Viking Zou het kunnen dat de naam van een muzikant de slagvaardigheid en ontembaarheid van zijn pianospel verraadt? Ook als dat hevig contrasteert met zijn verschijning en spreektrant? Víkingur Ólafsson is vriendelijk, bedaard en een beetje schuw. Rudy Tambuyser
Víkingur Ólafsson tussen woesteling en nerd
8
tegen wil en dank
Het geheim van het eclatante succes dat de IJslander Víkingur Ólafsson de jongste jaren te beurt viel? Wij gokken op het ontnuchterende, mild op de lachspieren werkende contrast tussen zijn woeste naam en zijn fysieke verschijning – ergens tussen asceet, IT-nerd en personage in een arty zwart-witfilm in. Bovendien schopte Ólafsson het tot wereldberoemde pianist zonder overwinning in een wedstrijd. Jawel, de strijd om zichtbaarheid wordt ook in klassiekland meer en meer online gestreden. Of dat een goede zaak is, hangt ervan af. Jazeker, huiskamerconcerten in coronatijd of filmpjes waarin de artiest het werk inleidt dat hij dadelijk zal spelen, vergroten de nabijheid bij het publiek. Neem het YouTube-filmpje van Ólafssons afscheidsconcert aan zijn appartement in Berlijn, net voor hij weer ‘fulltime’ in IJsland gaat wonen (wat dat ook moge betekenen voor een drukbezette solist die van hotel naar podium naar interview naar luchthaven jakkert). Anderzijds: pianospelen is een akoestische gebeurtenis, waarin de klank van instrument en ruimte essentieel zijn. Luisterend aan een computer mis je 80 procent van de pointe. Het is belangrijk dat ook razend intelligente en welbespraakte muzikanten zoals Ólafsson dat blijven zeggen. Let wel: niet alle muzikanten zouden het daarmee eens zijn. Glenn Gould stopte bijvoorbeeld al vroeg met live spelen en maakte een kwarteeuw lang alleen maar opnamen. Met Gould deelt Ólafsson een grote liefde voor Bach, een opmerkelijk assertieve aanslag en een totale desinteresse voor stilistische conventies – niet voor niets ontving The New York Times hem als
de ‘IJslandse Glenn Gould’. En ook Gould had een scherp oog voor de architectuur van een stuk.
Zonder manifestatiedrang Ook de carrièrestart zonder grote wedstrijden is overigens niet nieuw. Svjatoslav Richter, Vladimir Horowitz en Vlado Perlemuter werden legenden zonder concours. Ze waren onontkoombaar. Ólafsson kwam weliswaar onder de aandacht als student aan The Juillard School in New York, maar heeft veel te danken aan zijn werk met de gevierde minimal-componist John Adams en met de populaire dirigent Gustavo Dudamel, chef van de Los Angeles Philharmonic. In 2016, toen 32 jaar oud, kreeg Ólafsson een exclusiviteitscontract met Deutsche Grammo phon, ooit de hoogste eer die een musicus te beurt kon vallen. Dat contract gaat ook al vijf jaar mee, wat opzienbarend is in een tijd waarin de klassieke industrie aan de lopende band vaak getalenteerde maar meestal vooral mooie jongeren promoot, opbrandt en dumpt. Wat maakt Ólafsson dan tot een blijver? We wagen ons aan een verklaring. Eén: hij was al een dertiger toen de roem kwam. Met zijn intellect wil dat zeggen: een vrij compleet gevormde muzikale persoonlijkheid. Twee: de stukken waarmee hij in de openbaarheid treedt, zijn vaak het tegendeel van manifest virtuoos. Ólafsson is beslagen in de minimal music en de new age-achtige muziek die IJsland en Scandinavië voortbrengen, en slaagt erin om gelijkaardige kwaliteit te verlenen aan pakweg een arrangement van een orgelsonate van Bach. Wat jongere luisteraars meesle-