ghilbert ( ‘vs T’Hooft & Rimbaud’ 2017). Met The Rolls maakte hij de albums ‘Happy’(2020) en ‘Reggaelar’ (2022) en zette tal van gedichten van Charles Bukowski op muziek.
Hij speelt ook een muzikaal poëzieprogramma ‘De Dichters’ in duo met multi-instrumentalist Nils De Caster waarvoor hij liedjes maakte van een reeks favoriete gedichten van o.a. Rimbaud, Ginsberg, Ferlinghetti, T’Hooft, Pessoa, Boon, Verlaine, Maeterlinck, Spilliaert...
Aangespoeld
Ik kom houden van de zee En de taal van haar geruis Die ik verzin
Ik hoor er verzen in
Ik kom houden van de zee Die met de grond onder mijn voeten speelt Die komt en gaat En geeft en neemt
Ik kom houden van haar zilte snuif In bries en verse vangst
Ik kom houden van haar ongebreideld zicht Op de hersenen van de hemel Die ongewillig grillig Met mijn imaginatie spelen Om dan onleesbaar In de schemering te verdwalen
Ik kom houden van de zee Van haar stormen Van haar kracht En van haar spiegel Die geen ijdelheid gedoogt
Ik kom houden van haar zachte golven Die mijn gespartel dragen Die ik met mijn ogen dicht Schedel Schouders Bast En leden toevertrouw
Ik kom houden van het zand Dat mij bij vier en meer beaufort Bestraalt met kwarts en glimmer
Ik kom houden van De nachtelijke rode wentelwiekenstraat Waar nimfen en sirenen Protestliedjes zingen Over de verkaveling Van het zeeliedendomein
Ik kom leren houden van mezelf
Ik ga in zee met zon en maan In haar geruis En in hun licht Probeer ik te verstaan Waarom ik hier ben Derek
Om en bij een halve eeuw visser
Begonnen in 1973 als verstekeling en het metier geleerd op een plankenvisser van mannen die evenveel compassie hadden als ze van hun naoorlogse zeevaders kregen. In 1978, na de Paster Pype school, met het brevet aspirant-schipper, voor de eerste keer aangemonsterd als scheepsjongen. Zee, vismijn, kaai en visserscafés; het leven was hard en simpel in een zeer gesloten vissersgemeenschap.
Begin jaren 80 geeft Europa groen licht om terug op haring te vissen. Ik wist zelfs niet dat er een verbod was en wat Europa ermee te maken had. De eerste nacht overkomt me een ongeval, een klap die me bijna dood slaat en tevens het eind van een tijdperk inluid.
Het recht op vissen is geschrapt en verandert in een Visvergunning. Bij die vergunning hoort een EEG-document waar dagelijks vangstgegevens en visgebieden op moeten worden ingevuld. De Europeanen lanceren hun visserijvisie die haaks staat op al wat me is geleerd. De vloot wordt gesubsidieerd, gedecimeerd en de vissersgemeenschap gebroken. In 2010 heb ik mijn visvergunning verkocht aan een Vlaamse rederij en gemonsterd- oeps, arbeidsover-
eenkomst getekend- als stuurman op een hektreiler. Tien jaar later heb ik met moeite maar zonder spijt het vissen op gegeven.
Ik mis het varen en het ritme van de zee maar krijg geen vat op het tempo van jullie land. Een land dat me discrimineert. Wist je dat wij de enige beroepsgroep zijn die nog maandelijks een stempel moet halen bij de dop? Vakbond en vissersfonds kunnen er niets aan doen. De ombudsdienst heeft mijn klacht aan de VDAB doorgegeven. Antwoord van de dop: ‘reactie binnen 20 werkdagen.’
Een jaar later tweede poging bij de ombudsman: ’dezelfde klacht kan geen tweemaal behandeld worden.’ Laatste poging bij de ombudsdienst van de dop. Antwoord binnen 20 dagen: ‘wet is wet.’ Nu ja, een beetje beter ingekleed maar soit, ‘niet tevreden met dit antwoord neem contact met -je raad het nooit- de ombudsdienst.’
Ik voel me gepest, gekrenkt en aan de schandpaal gezet. En ga als een brave klant, identiteitskaart in de hand, naar het centrum van de stad.
Marnix Verleene
www.quemas.be 29
Xraypictures photography
Foto:
vzw Climaxi organiseert samen met de coöperatie Eco&Fair een tentoonstellingenreeks en verkoop rond tomaten. Tomaten? Jawel, de tomaat is een product dat we met zijn allen gewoon zijn en in de vorm van passata, sauzen en soepen deel uitmaakt van onze menu. Nogal wat van die industriële producten zitten vol bewaarmiddelen, pesticiden en andere ‘bucht’. De arbeidsomstandigheden in Spanje, Italië en China (jawel!) zijn ronduit mensonterend en de industriëlen verkopen ‘zogezegd’ Italiaanse producten, die eigenlijk van elders komen. Om de echte tomatenboeren te ondersteunen verkopen wij in de zomer tomaten uit onze regio én in de winter zuivere passata uit Italië. Ter gelegenheid van het jaareinde presenteren we jou alvast een recept met vis. Bestellen kan via:
Bereiden
Verwarm de oven voor op 190¡ C. Verwarm de olijfolie in een vuurvaste ovenschotel. Doe er de ui en de look bij en laat 2 minuten bakken. Voeg er vervolgens de prei, de venkel, de courgette (zomer) of pastinaak (winter) en de olijven aan toe. Laat dit alles ook 5 minuten zachtjes bakken. Leg de kerstomaten, de vis en de citroen erbij en overgiet met de witte wijn. Kruid met de venkelzaadjes of carvi en de andere kruiden. Dek het geheel af met een deksel of folie en zet gedurende 15 minuten in de oven. De tomaatjes zullen ploffen en samen met de groenten en de vis hun vocht afgeven. Lekker bij aardappel of basmatirijst.
30 Ovenschotel met witte vis 1 dl olijfolie Greenland of Modousa 1 ui 2 teentjes knoflook 100 g prei 1 venkel 1 courgette of
20 ontpitte
12 rode
12 gele
600 g
vis 1 citroen 2 dl
1 tl
1
Grieks
pastinaak
zwarte olijven
kerstomaatjes Esperanto
kerstomaatjes Esperanto
witte stevige
Sauvignon Blanc of Clearly Organic
venkelzaadjes of Carvi
takje rozemarijn of tijm uit de tuin
zout en Ti mutpeper Comptoir Africain
Producten uit Eco & Fair
www.ecofair.be
Schil de aardappelen en kook de aardappelen net niet gaar in een pot gezouten water. Wentel de vis door de gekruide bloem en klop er de overtollige bloem af. Verhit een klont boter in een braadpan en bak de rog goudbruin aan beide zijden op een matig vuur. Snij de stengels van het warmoes in blokjes en snij de bladeren fijn. Verhit olijfolie in een wok en roerbak de warmoesstengels 3 min. met een teentje look. Afwerken met een scheutje balsamico en pijnboompitten, peper en zout.
Aardappelen pletten met een vork en afwerken met een scheutje olijfolie en wat melk. De gerookte sprot kuisen, ontvellen en in stukjes eronder mengen, tot een smeuïg geheel. Kruiden met peper en zout. Schenk nu de visfumet in de pot met een scheutje Noilly prat, gevolgd door de room. Laat de saus 10 minuten inkoken op een zacht vuur.
Dresseren op een bord. Eerst de brandade van sprot, vervolgens het warmoes erop en de gebakken rog. Lepel er de wittewijnsaus langs.
rog, brandade van sprot, regenboog snijbiet Ingrediënten voor 4 personen • 4 roggevleugels • 400 gr aardappelen • 10 gerookte sprot • ½ kg snijbiet (warmoes) • Teentje look • Melk • Olijfolie • Room • Boter • Pijnboompitten • Olijfolie • Peper, zout • Noilly Prat (vermout) • Visbouillon • Balsamico-azijn
Gebakken
31
Carlos De Gendt
Vloedschrijver van ’t Vagevuur
En Wikipedia sprak: ‘Testerep (soms verbasterd tot Ter Streep) was een (schier) eiland dat tot de middeleeuwen voor de Belgische kust lag. Het was een met schorren begroeide landtong die door een grote geul werd gescheiden van de rest van de kustvlakte.’
GOLEMAN een troubadour is geen performer maar een bottelfles zo’n exemplaar dat boert ‘ik ben als Edda’s zieneres’ of ‘ik ben aan de grote zeedruïde Amergin verwant’ ~ ooit noemde zulk een zingzegger zich Sonnekin zoals de zoon der hoop van reus Rolarius en hij bezocht de landtong Testerep, vertelde over mij ‘ de ‘golem-man’ van slik en schor, uit veen en turf ontstaan niet meer te stuiten door des mensen zucht naar ’t zwarte graan
~ ik, Goleman ~ verkrachting door de Leviathan van de zeegodin Nehalennia ~ mix van spic en spánn de splinter in uw hart, de zucht om te bedwingen, golf van slapeloosheid, brand die kraakt als slagen van een kolf beticht van oorlogsmisdaad en schandaal, de drang naar macht: kleingeestig ben ik nooit en ook geen stompje in de nacht
~ ik ben de storm maar slechts wat gij gezaaid hebt: wind die niet meer luistert, gij die geen gehoor geeft aan het klagend riet halsstarrig blijft bebouwen en verharden tot ge zelf een steentje wordt in Gods sandaal, de kwaal in het gewelf de ziekte in de boezem van de aarde, moeders roep op zoek naar ’t opgeslokte kind ~ krijg door het vuil de kroep ~ kijk eerst voor één keer achteruit want voor uw ogen stijft de toekomst zoals zij is voorspeld door zaihoend-man en -wijf tel in uw vagevuur de klokslagen: uw laatste uur zoals die minstreel zong: ‘o Nieuwe Dam, gij kapt mij om de boom die u beschut dus haal het touw en roer de trom’ zo werd het een ballade van verdronken land en gat van Boterzande, Coudekerke, Schoneveld ~ zie, Stad der Dikke Nekken is nu kaal door het betongeschraap en ’t streepje Testerep: verzonken in het zout zijn schaap de strandjutter: ‘de geuldijkgraaf groef mee aan ’t eilandgraf’
32
KINDEREN VAN TESTEREP
vader is zee op vergaan moeder ziet het wiegje staan
tien konijnen in de dijk negen ratten in het slijk Jan de Doper staat op wacht vissers in het geel der nacht zeven schreeuwen naar de zes klotendolken in de bres vader is op zee vergaan moeder ziet het wiegje staan vijf en scheer je weg van hier kleine varkens op het vier vette vissen roken wij drie in olie vet en vrij wie speelt mee het molenspel schiet de papegaai in twee één in wel en één in wee vader is op zee vergaan moeder woont nu op de maan
Peter Holvoet-Hanssen
33
Libretto
De bijdragen van Peter Holvoet-Hanssen zijn een vaste waarde in Het Visserijblad. Poëzie van Peter lezen is zich in een ander, een ingebeeld en verbeeld universum bewegen, “dan ben je in een gebied buiten tijd en ruimte”, schrijft Noëlla Elpers, dichters eega en zelf schrijfster. Noëlla merkte dat Peter’s voordrachten “meer en meer verschoven naar zing-zeggende evocaties” en maakte een keuze uit zijn dichtbundels om deze ‘Libretto. Lied- en muziekdoosgedichten’ samen te stellen. En zingen doen de verzen van deze troubadour. De verzen van Peter Holvoet-Hanssen zingen door hun ritme, het gebruik van eind-, staf- en binnenrijm en klankkleur: “nu Rilke in de wolken is maar landt / want Kuifje in Oostende is verslagen / ook Achmatova’s branding is verzand / sinds Anna zonlicht niet meer kan verdragen / nu Boelgakov geen meester meer mag zijn / zijn pen door Margarita wordt vermeden / hem schatje noemt en zeurt om zwarte wijn / in bultrugstijl de maanlichtstralen smeden” (Glorie van Oostende zichtend in gesmolten boter” (p.25). Bij Holvoet-Hanssen komen bestaande en fictieve figuren tot leven in een wereld waar de elementen, de zee, de bergen, zon en maan, sterren, wolken en sneeuwvlokjes samen smelten. De dichter brengt de gedichten uit de eerste cyclus ‘De sneeuwmakers’ in een voorstelling met accordeonist Sebastian Enriques. Deze voorstelling “volgt bepaalde frequenties, klankregionen die glijden van hoog naar laag. In ijle berggebieden priemt de zon door de sneeuwwolken, dan zien we de zee in de verte.” (N. Elpers p.7). Dit geldt evenzeer voor de ‘Liedgedichten’ en ‘Muziekdoosgedichten’.
Soms betreft het bijna zuivere klankgedichten, poésie pure, zoals ‘De hond van de duivelsbrug 8 - optocht’: “Rimbombo, rimbombo / Rimbaud tamboert in de / Rue Rivoli // Pierlala gevangen / zingt in zijn kist / en hij bijt nog bovendien // RIKIKI rikiki / de banshee krijst van de / mare bereden // Zij rijdt met Scapino / de tovenaar hij komt / Pierlala hij tromt // Rimbombo rimbom” (p.37) en speelse verzen, waarbij het poëtisch kunnen van een Guido Gezelle en
Paul van Ostaijen om de hoek komt kijken: “hoj vrouwtje hoj / zwiep van tak naar tak / zalig die van het ruisen weet / en ons meesjes niet vergeet” (slotverzen van ‘De mezenman’, p.47).
Figuren en elementen worden metaforisch en symbolisch aangewend. Vooral de zee speelt een belangrijke rol in dit poëtisch universum. De zee en andere maritieme elementen (schepen, schelpen, ankers, sloepje, veerman, inktvis, meeuwen, matroos etc.) komen in meer dan de helft van de gedichten in ‘Libretto’ aan bod. Je leest er verzen zoals ‘Ik lees nog wat voort in/ deze schelp. Oostende is de moederparel./De meeuwen wiegen mij in slaap...’ (p. 16), ‘Ik ga een wrakhoutscheepje maken / vol kwaliteitsmomenten, plus maar ook min / de baren moe en zinkt maar vaart naar u toe’(p.25). De lezer maakt er kennis met een ‘stad van zandbankwrakken’ of het ‘Vuurspuwend Vuurtorenkind’. ‘Marinero’ eindigt met: ‘roerganger draai bij laat los / droom dat je nog een hartslag hebt / zangzwanen lopen over water / vlammend koloriet / een Jezushagedis volgt / geliefden ver weg zee ijskoud / countdown timer mauwt // het is 00:00:00 / reef het grootzeil / ay lichtmatroos / enter de nacht” (p.25). N. Elpers besluit haar inleiding met een rake, samenvattende omschrijving
Een essay over het literair werk van Flor Vandekerckhove
Flor Vandekerckhove was van 1988 tot 2013 uitgever-redacteur van Het Visserijblad. Hij maakte zich hiervoor in 1988 vrij … en om te schrijven. Naast de redactionele stukken, polemieken, reportages en essays, schreef (en schrijft) hij creatief literair werk. De uitspraak “Ik kon alleen nog maar schrijver worden.” komt uit het eerste verhaal dat Flor in 1990 publiceerde bij De Brakke Grond. Daarna volgden een verhalenbundel (De smaak van zeewater), een novelle (De Trein), enkele romans (o.a. Het Kasteel, De poldergeesten van Bredene, Amandine). Van 2013 af publiceert hij digitaal. Startend met het autofictieve Gauw!, verhalen, dichtbundels en ‘drabbles’. Het essay geeft een overzicht van en duiding bij het literair werk (proza en poëzie) en is opgenomen in het Jaarboek 2022 van de Vereniging voor West-Vlaamse Schrijvers (VWS). Alle info over het Jaarboek VWS 2022: janbonneure@skynet.be.
Stefaan Pennynck
Ik kon alleen nog maar schrijver worden
34
wordt De Laatste Vuurtorenwachter 35
Laat me u meenemen naar de Oostendse visserijkaaien in 1988, waar ik mij vestig om aan Het Visserijblad een nieuwe drive te geven. In die drive laat ik me leiden door de woorden van de Argentijnse journalist Horacio Verbitsky: ‘Journalistiek betekent datgene publiceren waarvan iemand wenst dat het verborgen blijft; al de rest is reclame. Journalistiek affronteert.’
Al gauw blijkt dat ik kan affronteren als geen ander. Het concept slaat aan, maar ge maakt daar uiteraard ook vijanden mee. Wil ik op die kaaien standhouden, begrijp ik al vlug, heb ik een inkomen nodig dat me van het establishment onafhankelijk maakt. Wanneer ik in 1993 weet krijg van een deeltijdse betrekking grijp ik mijn kans. Alleen… Om die te verwerven heb ik een ministeriële handtekening nodig. De minister krijgt vanuit de visserij een dossier op zijn bureau, dat belet dat de betrekking mij toegewezen wordt.
Degenen die tegen mij ijveren worden aangevuurd door een… paster, met name de visserijaalmoezenier en door een kapitalist, de eigenaresse van de Zeebrugse Visveiling. Ik maak gebruik van mijn recht om het dossier in te kijken, wat me pas na hardnekkig aandringen ook lukt.
Dat dossier bevat niets anders dan enkele satirische stukken van De Laatste Vuurtorenwachter. Blijkt dat de sectortop me op achterbakse wijze de rekening voor mijn affronten presenteert.
Daarna gebeurt nog dit: onmiddellijk nadat hij minister-af is, wordt de minister in kwestie Jaak Gabriëls voorzitter van de patroonsorganisatie van de reders ter zeevisserij, de Rederscentrale. De vissers begrijpen niet waaraan deze visserij-onkundige politicus uit Limburg die goedbetaalde bijverdienste aan de kust te danken heeft.
Maar kijk, we ‘pleuje nie’, De Laatste Vuurtorenwachter bestaat (nu als blog) nog steeds. En Het Visserijblad, zo zie ik, bestaat ook nog.
Flor Vandekerckhove
In 2023
35
Ik mis Vlaanderen van vroeger. Ze zeggen dat alles beter wordt maar ‘t wordt allemaal slechter. Vroeger… The world was our oyster, at that time. Als de vis goedkoop is, stinkt ze. Maar het triestige van de zaak hier is dat ze duurder wordt en toch stinkt. De politiekers tegenwoordig: er zijn er geen meer hé, alleen maar zoontjes-van en dochters-van. De echte idealisten die alles opofferen voor hun zaak… die zijn uitgestorven. Nu zijn ze allemaal van het principe: een spiering uitgooien om een snoek te vangen, geen investering, maximale opbrengst. En daarbij een geheugen als een garnaal want ze leren niets van oude fouten. Vis begint aan de kop te stinken, dat weet iedereen.
En eigenlijk zijn de mensen even erg: kijk, een aal is geen paling. Ik snap niet waarom de mensen niet meer gaan voor kwaliteit. Over een paar jaar eten we vis die even kunstmatig is als die koffie met die zeemeermin daar, hoe heet het? Starbucks koffie!
Die chimique brol met de smaak van koffie maar waar geen koffieboon meer aan te pas komt. Poeders met smaakjes, zo zal onze voeding eruitzien. Ik zie de toekomst zo voor me: venten met baarden en gelakte nagels en een omaknotje, haar op hun benen en een regenboog rond hun nek, want alles moet kunnen en alles is mogelijk maar denk je dat er één van die clowns straks weet hoe hij een vis kan fileren en bakken? Nee, poedertjes in een potje en liefst met een rietje. Er is niets meer authentiek. This is a fine kettle of fish!
De mensen zijn verknipt, mannen, vrouwen en al die vloeibare identiteiten, ons eten is verknipt, synthetische supplementen en rommel zonder waarde. Ik ben niet heiliger dan de paus, aan een goede visser ontsnapt ook wel eens een aal. Iedereen kan achter het net vissen. Aan de andere kant; als we geduld hebben, komt alles wel weer normaal. Achter in de fuik zit de paling! Mannen worden wel weer mannen en vrouwen weer vrouwen en voeding weer voeding en chimique weer alleen maar voor te kuisen. Let op, ik kuis niet met chimique! Nooit! There’s something fishy about them chemicals! Zelf doe ik alles met azijn en zeezout, schuren, onkruid verdelgen, ruiten kuisen, mijn garagepoort en mezelf afschrobben, mijn wc en mijn faience wit krijgen. ‘t Kost minder en ik denk niet dat ik er kanker van ga krijgen. Want nu krijg je kanker van alles. Zelfs van zeep en onze voeding. Ik klink misschien pessimistisch maar eigenlijk ben ik een optimist. Op een dag zullen mensen beseffen dat niet alle vis bakvis is. We gaan ons weer goed
moeten voelen en daarvoor is er wel veel werk aan de winkel. We have to make waves. Even better: make a sea change. Een vis op het droge is van geen nut.
Ik snap niet dat mensen zich zo laten bedotten: als de vis goedkoop is, stinkt ze en toch staan de binnenlanders als sardientjes in een blik te wachten aan de viswinkel om bocht te kopen. De spiering doet de kabeljauw afslaan of ik zou beter zeggen: de pangasius doet de kabeljauw afslaan. Ik ben visser en ik zeg je - en pertang, de vis aardt naar de zee - maar beter rapen aan eigen dis dan elders vlees of vis.
Dik vergif wat ze de mensen verkopen. Je kunt van niets meer zeker zijn wat je gezondheid betreft.
We’re between the devil and the deep blue sea. Vroeger wist je: ‘Vis laat de mens zoals hij is’, verse vis in plaats van al die prefab-food, dat was gezond eten. Nu ik ouder word, word ik ook een beetje een oude zaag en onverdraagzaam. Ik moet daar hard aan werken om niet de hele tijd af te geven op alles en iedereen, want als uw net vol vis zit, dan glijden de nieuwe er af hé.
Ik zeg altijd: bezoek en vis blijven drie dagen fris. Als ik iemand leer kennen, zoals jij nu, dan denk ik als geboren optimist: daarmee kan ik vis gaan
Bruuntje
36
vangen! Ik vind iedereen interessant en ik spreek graag met mensen en luisteren doe ik nog liever maar opeens slaat dat om hé. Als ik dan hoor hoe ze denken, dan heb ik altijd het gevoel: Lap, weer iemand die niet begrijpt dat het hier allemaal moet veranderen. Er zijn problemen bij de vleet; maar zo lang we ons blindstaren op details (huidskleur en voornaamwoorden, benamingen, zwarte piet-of-niet en of we nog mogen lachen met een aangebrande mop) en niet op de fundamentele problemen dan gaan we bot vangen.
Ik wil boter bij de vis maar daarom moeten we eerst boter naar de vis dragen. Ik lees in de krant deze ochtend dat de hoge energieprijzen slecht zijn voor ons mentale welzijn. Ik zal eens wat zeggen: SLECHT VOOR ONS HUMEUR, JA! Maar ons welzijn, komaan! Toen ze elkaar met knuppels de kop insloegen, toen de scout de huizen platbrandden, toen de nazi’s een tuinslang in je gat staken tot je stront braakte… dàt was slecht voor je mentale welzijn. Maar met al die watjes nu verandert er niets. Pladijzen blijven platvis.
We moeten weer het midden vinden, de balans, het evenwicht, vanaf we weten waar de haring braadt komt alles goed. Daar zitten geen graten in en ondertussen eet de boer vis als het spek op is. Je weet wat ze zeggen: grote vissen eten de kleine. Maar ze zeggen ook een klein visje een zoet visje en dat moeten we opnieuw leren. Blij zijn met onze zegeningen. ‘Be grateful for small blessings’ zou de queen-zaliger zeggen.
Ik zeg over het hiernamaals, eerst zien om het te
geloven, eet vis als het er is. Ik leef nu en hier en ik zou dat zo lang mogelijk en vooral zo gezond mogelijk willen blijven doen. Maar er zijn haaien aan de kust en de rest van de grote vissen gaan geen vin verroeren. Allez, wel vinnen verroeren voor eigen gewin natuurlijk. Wat er gedaan wordt is: veel geld verdienen met vuile vis te verkopen zelfs aan scholen en het OCMW en de woonzorgcentra. Maar wie onder de veertig weet er nog: ‘Haring in het land, dokter aan de kant’? Dat kennen ze niet meer hé. Nee, ‘An apple a day, keeps the doctor away’ dàt kent iedereen, maar wil je weten hoe hallucinant veel vergif die boeren daar eerst op gespoten hebben, op die appel? Ik moet daar haring of kuit van hebben voor ik elke dag een appel ga durven eten. Ik weet dat het niet altijd kaviaar kan zijn maar er is niets mis met het neusje van de zalm te willen.
Misschien droom ik van pladijzen maar ik ben geen politieker, ik droom dat niet alleen voor mezelf, ik droom dat voor IEDEREEN! Hopelijk ben ik daar niet alleen in. Je kunt nooit weten waar een paling kruipt. Schrijf dat maar in dat boekje van jullie! Misschien denken jullie: “Hij heeft het gelijk van de vismarkt”, ‘t viswijf dat ‘t luidst en ‘t meest roept wordt gehoord maar ik ben een goede luisteraar ook. Ik zou een goede politieker zijn, niet van het soort dat we nu hebben. Ik zou zo één zijn van de oude stempel gelijk Achiel van Acker. Sindsdien is het alleen maar bergaf gegaan met de politiekers. Maar we moeten positief blijven! En tegelijk realistisch, want die vis gaan we duur betalen.
Vrielinck
37
Jennifer
Ondine - Jennifer Vrielinck (2018)
Uw dienaar mocht voor de (als we dat goed hebben…) vierendertigste maal een stuk plegen over de driehoek zee-zeeman-muziek, aanleiding om in alle windrichtingen uit te zeilen en allerlei wetenswaardigheden op te diepen, grotendeels nutteloze stuff, maar vertelt u dat vooral niet aan de redactie. We maken u graag deelachtig aan de resultaten van onze schattenjacht, die we met de nodige nederigheid en omzichtigheid aan u, de lezer, voorleggen…
Het is nu eenmaal het lot van vele muziekmakers dat ze keer op keer herinnerd worden aan hun eerste exploten, hoe verdienstelijk en op dat moment belangrijk ook, exploten die vaak helemaal niets meer te maken hebben met de hoge vlucht die hun loopbaan intussen nam. Denk aan Richard Thompson, ooit bij Fairport Convention, of Neil Young met C, S & N. De Gentse singer-songwriter Bruno Deneckere zit in een gelijkaardige situatie: het heeft jaren geduurd vooraleer persmosquitos zich niet meer verplicht voelden om te vermelden dat hij al een Vlaamse roem verwierf met The Pink Flowers (19903), al zal dat ten eeuwigen dage geboekstaafd staan: ze haalden volkomen terecht de halve finale van de Rock Rally 1990. Tot daar het grijze verleden dus. En zo hebben we ons zelf ook van die ‘verplichting’ gekweten!
Na TPF trok Bruno op zoek naar zijn muzikale zelf, meanderende zoektocht die vooral vorm kreeg vanaf ‘Beyond The Pink Flowers’, zijn eerste solo-cd uit 1998. Songs als ‘Too Little To Hold’, ‘I Confess’ en ‘Keeping Up Appearances’ verraadden een ongewoon songschrijverstalent. De rocker bleef rocker maar liet steeds meer de invloed toe van country en bijbehorende Americana. Hij had daarvoor de uitstraling en vooral een gouden staalblauw stemgeluid, plus een natuurlijke charme, die
werkt op een toneel. Zijn aanvankelijke schuchterheid week voor zijn intussen alom gekende talent als instant stand up comedian. De man is een notoir meester in de ter plekke bedachte oneliners, niet zelden als reactie op een opmerking uit het publiek. Lachsalvo’s zijn een vast onderdeel van zijn podium persona.
Maar we richten ons hier op het songschrijven. Opvolger ‘Down The Road’ (2000) confirmeerde al het goeds, via deunen als ‘The Real Thing’, ‘Sweet Anna Lee’ en vooral ‘Only If I Wanted To’ en ‘Where Are You?’ behoren tot de beste Engelstalige songs in ons taalgebied. Dat begon ook door te dringen, voorlopig vooral in het Gentse (Bruno is van Ledeberg), maar door de inbreng en het duwtje in de rug van mensen met een grotere naam dan de zijne (zoals Johan Heldenbergh) ook elders in België (maar ook Noord-Frankrijk en Nederland). Zo gaven ook visionaire organisatoren en caféhouders in Oostende hem vaak een forum. Bruno kon live en in de studio rekenen op de hulp van straffe begeleiders, niet zelden Nils De Caster (tovenaar op alles wat snaren heeft: viool, gitaren, mandoline, …) en Yves Meersschaert (keyboards) Op zijn vierde cd ‘Someday’ zijn ze zijn enige luitenants, maar vaak zitten er andere toppers in het spel, zoals Kathleen Vandenhoudt (gitaar en zang), Mario Vermandel (bas), Luiz Márquez (met deze saxofonist en bespeler van Midden-Amerikaanse instrumenten trad hij dikwijls in duo op). Te veel om op te sommen…
Ook te veel om te benoemen: behalve de concerten onder eigen naam, solo, in duo, met band zijn er de eindeloze samenwerkingsverbanden die Bruno (de voornaam volstaat intussen) courant aangaat. Er waren zelfs duoplaten, een ‘Live’ met Nils, en de prachtige ‘Heroes And Has-Beens’ met ouwe makker HT Roberts ‘Coming Up For Air’ (2021), solo
opgenomen in lockdown, is de meest recente cd, de zevende meer bepaald. Je bent bij optredens bovendien voortdurend argeloos proefkonijn: Bruno test immers graag levende verse songs live uit…
Maar wat heeft dat nu allemaal te doen met Het Muzikale Anker? Bruno is toch een landrot die zich goed voelt in de weidse landschappen van de Amerikaanse Midwest, in het Appalachengebergte of in de groezelige grote stad. Zijn liedjes bezingen, hoe kan het ook anders, het leven, de
liefde en allerlei zaken die zich ver van het water bevinden. De zee sleept enkel een occasionele vermelding in de wacht. Nee, Bruno kan je niet betrappen op zeemansbenen.
Er is echter een uitzondering, één song dat een volwaardig zeemansverhaal vormt, een gaaf en afgerond avontuur met een begin, een middenstuk en een vooraf al aangekondigde pointe,
38
Het muzikale anker: Bruno Deneckere
Deneckere en ‘Captain of my Ship’
en dat alles in drie minuten. Maar dat is nog maar de bovenlaag, want je kan de song ook zien als een metafoor voor het leven van de schepper ervan. De diamant in kwestie heet ‘Captain Of My Ship’ en handelt over een verder niet benoemde schipper van een over de oceanen laverende viermaster, schipper die met ijzeren hand heerst over een bemanning, die je best niet te veel vrijheid gunt. Dat wordt in elke derde regel van een strofe duidelijk via een binnenrijm dat telkens op ‘-ip’ eindigt, wat dan weer rijmt met de songtitel.
het einde van de reis niet zal meemaken: ‘There’s no land in sight, no harbour, not a bay/ I never trusted Cupid anyway / Flora died while she took a dip’… Er is, zo maakt de song duidelijk, maar één kapitein. Bruno giet dat in een elegante melodie, die hem toestaat lekker te rocken. De toehoorder nodigt het uit om ‘CAPTAIN OF MY SHIP!!!’ luidkeels mee te brullen. Het is dan ook een highlight, een hoogtepunt in Bruno’s concerten.
Maar zoals gezegd, er is hier een dubbele bodem, al zijn we daar niet helemaal zeker van. Als we eerlijk zijn, we hebben het Bruno nooit durven vragen. Al zeg ik liever dat we het niet willen weten, dat het pigment en, noem het maar mysterie, toevoegt aan de artiest Deneckere. Het is namelijk zo dat zijn naam duchtig begon te circuleren in kringen van ‘AmeROCKana’ en country liefhebbers, vooral vanaf plaat nummer drie ‘Crescent Of The Moon’ (2004), met knallers als ‘Laura’, ‘Beatrice’, ‘Lady Luck’ en ‘It Never Felt So Right’. Maar de fans en aficionados merkten dat zijn songs nauwelijks of niet op de radio aan bod kwamen (en komen) en dat de nationale belangstelling, ondanks een Everest aan uitermate positieve reviews en waardering door vakspecialisten in beide Lage Landen, niet in overeenstemming daarmee was.
graag mee in zo’n ‘wide vessel catching every breeze’. Want dan reis je mee in een eerste klas kajuit.
Antoine Légat
P.S. O ja, er was nog een song waarin Bruno het heeft over maritieme zaken. Op 6 maart 1987 kapseisde de roll-on-roll-off veerboot (‘roroferry’) Herald Of Free Enterprise bij het verlaten van Zeebrugge met 193 dodelijke slachtoffers tot gevolg. Dat leidde niet tot een lawine van liedjes, zoals bij andere rampen uit een ver verleden. Bruno maakte vele jaren later wel een song ‘Herald Of Free Enterprise’, een ronduit briljant ritmisch ‘vertellement’, Bruno pur sang, dat echter gedoemd was om een demo te blijven omdat het nergens bij hoorde. Het nummer stond een tijdlang op zijn site, maar is intussen verzwonden in de mist der tijden. Ondanks het intrieste onderwerp, is dat spijtig…
Zo voelt ene Daniel zich geroepen om sheriff te spelen over het schip, ‘But he better keep his gun against his hip/ Me I’m the captain of my ship’. Ratten krioelen over het dek en maken plannen om de macht te grijpen, maar ‘I don’t refuse the use of the old whip/ Me I’m the captain of my ship’. Gelukkig is de liefde present in de vorm van Cupid(o) en ene Flora, die, zo leren we halfweg,
Het gevolg laat zich raden: zowat iedereen voelde zich geroepen om Bruno te adviseren, incluis ondergeketende, heu getekende: die zouden hem wel uitleggen hoe hij het moest aanpakken. De enige die daarbij nuchter bleef, was Bruno zelf, zo lijkt het wel. Die was bezig met zijn songs, niet met de toppen van de lokale roem, tja, en dan is ‘Captain Of My Ship’ te begrijpen als een stille wenk, een lepe bijsturing, iets als ‘ik zal zelf wel beslissen hoe ik mijn koers zal varen’, ‘no one has to give me any lip/ Me I’m the captain of my ship’. Wat er ook van zij, het is hem gegund. De liefhebber vaart
39
horizon
De arenden hadden weinig te vrezen tot plots machtige torens verrezen, wachters op zee bij dag en bij nacht.
Hun jachtgebied staat vol reusachtige gevaarten met metalen messen, glinsterend als zilver en meedogenloos. Ze brengen onrust door voortdurend bewegen en het eeuwige suizen.
De windmolens van vandaag zijn ontaard en zwaaien onheilspellend met hun zwaard, de horizon wordt belaagd en geschonden.
Waar zijn de molens uit mijn kindertijd, de molens die zorgden voor het brood? Ze wiekten, ze snorden, ze draaiden en kreunden en piepten en deden denken aan die roemrijke ridder, maar niet aan de dood.
Johan Corveleijn
De