BASISBOEK FOTOGRAFIE
ONLINE CURSUS FOTOGRAFIE
EXTRA DIK!
NU 280 PAGINA'S VOL FOTOTIPS
Controle over scherpte
Alles over ISO, Sluitertijd en Diafragma
De perfecte compositie
ONLINE CURSUS FOTOGRAFIE
EXTRA DIK!
NU 280 PAGINA'S VOL FOTOTIPS
Controle over scherpte
Alles over ISO, Sluitertijd en Diafragma
De perfecte compositie
7
49
Hoofdstuk 1: Compositieregels
Voordat we aan de slag gaan met de instellingen van je camera, willen we je eerst anders leren kíjken. Want een echt goede foto maakt niet de camera, maar maakt een fotograaf die over het beeld heeft nagedacht.
Hoofdstuk 2: Licht en belichting
Nu duiken we wat meer de instellingen in. We leggen uit welke drie regelaars belangrijk zijn bij fotografie en hoe je camera het licht registreert. Daarna gaan we in op het fotograferen bij verschillende lichtomstandigheden, zodat je binnen én buiten mooie foto’s maakt.
105
Hoofdstuk 3: Sluitertijd en diafragma
Fotografeer je in de automatische stand? Dan heb je zelf niet alle controle over het eindresultaat. Via tussenstappen leren we je omgaan met je camera. Zo bepaal jij de sluitertijd en het diafragma, waarmee je creatieve effecten kunt bereiken.
149
181
Hoofdstuk 4: Scherpte en contrast
Van die foto’s met een mooie zachte achtergrond maken? Dat kun jij ook! Je leert in dit hoofdstuk over scherpte en scheptediepte. Ook vertellen we je hoe je contrasten goed kunt inzetten.
Hoofdstuk 5: RAW
Kies je voor fotograferen in raw-formaat of slaat jouw camera jpg-beelden op? We leggen uit welke voor- en nadelen beide bestandsformaten hebben. Fotografeer je in raw, dan kun je je foto’s met behulp van de volgende hoofdstukken nog beter bewerken.
201
Hoofdstuk 6: Lightroom
We zetten de eerste stappen in het foto-beheer- én -bewerkingsprogramma Lightroom. Je maakt een goede collectie aan, zorgt dat je je foto’s goed beheert en terug kunt vinden én we leggen uit hoe je de basisbewerkingen doet in deze digitale doka.
235
Hoofdstuk 7: Photoshop
Wil je uitgebreidere bewerkingen doen dan met Lightroom mogelijk zijn? Bijvoorbeeld meerdere foto’s combineren tot één compositie, of een beeld een andere lucht geven? Dan kun je het best aan de slag gaan met Photoshop. Ook hier helpen je we een heel eind op weg.
Dit Basisboek Fotografie is gemaakt in combinatie met diverse online cursussen op de Zoom Academy. Met de online cursussen kun je je fotografiekennis nog veel verder uitbreiden en verdiepen.
Dit Basisboek is samen met de Basiscursus Fotografie op de Zoom Academy gemaakt. Samen vormen deze twee de ideale combinatie om alles over je camera-instellingen te leren. Daarnaast bevat dit boek informatie uit verschillende andere online cursussen, zoals Sluitertijd & Diafragma, Compositie, Licht & Belichting en de
bewerkingscursussen Photoshop en Lightroom. Wil je je dus in één van deze onderwerpen verdiepen, dan kun je online doorleren. De online cursussen op de Zoom Academy bevatten, net als dit boek, veel informatie in de vorm van tekst en foto’s met uitleg. Als je de online cursus volgt, krijg je op diverse momenten videomateriaal
waarin je extra uitleg krijgt. Dat zijn screencasts, animaties en films. Je vindt er ook meer oefenvragen en oefeningen dan in dit boek, zodat je gelijk met de geleerde kennis aan de slag kunt. Ga naar www.zoomacademy.nl voor het volledige cursusaanbod.
Je vindt in dit cursusboek een hoop hulpmiddelen om beter te leren fotograferen. Natuurlijk leer je door de teksten te lezen, maar ook van de beelden kun je een hoop opsteken.
Je kunt heel veel leren door goed naar voorbeelden te kijken en misschien zelfs te proberen om die na te maken. Daarom vind je bij elke geschikte foto in dit boek extra informatie, namelijk de instellingen die gebruikt zijn bij het maken van de foto. Dat is als volgt genoteerd:
SAKIN OZTURK, SAKIN.ZOOM.NL
NIKON D750 · ISO 640 · F 2,8 · 1/60 SEC · 200 MM
Je ziet hier op volgorde: de camera die gebruikt is, de iso-waarde, het diafragma, de sluitertijd en de brandpuntsafstand. De brandpuntsafstand vermeld bij de foto is altijd het brandpunt behorend bij de camera. We rekenen het dus niet om naar fullframe. Wil je weten of er gebruik is gemaakt van een cropfactor, check dan de foto op onze website. Meer weten over cropfactor, lees www. zoom.nl/cropfactor
Volg je een online cursus op de Zoom Academy (www. zoomacademy.nl) dan krijg je tussendoor regelmatig
oefenvragen om je kennis te testen. In dit boek hebben we ook op meerdere plekken een pagina Test Jezelf toegevoegd, natuurlijk met de juiste antwoorden erbij. Heb je moeite met de vragen, lees dan het voorafgaande hoofdstuk nog even goed door.
Veel foto’s die je in dit boek ziet, zijn gemaakt door lezers van Zoom.nl
en geüpload naar hun eigen profiel op onze website. Je vindt bij de foto’s de link naar de profielpagina van de Zoomer. Vind je foto mooi? Check de link, dan vind je daar meer foto’s van deze fotograaf. Je kunt ook zelf een gratis account op Zoom.nl aanmaken, dan kun je dagelijks twee foto’s plaatsen, waarmee je direct kans maakt op publicatie in het magazine … én dus in specials en een boek als dit.
Welke richtlijnen zijn hiervoor en waarom gelden die? Deze vragen gaan we voor je beantwoorden.
Tijdens het fotograferen bepaal jij wat je precies in beeld brengt. Welke elementen neem je wel op in je beeld en welke niet? Dat is het bepalen van je compositie. Hierbij moet je proberen om een interessant beeld te creëren. Om je te helpen om aantrekkelijkere foto’s te maken, zijn er allerlei compositieregels bedacht.
Door bijvoorbeeld het hoofdonderwerp op een specifieke plek in het beeld te plaatsen, wordt een foto bijna als vanzelf interessanter om naar te kijken. Hoewel we spreken van compositieregels, moet je het eigenlijk meer als richtlijnen of aanbevelingen zien. Dus niet echt als keiharde regels. Je hóéft je er dus niet altijd en overal aan te houden. In plaats van ze strikt toe te passen mag dat ook best wat losjes.
Het doel van een compositie is het rangschikken van beeldelementen zodat er een zo aantrekkelijk mogelijke foto ontstaat. Om dat makkelijker te maken, zijn er dus compositieregels opgesteld. In de ene situatie werkt de ene regel beter dan de andere en soms kun je zelfs twee regels met elkaar combineren voor een nog beter resultaat. Het is dus heel nuttig om de compositieregels te kennen én te weten hoe je ze toepast, en zal je vaak interessantere beelden maken dan de onwetende kiekjesmaker. Naarmate je er meer kent en beheerst, kun je in steeds meer situaties de best mogelijke foto maken. En als je ze goed kent, dan kun je er ook bewust voor kiezen om er – met een reden – van af te wijken.
Misschien wel de bekendste en meest toegepaste compositieregel is de regel van derden. Deze
→ De hulplijnen van de regel van derden zijn ook erg handig om een mooie vlakverdeling te maken. Is er een bijzonder mooie lucht te zien, maar is het landschap wat minder spannend? Plaats de horizon dan in de buurt van de onderste horizontale lijn. Zo krijgt de lucht alle aandacht die het verdient. Andersom plaats je de horizon bij de bovenste horizontale lijn als je juist een prachtig landschap ziet maar de lucht saai is. Ook nu weer plaats je belangrijke beeldelementen in de lucht of het landschap bij voorkeur in de buurt van een lijn of op een kruispunt.
1 In dit dramatische beeld is perfect gebruikgemaakt van de regel van derden. De horizon ligt precies op 2/3 vanaf de onderkant van de foto. Een goede keuze, omdat er veel te zien is op de voorgrond.
ELLEN VAN DEN DOEL, ELLEND.ZOOM.NL
NIKON Z6 · ISO 100 · F 11 · 1 SEC · 20 MM
2 Deze hommel zit precies in de kruising van de rechterlijn en onderste lijn van de regel van derden.
JOYCE VAN HEUGTEN, PUCK·FOTOGRAFIE.ZOOM.NL
NIKON D5500 · ISO 100 · F 3,5 · 1/3200 SEC · 105 MM
regel is eenvoudig toe te passen en heeft al gelijk een groot effect op de foto. Een veel gemaakte fout is namelijk het hoofdonderwerp precies midden in beeld nemen. Dat is trouwens niet alleen onze schuld. Camera’s gaan er bijvoorbeeld vaak automatisch vanuit dat het midden het belangrijkst is en daar zitten zelfs nog altijd de meeste scherpstelpunten op je camera. Maar in de praktijk staat het in veel gevallen mooier als je het hoofdonderwerp juist niet precies in het midden plaatst. En daar komt de regel van derden goed bij van pas.
De compositie van je foto bestaat uit meer dan alleen het werken met één van de compositieregels. Je kunt nog een hele hoop andere keuzes maken en op andere dingen letten.
Eigenlijk maak je deze beslissing nog vóór je compositie: je beslist of je een staande of liggende foto maakt. Meestal is bij landschappen liggend favoriet en staand bij portretten, maar dat is geen vast gegeven. Kijk bij welk formaat je onderwerp het beste tot zijn recht komt. Zo kan een landschap met een verticaal element (zoals een kerktoren of een steile klif) extra impact krijgen door een staand formaat. Kies dus niet automatisch voor het traditionele formaat, maar probeer de verschillende opties uit. Een gezicht past beter in een staande beelduitsnede. Maar ook met de camera horizontaal kun je uitstekend portretfoto’s maken. Vooral omdat het niet verplicht is om iemand van kruin tot kin af te beelden. Er zijn portretfotografen die bijna steevast kiezen voor een liggend formaat. Het geeft ze ruimte om te spelen met de compositie en meer van de achtergrond te laten zien.
Dan heb je ook nog de keuze voor
je beeldverhouding. Ga je voor de portretstand, dan zul je al snel merken dat de verhouding 3:2 doorgaans een vrij ‘hoog’ beeld oplevert. Het beeld bijsnijden tot circa 4:3 doet het bij verticale opnamen vaak veel beter. In de nabewerking kun je er ook voor kiezen om een heel ander formaat te maken, bijvoorbeeld een vierkante uitsnede. Een vierkant formaat straalt rust en evenwicht uit. Inmiddels raakt een vierkant formaat op sociale media redelijk ‘ingeburgerd’, voornamelijk omdat
Instagram dat lange tijd als standaard had. Het kan heel verfrissend zijn om met een vierkant kader te werken. Het is een goede compositietraining voor je oog.
Let erop dat je horizon recht staat. Niets zo storend als een leeglopende zee of scheve bomen en gebouwen in je foto. Je kunt in de nabewerking de foto alsnog rechtzetten, maar dat kost tijd en pixels. Bovendien heb je in je foto niet altijd een horizontale of verticale lijn en dan is het lastig rechtzetten. Gebruik liever een van deze waterpastools:
een externe waterpas voor in je flitsschoen de tegenwoordig vaak ingebouwde elektronische waterpas van je camera
Een foto die maar één laag in het beeld heeft, oogt vaak oninteressant. Je kunt dit oplossen door te
zorgen voor een duidelijke voorgrond én achtergrond. Op locatie vind je doorgaans genoeg dingen die je als voorgrond kunt gebruiken. Je kunt kijken naar hekjes, muurtjes, planten en bloemen. Een roeibootje in een meertje of rivier is ideaal als voorgrond. Ben je aan het strand, dan moet je misschien
een eindje lopen tot je een fotogenieke rots vindt. Op lege stranden kun je naar aangespoelde spullen zoeken, bij voorkeur iets dat in de strandomgeving past. Kom je poelen met water tegen, dan kun je deze ook gebruiken als voorgrond terwijl de lucht in het water wordt gereflecteerd, mooi bij een
De perfecte pose van de uil met de muis, in combinatie met de rustige achtergrond en de vierkante uitsnede, maken dit een strakke en frisse foto.
indrukwekkende wolkenlucht of een zonsondergang.
Het ligt misschien niet voor de hand, maar je kunt ook mensen als voorgrond gebruiken. Het voordeel is dat je, als je tenminste niet alleen reist, altijd een verplaatsbaar voorgrondobject bij de hand hebt. Een nadeel is dat steeds hetzelfde model
PATRICK SCHOLTEN, PATRICK-SCHOLTEN.ZOOM.NL CANON 1D X II · ISO 1600 · F 5,6 · 1/320 SEC · 500 MMaspecten beïnvloed dan je misschien denkt. De kadrering is erg belangrijk, maar een ander samenhangend aspect dat minstens net zo belangrijk is, wordt nogal eens vergeten: het standpunt.
1 Probeer eens een heel ander standpunt in te nemen, dat maakt je foto gelijk interessanter.
2 Met een drone heb je natuurlijk helemaal een uniek standpunt, een supervogelvluchtperspectief.
THOMAS BARTELDS, THOMASBARTELDS.ZOOM.NL
Veel fotografen maken enkel foto’s vanuit een ‘basis’ standpunt op ooghoogte. Dat is natuurlijk logisch, want zo kijk je immers het grootste gedeelte van de tijd. Je eindresultaat hangt echter in grote mate samen met het standpunt dat je kiest. Daarom is het belangrijk om altijd goed op je standpunt te letten. Een kleine verandering in standpunt kan, afhankelijk van je onderwerp, een grote verandering in eindresultaat betekenen. Probeer het maar eens uit in de praktijk. Het onderwerp is daarbij niet zo van belang: neem bijvoorbeeld een willekeurige boom op straat. Kies nu een standpunt en maak een foto. Vervolgens maak je nog vier foto’s met nét iets andere standpunten. Ietsje naar rechts of links, naar boven en onder. Je zult zien dat de foto’s flink van elkaar zullen verschillen, zeker als je naar de relatie tussen de boom op de voorgrond en de achtergrond kijkt.
Veranderingen in standpunt die je dezelfde afstand tot je onderwerp plaatsvinden (de camera beweegt
naar links, rechts, onder of boven) zorgen vooral voor een andere relatie tussen het onderwerp en de achtergrond.
Verander je van plaats én van afstand tot je onderwerp, dan zul je zien dat ook de perceptie of de beleving van dat onderwerp in je beeld verandert. Als je dichterbij komt, neemt je onderwerp een grotere en belangrijkere plaats in. Je onderwerp krijgt in dat geval steeds meer de ‘hoofdrol’ en de achtergrond een duidelijke ‘bijrol’. Ga je juist achteruit, dan ‘trekt’ je onderwerp zich terug in de achtergrond en wordt minder nadrukkelijk aanwezig. Je hebt dan een neutraler of – zo je wilt – saaier beeld, waarbij de beeldelementen meer met elkaar in balans zijn. Probeer dit maar eens met dezelfde boom die je net ook hebt gefotografeerd. Je zult zien dat de boom in iedere foto afhankelijk van het gekozen standpunt een andere ‘rol’ vervult.
Het is handig een paar van de meest voorkomende standpunten te kennen. Zo kun je afhankelijk van de situatie en het beeld dat je wilt creëren afwisselen tussen standpunten. Probeer ook eens een standpunt uit waar je in eerste instantie misschien niet aan denkt, want dit kan verrassende resultaten opleveren.
Fotograferen vanaf ooghoogte is voor veel fotografen het meest gebruikte standpunt, eenvoudigweg omdat we heel de dag door op deze manier naar de wereld kijken. We zijn gewend om situaties op deze hoogte te zien en daardoor zijn we automatisch geneigd om ook op deze hoogte te fotograferen.
Het kan verfrissend zijn om ook eens naar een ander standpunt te kijken, maar voor veel onderwerpen is een standpunt op ooghoogte natuurlijk prima geschikt. Sommige situaties vragen er zelfs om. Het maken van een portret doe je vaak op ooghoogte van je model, ook omdat een mens van onder of van bovenaf gezien niet altijd flatteus op de foto staat. Ook landschapsfotografie wordt vaak op ooghoogte beoefend.
Als je op ooghoogte fotografeert, probeer dan alle beeldelementen die op ooghoogte zijn boven de horizon uit te laten komen. De andere elementen, die zich onder ooghoogte bevinden, mogen juist onder die horizon terechtkomen.
De horizon komt op deze manier vaak min of meer centraal in je beeld te liggen.
De definitie van ooghoogte is natuurlijk niet altijd hetzelfde, want de ogen van je kat zitten op een veel lagere plek dan die van
Perspectief speelt, hoe je het nu wendt of keert, altijd een grote rol in fotografie. Ook al heb je er helemaal geen idee van, op de achtergrond is perspectief altijd aanwezig. Dat geldt bij alle genres: of je nu een portret, een landschapsfoto of een vakantiefoto maakt. Daarom is het goed om de basisprincipes van perspectief in je foto’s te kennen. Ken je ze, dan kun je ze vervolgens gebruiken en inzetten om betere foto’s te maken.
Om goed en bewust met perspectief te kunnen werken, is het eerst van belang te weten en te begrijpen wat perspectief precies is en doet.
Allereerst is perspectief overal om je heen te zien en is het dus niet alleen een fotografisch aspect. In essentie komt (lijn)perspectief neer op het feit dat alle lijnen in een
voorwerp terug te herleiden zijn naar een verdwijnpunt of meerdere verdwijnpunten aan de horizon. Afhankelijk van je standpunt hebben al die lijnen een andere richting en ‘hoek’.
Het perspectief in een foto bepaalt hoe de verschillende elementen in het beeld zich tot elkaar
verhouden. Dat betekent ook dat het gekozen perspectief de ‘diepte’ in je beeld voor een groot gedeelte bepaalt. Het is daarom belangrijk het perspectief in je foto’s serieus te nemen, want het perspectief heeft in grote mate te maken met hoe de kijker de voorwerpen of onderwerpen op jouw foto’s zien. De keuze voor een standpunt en compositie kunnen de presentatie
en de verschijning van je onderwerp danig veranderen en ‘kleuren’. Denk bijvoorbeeld aan hoe je eigen armen eruitzien als je vanaf ooghoogte naar beneden kijkt. Door de perspectivische verkorting lijken ze ineens heel kort, of in ieder geval veel korter dan ze in werkelijkheid zijn en ook korter dan voor een ander die jouw armen van een afstand bekijkt. Op dezelfde manier kan een rechthoekige tafel vanuit een specifieke hoek gezien ineens vierkant lijken door gebruik (of misbruik) van perspectief in een foto.
Eén van de meest voor de hand liggende voorbeelden van de werking van perspectief vind je als je een hoge (kerk)toren wilt fotograferen.
Die toren is uiteraard van onder tot boven gelijk in de breedte, maar als je hem van dichtbij fotografeert lopen de buitenste lijnen opeens sterk naar binnen en lijkt de toren op de foto een ‘puntvorm’ te hebben. De mate waarin dit gebeurt heeft ook te maken met wat voor lens je de toren fotografeert en daarnaast ook met de afstand van jou tot die toren. Als je dicht bij de toren staat krijg je in vrijwel alle gevallen te maken met dit effect. Maak je dezelfde foto van een grote afstand, dan komt de toren er ‘normaal’ op te staan. Als je de voorgaande case bekijkt, dan wordt het duidelijk dat de werking van perspectief te maken heeft met je standpunt en afstand tot je onderwerp. Daar moet nog één aspect aan worden
toegevoegd, want ook de lenskeuze en met name de brandpuntsafstand is in dit geval van invloed op hoe het perspectief in je foto eruitziet. Het perspectief in een foto die gemaakt is met een groothoeklens verschilt in grote mate van het perspectief in een foto die gemaakt is met een korte telelens; ook als je onderwerp hetzelfde is.
Vaak is het in de fotografie de bedoeling om een zo natuurlijk mogelijk perspectief na te streven, want daarmee lijkt je onderwerp zo veel mogelijk op hoe de kijker het kent en verwacht te zien. Maar het hangt natuurlijk ook van je onderwerp en het doel van je foto’s af of je het beste kunt kiezen voor een natuurlijk perspectief, of juist
1 De werking van perspectief heeft te maken met je standpunt en de afstand tot je onderwerp, en ook met de brandpuntsafstand. Hier bevond de fotograaf zich dicht bij de boei, waardoor die veel groter lijkt dan hij in werkelijkheid is.
HANS MENNINGA, HANS·MENNINGA.ZOOM.NL
NIKON D810 · ISO 64 · F 16 ·
1/20 SEC · 18 MM
2 Lopen deze gebouwen op de Zuidas in Amsterdam nu van breed naar smal? Nee natuurlijk niet, het is het perspectief dat deze indruk geeft.
MICHAEL ROUBOS, MROUBOS.ZOOM.NL SONY RX10 · ISO 80 · F 8 · 1/40
Slimme, doordachte keuzes zijn bij het maken van een portret onontbeerlijk. Niet alleen de modelkeuze, maar ook de compositie, diafragma, objectiefkeuze en inkadering maken het verschil tussen een gemiddeld portret en een topportret.
Technische fase
Op het moment dat je met je model op locatie staat, maak je als fotograaf een aantal keuzes. Hoe zorg je dat niets afleidt van je model en dat de kijker direct naar het model wordt geleid? Hoe voorkom je
dat een model vervormd in beeld komt? En hoe leg je de scherpte en onscherpte precies op de juiste plekken?
Allemaal zaken die je regelt in de eerste, technische fase. Het is goed deze fase te scheiden van de
tweede: de sociale omgang met je model. Als je namelijk de hele shoot bezig blijft met instellen en veranderen van de techniek, leidt dat niet alleen tot stress bij jezelf: je model wordt er ook onzeker van. Het credo is dan ook: stel alles wat
1 De ogen en mond van dit portret lopen over de lijnen van de compositieregel van de gulden snede.
MAAIKE KAMPERT, MAAIKEKAMPERT.ZOOM.NL
CANON 5D III · ISO 500 ∙ F 2,8 ∙ 1/800 SEC ∙ 135 MM
2 Een mooi voorbeeld van een ten voeten uit portret. De kleding van de jongen en de omgeving vertellen een verhaal, dus is het relevant het hele lichaam te tonen.
NICK TEHEUX, NICKMAN.ZOOM.NLCANON 5D III · ISO 100 ∙ F 5,6 ∙
1/400 SEC ∙ 38 MM
→ In je cameramenu zit meestal de optie om een grid aan te zetten. Op een deel van de camera’s kun je hierbij ook andere grids kiezen dan alleen de regel van derden. Kijk in de gebruiksaanwijzing of zoek op Google even welke opties jouw camera allemaal heeft.
er in te stellen valt eerst goed in en ga dan pas de interactie aan met je model.
Allereerst is het belangrijk dat je de goede compositie kiest bij het vastleggen van je model. Wil je een portret met context of een puur portret van alleen het gezicht?
Als je de achtergrond mee laat doen, heb je meer met compositiekeuzes te maken. Zo kun je perspectief gebruiken in de achtergrond. Stel je model op in een lange gang en alle lijnen lijken naar het model te lopen. We noemen dit inleidende lijnen. Ze wijzen naar het model, zodat je ook direct die richting op kijkt.
Als je op tv naar het journaal kijkt, zul je de geïnterviewde ook vaak in zo’n lange gang zien staan. De cameraman gebruikt dan inleidende lijnen voor zijn compositie.
25%
Een andere regel die erg goed werkt bij portretten, is de gulden spiraal. Voor meer uitleg blader je even naar het begin van dit hoofdstuk. Leg je vier van deze spiralen over je beeld, dan heb je vier
punten, telkens op 25% van de hoek van het beeld. Wetenschappers hebben ooit onderzocht dat je oog een beeld het eerste op deze plekken scant. Bij een portret kun je dus het best de ogen of (bij een ruimer portret) het gezicht van je model op deze punten leggen. Als je dit goed
doet, heb je aan de andere kant van het beeld ruimte over om iets op de achtergrond te plaatsen.
Bij een portret zonder context zijn de mogelijkheden wat beperkter. Vaak kun je dan werken met
De meest fotogenieke bestemmingen zijn tegelijkertijd de grootste valkuilen voor het maken van de beelden die je al kent. Hoe voorkom je dat je na een fototripje thuiskomt met de clichébeelden die iedereen maakt? De beste tips, zodat jij wél met creatieve en originele foto’s thuiskomt.
Begin met het maken van de clichéfoto
Ja, je leest het goed. We willen je vertellen hoe je clichés voorkomt en beginnen met de tip om die foto juist wél even te maken.
Als je die foto eenmaal gemaakt hebt, kun je het cliché namelijk veel makkelijker loslaten en op zoek gaan naar creatievere invalshoeken. Als je voor het eerst oog in oog staat met een beroemde
bezienswaardigheid die je al zo vaak op prachtige foto’s hebt gezien, dan wil je dat beeld auto
matisch zelf ook vastleggen. Doe maar. Ook prima om te hebben. Maar blijf vervolgens nog een
1 Voor een bijzondere macrofoto hoef je niet ver van huis! Dit beestje ziet er door zijn enorme schaduw grappig en indrukwekkend uit, terwijl het van voren of van bovenaf waarschijnlijk een doodnormaal mugje is.
DIEKE STEEG, DIEKES.ZOOM.NL
NIKON D5600 · ISO 100 · F 3,5 · 1/320 SEC · 105 MM
2 Door het bijzondere standpunt komen deze flatgebouwen machtig over.
RIEN GIELTJES, CAPTUREDBYR.ZOOM.NL
NIKON D700 · ISO 400 · F 9 · 1/320 SEC · 24 MM
tijdje hangen, loop rond en kijk eens rustig om je heen. Zodra je de rust gevonden hebt om eens echt te genieten van de plek en alles in je op te nemen, dan komt de creativiteit en vind je een interessante invalshoek die jóúw ervaring weergeeft.
Als je alles vanaf ooghoogte fotografeert wordt het al snel saai. Probeer daarom eens een perspectief of standpunt te
kiezen dat je niet zo vaak ziet, dan vinden onze hersenen het beeld ineens veel interessanter. Kijk eens recht omhoog of vanaf een hoog gebouw recht naar beneden. De wereld ziet er dan ineens heel anders uit. Klim ook eens ergens bovenop of ga op de grond liggen om je perspectief te veranderen. Neem bijvoorbeeld een vuilniszak mee in je cameratas om op te zitten of liggen, zodat een natte ondergrond geen excuus hoeft te zijn.
Blijf dus langere tijd op dezelfde plek en zoek naar leukere of mooiere standpunten. Je kunt je uren vermaken in het park, in één straat in de stad, of zelfs voor macrofotografie in een stukje berm naast je huis.
We neigen er vaak naar om een onderwerp helemaal in beeld te brengen. Maar wanneer je heel dicht op je onderwerp gaat staan, zie je soms verrassende details.
Fotograferen is in de praktijk een vrijwel constante worsteling met niet-perfecte omstandigheden, tegenvallers en compromissen. Met de juiste mindset en voorkennis kun je je echter wel degelijk wapenen tegen lastige fotosituaties. Wij vertellen je hoe!
Te donkere lichtomstandigheden Ideale lichtomstandigheden, een model dat perfect poseert tegen een adembenemende achtergrond, geen storende passanten of reclameborden en alle ruimte en tijd van de wereld om de beste beeldhoek, het juiste perspectief en de passende scherptediepte te bepalen. Tja, hoe vaak overkomt
je dat nou eigenlijk? ‘Nooit’ is waarschijnlijk het meest eerlijke antwoord. Veruit de meest voorkomende fotoproblemen treden op als er (te) weinig licht is. Denk aan fotograferen in een donkere ruimte tijdens een verjaardagsfeestje, receptie of trouwerij of fotograferen in een museum, tijdens een concert of in de nachtelijke uren. Resultaat zijn
onscherpe, te donkere, te lichte of korrelige foto’s en ‘bewogen’ modellen. Vrijwel altijd moet je de oorzaak van deze bewogen foto’s zoeken in een lange sluitertijd en de bewegingen die jij als fotograaf maakt. Probeer in eerste instantie de sluitertijd waarmee je fotografeert te verkorten, want met een kortere sluitertijd vallen kleine bewegingen minder op. Stel
1 Stel je parallel op aan een voorbijkomend model en trek je camera tijdens het fotograferen mee met de actie om de beweging vast te leggen.
TIM BUIJVOETS, ONZINDICHTER.ZOOM.NL
CANON EOS 60D · ISO 2500 · F 6,7 · 1/60 SEC · 127 MM
2 Concertfotografie in een donkere zaal met een onregelmatige licht of lasershow dwingt je tot het maken van veel foto’s. Door op de lichten en de actie te focussen zul je op den duur steeds meer goede foto’s kunnen maken.
RENÉ MOORMAN, RENEMOORMAN.ZOOM.NL
NIKON D750 · ISO 1600 · F 4,5 · 1/80 SEC · 29 MM
daarvoor een groter diafragma in (klein F getal) zodat je objectief meer licht ‘vangt’ en de sluitertijd korter wordt óf stel een hogere iso waarde in, waardoor de lichtgevoeligheid van je beeldsensor toeneemt. Schroef de iso waarde echter niet té hoog op, want dan ontstaat er uiteindelijk kleurruis en worden je foto’s korrelig of vlekkerig. Bepaal zelf de maximale iso waarde waarbij je de resultaten nog acceptabel vindt. Redden een groter diafragma en een hogere iso je nog steeds niet uit de problemen? Kies dan voor een lichtsterker objectief of gebruik een statief. Bij statische onderwerpen zoals schilderijen in een museum of een stilzittend
model, kan een statief een groot verschil maken. Helaas mag je niet overal een statief gebruiken. Check dit dus vooraf.
Zorgen deze noodgrepen nog steeds niet voor scherpe foto’s (bijvoorbeeld tijdens een concert in een stikdonkere zaal met een pulserende licht of lasershow), gebruik dan je groothoekobjectief, zoek een hoger standpunt en maak domweg zo veel mogelijk foto’s. Dergelijke lichtomstandigheden zijn zó onberekenbaar dat je – ook met het beste materiaal en optimale instellingen – mazzel moet hebben dat je op het juiste moment afdrukt wanneer de artiesten en de zaal goed zijn uitgelicht. Door een groothoek in
combinatie met alle bovenstaande oplossingen te gebruiken, zal er hier en daar nog steeds wel wat beweging in je foto’s zitten, maar omdat je de actie ‘van veraf’ vastlegt, valt dit minder op.
Als het te donker wordt, wanneer je onderwerp weinig contrast heeft of wanneer je fotografeert tegen een achtergrond met een raster of lijnenpatroon, kan de autofocus van je camera problemen krijgen. Vaak gaat de scherpstelling jojoën. Probeer in dat geval handmatig scherp te stellen of verander je beeldhoek. Controleer bij elke foto of
de camera goed scherpstelt op het juiste punt, want soms blijft de autofocus wiebelen of op de verkeerde plek scherpstellen. Zorg er sowieso voor dat je de verschillende autofocusvarianten van je camera kent en weet welke
Veel beginnende fotografen snappen niets van flitsen en flitsers.
Ze fotograferen zelfs weidse landschappen met de ingebouwde flitser en verbazen zich erover dat de flits blijkbaar geen effect heeft (behalve dan dat hun accu zo snel leegloopt). Flitsen met de ingebouwde flitser van je camera is meestal zinloos of een uiterste noodgreep. Het flitsertje is te klein, te zwak en zit te dicht bij je objectief om mooi uitgelichte resultaten te behalen. Meestal licht hij alleen onderwerpen op die zich op maximaal drie meter van je camera bevinden. Gebruik liever een losse opzetflitser (bereik tot maximaal 20 meter), een videolamp (een constant, egaal helder licht tot op 4 meter) of géén flitser. Door het korte bereik van je flits en de vaak grote afstand tot de actie bij concerten, optredens of sportwedstrijden, is het gebruik van een flitser frustrerend en zinloos. Flitsen is echter wel effectief bij portretfoto’s of om een donkere voorgrond op te lichten. Gebruik de flits met mate om uitgebeten, overbelichte resultaten te voorkomen.
Interieur, sfeer of overzichtsfoto’s maken in een kleine ruimte. Nog zo’n uitdaging! Vaak past de ruimte niet volledig in je zoeker of lopen de wanden rond doordat je een groothoek of fish eyeobjectief moet gebruiken. Een oplossing kan zijn om meerdere foto’s te maken en deze na afloop op je computer aan elkaar te monteren (stitchen). Ook rondlopende wanden kun je op deze wijze vaak redelijk ‘rechttrekken’. Let er wel op dat je goed belicht op zowel de donkerste als de lichtste plek in je compositie, anders is een
voor en nadelen ze hebben. Zo kun je in elke situatie de juiste scherpstelkeuze kiezen.Bij het maken van een foto, zijn er drie ‘regelaars’ die samen voor de belichting van je foto zorgen, samen ook wel de ‘belichtingsdriehoek’ genoemd.
Driehoek
De drie waardes die voornamelijk de belichting van je foto regelen, zijn het diafragma (in F-waarde), de sluitertijd (in seconden) en de lichtgevoeligheid (de iso-waarde). Samen dus ook wel de belichtingsdriehoek genoemd. Deze waardes
kun je allemaal zelf instellen, of je kunt het automatisch door je camera laten doen.
Om te weten hoe je betere foto’s maakt, is het handig om te weten wat deze drie regelaars ongeveer doen. Want door deze drie elementen op de goede manier
te combineren krijg je een goed belichte foto.
Verander je aan één van de elementen iets, dan moet er bij de andere waarden ook iets veranderen om de foto nog in balans te houden. En elke aanpassing zal ook gevolgen hebben voor de uitstraling van je
Deze drie waarden bepalen samen de belichting van je foto.foto. Er is dus niet één juiste instelling: de beste instelling hangt af van wat jij met je foto wilt. In deze cursus zie je onder elke foto de instellingen staan (exif-gegevens) die gebruikt zijn bij het maken ervan. Door hier goed naar te kijken, kun je zelf beter leren fotograferen.
Het diafragma bevindt zich in het objectief van je camera. Het is een verstelbare opening die de hoeveelheid licht die de camera ziet, stapsgewijs regelt.
Bij het instellen van het diafragma kies je een diafragmawaarde (ook wel diafragmagetal). Je ziet deze waarde soms op verschillende wijze geschreven: F 2,8 of f/2,8 of 1:2,8. Wij gebruiken de eerste schrijfwijze.
Hoe groter de opening van het diafragma is, hoe meer licht de camera ziet. Verwarrend genoeg heeft een grote diafragma-opening juist een kleine diafragmawaarde. Een ezelsbruggetje om de link tussen diafragma-waarde en
diafragma-opening goed te onthouden is door er 1/ voor te zetten. Zo is een diafragma van F 22 kleiner dan F 4. Zet er maar 1/ voor: 1/22 is een kleiner getal dan 1/4.
Het diafragma bepaalt dus de hoeveelheid licht die de camera in komt. Je kunt dat goed zien in de reeks op de afbeelding. Er is een vaste getallenreeks voor
het diafragma, niet elke camera kent de hele reeks. Bij elke stap naar rechts in de bovenstaande lijst, halveert de hoeveelheid licht. Bij een stap naar links, verdubbelt de hoeveelheid licht. Zo’n stap heet ook wel een ‘stop’ in de fotografie. Om mooie foto’s te maken is, het gelukkig niet echt nodig om te weten waarom de getallen precies zijn zoals ze zijn. Wel moet je goed onthouden dat een klein diafragmagetal (bijvoorbeeld F 2,8) staat voor een grote lensopening, en een groot diafragmagetal (zoals F 22) juist voor een kleine lensopening.
Behalve licht regelt diafragma ook de scherptediepte. Als je een foto maakt, is nooit alles vanaf je voeten tot aan de horizon scherp in beeld. Alleen dat wat zich binnen een bepaald bereik bevindt, zal mooi scherp op de foto komen: dat is de zogeheten scherptediepte.
Zodra je ergens op scherpstelt, begint het scherpe gebied altijd een stukje dichterbij en zal het doorlopen tot een stukje achter het scherpstelpunt. Voor het gemak kun je scherptediepte daarom ook ‘scherpte in de diepte’ noemen.
Op bijna iedere camera zit bovenop een draaiwieltje
waarmee je de camerastand instelt. De stand bepaalt wat de camera allemaal automatisch voor je doet en wat je zelf moet instellen bij het fotograferen.
Auto-stand
De Auto-stand wordt vaak met een A aangeduid, maar het kan ook een groen cameraatje zijn, of een A met een sterretje erbij. In de Auto-stand regelt de camera alles voor je. Je laat dus het bepalen van het diafragma, de sluitertijd en de iso-waarde over aan de slimmigheid van de camera. Je kunt hierbij zelf niets bijregelen.
Wil je al wat meer controle over wat de camera doet en heb je al wat beter nagedacht over wat voor foto je wilt maken? Dan kun je kiezen voor de Av of A-stand. Hoe het op jouw camera heet, is afhankelijk van het merk, maar het doet hetzelfde. Door aan het wieltje te draaien, stel je het diafragma zelf in en deze waarde blijft zo ingesteld staan. De camera past dan alleen de sluitertijd aan. De iso-waarde kun je weer vast instellen of op auto-iso zetten en dus ook overlaten aan de camera. Deze stand gebruik je met name als je het zelf bepalen van de scherptediepte belangrijk vindt (bijvoorbeeld voor landschappen).
Tv-stand of S-stand: sluitertijdvoorkeuze
Wil je juist meer controle over de bewegingsonscherpte in de foto (bijvoorbeeld bij sportfotografie, spelende kinderen of dieren), dan kies je voor Tv of de S-stand (ook hier is de letter afhankelijk van het merk van je camera).
Door aan het wieltje te draaien, stel je de sluitertijd in en deze blijft zo ingesteld staan. De camera past dan alleen het diafragma aan. De iso-waarde kun je weer vast instellen of op auto-iso zetten en dus ook overlaten aan de camera. Dit is bijvoorbeeld handig voor sportfotografie, waarbij een korte sluitertijd vereist is.
In de P-stand regelt de camera ook alles voor je. Soms kun je de isowaarde nog wel zelf instellen als je dat wilt, maar het bepalen van het diafragma en de sluitertijd laat je over aan de camera. Wil je de iso-waarde ook uit handen geven, zet deze dan op auto-iso. Door aan het wieltje op de camera te draaien, kun je wel de verdeling tussen diafragma en sluitertijd verschuiven.
Bij de meeste camera’s kun je in de handmatige stand tot een maximale sluitertijd van 30 seconden kiezen. Wil je nog langer, dan kom je in de bulb-stand. In deze stand staat je (digitale) sluiter open zolang je de ontspan knop indrukt! Laat je deze los, dan sluit je sluiter. Handig voor bijvoorbeeld het fotograferen van de sterrenhemel. Zoek hem op in je instellingen.
In de M-stand heb je controle over zowel de sluitertijd als het diafragma. Deze stand gebruik je meestal vooral als je de tijd hebt voor een foto en als je alle instellingen zelf wilt bepalen. De iso-waarde kun je weer vast instellen of op auto-iso zetten en dus overlaten aan de camera.