Katern Verslaving

Page 1

Verslaving en ver

slaaf

den


2

‘Verslaving’ is waarschijnlijk het beste woord om het gevoel van verloren zijn, dat in onze hedendaagse maatschappij zo vaak voorkomt, duidelijk te maken. Door onze verslaving klampen we ons vast aan dingen die we beschouwen als middelen tot zelfontplooiing: rijkdom en macht , status en aanzien, overvloedige consumptie, eten en drinken, seksueel genot waarbij het eerder gaat om lust dan om liefde. We verwachten van deze dingen dat zij onze diepste behoeften zullen bevredigen, maar dat kunnen ze nooit. Zolang we echter in deze waan leven, zijn we verslaafd en dolen we rond in ‘het verre land’, op zoek naar iets wat daar nooit te vinden zal zijn. Wij krijgen een eindeloze reeks teleurstellingen te verwerken en ons verlangen naar zelfontplooiing blijft onvervuld. In deze tijd, waarin het aantal verslavingen steeds toeneemt, zijn we ver afgedwaald van ons vaderhuis. Leven in een ‘ver land’, dat is leven als een slaaf van de dingen van de wereld, met altijd die innerlijke hunkering naar vrijheid. Uit: Henri Nouwen, Eindelijk Thuis Verslaving is een begrip met een sterk negatieve emotionele lading. Iemand die verslaafd is, is daarmee direct gebrandmerkt. Verslaving wordt meestal geassocieerd met drugs, alcohol, tabak, medi­cijnen en gokken. ­Het is bekend dat je daaraan ver­slaafd kunt raken. Maar ver­slaving wordt ook vaak met andere dingen in verband gebracht: versla­ving aan de televisie, 06-lijnen, drop, chocola­de, seks, werken en dergelij­ke. Wanneer ben je verslaafd en wat zijn redenen waarom mensen verslaafd raken en blijven? Waarom sommige mensen verslaafd raken en andere niet, is niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Suggesties dat verslaafden per definitie uit lagere sociale milieus of uit gebroken gezinnen komen, zijn niet gebaseerd op de realiteit. Dit soort ‘verklaringen’ doet tekort aan de complexe achtergronden van de verslavingsproblematiek. Het doet ook tekort aan de personen die ermee te maken hebben: de verslaaf-


den en - niet te vergeten -hun omgeving. Vanuit de biologie, de economie, de sociologie, de farmacologie, de psychologie, etcetera, zijn allemaal - vaak zeer belangrijke - bijdragen geleverd om de verslavingsproblematiek te ontwarren. Maar het zijn allemaal deel-bijdragen en geen van deze bijdragen kan erop bogen de ultieme verklaring te zijn. Diverse factoren kunnen een rol spelen, bijvoorbeeld de omgeving: woonde hij in een stedelijke omgeving of juist in een landelijke omgeving? Of is zijn werkloosheid nu de doorslaggevende factor geweest? Was het gezin waarvan hij deel uitmaakte hecht of was er sprake van een ver­broken gezinssitua­tie? Dé verklaring voor het ontstaan van versla­ving is er in ieder geval niet.

Wanneer ben je verslaafd?

Eerst zullen we duidelijk moeten maken wat we verstaan onder verslaving (1). Ben je (nog) niet verslaafd als je elke dag zeven glazen alcohol drinkt maar bij acht glazen wel? Veel mensen zouden graag zo’n criterium hanteren, maar die is te simpel. De vraag die je moet stellen is wie in welke situatie waarom alcohol gebruikt. Anderen reduceren verslaving tot lichamelijke afhankelijkheid, de gewenning. Maar gewenning is hoogstens een aspect van sommige vormen van verslaving en zeker niet van alle (2). Typisch voor verslaving is de geestelijke afhankelijkheid: dat is wat álle verslavingen met elkaar gemeen hebben. Het gaat bij verslaving om een zéér grote, onweerstaanbare behoefte een bepaald (psycho-actief) middel te gebruiken of bepaald gedrag te vertonen (bijvoorbeeld gokken). Deze behoefte bepaalt het hele leven van de ge­bruiker. Zijn gedach­ten, gevoelens en handelingen zijn maar op één ding gericht: het gewenste middel. Verslaving gaat gepaard met het besteden van heel veel tijd en energie aan het verkrijgen van het middel, het opgeven of verwaarlozen van belangrijke maatschappelijke, arbeids- en/of recreatieve activiteiten. Ook wordt gebruik voortgezet ondanks het besef van de negatieve gevolgen die ermee verbonden zijn. Een ander kenmerk is controlebeperking: de controle over het gebruik of over het gedrag

3


is niet meer optimaal. De gebruiker wórdt beheerst. De alcoho­list kan alleen maar denken aan de alco­hol, de harddruggebrui­ker kan alleen maar denken aan zijn drugs en hoe hij daar zo snel mogelijk aan kan ko­men. “Op een gegeven moment draaide mijn hele leven om de dope. Ik kon gewoon niet meer zonder. Ik stond er bij wijze van spreken ‘s ochtends mee op. Mijn hele doen en laten was doordrenkt van drugs.” Kees, ex-verslaafde Verslaafden maken anderen graag deelgenoot van hun ervaringen of ontkennen juist verslaafd te zijn en proberen jegens hun omgeving mooi weer te spelen. Verslaafden herkennen elkaar bovendien heel gemakkelijk. 4

“De verslaving in mijn leven ging verder dan het middel alleen. Ik was verslaafd aan het ‘leven’ dat erbij hoorde. De spanning, de sensatie, het vrijgevochten leventje en het overal tegenin gaan, om op die manier geen enkele verantwoording voor mezelf en anderen te hoeven dragen.” Kees, ex-verslaafde

Soorten gebruik We moeten ervoor oppassen elke gebruiker direct als een verslaafde te bestempelen. Verslaving is vaak het eindstation van een proces van toenemend gebruik. Er zijn mensen die een korte tijd uit nieuwsgie­ righeid met één of meer middelen expe­rimenteren, maar er daarna volledig mee stoppen. Dat is op heel wat jongeren vandaag de dag van toepassing. Het experimenteren door jongeren is in Nederland - helaas - min of meer genormaliseerd. Dan zijn er ook personen die af en toe, bijvoorbeeld één- of tweemaal per maand, wat gebruiken: de gelegenheids- of recrea­tieve gebruikers die af en toe eens wat gebruiken op een feestje of een verjaardag. De risico’s die daarmee


verbonden zijn verschillen van persoon tot persoon en van middel tot middel. Bij geregelde gebruikers gaat het om personen die één of meerdere malen per week drugs ge­bruiken. Vaak is er bij hen al sprake van een zekere mate van geestelijke afhan­kelijkheid. Dwang­ matig gebruik vindt dagelijks plaats. Het leven van de dwangmati­ge gebruikers wordt volledig door drugs gedomineerd. Zij gaan vaak heel ver om hun verslaving te kunnen voortzetten: chanteren, manipuleren, liegen, bedriegen, dreigen, etcetera. Het wordt tot een vorm van negatief, aange­leerd gedrag (junkiesyn­droom) dat niet zomaar ver­ dwijnt als de verslaafde stopt met gebruiken.

Achtergronden van gebruik De redenen waarom mensen drugs gebruiken, zijn divers. Het meest bekend - en dat van oudsher - is natuurlijk het gebruik van middelen als geneesmiddel. Wat zouden brandwondenziekenhuizen moeten doen zonder morfine? Andere mensen gebruiken middelen om op sportief of creatief vlak betere prestaties te leveren. Al heel oud maar tegenwoordig weer helemaal ‘in’ is druggebruik in het kader van godsdienst. Bepaalde drugs worden omschreven als entheogeen, het brengt de gebruiker in contact met het transcendente, de wereld van de goden. Vroeger nam een priester drugs tot zich en was hij in staat een verhoogde staat van bewustzijn te beleven waarin hij contact had met het transcendente. Voor hedendaagse ‘priesters’ geldt hetzelfde verlangen om in contact te komen met ‘het hogere’. “Nou, ik heb tijdens mijn trips met ayahuasca dingen meegemaakt die ook ik alleen maar kan omschrijven als religieus. Ik bedoel hiermee dat ik in contact trad met een kracht die zo enorm groot was, dat ik mij in vergelijking daarmee alleen nog maar heel klein kon voelen. Om niet te zeggen miniem. Tegelijkertijd voelde ik dat die kracht vrouwelijk van aard was. Na afloop heb ik twee uur lang zitten huilen van puur geluk.” Uit: M. Louter, Een trip van veertig jaar (1997)

5


De belangrijkste reden die we vandaag de dag kennen, is de recreatieve: jongeren beginnen vaak met het druggebruik uit verveling, uit nieuws­gie­righeid, om erbij te horen, om stoer te doen. Maar dat druggebruik kan ontaarden in een ­­vorm van ‘vlucht­ge­drag’, om er uit te zijn, even niet meer aan je pro­blemen te hoeven denken. “Toen ik voor het eerst softdrugs gebruikte wist ik niet wat me overkwam. De hele wereld om mij heen was maf geworden. Iedereen was ‘cool’ en ‘tof ’, ik had de tijd van mijn leven. En bovenal: ik was niet meer verlegen ik praatte honderduit. Het was alsof ik herboren was. Dat het allemaal schijn was, daar kwam ik op een later tijdstip achter toen ik een keer niets te blowen had. Ik bleek nog steeds dezelfde verlegen knaap te zijn. Drugs was dus een leugen. Maar als alternatief was het nog steeds een prima optie.” Erik, ex-verslaafde 6

Van gebruik naar verslaving

Niet iedere gebruiker wordt een verslaafde. Maar gebruik van verslavende middelen is nooit vrijblijvend. Niemand van degenen die nu verslaafd zijn, begon met de wens om uiteindelijk verslaafd te raken. Nederland kent vele verslaafden: aan alcohol, tabak, medicijnen, gokken en - niet in de laatste plaats - drugs. Wat zijn nu factoren die ervoor zorg dragen dat de één wèl en de ander niet verslaafd raakt? Verslavingsdeskundigen dragen diverse mogelijke verklaringen aan. Volgens de een ontstaat de verslaving doordat de ver­slaafde langdurig bepaalde middelen/stoffen gebruikt heeft. Verslaving heeft in deze opvatting een puur lichamelijke oorzaak. We noemen dit het somatisch-medisch model. Volgens een andere deskundige is verslaving een symp­toom van een dieperliggen­de, psychia­trische stoornis. Het komt er hierbij op aan dat voor de verslaving bepalende gebeurtenis­sen en situaties uit het verleden aan het licht komen. Dit wordt wel het psychiatrisch model genoemd. Een volgende beschouwt verslaving


als een vorm van aangeleerd gedrag dat weer afgeleerd moet worden: het leer- of gedragsthera­peutisch model. Weer een ander legt de nadruk op de sociale omstandigheden waarin iemand verkeerde, bijvoorbeeld in het gezin (micro-sociaal) of in de maatschappij (macrosociaal): het sociale model. Elk model heeft natuurlijk zijn beperkingen. Bij de meeste verslaafden gaan niet factoren uit één maar uit meerdere modellen op. “Soms krijg ik de vraag: ‘waarom ben je gaan gebruiken?’. Tja, daar kan ik een boek over schrijven. Er spelen zoveel factoren mee. Als mens sta je aan heel veel invloeden bloot: muziek, televisie, je thuissituatie, de vrienden waar je mee omgaat. Elke schakel maakt deel uit van het geheel, dat bijdraagt aan jouw verslaving.” Hans, verslaafd aan heroïne We zullen uit de diverse modellen enkele belangrijke factoren voor het ontstaan van verslaving lichten.

Het gezin Het gezin is van het grootste belang voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van een kind. Dr. E.H. Prins, onderzoeker bij de GGD in Rotterdam (Prins 1995), stelt dat voor twee­der­de van de harddrugsverslaafden geldt dat ze in hun jeugd emotioneel verwaarloosd zijn en dat dát de reden van het gebruik is. Het zogenaamde ‘hechtingsproces’ heeft niet of onvoldoende plaatsgevonden. Met hechting wordt bedoeld de liefdevolle en betrouwbare relatie van een verzorger, bijvoorbeeld de moeder, en een kind. Die relatie is voor de groei van het kind even belangrijk als eiwitten en vitaminen. Het kind heeft een grondig basisvertrouwen nodig in de mensen en de dingen om zich heen. Vanuit dit grondvertrouwen en een basishouding van hoop en optimisme zal het kind op den duur de wereld gaan onderzoeken en er zich een plaatsje in verwerven. Een

7


mislukte hechting tussen het kind en de verzorger blokkeert de persoonlijkheidsontwikkeling. Er ontstaat bij het kind een negatief zelfbeeld en een gevoel van onveiligheid. Nu stelt Prins dat voor veel harddrugsverslaafden geldt dat de behoefte die zij hadden aan koestering en bescherming ontbrak. Ze hebben een echte vertrouwensband gemist, een veilige plek waar ze helemaal zichzelf konden zijn. De emotionele pijn die daardoor is ontstaan, werd met drugs weggedrukt. Bepaalde drugs zijn immers pijnstillers bij uitstek.

8

“Als mijn vader ‘s avonds thuiskwam lag ik al in bed. Je kunt wel stellen dat hij een workaholic was. Hij gaf me nooit de aandacht die ik als klein kind nodig had. Ik groeide op zonder mijn vader. Hij dronk ontzettend veel, soms wel een liter whisky per dag. Dan was hij keihard tegen me. Als ik iets fout deed, dan begon hij tegen me te schelden of hij sloeg me. Als ik dan ging huilen, kreeg ik nog meer klappen. ‘Je bent toch geen klein kind’, beet hij mij dan toe. Op mijn beurt leerde ik ook om hard te zijn. Als mijn vader zijn excuus aanbood, negeerde ik hem. Ik wilde dat hij dezelfde pijn voelde zoals ik die voelde.” Peter, ex-verslaafde Uit recent onderzoek blijkt dat er een verband is tussen misbruik van kinderen en druggebruik op latere leeftijd bij die kinderen. Overigens, we moeten natuurlijk wel uitkijken dat we aan het bovenstaande geen verkeerde conclusies verbinden, bijvoorbeeld dat verslaafden per definitie in hun jeugd emotioneel verwaarloosd of seksueel misbruikt zijn. Dat is pertinent niet zo. Soms is er gewoon sprake van een toevallige samenloop van omstandig­heden. De één grijpt in zo’n geval naar de alcohol of de gokkast, een ander gaat agressief gedrag vertonen terwijl weer iemand anders een vertrouwenspersoon heeft en alles van zich af kan praten of zo’n sterk karakter heeft dat hij doet alsof er niets aan de hand is.


De maatschappij De verslavingsproblematiek is ook een product van de maatschappij waarin wij leven. Onze maatschappij heeft in een aantal decennia een complete metamorfose doorgemaakt waarin een groot aantal zekerheden zijn verdwenen. God is naar de marge verschoven en heeft voor de mens een vacuüm achtergelaten. Met het min of meer verdwijnen van het kader dat het christendom mensen eeuwenlang bood, zoeken mensen de zin van het leven in andere zaken. Niet bij iedereen gebeurt die zoektocht op een gezonde manier. Ook de jeugdcultuur is veranderd. Jongeren zitten veel langer op school en wonen langer thuis. Ze hebben veel meer vrijheid dan vroeger en ook nog eens aardig wat geld te besteden. ­Kakkers, alto’s, boeren, gab­bers, skaters, normalo’s, straight edgers, refo’s, evangelical’s. Jongeren zijn er in alle soorten en maten. Allemaal met hun eigen (sub)cul­tuurtjes. Jonge­ren zoe­ken een bele­ving­swe­reld voor zich­ zelf die anders is dan die van de volwassenen of daarvan zelfs het compleet tegenovergestelde is. Jongeren zijn vaak zeer egocentrisch ingesteld. Ze zoeken naar grenzen maar die ontbreken vaak. Ouders hebben zelf moeite om duidelijke richtlijnen te geven. Jongeren creë­ ren hun eigen wereld met ei­gen idea­len en ­een ei­gen manier van communi­ce­ren. Middelengebruik en popmuziek sluiten vaak naadloos aan bij de manier waarop jongeren zich voelen. Sommige jongeren ontsporen in verslaving. Als bovendien de maatschappij en de overheid een nogal tolerante (‘gedogende’) houding daartegenover aannemen, is de kans dat jongeren met drugs in aanraking komen aanzienlijk. “In de jaren tachtig begon ik met softdrugs. Ik haalde mijn hasj in Rotterdam. In die tijd sprongen de coffeeshops als paddestoelen uit de grond. Op vrijwel iedere straathoek kon je hasj en wiet kopen. Hoewel mijn ouders het me verboden om softdrugs te gebruiken, was de stelling om wél te gebruiken makkelijk te verdedigen. Ik bedoel, wie waren zij om iets te verbieden dat open en bloot overal verkocht werd. Ook

9


God was vreselijk uit de tijd. Nu schaam ik me dat ik in die tijd zo dacht. Ik leefde continu in een leugen. Ik wist heel goed dat God identiek aan de waarheid was, maar op die manier was God juist een gevaar voor me. Hij was degene die me kon ontmaskeren.” Erik, ex-verslaafde

Hersenen en erfelijkheid

10

De laatste jaren wordt steeds meer bekend over de rol van de hersenen bij verslaving (Dupont 1997). Drugs zijn middelen die een invloed uitoefenen op het bewustzijn en juist daarom gebruikt worden. Dit geldt voor harddrugs als heroïne en cocaïne maar ook voor middelen als alcohol en tabak. De beïnvloeding van het bewustzijn vindt plaats in de hersenen. Het weten­schap­pelijk her­senon­der­zoek heeft via ultra­moder­ne tech­nieken inzichtelijk kunnen maken wat er nu in de hersenen ge­beurt als iemand drugs tot zich neemt. Het effect van chemische stoffen op de hersenen is afhankelijk van de hoeveelheid stoffen die de hersenen bereikt en van de mate waarin het lichaam in staat is om die stoffen te metabo­liseren en te op te ruimen. De hoeveelheid stoffen die de hersenen bereiken en de snelheid waarmee dat gebeurt, is afhankelijk van de wijze waarop de gebruiker de drugs tot zich neemt: via de mond, via roken, via injecteren of, bij cocaïne: snuiven. Via de mond treedt het effect het lang­ zaamst op. Vandaar dat druggebruikers juist eerder roken, spuiten of snuiven. Bij hen gaat het erom zo snel mogelijk het hoogste niveau van drugs in de hersenen te berei­ken. Dit snelle verhogen van het drugsniveau in de hersenen is met name effec­tief in het stimu­leren van de genotscentra in de herse­nen (3). De mens zoekt op de langere termijn naar manieren om het genot zo groot en de pijn zo klein mogelijk te maken. Alle drugs, hoe verschil­lend de werking ook is, beïnvloeden de genot­scentra in de midden­hersenen en belemme­ren de pijncentra. Eén van de fundamentele principes van het zenuwstelsel is de zogenaamde homeosta-


sis, dat wil zeggen, dat het systeem altijd probeert haar eigen evenwicht te behouden. Wan­neer drugs worden ge­bruikt zal het systeem zich aanpassen. In veel gevallen zijn processen van homeostasis omkeerbaar, bij drugs is dat veel moeilijker. Uit dierproeven blijkt dat het gedrag van dieren als zij drugs tot zich nemen voornamelijk wordt bepaald door het element ‘beloning’. De verwachting dat bepaald gedrag een bepaal­de beloning met zich meebrengt, zorgt voor het vrijkomen van dopamine in de ‘genotscentra’ van de hersenen. Dit gebeurt niet de eerste keer maar wel nadat ze het enkele keren hebben ervaren. Zo is ook vaak de eerste ervaring met alcohol, nicotine, en drugs en dergelij­ke de eerste keer vaak niet ‘belonend’. Dat weer­houdt vele mensen er (gelukkig) van om verder te gaan. Ook erfelijkheid kan een rol spelen. We moeten er daarbij wel voor waken dat verslaving niet tot een puur erfelijke zaak beperkt wordt. De wijze waarop mensen reageren op drugs is individueel bepaald. Uit onderzoek komt naar voren dat genetische factoren daarbij een belangrijke rol spelen. Verslaafden nu zijn mensen die wèl zijn doorgegaan met bepaald gedrag. Dit gedrag wordt bepaald door de beloning die een verslaafde verwacht van het drugge­bruik en het wordt in stand gehou­den doordat de verslaafde de ervaringen, die hij of zij opdoet, als bijzonder prettig ervaart. Per per­soon kunnen de stimuli verschil­len: de één krijgt het bij voedsel, de ander door alcohol, weer een ander door drugs. Genotscentra en pijncentra in de hersenen zijn nauw met elkaar verbonden Een heroïne­verslaafde die drugs tot zich neemt, voelt niet alleen genot en euforie maar ook verdwijnen de negatieve gevoelens die hij had. Beide uitwerkingen werken sterk gedragsbevestigend. Positief ervaren gedrag stimuleert de genotscentra in de hersenen. Een van de kenmerken van verslaving is, zoals hiervoor beschreven, controleverlies. Als dat controleverlies bij een persoon optreedt bij een gedrag dat gericht is op genot, kan dat in het leven van die persoon een destructief patroon gaan vormen.

11


Waarom blijft verslaving in stand?

12

Voor iemand die verslaafd raakt, wordt het steeds moeilijker om te stoppen. In dit verband zijn de zogenaamde vicieuze cirkels van Van Dijk bekend geworden. De benaming verwijst naar de voormalig hoogleraar psychiatrie in Groningen, W.K. van Dijk, die aangaf hoe in zijn optiek ver­slaving door een aantal vicieuze cirkels in stand gehouden wordt. Niet helemaal exact conform Van Dijk, onderscheiden we: • de lichamelijke ­vicieuze cirkel: als men een verslavende stof gebruikt, dan heeft dat invloed op het mense­lijk li­chaam. Het gevolg is klachten of zelfs ernstige ziekten. De klachten en de gevolgen van de ziekte worden tijdelijk ‘verholpen’ door opnieuw drugs (inclusief alcohol!) te gebruiken. Maar daardoor nemen de klachten juist weer toe. • de farmaco­logische vicieuze cirkel: een verslaafde heeft meer van een middel nodig om een bepaald gewenst effect te berei­ken. Bovendien heeft de langdurige gebruiker zijn drugs nodig omdat hij zich anders beroerd voelt. Het gebruik van drugs vraagt om herha­ling, omdat anders onthou­dingsver­schijnselen optreden. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij drugs als heroïne, alcohol en bepaalde medicijnen, zoals valium en slaaptabletten. Het innemen van de drugs is nodig om ‘normaal’ te kunnen functi­oneren. Problemen kunnen alleen onder invloed worden gehanteerd; • de psychische vicieuze cirkel: druggebruik, met name bij alcohol, kan resulteren in hersenbeschadigingen. Deze hersenbeschadigingen kunnen bij de gebruiker psychiatrische ziektebeelden doen ontstaan. De beschadigingen oefenen een nadelige invloed uit op de zelfbeheersing, de wilskracht en de mogelijkheid om keuzen te maken. Dat kan vervolgens voor de gebruiker aanleiding zijn om opnieuw te gebruiken; bovendien: het gebruik van drugs heeft een negatieve invloed op het beeld dat een gebruiker van zichzelf heeft. Hij denkt vaak heel min over zichzelf, heeft weinig zelfvertrou­wen, gebrek aan zelfbeheersing, voelt zich enorm schuldig, enzovoorts. Dit zorgt er weer voor dat de gebrui­ker


nog meer wil gebruiken om maar niet aan zichzelf en aan zijn problemen te hoeven denken. Deze vi­cieuze cirkel komt vaak voor bij alcoholisten. Het gevaar is dat hierdoor de gebruiker het steeds minder kan ‘hebben’ dat onlustgevoelens optreden. De zogenaamde frustratietolerantie neemt zienderogen af. En dit leidt weer tot hernieuwd druggebruik; • de sociale vicieuze cirkel: druggebruik levert vanzelfsprekend reacties op van de naaste omgeving van de ge­bruiker: het gezin, de familie, de vrienden en kennissen, het dorp, enzovoorts. De maat­schappij beschouwt het gebruik als onacceptabel en ongepast. Gevolg kan zijn dat de gebruiker uitgestoten en gebrandmerkt wordt. Dit zich niet geaccepteerd weten door anderen vanwege het gebruik van middelen zorgt ervoor dat de gebruiker zijn gebruik voortzet en steun zoekt bij diegenen die net als hij met een (gebrui­kers)stempel op lopen. “Er zijn diverse momenten in mijn leven geweest dat ik dacht: ‘En nu stop ik ermee’. Dat lukte me dan ook, de ene keer een paar dagen, de andere keer twee weken. Maar gedurende die cleane periodes was ik voortdurend in gevecht met mezelf. Continu was ik bezig met niet-gebruiken. Op den duur ben je moe gestreden en geef je jezelf opnieuw aan de verslaving over. Wat ik miste was een alternatief. Door te stoppen met drugs en het leven dat daarbij hoort, val je in een leegte. Een leegte die gevuld moet worden met al die dingen die je jezelf ontzegd hebt: warmte, genegenheid, inhoud en de eeuwige en onvoorwaardelijke liefde van Jezus Christus.” Erik, ex-verslaafde

Visie op verslaving

Naast de hierboven genoemde factoren, kunnen ook factoren uit de andere modellen een rol spelen bij de ontwikkeling van verslaving.

13


14

Bij de ene persoon gelden andere specifieke factoren dan bij de andere persoon. De factoren op zichzelf echter vormen geen sluitende verklaring. Benadrukt moet blijven worden dat de verslaafde op een bepaalde manier op al die factoren gereageerd heeft waardoor verslaving kon ontstaan. Al deze factoren mogen echter geen verontschuldiging worden voor (het voortbestaan van) verslaving. Het benadrukken van de verantwoordelijkheid van de verslaafde past in het zogenaamde morele model. In dit model wordt verslaving gezien als een vorm van negatief aangeleerd gedrag. De verslaafde is niet een willoos slachtoffer van zijn biologische aanleg maar iemand die verantwoordelijk is voor zijn gedrag. Hij is en blijft daarop aanspreekbaar. Het beĂŤindigen van verslaving houdt in: het afleren van het negatieve, destructieve gedrag en het aanleren van gezond, verantwoord gedrag. Anderen zien verslaving als een medisch probleem: het medisch of ziektemodel. In dit model wordt de oplossing van het verslavingsprobleem langs medische weg gezocht, dat wil zeggen, door middel van therapeutische behandeling. Op zich is het waar dat aan verslaving ziekte-elementen zitten. Verslaving beschouwen als ziekte kan helpen om de problematiek in kaart te brengen. Doordat verslaving betiteld wordt als ziekte, wordt het probleem gelegitimeerd: het probleem kan benoemd worden, het heeft bepaalde kenmerken en kan beschreven worden. Het heeft een begin, een oorzaak en het heeft gevolgen. Een gevaar van het model kan zijn, dat verslaving gezien wordt als ziekte die niet te genezen is maar alleen beheersbaar gemaakt kan worden. Zowel het morele als het ziektemodel hebben hun sterke en zwakke kanten. Vanzelfsprekend zitten er aan verslaving medische aspecten. Daarmee mag echter niet de verantwoordelijkheid van verslaafden onder de vloermat geveegd worden. We moeten onderscheid maken tussen de oorzaken van verslaving waar morele motieven een grote rol spelen en de voortgang van verslaving waar meer en meer medische aspecten in beeld komen. De combinatie van beide modellen kan zorgen voor de juiste balans.


Christelijke visie op verslaving en genotmiddelen Christenen die een visie op verslaving hebben, voelen zich meestal het meest thuis bij het morele model, door sommigen ook wel zonde-model genoemd. Verslaving is in dat model een geestelijk probleem dat vraagt om een geestelijke oplossing. Volgens christenen die dit model voorstaan leidt de zonde van misbruik van alcohol en drugs uiteindelijk tot de zondige toestand die we de naam ‘verslaving’ geven. De enige weg om verslavingsvrij te worden is: bekering tot God. Zegt Paulus immers niet tot christenen (1 Kor. 6:12): “Alle dingen zijn mij geoorloofd maar ik zal onder macht van geen mij laten brengen?” Het beheerst worden door iets of iemand wordt in de Bijbel negatief beoordeeld. De enige juiste onderworpenheid die de Bijbel kent, is die aan God en Zijn Woord. Vanuit christelijke optiek zijn dit zeer wezenlijke noties hoewel in onze visie verslaving niet gereduceerd zou mogen worden tot een puur geestelijk probleem. Verslaving is voor veel gebruikers een manier van leven geworden. Een leven zonder verslaving kunnen ze zich niet meer voorstellen. Verslaving heeft voor hen een existentiële lading, het bepaalt hun leven. Velen ervaren het leven als zinloos (‘waar doe ik het allemaal voor’) en zoeken naar een vlucht uit de werkelijk­heid; ze ontvluchten hun eigen gevoe­lens. Maar een antwoord geven op existentiële vragen kan alleen vanuit een religieus stand­punt gege­ven wor­den. Daar komt nog iets bij: drugs (heroïne, cocaïne, alcohol, et cetera) beïnvloeden ons denken. Gedachten worden gedra­gen door chemi­sche reac­ties in onze hersenen. Het gebruik van chemische, met name psy­chedeli­sche (d.i. bewust­zijnsveranderende, -verruimende) middelen, heeft invloed op de gedach­ten­over­bren­ging en kan verande­ringen in de waarneming van de werkelijkheid teweegbren­gen. De bekende christelijke farmaco­loog Prof. Ernest Wilder Smith ziet verslaving aan drugs bij jongeren vooral als een zoeken naar transcen­dente ervarin­gen, naar een beleven van het ‘zesde zintuig’ (Wilder Smith, 1979). Dit zesde zintuig, waarmee de mens na diens schepping op de transcen­dente God gericht was, functioneert na de zondeval normaal gespro­ken

15


16

niet meer. Dit is op zich een zegen voor de mens want een mens die door de zonde van God gescheiden is, kan vanuit het transcen­ dente eigenlijk alleen nog maar signalen uit het rijk van de duivel ontvangen. Wanneer nu iemand christen wordt en de relatie met God hersteld is, kan hij of zij op een goede wijze weer deze transcendente relatie met God beleven. Wanneer echter op kunstmatige wijze, bijvoorbeeld met behulp van drugs of - zoals in vele ooster­se gods­diensten - door middel van meditatie, het zesde zintuig wordt ‘geactiveerd’, is de kans aan­zienlijk dat deze per­soon met de demonische wereld in aanra­king komt (4). We spraken hierboven al over de vicieuze cirkels van Van Dijk. In een christelijke opvatting over verslaving zou er nog, in aansluiting wat eerder gezegd werd over drugs en transcendentie, gedacht kunnen worden aan een spirituele vicieuze cirkel: veel druggebruikers hebben behoefte aan religiositeit. Druggebruik (met name van hallucinerende middelen) stelt de gebruiker open voor de transcendente wereld van demonen. De binding die zich daaruit ontwikkelt, roept de gebruiker op om de middelen opnieuw tot zich te nemen. Verslaving is natuurlijk afkeurenswaardig, maar hoe zit het dan met genotmiddelen in z’n algemeenheid? Mogen en kunnen christenen gebruik maken van bepaalde genotmiddelen? En zo ja, zijn daar dan voorwaarden aan verbonden? De verhouding van christenen en genotmiddelen is er altijd één geweest van genegenheid en afkeer. Genegenheid waar genotmiddelen met mate worden gebruikt, waar er met recht ‘genoten’ wordt; afkeer daar waar genotmiddelen worden gebruikt op onverantwoorde wijze en genieten verwordt tot genotzucht. Lezend in de Bijbel en terugkijkend op de kerkgeschiedenis, vinden we natuurlijk nauwelijks iets over de roesmiddelen waarmee wij heden ten dage bekend zijn: heroïne, cocaïne, LSD, XTC, etcetera (5). Wel waren alcohol en, vanaf eind 16e eeuw, tabak bekend. Ten aanzien van tabak werd meestal een afwijzende houding aangenomen. Op z’n hoogst werd het oogluikend getolereerd. Alcoholgebruik was toegestaan, maar dan wel met mate. Dronkenschap en liederlijkheid werd door de kerk radicaal afgewe-


zen. Zo waren vechtpartijen en dronkenschappen de belangrijkste redenen om iemand van het avondmaal te weren. Maar misbruik van alcohol ontzegt in Bijbelse optiek nog niet het normale, gematigde gebruik van alcohol (6). De Bijbel is niet tegen ‘genieten’. Prediker zegt: “Ziet, wat ik gezien heb, een goede zaak, die schoon is: te eten en te drinken, en te genieten het goede van al zijn arbeid, die hij bearbeid heeft onder de zon, gedurende het getal der dagen zijns levens, hetwelk God hem geeft; want dat is zijn deel.” En iets verder schrijft hij: “Geniet het leven met de vrouw die gij liefhebt.” En in het Nieuwe Testament schrijft de apostel Paulus aan Timotheüs: “Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten.” Het gaat pas mis als genieten ontspoort in genotzucht, letterlijk ‘het verslaafd zijn aan genot’. Dezelfde apostel Paulus schrijft aan Titus over mensen die “verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers van genot dan liefhebbers van God” zijn. En in het vers dat daaraan voorafgaat, schrijft hij: “Want ook wij waren vroeger onverstandig, ongehoorzaam, dwalend, aan allerlei begeerten en genietingen verslaafd, in boosheid en afgunst levend, verfoeilijk en elkaar hatend.” Genieten moet dus gebeuren op een manier dat God daardoor geëerd wordt. Werkelijk genieten van de mens gaat nooit buiten God om. “Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods”. Niet alles wat door mensen als ‘genotmiddel’ gedefinieerd wordt, is een genotmiddel! Genieten vóóronderstelt echter zelfbeheersing. Iemand beheerst datgene waarvan hij geniet en wordt er niet dóór beheerst. Een christen behoort dan ook die genotmiddelen en die ‘ontspanning’ af te wijzen die in hun uitwerking het onmogelijk maken om zichzelf te beheersen. Dat geldt feitelijk voor alle drugs, of het nu om heroïne, cocaïne, hasjiesj, of XTC gaat maar ook bijvoorbeeld om gokken. Paulus schrijft (1 Kor. 6:12): “Alle dingen zijn mij geoorloofd maar ik zal onder macht van geen mij laten bren-

17


gen.” Roes en extase worden in de Bijbel afgewezen. “En wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad is, maar wordt vervuld met den Geest” is het motto voor de christen. Het buiten zichzelf gebracht worden en geen controle over zich­zelf meer kunnen uitoefenen, is uit den boze. Christenen mogen dus ‘onder invloed zijn’, maar niet van die ‘genotmiddelen’ (drugs of het gokapparaat!) die een toestand van bedwelming van de zinnen of van het denkvermogen geven. Te allen tijde dient de christen aanspreekbaar te zijn op wat hij doet en zegt. De Bijbel toont de mens als verantwoordelijk wezen. Verantwoordelijk naar zichzelf, naar zijn gezin, naar zijn omgeving en niet in de laatste plaats: naar God. Een christen zal dan ook, als hij genotmiddelen gebruikt, dat met mate moeten doen.

Noten In de vakliteratuur wordt niet de term verslaving maar de term ‘afhankelijkheid’ gehanteerd. Ook wordt onderscheid gemaakt tussen misbruik en afhankelijkheid van een middel. De grens is echter vaag. (2) Bij gewenning spelen twee zaken een rol: tolerantie en ontwenning (abstinentie). Tolerantie wil zeggen dat iemand steeds meer van een stof nodig heeft om hetzelfde gewenste effect te bereiken. Ontwenning houdt in dat de gebruiker, op het moment dat hij niet aan de stof kan komen, onthoudingsverschijnselen gaat vertonen. Het lichaam is gewend geraakt aan een hoeveelheid stof om normaal te kunnen functioneren. Dit geldt niet voor alle middelen. In tegenstelling tot, om maar eens wat te noemen, alcohol en heroïne is er bijvoorbeeld bij hasjiesj, marihuana en cocaïne meestal geen sprake van lichamelijke afhankelijkheid. (3) Dit in tegenstelling tot het gebruik van medicijnen: dat vindt overwegend oraal (via de mond) plaats, omdat het daarbij niet de bedoeling is de hersenen zo snel mogelijk te beïnvloeden. (4) Drugs hebben overigens altijd in nauw verband gestaan met occultisme, zowel in mystieke stromingen van vroeger als die van nu. Oosterse mystici gebruikten en gebruiken bijvoorbeeld (1)

18


hasjiesj ter ondersteuning van hun meditatie om sneller en gemakkelijker de toestand van trance en extase te bereiken. (5) Wellicht tot verrassing van de lezer vinden we in de Bijbel wèl iets over drugs, maar dan niet zo opvallend. In het Nieuwe Testament wordt een aantal malen het Griekse woord pharmakeia gebruikt. We herkennen in deze term ons bekende woorden als ‘farmacie’ en ‘farmaceutisch’. Het woord pharmakeia wordt vertaald met afgoderij. Primair echter duidde de term op het gebruik van medicijnen en bezweringen, vervolgens op vergiftigingen en van daaruit: afgoderij. Het laatste boek van de Bijbel, Openbaring, spreekt ook van de pharmakos, vertaald met ‘tovenaar’ (Openbaring 21:8; 22:15). Drugs staan hier dus in een duidelijk negatief daglicht en zelfs in nauw verband met occultisme. (6) Er zijn groepen christenen die elk alcoholgebruik door christenen afwijzen. Daar waar de Bijbel positief spreekt over wijn, zo poneren zij stellig, gaat het niet om alcoholhoudende drank maar om ongegist druivensap. Het is echter een standpunt dat op basis van de bijbelse gegevens niet houdbaar is. Over tabak en over gokken zegt de Bijbel, niet zo verwonderlijk, niets.

19


Dit katern bevat de tekst van hoofdstuk 1 van het boek ‘Vraagbaak bij verslavingen’ (auteur: Frans Koopmans, uitgeverij: J.J. Groen, Heerenveen 1999, ISBN 90-5030-962-3, prijs 5 euro)

Evangelische verslavingszorg en hulpverlening Copyright 1999 Uitgegeven door De Hoop Media Voor meer informatie en/of vragen kunt u bellen of schrijven naar: Informatie Centrum De Hoop Provincialeweg 70 3329 KP Dordrecht Tel. (078) 6114 789 / Fax. (078) 6111 110 Email: info@dehoop.org Website: www.dehoop.org Voor giften: giro 38.38.38


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.