Werken aan je Toekomst, niveau 1-2

Page 1

Heb jij al een duidelijk beeld van jouw toekomst? Wat je wilt bereiken in het leven? Of laat je het allemaal maar gewoon op je af komen? Welke kant ga je op? Verder studeren? Een baan zoeken? Voor jezelf beginnen? Het kan en mag allemaal. Maar je hebt niet alles zelf in de hand. Hoe je daar invloed op hebt ontdek je in Werken aan je Toekomst. Deze lessen helpen je goede keuzes te leren maken. Dat is belangrijk, want de keuzes die je nu maakt hebben invloed op jouw toekomst!

WERKEN AAN JE TOEKOMST

WERKEN AAN JE TOEKOMST

Methode Loopbaan voor het MBO

NIVEAU 1 | 2

WERKEN

AAN JE

Methode Loopbaan voor het MBO – NIVEAU 1 | 2

www.codenamefuture.nl

TOEKOMST


WERKEN AAN JE TOEKOMST – NIVEAU 1 | 2

Individuele opdracht

Samenwerken met

Werk op een computer met internet

Een begrip De betekenis kun je opzoeken in de begrippenlijst aan het eind van elk hoofdstuk.

Om de QR-codes te scannen in dit boek heb je een app nodig op je smartphone. ``Ga naar de Play Store of App Store en download een QR-code reader. ``Open de app. Houd je telefoon zo vast dat de code in de richtvakjes past. ``Test de QR-code hiernaast. ``De app zal de camera op je telefoon gebruiken om de code te scannen. ``Je gaat nu automatisch naar een website of een filmpje.

6

ganaar.link/OG301


Werken aan je toekomst – niveau 1 | 2

Aftekenlijst Maak de portfolio-opdrachten en laat ze aftekenen door de docent. Door het maken van deze portfolio-­ opdrachten verzamel je bewijsstukken voor een loopbaan-portfolio. HOOFDSTUK

PORTFOLIO-OPDRACHT

2

1 Zo werk ik over drie jaar

3

2 Check jouw kwaliteiten

4

3 Welke BPV past (niet) bij mij?

4

4 Plan je dag

5

5 Jouw cv in beeld

6

6 150 tekens van jou

7

7 Wat kan ik kopen?

8

8 Mijn mogelijkheden

DATUM

PARAAF DOCENT

OVER MIJ

Naam:

Klascode:

Opleiding:

School:

7


WERKEN AAN JE TOEKOMST – NIVEAU 1 | 2

Inhoudsopgave 1

2

3

4

5

8

WERKEN AAN MIJN LOOPBAAN

10

1.1 Wat is LOB? 1.2 Mijn keuzes tot nu toe 1.3 Leren door reflecteren

11 15 18

WAT WIL IK EN WAAROM WIL IK DAT?

24

2.1 Wat vind ik belangrijk in mijn werk? 2.2 Mijn favoriete baan 2.3 Hoe besteed ik mijn tijd?

25 29 34

WIE BEN IK EN WAT KAN IK?

40

3.1 Wie ben ik? 3.2 Wat kan ik? 3.3 Wat voor type werknemer ben ik?

41 45 49

WELK WERK WIL IK EN HOE BEREIK IK DAT?

56

4.1 Welke beroepen passen bij mij? 4.2 Mijn werknemers-vaardigheden 4.3 Hoe bereik ik wat ik wil? 4.4 Hoe plan ik mijn tijd?

57 60 65 70

HOE VIND IK EEN BAAN?

84

5.1 Hoe ziet mijn netwerk eruit? 5.2 Vacatures zoeken 5.3 Een sollicitatiebrief schrijven 5.4 Een curriculum vitae 5.5 Sociale media 5.6 Werkervaring opdoen

85 87 91 94 97 99


Werken aan je toekomst – niveau 1 | 2

6 SOLLICITEREN

7

8

9

106

6.1 Mijn sollicitatiegesprek voorbereiden 6.2 Omgangsvormen 6.3 Een goede eerste indruk 6.4 Elevator pitch 6.5 Mijn sollicitatiegesprek oefenen 6.6 Omgaan met ongepaste vragen 6.7 Vooroordelen en discriminatie

107 110 113 115 118 120 123

MIJN LOON

130

7.1 Ik krijg loon 7.2 Mijn loonstrook 7.3 Werknemers-verzekeringen

131 133 138

WELKE KEUZES KAN IK MAKEN?

148

8.1 Wat ga ik doen na mijn opleiding? 8.2 Aan het werk 8.3 Mijn baankansen 8.4 Werken in loondienst 8.5 Werken als zelfstandig ondernemer 8.6 Mbo’ers zijn hard nodig!

149 152 156 158 160 163

MIJN PLAN VOOR DE TOEKOMST

174

9.1 Eindreflectie 9.2 Maak je portfolio compleet

175 178

9


HOOFDSTUK 1

WERKEN AAN MIJN LOOPBAAN Je loopbaan begint als je aan het werk gaat. Dat kan in een echte baan zijn, maar ook op een BPV-plek, in een bijbaan of bij vrijwilligerswerk. Al dat werk bij elkaar, dat is je loopbaan. Je kunt je loopbaan zelf beïnvloeden. Bijvoorbeeld door te weten waar je goed in bent en wat je leuk vindt. Door uit te zoeken wie jou kan helpen bij het vinden van een geschikte baan. En door te weten wat voor banen er zijn, hoe je een baan krijgt en wat werkgevers van je verwachten. Werken aan je Toekomst gaat over al die onderwerpen. In dit eerste hoofdstuk leer je wat het vak Loopbaan inhoudt.

10


1 werken aan mijn loopbaan

1.1 Wat is LOB? LOB staat voor Loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Dat is een lang woord, daarom noemen we het meestal LOB . Het is een verplicht onderdeel van je opleiding. Dat heeft de overheid beslist. Jij moet het vak LOB volgen. In deze les leer je wat het vak inhoudt. Aan het einde van deze les: weet je wat het vak LOB inhoudt en wat je eraan hebt;

Opdracht 1 Wat heb je tot nu toe aan LOB gedaan? Wat heb je op de middelbare school of in je vorige opleiding aan LOB gekregen? Heb je bijvoorbeeld een beroepentest gedaan of een map gemaakt met banen die je leuk vindt? Wat heb je daarvan geleerd? Vul dat in de tabel in. OPLEIDING

1 weet je welke vaardigheden je nodig hebt om je loopbaan te beïnvloeden; kun je voorbeelden noemen van loopbaan-vaardigheden.

2 3 DIT HEB IK AAN LOB GEDAAN

1

Nadenken over je loopbaan Bij LOB denk je na over wat je wilt bereiken in je werk en hoe je dat voor elkaar kunt krijgen. Dat is nodig, want de arbeidsmarkt verandert steeds sneller. Dit komt onder andere door de ontwikkelingen in de technologie. Daardoor verdwijnen beroepen en komen er nieuwe beroepen bij. Vroeger was het heel gewoon dat je je hele leven voor dezelfde baas werkte. Nu wil een baas flexibel zijn en kunnen inspelen op alle veranderingen. Jij krijgt in je loopbaan ook te maken met de veranderingen op de arbeidsmarkt. Misschien ga je later wel een beroep doen dat nu nog niet bestaat. Het is een uitdaging om goed met die veranderingen om te gaan en de juiste keuzes te maken in je loopbaan. Het vak LOB helpt je hierbij. Je leert waar je goed in bent en wat je leuk en belangrijk vindt in een baan. Je zoekt uit wat werkgevers van je verwachten en welke mogelijkheden de arbeidsmarkt je biedt. Daardoor weet je beter wat je na je opleiding wilt en kun je je eigen toekomst beter beïnvloeden.

2 3 DIT HEB IK ERVAN GELEERD

1 2 3 Loopbaan-vaardigheden Bij het vak LOB ontwikkel je vaardigheden om je loopbaan zelf te beïnvloeden. Je weet steeds beter wat je kunt, wat je wilt en wat voor baan bij je past. Daardoor kun je betere keuzes maken en actief met je loopbaan bezig zijn. Het is ook verplicht om aan deze vaardigheden te werken, anders krijg je je mbo-diploma niet. Die loopbaan-vaardigheden noemen we ook wel loopbaan-competenties . Het zijn er vijf. Er zijn moeilijke namen voor bedacht; daarom staat erachter wat ze betekenen. Bij twee competenties

11


WERKEN AAN JE TOEKOMST – NIVEAU 1 | 2

staat het woord ‘reflectie’. Reflectie betekent dat je terugkijkt op iets om ervan te leren.

Geef nu zelf bij elke loopbaan-competentie een voorbeeld. Het liefst uit je eigen leven. Motieven-reflectie

Motieven-reflectie

wat wil ik, wat inspireert mij?

Kwaliteiten-reflectie wie ben ik, wat kan ik? Werk-exploratie

welk soort werk past bij mij?

Netwerken

wie kan mij daarbij helpen?

Loopbaan-sturing

wat wil ik worden?

Kwaliteiten-reflectie

Werk-exploratie

Opdracht 2 Loopbaan-competenties toepassen Hieronder zie je de vijf loopbaan-competenties staan en vijf voorbeelden. Welke loopbaancompetentie hoort bij welk voorbeeld? Verbind ze met een lijn aan elkaar.

Netwerken

Loopbaan-sturing

“ Ik vraag aan mijn buurvrouw of ze mij kan helpen bij het vinden van een bijbaan.” welke “ Ik zoek op stagemarkt.nl buurt de in mij bij ik BPV-plekken .” den kan vin end wat an een vri “ Ik vertel a e mbod aan dez ik leuk vin opleiding.”

sprek atiege it ic ll o en s an en voor e goed k orden.” ik “ Ik zet t a w rij wil w op een og beter in n waar ik

opbaan udielo t s n g ij et m leidin eze op en.” preek m “ Ik bes er dat ik na d o il gw d id pleidin begele o o b nm nog ee

12

? elpen erken arbij h Netw a d ij an m Wie k atie explor ij mij? Werkpast b k r e w oort Welk s tie n-reflec ij? Motieve pireert m in , wat s ik il w t a W

turing Loopbaan-s orden? Wat wil ik w

Kwaliteiten-reflectie Wie ben ik, wat kan ik?


1 werken aan mijn loopbaan

Welke competentie vind jij het belangrijkst voor je loopbaan? Leg je antwoord uit.

Op welke competentie(s) scoor jij het hoogst?

Op welke competentie(s) scoor jij minder goed? Opdracht 3 Je loopbaan-competenties meten Hoe goed beheers jij de loopbaan-competenties? Vul de vragenlijst in. Na elk hoofdstuk bekijk je of je gegroeid bent in één van de loopbaan-competenties en vul je de vragenlijst nog een keer in. Dan kun je zien hoeveel je hebt geleerd.

Wat vind je van de uitslag? Wat ga je ermee doen?

``Ga naar ganaar.link/wa211 ``Geef antwoord op de vragen en stellingen. ``Bekijk je scan en teken het resultaat hieronder in. De uitslag kun je naar jezelf mailen en bewaren.

MOTIEVEN-REFLECTIE 70 60 50 40

10

20

30

40

60

LOOPBAAN-STURING

70

50

50

30

40

20

20

10

0

40

10

10

30

70

20 60

50

KWALITEITEN-REFLECTIE 60

70

30

WERK-EXPLORATIE

10 20 30 40 50 60 70

NETWERKEN

13


1 werken aan mijn loopbaan

Reflectie-cyclus van Korthagen 5 Uitproberen en ervaren

1 Handelen en ervaren

2 Terugblikken

4 Alternatieven bedenken

3 Bewust worden

Opdracht 11 Wekelijks leren, reflecteren en ontwikkelen

3 Bewust worden Wat betekent dat nu voor jou?

Blik terug op afgelopen week. Kies ĂŠĂŠn doel dat je niet naar wens hebt bereikt. Doorloop de reflectie-cyclus: Welk doel wilde je bereiken?

4 Alternatieven bedenken Wat kun je de volgende keer doen om je doel wel te bereiken?

1 Handelen en ervaren Wat heb je gedaan om je doel te bereiken? 5 Uitproberen en ervaren Wanneer ga je dat uitproberen?

2 Terugblikken Hoe kijk je terug op je handelen? Na elk hoofdstuk in Werken aan je Toekomst kijk je terug op wat je wilde bereiken, wat goed ging en wat beter kan. Zo ontwikkel je jezelf.

21


1 werken aan mijn loopbaan

Begrippenlijst Arbeidsmarkt Op een echte markt verkopen marktkooplui spullen. Daar komen mensen naartoe die de spullen willen kopen. De arbeidsmarkt is geen echte markt, maar het is wel hetzelfde idee. Er zijn bedrijven die banen hebben en mensen die op zoek zijn naar een baan. Die komen elkaar tegen op de arbeidsmarkt. Kwaliteiten-reflectie Nadenken over wat je kunt en waar je minder goed in bent. LOB Afkorting voor het vak waarbij je les krijgt in LoopbaanoriĂŤntatie en -begeleiding. Loopbaan Al je banen bij elkaar, dat is je loopbaan. Loopbaan-competenties Vaardigheden die je nodig hebt om jezelf te blijven ontwikkelen (in je werk).

Mbo Middelbaar beroepsonderwijs, het beroeps­ onderwijs dat aansluit op het vmbo en voorbereidt op een beroepskwalificatie. Motieven-reflectie Nadenken over wat je wilt en waarom je dat wilt. Netwerken Contact houden met mensen die je kent en die je kunnen helpen bij het vinden van een baan. Reflecteren Terugkijken op hoe je iets gedaan hebt om daarvan te leren. Reflectie-cyclus Reflecteren doe je in een aantal stappen. Alle stappen samen vormen de reflectie-cyclus. Werk-exploratie Onderzoeken welk werk je wilt. En welke vaardigheden en kennis je voor dat werk nodig hebt.

Loopbaan-sturing Nadenken over welk werk je wilt en hoe je dat krijgt.

23


HOOFDSTUK 2

WAT WIL IK EN WAAROM WIL IK DAT? Jij maakt je eigen keuzes en bepaalt daarmee je eigen toekomst. Als je weet wat je leuk en belangrijk vindt in je werk, kun je betere keuzes maken. Je kunt op zoek gaan naar banen die bij je passen. Als je weet wat je wilt, kun je er ook wvoor zorgen dat je daar de meeste tijd aan besteedt.

Je werkt in dit hoofdstuk aan de competentie: MOTIEVEN-REFLECTIE KWALITEITEN-REFLECTIE WERK-EXPLORATIE NETWERKEN LOOPBAAN-STURING 24


2 WAT WIL IK EN WAAROM WIL IK DAT?

2.1 Wat vind ik belangrijk in mijn werk? Werk kan leuk of moeilijk zijn. Het kan je voldoening, energie of lol geven. Of juist veel stress. Werk heeft ook veel invloed op je privéleven . Daarom is het belangrijk dat je een baan vindt die bij jou past. Je komt erachter wat bij je past door goed na te denken over jezelf. Dat ga je in deze les doen.

Aan het einde van deze les: weet je wat je leuk en belangrijk vindt in je werk; heb je nagedacht over wat je wensen zijn voor je toekomstige beroep.

Opdracht 1 Waar word je blij van? In deze opdracht denk je na over waar jij blij van zou worden op je werk. En je bedenkt welke talenten je in kunt zetten op je werk. Dat helpt je bij het kiezen van een baan die bij je past. Omcirkel wat je bij jou vindt passen. Waar wordt jij blij van? Mis je nog iets? Schrijf dat er dan bij. INTERESSES – IK WERK GRAAG …

alleen

met/voor mensen

met voedsel

met cijfers

met/in de natuur met taal

met dieren

op/met de computer

met ritme/muziek

met materialen

aan het mooi maken van iets

TALENTEN – IK BEN GOED IN …

nieuwe dingen bedenken verkopen

dingen maken

oplossingen bedenken

met mijn handen werken hulp bieden

dingen netjes doen

contact met anderen

plannen en organiseren

LEREN – IK LEER DOOR …

te luisteren naar anderen

het lezen van boeken en instructies

te kijken naar hoe anderen het doen

te praten met anderen

tips van anderen

te doen en te kijken hoe het gaat

25


WERKEN AAN JE TOEKOMST – NIVEAU 1 | 2

PORTFOLIO-OPDRACHT 1

Zo werk ik over drie jaar Wat voor werk doe jij over drie jaar? Misschien heb je een baan die past bij je opleiding. Misschien kies je voor een heel andere richting. Of ga je druiven plukken in Australië. In deze opdracht maak je een (foto)stripverhaal Zo werk ik over drie jaar. Jouw verhaal bestaat uit een aantal zelfgemaakte foto’s of afbeeldingen uit Tijd: 2 à 3 studie-uren tijdschriften en folders, waarmee je laat zien wat voor werk jij over drie jaar doet. Werkvorm: in tweetallen Je presenteert jouw (foto)stripverhaal aan jouw medestudenten. Leerdoel Je leert welk werk jij over drie jaar wilt doen.

Wat moet je doen? Bedenk wat voor werk jij over drie jaar doet en bij welk bedrijf 1 Wat voor werk wil jij over drie jaar doen? Vul in de lege vakken in welke banen dat zouden kunnen zijn. Je kunt daarbij denken aan werk dat past bij je opleiding of werk dat er juist niet bij past. Aan welk ander werk heb je weleens gedacht? WERK DAT AANSLUIT BIJ MIJN OPLEIDING

WERK DAT NIET AANSLUIT BIJ MIJN OPLEIDING

2 Kies nu waar jij het meest enthousiast van wordt en omcirkel dat werk. Als je het lastig vindt om te kiezen, praat er dan over met je medestudent. 3 Zoek op internet bij welke organisatie je het werk wilt gaan doen. En kijk ook in welke plaats je het werk wilt gaan doen. Schrijf dat op.

Maak foto’s of verzamel afbeeldingen voor je (foto)stripverhaal 4 Je gaat zelf foto’s maken. En je kunt ook plaatjes opzoeken in tijdschriften, folders of op internet. Deze gebruik je voor je (foto)stripverhaal Zo werk ik over drie jaar. 5 Het (foto)stripverhaal bestaat uit minimaal zes foto’s of plaatjes. Daarop kunnen activiteiten te zien zijn die bij jouw gewenste baan horen. Maar ook (werk)kleding en de werkomgeving en de plaats waar je kunt werken. 6 Neem vervolgens een flip-overvel of groot vel papier. Zet bovenaan: Zo werk ik over drie jaar. 7 Plak je foto’s of afbeeldingen als een stripverhaal op het flip-overvel. Zet er zo nodig tekstwolkjes bij.

32


2 WAT WIL IK EN WAAROM WIL IK DAT?

Vraag tips aan je medestudent 8 Bespreek met je medestudent hoe je ervoor kunt zorgen dat je over drie jaar het werk doet uit je (foto) stripverhaal. Vraag hem of haar om tips. Maak een korte presentatie over jouw (foto)stripverhaal 9 Je gaat straks je (foto)stripverhaal ophangen in de klas en er een korte presentatie over geven. Bereid de presentatie nu voor. Schrijf zo nodig steekwoorden op een spiekbriefje. De volgende punten moet je in ieder geval vertellen: `` Wat er op je (foto)stripverhaal te zien is. En wat de foto’s en plaatjes betekenen voor jouw werk over drie jaar. `` Waarom je voor dat werk hebt gekozen. `` Welke stappen je gaat zetten om het werk uit je (foto)stripverhaal te gaan doen. `` Welke tips je hierover van je medestudent hebt gekregen. Presenteer jouw (foto)stripverhaal in de klas 10 Presenteer je (foto)stripverhaal in de klas. Beantwoord eventueel vragen van jouw medestudenten.

Laat jouw opdracht beoordelen door je docent BEOORDELINGSCRITERIA Het (foto)stripverhaal laat duidelijk zien welk werk de student over drie jaar wil gaan doen. Het (foto)stripverhaal ziet er aantrekkelijk en verzorgd uit. De presentatie is kort, helder en to the point. De presentatie over het (foto)stripverhaal is volledig: `` de student geeft een toelichting op het (foto)stripverhaal; `` de student legt uit waarom hij/zij dit werk wil gaan doen; `` de student vertelt welke stappen hij/zij gaat zetten om de keuze te realiseren; `` de tips van de medestudent zijn in de presentatie verwerkt.

33


HOOFDSTUK 3

WIE BEN IK EN WAT KAN IK? Het is fijn als je werk vindt dat bij je past. Want dan werk je met plezier en doe je je werk ook beter. In dit hoofdstuk ga je nadenken over waar je goed in bent en wat je leuk vindt om te doen.

Je werkt in dit hoofdstuk aan de competentie: MOTIEVEN-REFLECTIE KWALITEITEN-REFLECTIE WERK-EXPLORATIE NETWERKEN LOOPBAAN-STURING 40


3 WIE BEN IK EN WAT KAN IK?

3.1 Wie ben ik? Als je goed weet wie je bent, kun je beter een baan vinden die bij jou past.

Zelfstandig

Betrouwbaar

Geduldig

Behulpzaam

Creatief

Verantwoordelijk

Enthousiast

Durft veel

Gezellig

Heeft veel energie

Netjes

Werkt graag alleen

Team-speler

Werkt graag met mensen

Vrolijk

Werkt graag met dieren

Gastvrij

Is handig/technisch

Stress-bestendig

Kan goed luisteren

Flexibel

Is graag buiten

Klantgericht

Ziet er graag mooi uit

Aan het einde van deze les: weet je welke eigenschappen je hebt.

Opdracht 1 Identiteit: wie ben jij? Je identiteit is wie jij bent. Jij hebt allerlei kenmerken, zoals je uiterlijk, gedrag, afkomst, hobby’s, karakter en overtuigingen. Al die kenmerken samen zijn je identiteit. Bekijk het filmpje op: ganaar.link/w341

MEISJE

Wat kom je te weten over de identiteit van de drie hoofdpersonen? Schrijf in drie minuten op welke persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten de drie personen uit het filmpje volgens jou hebben. Schrijf er minstens vijf op. Kies uit de eigenschappen hiernaast.

JONGEN MET STEIL,BRUIN HAAR

JONGEN MET KORT, DONKER HAAR

Bespreek dit met een medestudent en leg uit waarom je vindt dat deze personen die eigenschappen en kwaliteiten hebben. 41


WERKEN AAN JE TOEKOMST NIVEAU 1 | 2

STAP 1

Reflectie LOOPBAAN-COMPETENTIE In hoeverre beheers jij de competentie KWALITEITEN-REFLECTIE  ? Kruis per onderdeel aan welke optie het best bij jou past. ONDERDEEL

ONVOLDOENDE

VOLDOENDE

GOED

ZEER GOED

Jezelf kennen

Ik weet niet wat mijn kwaliteiten, mijn talenten en mijn zwakke punten zijn.

Ik vind het moeilijk mijn kwaliteiten, talenten en zwakke punten te beschrijven. Dat kunnen anderen beter doen.

Ik kan aangeven wat mijn kwaliteiten en mijn talenten zijn. Ik kan aangeven wat mijn zwakke punten zijn.

Ik kan goed aangeven hoe ik gebruik maak van mijn kwaliteiten en talenten. Ik kan aangeven hoe ik mijn zwakke punten probeer te verbeteren.

Kwaliteiten en opleiding

Ik weet niet welke kwaliteiten ik heb en of ze passen de opleiding die ik doe.

Ik weet niet of ik de juiste kwaliteiten heb voor de opleiding die ik doe.

Ik kan met hulp bedenken welke van mijn kwaliteiten van pas komen in de opleiding die ik wil gaan doen.

Ik weet hoe mijn kwaliteiten van pas komen in de opleiding die ik doe.

De mening van anderen

Ik sta bijna nooit stil bij de manier waarop ik overkom.

Ik kom vaak anders over dan ik denk. Ik kan mezelf alleen met hulp van anderen verbeteren.

Ik weet niet altijd hoe ik overkom. Ik heb tips van anderen nodig om mezelf te verbeteren.

Ik weet hoe ik overkom en ik kan aangeven op welke punten ik mezelf wil verbeteren.

STAP 2

Bron: Adri Pijnenburg

54

JOUW LOOPBAAN-KEUZES In dit hoofdstuk heb je uitgezocht wie je bent, wat je kunt en wat voor type jij bent. Welke inzichten heb je gekregen die invloed hebben op je werk in de toekomst?


STAP 3

3 WIE BEN IK EN WAT KAN IK?

ONTWIKKELING METEN Vul de digitale ontwikkelscan in die hoort bij dit hoofdstuk:

KWALITEITEN-REFLECTIE

``Ga naar: ganaar.link/wa211 ``Kies allĂŠĂŠn voor KWALITEITEN-REFLECTIE. ``Bekijk je scan en teken het resultaat op bladzijde 176. ``De uitslag kun je naar jezelf mailen om deze te bewaren.

STAP 4

ganaar.link/wa211

REFLECTEREN Je gaat reflecteren op een situatie. Denk aan een opdracht uit dit hoofdstuk die niet helemaal goed ging. Of een opdracht die prima ging, maar die je de volgende keer beter wilt doen. Je kunt reflecteren op verschillende manieren. Vraag aan jouw docent op welke manier je moet reflecteren: de manier van Korthagen of de STARR-methode. Vind je het lastig om een reflectie in te vullen? Bekijk dan het voorbeeld op ganaar.link/reflecteren

``Begin jouw reflectie. KORTHAGEN-METHODE

Je reflecteert op een gebeurtenis in vijf stappen: wat is er gebeurd? Wat deed je precies? Waar liep je tegenaan? Wat kun je de volgende keer anders doen? Welke aanpak ga je in het vervolg gebruiken? Scan de QR code en vul jouw reflectie in.

1

2

3

4

5

Wat is er gebeurd?

Wat deed je precies?

Waar liep je tegenaan?

Wat kun je de volgende keer anders doen?

Welke aanpak ga je in het vervolg gebruiken?

ganaar.link/r1

STARR-METHODE

Je kijkt terug op een gebeurtenis in vijf stappen: de situatie, jouw taak, jouw acties, het resultaat en de reflectie daarop. Scan de QR code en vul jouw reflectie in.

S

T

A

R

R

Situatie

Taak

Actie

Resultaat

Reflectie

Beschrijf een situatie waarin je de loopbaancompetentie hebt laten zien.

Wat was jouw taak in de beschreven situatie?

Wat heb je gedaan in die situatie?

Wat was het effect van je actie?

Wat heb je geleerd van deze situatie? Hoe ga je het de volgende keer doen?

ganaar.link/r2

55


HOOFDSTUK 4

WELK WERK WIL IK EN HOE BEREIK IK DAT? Als je je diploma hebt, kun je uit verschillende soorten banen kiezen. Als je je werk goed wilt doen, moet je weten wat je moet kennen en kunnen voor je beroep. En welke vaardigheden je nodig hebt om een goede werknemer te zijn. Dit hoofdstuk gaat over die kennis en die vaardigheden. Op je BPV kun je alvast uitproberen wat voor werk en werkplek je leuk vindt. Je zoekt uit welke BPV bij je past. Je werkt in dit hoofdstuk aan de competentie: MOTIEVEN-REFLECTIE KWALITEITEN-REFLECTIE WERK-EXPLORATIE NETWERKEN LOOPBAAN-STURING 56


4 WELK WERK WIL IK EN HOE bereik IK DAT?

4.1 Welke beroepen passen bij mij? Je hebt in de vorige lessen nagedacht over wat je belangrijk vindt in je werk. Je gaat nu onderzoeken in welke beroepen je vindt wat je zoekt.

Schrijf de belangrijkste taken op die in de vacature genoemd worden.

Aan het einde van deze les: weet je beter welke beroepen wel en welke niet bij jou passen; kun je een presentatie geven over een beroep dat jou leuk lijkt. Passen de taken bij je verwachtingen over je beroep? Leg je antwoord uit. Opdracht 1 Medewerker gezocht Zoek op internet een vacature die past bij het beroep waar je voor leert. Of vraag je docent om een vacature voor jullie op te zoeken. Welke eisen stelt het bedrijf aan de medewerker? Bespreek in de klas wat die eisen betekenen. Schrijf de eisen op die je onduidelijk vindt. Zet erachter wat bedoeld wordt met die eisen.

Opdracht 2 Je beroep Kijk op ganaar.link/wa241 Kies de opleiding die je nu doet. Bijvoorbeeld door bij ‘zoeken’ de naam van je opleiding in te typen. ganaar.link/wa241

Kijk rechts bij ‘Beroep’ hoe jouw beroep eruitziet. Lees ook wat je taken zijn. En bij wat voor bedrijven je kunt werken. Bekijk ook het filmpje, als dat erbij staat. Kijk ook bij ‘Opleiding’ wat je in je opleiding leert. Vul nu de tabel op de volgende bladzijde in.

57


HOOFDSTUK 5

HOE VIND IK EEN BAAN? Je wilt aan het werk of je zoekt een BPV-plek. Maar hoe vind je een geschikte baan? Hoe solliciteer je? Hoe zorg je dat ze jou uitnodigen voor een sollicitatiegesprek? In dit hoofdstuk leer je hoe je je netwerk gebruikt bij het zoeken naar een baan.

Je werkt in dit hoofdstuk aan de competentie: MOTIEVEN-REFLECTIE KWALITEITEN-REFLECTIE WERK-EXPLORATIE NETWERKEN LOOPBAAN-STURING 84


5 HOE vind ik een baan?

5.1 Hoe ziet mijn netwerk eruit? Als je op zoek bent naar een baan, kunnen anderen jou helpen. Bijvoorbeeld omdat ze weten dat ergens een vacature is. Of omdat ze zelf een nieuwe medewerker nodig hebben. De mensen die jij kent, vormen samen je netwerk . Contact houden met de mensen uit je netwerk, noem je ‘netwerken’. Dit kun je doen door bijeenkomsten te bezoeken, mensen te bellen of berichten te sturen via sociale media bijvoorbeeld. De bedoeling van netwerken is dat je elkaar helpt.

``Bekijk elke naam, bedenk wie zijn/haar bekenden zijn en schrijf die namen in de grijze cirkels. Denk aan: ``het werk van je ouders en familie ``het werk van ouders van vrienden, enzovoort. Beantwoord de volgende vragen Hoe groot is jouw netwerk? Tel het aantal namen dat je opgeschreven hebt.

Aan het einde van deze les: weet je wat een netwerk is; weet je hoe jouw netwerk eruitziet; heb je een idee hoe je jouw netwerk kunt gebruiken bij het zoeken naar een baan.

1 Bedenk wie in dezelfde sector zitten als jij.

Kleur hun namen groen. 2 Bedenk wie misschien nuttige informatie of

tips voor jou heeft. Kleur hun namen oranje. Hoe zouden de mensen uit je netwerk jou kunnen helpen bij het vinden van een baan?

Opdracht 1 Jouw netwerk Netwerken kan jou helpen bij het vinden van een baan. Daarom is het belangrijk om te weten wie er in je netwerk zitten. Dat ga je in deze opdracht uitzoeken.

Wie zou jij het eerst benaderen? Waarom deze persoon?

Gebruik bij deze opdracht het schema op de volgende bladzijde.

``Zet je eigen naam in het midden. ``Zet in de andere paarse cirkels de mensen met wie je contact hebt. Denk aan: ``je gezin/familie ``je docenten ``je medestudenten `` je sportclub ``je vrienden ``je werk/BPV

Hoe pak je dat aan? Beschrijf hoe jij deze persoon zou benaderen.

85


HOOFDSTUK 6

SOLLICITEREN In dit hoofdstuk leer je hoe belangrijk de eerste indruk is. We gaan het hebben over hoe je eruit moet zien bij een sollicitatie, hoe je ergens binnenkomt en hoe je de mensen van het bedrijf begroet. Verder ga je kijken naar sollicitatiegesprekken van anderen, maar je gaat ook zelf een gesprek oefenen. Je leert welke vragen je kunt verwachten en hoe je daarop kunt antwoorden.

106


6 solliciteren

6.1 Mijn sollicitatiegesprek voorbereiden In je sollicitatiegesprek moet je vertellen wat je goed kunt en wat je wilt. En waarom jij geschikt bent voor de baan. Je moet weten wat er van jou gevraagd wordt. In deze les bereid je een sollicitatiegesprek voor. Aan het einde van deze les: weet je hoe je een sollicitatiegesprek moet voorbereiden.

Opdracht 1 Gesprek voorbereiden Je bent uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Je bereidt het gesprek in stappen voor. Vul het formulier kort en kernachtig in. Gebruik de vacature of de BPV-plek van opdracht 2 op bladzijde 87 of opdracht 3 op bladzijde 88.

Formulier voor de voorbereiding van het sollicitatiegesprek HET BEDRIJF OF DE BPV-PLEK Naam van het bedrijf:

Omschrijf wat het bedrijf doet:

Welke diensten of producten bieden ze aan?

Bedenk wat je nog wilt weten over het bedrijf. Die vraag kun je in het gesprek stellen.

Adres en de route ernaartoe:

107


HOOFDSTUK 7

MIJN LOON Je bent net gestart met je eerste baan en je weet wat je gaat verdienen. Maar helaas, aan het eind van de maand krijg je veel minder dan je dacht. Hoe kan dat nu? Je bekijkt je loonstrook. Daar staat het loon op dat je met je leidinggevende had afgesproken. Maar waarom worden daar nog bedragen van afgetrokken en waar gaat dat geld naartoe? In dit hoofdstuk verdiep je je in de raadsels van je loonstrook.

130


7 mijn loon

7.1 Ik krijg loon Als je werkt bij een bedrijf, dan ben je een werknemer. Je ontvangt loon en bent in loondienst. Het bedrijf waar je werkt, is de werkgever. Jouw werkgever en jij maken samen een afspraak: jij geeft je tijd, kennis en inzet aan de werkgever en hij geeft jou daar geld voor. De afspraken tussen jou en de werkgever staan in een contract . Daar zetten jullie beiden een handtekening onder.

Wat krijg jij daarvoor van je werkgever?

Aan het einde van deze les:

Belasting en premies betalen Iedereen die werkt in Nederland, moet belasting en premies betalen. Dat geld gaat naar de overheid. Die gebruikt dat voor een heleboel zaken die belangrijk zijn om prettig en veilig in Nederland te wonen. Bijvoorbeeld voor onderwijs, veiligheid, zorg en wegen. Hoe meer je verdient, hoe meer belasting en premies je betaalt. We gaan er in Nederland namelijk vanuit dat de sterkeren de zwakkeren moeten steunen.

weet je wat het verschil is tussen bruto-loon en netto-loon; weet je dat je belasting en premies moet betalen.

Opdracht 1 Contract

Beantwoord de volgende vragen Je hebt misschien een (bij)baan of BPV-plek. Heb jij een contract? Welke afspraken staan daarin?

Wat moet jij voor de werkgever doen?

In je contract heb je met de werkgever afgesproken hoeveel loon je krijgt in ruil voor jouw werk. Dat is je bruto-loon . Maar het bedrag dat jij op je bankrekening krijgt, is lager. Dat is je netto-loon . Van het bruto-loon gaat loon-heffing af. Loon-heffing bestaat uit: ``belasting; ``premies voor de volks-verzekeringen AOW, Wlz en Anw. Je werkgever draagt de loon-heffing voor jou af aan de overheid. Op je loonstrook kun je zien hoeveel loon-heffing je betaalt.

131


HOOFDSTUK 8

WELKE KEUZES KAN IK MAKEN? Je hebt straks je diploma op zak. Dan wordt het tijd voor de volgende stap in je leven. Het is goed om nu alvast na te denken welke keuzes je kunt maken. Ga je werken bij een bedrijf of als zelfstandig ondernemer, of ga je nog een opleiding doen. In dit hoofdstuk onderzoek je wat voor jou de beste keuze is.

Je werkt in dit hoofdstuk aan de competentie: MOTIEVEN-REFLECTIE KWALITEITEN-REFLECTIE WERK-EXPLORATIE NETWERKEN LOOPBAAN-STURING 148


8 welke keuzes kan ik maken?

8.1 Wat ga ik doen na mijn opleiding? Teken de aantallen in het staafdiagram hieronder. 20

Aan het einde van deze les:

15

Aantal studenten

Veel mbo’ers gaan na het behalen van hun diploma aan het werk. Andere kiezen voor doorleren op het mbo, bijvoorbeeld na het behalen van een Entree-diploma. Wat ga jij doen?

weet je wat de mogelijkheden zijn na je mbo-opleiding; weet je wat jij en je medestudenten na hun opleiding willen doen; kun je uitleggen wat het verschil is tussen BOL en BBL;

10

5

weet je wat beter bij jou past: BOL of BBL.

Opdracht 1 Organiseer een poll met de klas Met een poll kun je de meningen van een groep mensen verzamelen. Je stelt een vraag en bedenkt een aantal antwoorden. Iedereen stemt op een van de antwoorden. Je kunt dan zien hoeveel stemmen er voor elk antwoord zijn. Benodigdheden: vel papier of het schoolbord, één persoon die de keuzes bijhoudt Tijd: 10 minuten Bespreek klassikaal: welke stap wil iedereen maken na deze opleiding? A Hoeveel studenten willen direct aan het werk? B Hoeveel studenten willen doorleren en een niveau-2-opleiding volgen? C Hoeveel studenten willen doorleren en een niveau-3-opleiding volgen? D Hoeveel studenten weten het nog niet?

A

B

C

D

Gegeven antwoorden

Bespreek de uitkomsten met de klas

BOL EN BBL In het mbo zijn twee soorten leerwegen: De beroeps-opleidende leerweg (BOL): een dagopleiding waarbij je school en BPV combineert. Je gaat de hele week naar school en volgt een of meer periodes BPV. De beroeps-begeleidende leerweg (BBL): een combinatie van werken en leren. Meestal ga je één dag in de week naar school. Op de andere dagen werk je bij een bedrijf waar je het vak gaat leren: het leerbedrijf. Je krijgt salaris en doet veel praktijkervaring op.

149


HOOFDSTUK 9

MIJN PLAN VOOR DE TOEKOMST Je hebt straks je diploma op zak. Wat wordt dan de volgende stap in je leven? Je hebt in hoofdstuk 8 de mogelijkheden bekeken. Nu is het tijd om alles nog een keer op een rij te zetten.

174


9 MIJN PLAN VOOR DE TOEKOMST

9.1 Eindreflectie

Opdracht 1 Werken, doorleren of een combinatie?

Ik ga na mijn mbo-opleiding een baan zoeken. Ik wil gaan werken als:

Mijn kansen op een baan bij mij in de buurt zijn (omcirkel): GOED Indien matig of slecht: Dit ga ik doen om mijn kansen op een baan te verbeteren:

Ik ga doorleren op het mbo:

MATIG

SLECHT

Ik ga niet werken of doorleren, maar:

mbo-2 of mbo-3 van mijn huidige studierichting

een andere mbo-studierichting, namelijk:

De belangrijkste reden voor mijn keuze is:

ik kies voor leerweg BOL ik kies voor leerweg BBL omdat:

De belangrijkste reden voor mijn keuze is: HANDIG voor je SLB-g esprek!

175


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.