Katern gokken

Page 1

Verslaving

gokken,

dichtbij huis:

medicijnen,

koffie en thee


2

‘Verslaving’ is waarschijnlijk het beste woord om het gevoel van verloren zijn, dat in onze hedendaagse maatschappij zo vaak voorkomt, duidelijk te maken. Door onze verslaving klampen we ons vast aan dingen die we beschouwen als middelen tot zelfontplooiing: rijkdom en macht , status en aanzien, overvloedige consumptie, eten en drinken, seksueel genot waarbij het eerder gaat om lust dan om liefde. We verwachten van deze dingen dat zij onze diepste behoeften zullen bevredigen, maar dat kunnen ze nooit. Zolang we echter in deze waan leven, zijn we verslaafd en dolen we rond in ‘het verre land’, op zoek naar iets wat daar nooit te vinden zal zijn. Wij krijgen een eindeloze reeks teleurstellin­ gen te verwerken en ons verlangen naar zelfontplooiing blijft onvervuld. In deze tijd, waarin het aantal verslavingen steeds toeneemt, zijn we ver afgedwaald van ons vaderhuis. Leven in een ‘ver land’, dat is leven als een slaaf van de dingen van de wereld, met altijd die innerlijke hunkering naar vrijheid. Uit: Henri Nouwen, Eindelijk Thuis Voor heel veel mensen is verslaving iets dat zich buiten hun belevingswereld afspeelt. Toch moeten we in alle eerlijkheid vaststellen dat juist twee legale drugs, alcohol en roken, zorgen voor de grootste schade, meer dan alle andere drugs bij elkaar. Maar zoals de bekende psychiater J.H. van Epen stelt over alcohol: “De alcoholbalk in ons eigen oog zal ons niet beletten de drug-splinter in het oog van de ander te zien” (Van Epen 1997). Andere verslavingen waarmee Nederland vaak van dichtbij bekend is, zijn gokken en medicijnen. En wat te denken van koffie en thee? Daar zit immers de opwekkende stof cafeïne in. In deze katern komen deze mogelijke verslavingsvormen aan bod.

Gokken


Net als alcohol kan gokken bogen op een lange geschiedenis (1). Nederland kan zich anno nu beroemen op een vijfde plaats op de Europese gokranglijst. Per Nederlander wordt er ongeveer 250 gulden per jaar uitgegeven aan legale kansspe­len. In totaal gaat het om 3,5 miljard gulden. Aan de ene kant is het aantal gelegenheden waar gegokt kan wor­den, de afgelopen jaren ingeperkt. In laag­drem­ pe­lige gele­gen­he­den zoals cafetaria’s, snack­bars, buurthui­zen en sport­kantines mogen sinds 1995 geen gokau­toma­ten meer voor­ko­ men. Ook zijn de zogenaamde ‘piekautomaten’, die sterk verslavend werken, verboden. Alleen in de zogenaamde ‘natte horeca’, de cafés, kunnen de kansspel­automaten blijven staan. Aan de andere kant is de laatste tien jaar de kansspelmarkt enorm uitgebreid en gemoderniseerd. Naast fruitautomaten, lotto, toto en de loterijen, kunnen sinds 1994 krasloten worden aangeschaft. De krasloterij is inmiddels de op drie na grootste loterij in Nederland. Via de Staatsloterij is ook de overheid zelf een aanbieder op de markt van kansspelen. In de tien Holland Casino’s die ons land rijk is, kan eveneens ‘gezellig’ een gokje gewaagd worden. En ook op het World Wide Web zijn de gokmogelijkheden inmiddels rijkelijk voorradig. Het beleid van de overheid heeft als basis de Wet op de kansspelen uit 1964. In de loop van de jaren is de wet diverse malen aangepast, met name om legalisering van bepaalde vormen van gokken mogelijk te maken. Achter­grond indertijd van de uitbreiding van de gokmogelijkheden was de wens van de overheid de nu eenmaal bestaan­de mense­lijke speel­zucht in goede banen te leiden en, ten tweede, de opbrengsten ten goede te laten komen aan de staatskas en ‘andere goede doelen’. Ook hoopte het kabinet door een derge­lijk beleid de illegale kansspelen de wind uit de zeilen te nemen. De uit­breiding van het spelaanbod resulteerde echter in een klimaat waarin gokken steeds meer voor­kwam en nega­tie­ve effecten met zich meebracht. Met name een relatief kwets­bare groep in de samen­leving, jongeren tussen de twaalf en achttien jaar, konden gemakkelijk met kansspelau­tomaten in aanraking komen doordat ze in laag­drem­

3


pe­lige voorzie­ningen opgesteld stonden. Het eerste kabinet Kok (1994-1998) had, behalve het verdwijnen van kans­spelautomaten uit de laagdrem­pe­lige voorzieningen, al een aantal beperkende besluiten genomen: geen enkele verrui­ming van het bestaande aanbod van kansspelen, inperking van de reclame voor kansspelen en een verdere beperking van de schadelijke werking van kansspelautomaten, c.q. gokver­sla­ving. “Het huidige kabinet ziet zich gecon­fron­teerd met de maat­schappe­lijke gevolgen van deze uitbreiding van het spelaanbod. Sinds de laatste grote uitbreiding van het legale kansspel­aanbod met de instant­loterij (kras­loterij) zijn boven­ dien uit de maat­schappij signalen opgevangen die wijzen op de wenselijk­heid van een meer terughoudend kansspel­ beleid.” Uit: Nota ‘Kansspelen herijkt’ (1995) 4

Gokverslaafd Eigenlijk moeten we niet spreken over gokken en gokverslaving maar over kansspel en kansspelverslaving. Het kansspel is namelijk een bijzon­dere vorm van het gokken. Het verschil zit ‘m daarin dat bij kansspelen, zoals bij voorbeeld de fruitau­tomaat, geen enkele invloed uitgeoefend kan worden op de uitslag. Bij andere vormen van gokken, zoals kaartspelen en paardenren­nen, kunnen behendigheid en kennis nog een rol spelen. Bij het kansspel echter staat de uitslag van te voren vast. Deze uitslag blijft alleen verbor­gen totdat iemand gegokt heeft. Daar echter in de praktijk het onder­scheid tussen gok- of kansspelverslaving nauwelijks ge­maakt wordt, zullen we hier blijven praten over gokver­sla­ving. “Gokverslaafd ben je niet van de ene op de andere dag. Dat gaat heel geleidelijk. Je verlegt steeds meer je grenzen. Ik deed het eerst nog in een cafetaria omdat ik toch moest wach­ten op m’n patatje mèt, daarna deed ik het om de ver­


veling te verdrijven. En als je dan toevallig geluk hebt, zie je hoe makkelijk het is om geld te ‘verdienen’. En ik ging door. Van het een komt het ander. Ik ging steeds vaker en steeds meer gokken. Ik merkte niet dat het gokken toch wel erg veel tijd van me ging opslokken. Ik merkte op een gegeven moment dat ik niet zonder kon.” Kees, gokverslaafde

De gokverslaafde Niet iedere gokker is een gokverslaafde, dat zal duidelijk zijn. We onder­scheiden vier soor­ten spe­lers: 1. de recreatieve speler. Hij (of zij) komt voor de gezelligheid en niet alleen maar voor het spel. Hij weet zich te beheer sen qua tijd, geld en gedrag; 2. de problematische speler. Hij komt meer voor het spel, geeft vaak meer geld uit aan gokken dan eigenlijk goed is en besteedt er ook te veel tijd aan. Het spelen geeft hem spanning en opwinding. 3. de verslaafde speler. Het gaat de verslaafde om het spelen zèlf. Dag en nacht is hij er mee bezig. Alles wordt gedaan om maar te kunnen gokken. Liegen, manipuleren en in sommige gevallen zelfs (kleine) criminaliteit komen voor. De delicten die gepleegd worden zijn met name inbraken, valsheid in geschrifte en uitkeringsfraude. De wil om te stoppen is bij deze categorie gokkers zwak; 4. de professionele speler. Hij is zeer gedisciplineerd, rookt en drinkt niet en vermijdt de publiciteit. Hij weet zijn gokhobby in de hand te houden.

De gokstadia Verslaafd ben je niet zo maar, daar moet je wel wat voor doen! De meeste mensen die voor het eerst een gokje wagen, denken er niet direct aan dat ze gokverslaafd zouden kunnen raken. Gokverslaving is, net als veel andere verslavingen, een sluipend proces. Een gokker heeft het eigenlijk niet in de gaten, maar merkt op een gegeven

5


6

mo­ment dat hij niet meer buiten gokken kan. Verslaving was tot dan toe in zijn gedachten iets dat alleen ‑nderen over­komt. ­Ver­sla­ving is meestal een vorm van vlucht­gedrag. Ook voor gokver­slaving geldt dat. De gokker vlucht in verslaving om daardoor zijn proble­men en verant­woor­delijk­he­den tijdelijk te kunnen ontlopen. De verslaving is dan ook niet het wer­kelijke pro­bleem, de verslaving maakt duidelijk dat iemand pro­blemen hééft. De ernst van de gokverslaving kan bepaald worden door vier vragen over de gokver­slaafde te beantwoor­den: heeft hij gewonnen of juist verloren? Hoe lang staat hij achter een fruitau­to­maat en hoeveel geld heeft hij aan het gokken besteed? Is de gokker mensen in zijn omgeving tot overlast of niet? En: hoe denkt de gokker zelf over zijn gok­ken, positief of negatief? Afhankelijk van de beant­woor­ding van deze vragen kan de ernst van de gok­verslaving bij een persoon bepaald worden. Daarbij worden drie stadia onderscheiden. De eerste is de avontuur­lijke of winnende fase. In deze fase lopen de kosten nog niet uit de hand. Het gokken wordt nog gezien als een prettig tijdver­drijf en het betekent plezier, opwinding en vooral winnen. Bijna elke gokverslaaf­de is zijn verslavingscarrière begonnen met beginners­ge­luk. Een kleine inzet leverde veel geld op. Dat verleidde hem ertoe om het nog eens te proberen. Veel winnen maakt dat de aan­komende gokker doorgaat met spelen. Het gevoel van eigenwaarde stijgt erdoor en aan het spelen wordt een lichamelijke opwin­ding be­leefd. Omdat de gokker wint, gaat hij geloven dat hij volgens een bepaald winstge­vend systeem speelt. Verlies wordt goedge­praat en de gokker begint geld te lenen. Dit laatste levert echter nog geen pro­blemen op. De tweede fase is de verliezende of excessieve fase. Gokken wordt een vorm van geluk najagen. De gokker speelt met geleend geld. Deze leningen worden zoveel mogelijk verborgen gehouden. Wanneer de partners, ouders of andere familieleden erachter komen, kunnen daarover problemen ontstaan, zodat hij stiekem gaat spelen. Hij gaat vaker uit­vluchten verzinnen. Om verliezen ongedaan te maken, besteedt hij meer tijd aan het gokken en verwaar-


loost hij werk of studie. Hij leent steeds meer, omdat hij nog altijd gelooft het allemaal eens terug te kunnen betalen. De conflicten thuis nemen toe, wanneer ontdekt wordt dat hij weer heeft gegokt. Beloftes tot stoppen worden gedaan maar niet nagekomen. De gokker krijgt een dalend gevoel van eigenwaarde. Tenslotte volgt de wanhopige of verslavingsfase. Gokken wordt een full-time bezig­heid. De gokker wordt rusteloos, geïrriteerd en krijgt last van slaap­stoornissen. In dit stadi­um zijn gokkers lichamelijk en geestelijk uitgeput en voelen ze zich wanhopig en schul­dig. Veel gokverslaafden hebben het idee dat zij op het kansspel een bepaalde in­vloed kunnen uitoefenen. De ver­slaafde verliest zich in tal van droom- en waandenk­beelden om toch vooral het gevoel te hebben het middel de baas te kunnen. Als iemand bij voorbeeld een lot in de Staatsloterij heeft gekocht en het blijkt dat het winnende nummer één cijfer van het zijne verschilt, keert de loterij hem toch niet uit. Maar een gokverslaafde kan dan het idee hebben voor 99 procent gewon­nen te hebben. Terwijl hij in feite voor honderd procent heeft verloren. “Maar gedreven door een merkwaardige eigenzinnigheid bleef ik, toen ik bemerkte dat rood zevenmaal achtereen was uitgekomen, met opzet vasthouden aan rood. Ik ben ervan overtuigd dat dit voor vijftig procent een kwestie van eigendunk was; ik wilde de toeschouwers verbluffen door waanzinnige risico’s te nemen, en - o, wonderlijke sensatie - ik herinner me nog nauwkeurig dat ik inderdaad opeens, zonder dat eigendunk mij daartoe aanzette, gegrepen werd door een ontzettende begeerte naar risico’s. Misschien kan de ziel wanneer zij zoveel gewaardwordingen heeft onder­ gaan, zich daar niet meer mee bevredigen, maar wordt zij er alleen nog door geprikkeld en eist ze nog meer sensaties, steeds sterkere en sterkere, tot aan de totale uitputting.” Uit: F.M. Dostojevski, De Speler De schijnwereld waarin een kansspelverslaafde verkeert, wordt ook

7


nog eens veroor­zaakt door de effecten van het middel zelf. Het maakt hierbij niet uit dat het kansspel niet een middel is dat je tot je neemt, zoals bij voorbeeld heroïne. Het heeft een verge­lijkbaar effect op de mens, namelijk verdoving. De gokker gaat helemaal op in het spel, de omge­ving interesseert hem niet meer. Hij gaat door tot zijn geld op is. Andere effecten die optreden, zijn het krijgen van een ‘kick’, opwinding en dergelijke. Hoewel minder extreem, kan het kansspel dus wel degelijk dezelfde effecten hebben als de ‘normale’ drugs.

8

“Wat me heel erg in het gokken aantrok, was de kick van het winnen. Maar ik hield mezelf voor de gek. Ik zag alleen wat ik won en niet wat ik verloor. Alleen daar speelde ik voor. Als ik eens flink verloor, was ik heel kwaad op de kast en op mezelf. Ik was dan altijd heel teleurge­steld in mezelf. Als ik veel verloor, had ik ook altijd zin om te stelen. Ik wilde wraak nemen, de kast als het ware terugpakken. Ik was de gokkast als een mens gaan zien, die me in de maling nam.” Michiel, ex-gokverslaafde

Stoppen Een gokker die stopt, ervaart net als andere verslaafden onthoudingsver­schijn­selen, hoe gek het ook klinkt. In circa 85 procent van alle gevallen gebeurt dit. Juist het ontbreken van een middel waarvan je lichamelijk afhankelijk kunt worden, maakt het moeilijk deze ont­houdings­verschijnselen te accepteren. Wetenschappers hebben ontdekt dat tijdens het gokken in het menselijk lichaam een stof wordt aangemaakt met een vergelijkbare werking als morfine. Wanneer deze stof, endorfine ge­naamd, niet meer aangemaakt wordt, ont­staan er ontwen­ningsver­schijn­selen. Dit gegeven maakt de overeen­komst van kansspelver­sla­ving met verslaving aan opia­ten wel heel erg groot. Lichamelijke bijwerkingen kunnen zijn: hoofdpijn, ver­moeidheid, trillen, transpireren, slaapstoornissen, geheugenver-


lies, maag- en darm­klachten en anorexia. Psychische klachten die bij onthouding kunnen optreden zijn: ruste­loosheid, snel geïrriteerd zijn, ge­dachten aan zelfdoding, angsten, achter­docht, schuld­ge­voelens, agressieve gevoelens en minderwaardigheids­gevoelens. Daarnaast krijgt de gokker ook problemen in de sociale sfeer: schuldei­sers willen hun geld terug, de gokker raakt geïso­leerd. Echt­schei­ding en verbroken relaties zijn het gevolg. De hoop dat de financiële problemen opgelost kunnen worden, wordt steeds minder. Veel kansspelver­ slaaf­den zien in de crimi­naliteit nog de enige manier om aan geld te komen. Vaak moet de gokverslaafde diep in de put zitten voordat hij hulp zoekt. Soms is het gokken dan al drie tot zeven jaar een vaste gewoonte.

Hulpverlening Toch hoeft men het niet zover te laten komen. De omgeving kan al veel eerder actie ondernemen. In de winnende fase, wanneer er eigenlijk nog geen verslavingspro­blematiek te bespeuren valt, moeten aankomende gokkers op zeer directe wijze worden duidelijk gemaakt dat zij het altijd zullen verliezen. Het idee dat via kansbe­ rekening en dergelijke de uitslag van te voren bepaald kan worden, is onterecht. De kast, het casino, wint altijd. Fruitkasten en roulettetafels staan immers onder toezicht van het Neder­lands Meet Instituut, het voor­malige IJkwezen, dat vooraf bepaalt wat de winst mag zijn. De uitslag staat dus altijd vast. Bij fruitautomaten is het zo, dat van iedere honderd gulden die in een fruitautomaat gestopt wordt, 83 gulden wordt uitgekeerd. Is iemand toch verslaafd geraakt, dan is het natuurlijk het mooiste als hij er zelf weet uit te komen. Dat vraagt echter wel een enorme zelfdiscipline en motivatie van de gokker. Komt hij er zelf niet uit, dan zijn er ver­schil­len­de hulp­ver­le­nings­mo­ge­lijk­he­den. Maar ook daar staat of valt het succes van de hulpverlening met zijn motivatie om zijn ver­slaving aan te pakken. In de eerste plaats zijn er de zelf­ hulp­groe­pen van de Gam­bling Ano­ny­mous (GA). Deze functio­neren precies als de groepen van Alcohol Ano­nymous (AA). Kern van de

9


bood­schap van deze groepen is dat je ver­slaafd bent en ver­slaafd blijft, ook al drink je geen druppel alcohol meer of gooi je geen gulden meer in de gokkast. Het enige dat je kunt doen, is gewoon totaal stop­pen met gokken of het drin­ken van alcohol. Deel­ne­mers aan deze groepen leren dat ze nooit meer, op welke wijze ook, de ‘genoe­gens’ van alco­hol­drinken of gokken kunnen ervaren, omdat zij daar nooit meer mee om zullen kunnen gaan. Een andere mogelijkheid is ambulante hulpverlening, bij voorbeeld via poliklinieken van catego­raal psy­chia­tri­sche ziekenhuizen voor verslaafden of via Consultatiebureaus voor Alcohol en Drugs (CAD’s). Via gesprekken wordt gepro­beerd de gokver­slaaf­de te helpen bij het oplossen van zijn problematiek. Ook schuldsanering kan een onder­deel vormen. In het uiterste geval is opname in een kliniek noodzakelijk.

Kansspelbeleid 10

De positie van de Neder­landse overheid met betrekking tot gokken is nogal ambi­va­lent. Aan de ene kant int de over­heid voor enor­ me bedra­gen aan kansspel­belas­ting, aan de andere kant ziet zij ook wel dat een ver­groting van het aanbod een toe­name van het aantal pro­bleem­gok­kers ople­vert. Een dubieuze positie. Bovendien, het huidige beleid wordt, nogal inefficiënt, ge­voerd door vijf ver­schil­len­de minis­te­ries. En elk hebben zij hun eigen belangen te verdedigen. Het Minis­terie van Justitie gaat over de wetgeving op het kansspel. Het Minis­terie van Financiën int de kans­spelbe­lasting en heeft de verant­ woor­delijk­heid over de Staatsloterij. Economi­sche Zaken exploi­teert de Holland Casi­no’s en de speelau­tomaten en het Minis­terie van Land­bouw, Natuur­beheer en Visserij gaat over de draf- en rensport. Het vijfde betrokken ministerie, dat van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zit in een lastig parket: het heeft name­lijk twee petten op. Aan de ene kant moet zij de volksgezond­heid in de gaten hou­den en aan de andere kant heeft zij de verantwoording over de Lotto, de Toto, de Alge­mene Loterij Nederland en het beruchte kraslot. Het zal niemand verba­zen dat de diverse ministeries verschillende visies op het


kansspelbeleid hebben. Boven­dien voeren de lokale gemeenten een eigen gokbeleid dat nogal eens afwijkt van het beleid van de Rijks­ overheid. Eén en ander zorgt ervoor dat het beleid ten aanzien van het gokken nogal ondoor­zichtig is. Het evenwicht tussen vraag en aanbod van gokgelegenheden dat de overheid voorstaat, lijkt ideaal. De praktijk is echter weerbar­stiger.

Aantallen De schattingen over het aantal gokverslaafden in Nederland lopen nogal uiteen: van 21.000 tot 70.000. Kijken naar het aantal personen dat vanwege gokproblemen bij de hulpverlening aanklopt, kunnen we vaststellen dat tot en met 1994 er sprake is van een sterke stijging maar dat de laatste jaren het aantal hulpvragers iets aan het dalen is. Het overgrote deel betreft mannen. De verhouding man-vrouw blijft al die jaren 10:1. Ongeveer zeventig procent van de hulpvragers is jonger dan dertig jaar. 11

Medicijnen

Medicijnen worden om verschillende redenen gebruikt. Zo kunnen ze dienen om ziekteverschijnselen te onderdrukken (pijnstillers), ziekteoorzaken te bestrijden (antibiotica), tekorten aan te vullen (insuline, vitamines) of bescherming te bieden (inentingen). Op doktersvoorschrift kunnen medicijnen bij deze redenen een nuttige functie vervullen. Maar bepaalde vormen van medicijnengebruik, zeker bij die medicijnen die de gebruiker een prettig gevoel opleveren, bergen een groot verslavingsgevaar in zich. Door voortgezet medicijngebruik zonder medische noodzaak, kan iemand aan de medicijnen verslaafd raken. De rol van de huisartsen hierin is cruciaal. Vaak blijft het namelijk niet bij één receptje en waren - en zijn sommige artsen erg gemakkelijk met het uitschrijven van herhalingsrecepten. Een gemiddelde huisartsenpraktijk kent naar schatting zo’n 75 chronische gebruikers. Lang niet altijd wordt de patiënt daarbij gewezen op bijwerkingen of op het gevaar om verslaafd te raken


aan deze middelen.

Geschiedenis

12

Hoewel we praten over de grootste verslaving in Nederland (de schatting loopt uiteen van 200 duizend tot 800 duizend medicijnverslaafden in Nederland) horen we er niet zo veel over: medicijnverslaving. Daarbij gaat het met name om verslaving aan slaap- en kalmeringsmiddelen. De behoefte aan slaap- en kalmeringsmiddelen is niet nieuw. In vorige eeuwen gebruikte men opium, alcohol en kruiden om slapeloosheid tegen te gaan. Begin deze eeuw leek er een doorbraak te zijn door de ontdekking van de zogeheten barbituraten, zoals veronal, soneryl en luminal. Barbituraten zijn afgeleid van barbituurzuur, dat voor het eerst in 1864 werd bereid. Ze worden gebruikt als slaapmiddel (soneryl) èn als demper van toevallen bij vallende ziekte (luminal). Men was juichend omdat deze middelen zo goed werkten. Al snel temperde dit enthousiasme: de middelen bleken gevaarlijk te zijn en verslavend te werken. Barbituraten drukken bij hogere doseringen in feite het bewustzijn weg. De geest wordt compleet uitgeschakeld en krijgt zo niet de kans zich te herstellen. Er is dan ook eerder sprake van een narcose dan van een natuurlijke slaap. Bij een overdosering barbituraten kan bewusteloosheid optreden die soms dodelijk verloopt. Ook het afkicken van barbituraten was een drama: angsten, nachtmerries, neerslachtigheid, verzwakking, duizeligheid, controleverlies en inwendige bloedingen, om maar wat te noemen, kwamen voor. De neerslachtigheid kon zelfs zulke diepten bereiken dat de verslaafde zelfmoord pleegde. Overigens wordt luminal nog wel gebruikt als bestrijder van ontwenningsverschijnselen bij verslaafd geboren baby’s (2).

Benzodiazepinen Tegenwoordig worden bij slaapstoornissen andere medicijnen toegepast, de zogenaamde benzodiazepinen, ontdekt rond 1960. Deze groep van medicijnen is meer bekend onder verschillende namen zoals valium, librium, dalmadorm, mogadon, temesta, seresta en


rohypnol. Benzodiazepinen bleken wel minder gevaarlijk, maar zeker niet probleemloos. Helaas voor velen zijn de problemen die deze middelen veroorzaken niet algemeen bekend en vaak onderschat. Dat was in het verleden zo, maar blijkt ook nu nog regelmatig te gelden. “Ik was bevallen van mijn tweede kind en we waren net, zwaar tegen mijn zin, verhuisd van Rotterdam naar Hengelo. Onze woning in Rotterdam was te klein voor ons geworden en mijn man had een nieuwe baan gevonden in Hengelo. Mijn familie en vrienden woonden echter in het westen. Ze kwamen wel regelmatig logeren, maar al die drukte daaromheen brak me juist op. Op een dag kwam de huisarts langs omdat de kinderen ziek waren. Hij zag dat ik er ook niet zo goed uitzag en schreef me slaapmiddelen voor, dalmadorm en phenobarb. En zo is het begonnen. Ik had er niet eens zelf om gevraagd.” Mevrouw De Groot, ex-medicijnverslaafde Benzodiazepinen zijn middelen die onrust en angst (tijdelijk) wegnemen en worden daarom ook wel tranquillizers (‘rustgevers’) genoemd. Benzodiazepinen worden in lage doseringen als kalmeringsmiddel gebruikt. In hoge doseringen moeten ze voor slaap zorgen. Indien deze middelen in lage doseringen worden ingenomen, zorgen ze voor onverschilligheid, vermindering van angsten en spanningen, een verminderd concentratievermogen, een lichte slaperigheid em vertraagde reacties. Bovendien verliest de werkelijkheid zijn scherpe kantjes. Maar ook vervlakken de gevoelens en worden de reacties en reflexen traag. Met name vanwege deze laatste bijwerking, ook wel de verlengde reactietijd genoemd, is het bedienen van machines en het besturen van een auto onder invloed van deze middelen niet raadzaam. Hoge doseringen benzodiazepinen kunnen zorgen voor spierverslapping, verwardheid, gestoord gedragspatroon (lopen als een dronkelap), lallen, evenwichtsstoornissen en duizelig-

13


heid maar ook voor uitschakeling van de angst- en gewetensfuncties. Overdosering heeft geen dodelijke afloop, maar de gebruiker kan wel van het ene op het andere moment out gaan, dat wil zeggen, bewusteloos raken. Benzo’s zijn ook bij drugsverslaafden zeer populair. Vooral vanwege de tegengestelde effecten die optreden bij overmatig gebruik. De gebruiker wordt dan niet slaperig, maar juist actief, hij verliest zijn remmingen en wordt overmoedig en soms agressief. Zo is de combinatie van rohypnol en valium met alcohol zeer gewild. Het ene middel versterkt namelijk de werking van het andere middel, de zogenaamde potentiëring. Het komt voor dat iemand onder invloed van pillen en alcohol helemaal door het lint gaat en gewelddadig wordt. Het volgende moment weet de dader dan in het geheel niet meer wat hij tevoren heeft gedaan.

14

“Die artikelen in de krant over rohypnol zijn de grootste onzin. Die journalisten hebben er geen verstand van en die hoge ambtenaren van het ministerie nog minder. Die zitten in de zak van Roche. Let maar op. Ik zal je dit zeggen, die rohypnol kan best een goeie slaappil zijn, alleen gaat geen enkele junk braaf in z’n bedje liggen om een tukkie te doen met een paar ropies achter z’n kiezen. De junk gaat het om de roes, dat gevoel van: waar maak ik me druk om, niks aan het handje toch? Nee niks aan het handje, tot je tegen de tram aanloopt met je stomme kop. Je kunt gewoon te gek hosselen op die ropies. Maar agressief ben ik er nooit van geworden. Al die sensatieverhalen over moord en zo, de grootste onzin. Als je op die pillen aan het moorden slaat dan ben je gewoon niet goed bij je hoofd, met of zonder rohypnol. Wat wel heel link is van die pillen met alcohol is dat je niet meer goed weet wat je doet en niet goed uit je doppen kijkt. Ik heb het ook wel meegemaakt dat ik op een gegeven moment wakker werd in een plas water, ik doe m’n ogen open, kijk ik in het smoel van een stuk of wat agenten en ziekebroeders. Wat ik daar in die plas doe. Toen hebben


ze me effe naar huis gebracht. Niks aan de hand.” Richard, polydruggebruiker

Gevaren Voortgaand benzo-gebruik is niet zonder risico’s. Benzodiazepinen zijn door de overheid op de zogeheten ‘126-lijst’ geplaatst. Dit is een lijst van omstreden behandelingen, waarbij ernstige twijfels bestaan over hun nut. Benzodiazepinen kunnen allerlei vervelende bijwerkingen hebben. Dat varieert van dufheid, duizeligheid, hoofdpijn, hartkloppingen, trillende handen, huilbuien, labiliteit tot soms gedragsveranderingen, agressief gedrag en depressieve verschijnselen en tot overmaat van ramp: slapeloosheid. Daarnaast zijn de bewegingen soms minder gecoördineerd, waardoor een verhoogde kans op heup- en andere botbreuken ontstaat, en kan men zich soms niet meer alles herinneren wat er gebeurde na inname van de benzo’s. Lang niet elke gebruiker begrijpt dat juist het medicijngebruik deze klachten veroorzaakt, wat tot sociaal isolement kan leiden. Onderzoeken wijzen echter uit dat de benzodiazepinen absoluut geen positief effect meer hebben na een aantal weken gebruik. Toch zijn de benzodiazepinen wereldwijd de meest voorgeschreven medicijnen tegen angst, stress, slapeloosheid: naar schatting gebruiken 75 miljoen mensen ze (zeer) regelmatig. Zo’n zeshonderdduizend Nederlanders hebben elke dag een standaarddosis benzo’s tot hun beschikking. Veertig procent van degenen die het middel via de huisarts kregen, is eraan verslaafd. Bij hen die het via de psychiatrische kliniek kregen, is 63 procent verslaafd en via de zelfhulpgroepen zelfs 82 procent. “Door opgekropte emoties kreeg ik toen ik twintig was een jeugdberoerte. Ik was verlamd aan één kant en mijn mond stond scheef. Toen kwam ik bij de huisarts en die vertelde me dat ik medicijnen moest gebruiken. Valium was toen net in. Ik kreeg valium en werd doorgestuurd naar een psy­ chiater. Die psychiater zei: je bent te gevoelig, je hebt een

15


zwak zenuwgestel. Je hebt die medicijnen nodig. Zo om het half jaar werd ik opgenomen in het ziekenhuis. Pijn in mijn longen, pijn in mijn nieren, pijn in mijn hart, overal pijn als reactie op die medicijnen. Op een gegeven moment was mijn lichaam al zo gewend aan die medicijnen, dat geen enkel middel nog effect had. Valium, librium, alles wat er was heb ik geprobeerd. Van het ene medicijn werd ik bijvoorbeeld vreselijk onrustig. Dan kreeg ik van de psychiater een ander medicijn waar ik wat kalmer van werd. Dan zat ik weer apatisch in een hoek.� Marga, medicijnverslaafde

16

Naast het probleem dat het medicijn door gewenning na korte tijd niet meer werkt en bijwerkingen de overhand krijgen, is er nog een nadeel: de middelen verdoezelen dan misschien tijdelijk de vervelende gevoelens, maar nemen de oorzaak van die vervelende gevoelens niet weg. Benzo’s zijn in feite geen geneesmiddelen, maar symptoombestrijders. Voor veel benzo-gebruikers geldt bovendien dat zij nauwelijks weten wat zij slikken. Men vertrouwt veelal op de voorschrijvende arts en beseft niet dat langdurig slikken geen zin heeft, wat de bijwerkingen kunnen zijn, dat men er verslaafd aan kan raken en/of dat stoppen ontwenningsverschijnselen veroorzaakt. Benzodiazepinen zijn immers zeker verslavend. Onthouding van benzodiazepinen geeft zeer vervelende en soms zelfs gevaarlijke verschijnselen te zien. De verslaafde gaat zweten, trillen, braken, zijn angst en onrust keert versterkt terug en soms treden psychosen en epilepsie-achtige toevallen op.

Antidepressiva en neuroleptica Antidepressiva onderdrukken angst en depressies. Bij mensen met depressieve klachten hebben deze middelen een stimulerend en stemmingsverbeterend effect. De depressie verdwijnt dan enige tijd na het begin van de kuur. Bij inname zonder medische noodzaak heeft de gebruiker alleen maar last van de bijwerkingen: slaperigheid,


duizeligheid, wazig zien, droge mond en dalende bloeddruk. Indien in grote hoeveelheden geslikt, kunnen ernstige bijwerkingen optreden. Ziekenhuisopname is dan meestal noodzakelijk. De combinatie met alcohol is levensgevaarlijk. Neuroleptica (bijvoorbeeld Haldol) zijn middelen die psychosen onderdrukken. De middelen worden verstrekt door psychiaters in inrichtingen en poliklinieken. Bij sommige mensen werken de neuroleptica als een geestelijke dwangbuis (‘harnasgevoel’). Deze personen bewegen zich mechanisch, als robots. Een aantal vooral oudere neuroleptica hebben bijwerkingen die op het Parkinsonsyndroom lijken: trillende handen en rusteloosheid. Om die bijwerkingen te onderdrukken wordt een anti-Parkinsonmiddel gegeven. De anti-depressiva noch de neuroleptica zijn zeer geliefd bij verslaafden, de anti-Parkinsonmiddelen, zoals tremblex, echter wèl. In hoge doseringen levert gebruik namelijk LSD-achtige effecten op: ‘hemelse’ visioenen en levendige hallucinaties in de vorm van rode, groene en blauwe sterren en bollen in het randgebied van het gezichtsveld. Atropine, dat in tremblex wordt verwerkt en recent nog werd aangetroffen in XTC-pillen, is voor die waanbeelden verantwoordelijk.

Recente medicijnen Steeds populairder worden de geneesmiddelen die de serotoninespiegel in de hersenen verhogen. Serotonine is een soort hersenhormoon dat van invloed is op de gemoedstoestand van mensen. Te denken valt aan middelen als Prozac, Fevarin en Seroxat. Vooral Prozac kan zich in een toenemende populariteit verheugen. Medicijnen die de serotonine-spiegel beïnvloeden, werden in eerste instantie gebruikt bij de behandeling tegen depressie. Maar nu blijken deze middelen bij veel meer psychiatrische aandoeningen effectief, zoals fobieën, angsten, paniekaanvallen, eetstoornissen en dwangneurosen. Nadeel van het gebruik van serotonine-medicijnen, met name bij Prozac, is dat de libido afneemt. Recent is er enorm veel aandacht geweest voor het middel Viagra (Sildenafil). Viagra is een middel dat mannen hulp biedt bij erectiestoornissen. De naam is

17


afgeleid van het Latijnse Vigor (‘kracht’) en de Niagra Falls die blijkbaar een goed beeld vormen voor de kracht van het middel. Het kan alleen op doktersvoorschrift verkregen worden. Misbruik komt voor door mannen die geen erectiestoornissen hebben maar het ten onrechte gebruiken voor het libido-verhogend effect. Bij gebruik van Viagra kunnen de volgende klachten in enige mate voorkomen: hoofdpijn, duizeligheid, blozen, maagpijn en diarree. In mindere mate kunnen stoornissen in het kleurenzien en een loopneus voorkomen.

Combinatiepreparaten

18

De farmaceutische industrie ontwikkelt ook preparaten die de voordelen van twee verschillende middelen combineren. Een berucht middel is vesparax, een combinatiepreparaat van twee barbituraten en een tranquilizer. Ook limbitrol is een voorbeeld. Het bestaat uit de tranquillizer librium en het antidepressivum tryptizol. De beweegredenen van de geneesmiddelenindustrie zijn niet altijd even zuiver. Het economisch motief (veel winst) strijdt met het morele motief: effectieve hulp bieden. De opvatting van de industrie over de beste behandeling ligt vaak in het verlengde van de economische noodzaak zoveel mogelijk handel aan de klant te slijten.

Hulpverlening Het aantal hulpvragen voor medicijnverslaving groeit de laatste jaren wel wat - van 29 hulpvragen in 1994 naar 284 in 1997 - maar staat nog steeds in schril contrast met het geschatte aantal van een half miljoen medicijnverslaafden in ons land. Een groot deel beseft simpelweg niet verslaafd te zijn en begrijpt de symptomen niet. Daarnaast zijn ook niet alle artsen evenzeer gericht op het terugdringen van chronisch benzo-gebruik. Reden hiervoor kan zijn de extra inspanning die dit van de arts vergt, of zijn gevoel van falen omdat hij ermee in zijn ogen te kennen geeft dat hij de jaren daarvoor verkeerd heeft gehandeld. Ook onderkennen lang niet alle huisartsen de bijwerkingen van de benzo’s. Anderen hebben soms ten onrechte het idee dat zij in weinig nieuwe gevallen deze midde-


len voorschrijven. Er wordt wel beweerd dat de afkick nog zwaarder is dan van alcohol of opiaten. Soms kunnen de klachten waarvoor men het middel is gaan slikken inderdaad tijdelijk in dezelfde of zelfs in verergerde mate terugkeren. Afkicken is zeker mogelijk maar vraagt veel tijd en energie. “Ik begreep er niets meer van. Het ging mijn hele leven beheersen. Niemand begreep mijn probleem, want iedereen slaapt immers weleens slecht. Na verloop van tijd durfde ik er alleen nog maar met mijn man over te praten en hield naar buiten de schijn op. Ik sloop als het ware naar de dok­ tersassistente voor een herhalingsrecept en daarna naar de apotheek, hopend dat ik geen bekenden tegenkwam. Later heb ik een keer getracht op eigen houtje te stoppen, omdat ik vond dat het zo goed met me ging. Gevolg was echter dat ik in een enorme crisis raakte. Ik kwam nauwelijks de deur meer uit en ontving bijna geen bezoek meer. Als ik soms toch wegging, zorgde ik ervoor dat in elke tas en op elke plek een strip medicijnen zat, zodat ik nooit zonder zou komen te zitten.” Mevrouw De Groot, ex-medicijnverslaafde

Preventie De beste manier om problemen te vermijden, is natuurlijk het voorkómen van medicijnverslaving. Hoewel de risico’s van medicijnverslaving langzamerhand wel meer worden onderkend, blijkt een huisarts in de praktijk toch in zestig tot tachtig procent van de gevallen slapeloosheid te behandelen met slaapmiddelen. Ongeveer de helft van de mensen die klaagt over slaaptekort, slaapt in werkelijkheid normaal. Bij negentig procent van de mensen die kampen met slaapstoornissen blijkt de slaapstoornis niet de hoofdklacht te zijn, maar slechts bijkomend. Het voorschrijven van een slaapmiddel is dan niet een geëigende weg. Bovendien werken slaapmiddelen slaapstoornissen juist in de hand! Benzodiazepinen kunnen worden gebruikt om

19


iemand door de fase heen te helpen waarin de echte problemen worden opgelost. Voortgezet gebruik maakt het vinden van een echte oplossing steeds moeilijker. Er zijn voldoende en vaak betere alternatieven voor gebruik van benzodiazepinen: psychotherapie, slaapcursussen, of eventueel gebruik van anti-depressiva, waarbij de kans om er verslaafd aan te raken veel kleiner is.

Koffie

20

Wie drinkt er geen koffie vandaag de dag? Toch is de introductie van koffie in de Westerse wereld niet helemaal zonder slag of stoot gegaan (3). Nu heeft niemand nog problemen met het op z’n tijd drinken van een bakkie leut. Toch kun je ook bij sommige koffiegebruikers spreken van ongezond veel koffie drinken. Koffie bevat cafeïne. In een kop verse koffie van 125 ml. zit 50 tot 150 mg cafeïne. Bij instantkoffie is dat 60 mg en in een kop cafeïnevrije koffie 3 mg Cafeïne heeft een opwekkende werking. Van teveel koffie word je nerveus, rusteloos. Het hart gaat sneller kloppen en de bloedvaten vernauwen zich. Mensen met hartklachten en nerveuze aandoeningen kunnen beter geen koffie drinken. Koffie gaat ook vermoeidheid tegen. Koffie heeft ook minder gewenste kanten. Vanaf 1 gram is cafeïne giftig, 10 gram is zelfs dodelijk. Vanaf 200 mg werkt koffie stimulerend en kan het leiden tot slapeloosheid. Een aantal onderzoekers heeft uitgevonden dat niet-rokende vrouwen die per dag meer dan drie koppen koffie (300 milli­gram cafeïne) drinken minder snel zwanger worden dan andere vrouwen. De maandelijkse kans op be­vruch­ting bleek ­­­met 26 procent vermin­derd. Maar is koffie ook verslavend? Bij vier kopjes koffie per dag (ongeveer 350 mg cafeïne) begint de lichamelijke afhankelijkheid. Acht koppen per dag kunnen zelfs leiden tot hart- en gedragsproblemen, maar dat is wel uitzonderlijk. De meeste mensen kunnen veilig 600 mg cafeïne consumeren. De lever heeft ongeveer twaalf uur nodig om caffeïne uit de bloedstroom te verwijderen. Hoe het ook zij, koffie is een sociaal geaccepteerd genotmiddel. Als iemand gewend is zeer veel koffie te


drinken, kan dit resulteren in cafeïne-verslaving. Stoppen met koffiedrinken resulteert bij de meeste notoire koffiedrinkers in zware hoofdpijn, snellere vermoeidheid en soms zelfs depressiviteit. Toch is koffie met geen mogelijkheid uit de samenleving weg te denken.

Thee

In China en Japan wordt al sinds ongeveer 500 na Christus thee verbouwd. Thee werd en wordt in Azië zeer gewaardeerd om de stimulerende werking die wordt veroorzaakt door cafeïne. In thee zit ongeveer 25 tot 75 mg cafeïne. In thee zitten verder nog, in veel lagere concentraties overigens, theobromine en theophyline, stoffen die wel wat lijken op cafeïne. Boeddhistische en Taoïstische monniken gebruiken thee als hulpmiddel bij meditaties. De Verenigde Oostindische Compagnie bracht het als eerste naar Nederland. Vandaar verspreidde het zich onder meer naar Engeland, waar het de nationale drank werd. In Engeland, zegt men, wordt niet alleen politiek gemaakt over een kop thee, maar over een kop thee ook politiek. De Amerikanen kwamen zelfs vanwege de thee met het Britse moederland in oorlog. In Boston gooiden de Amerikanen de vanuit Engeland geïmporteerde thee in het zoute zeewater. The Boston Teaparty. Dat werd het startsein voor de onafhankelijkheidsoorlog. Vandaag zijn thee en het rituele theedrinken niet meer uit de Nederlandse samenleving weg te denken.

Noten (1) De Romeinen schreven al over het gokken van de Germanen. In de Germaanse mythologie kwamen bij voorbeeld de goden samen om te dobbelen. Van de Batavieren is bekend dat zij regelmatig het gezinsinkomen (en het gezin!) verspeelden bij het dobbelspel. Ook bij de Egyptenaren en de Grieken was het gokspel

21


22

bekend. De eerste officiële loterij in ons land werd in 1444 door de stad Utrecht georganiseerd. Doel was ook toen al het spekken van de gemeentelijke kas. Inmiddels zijn wij allemaal bekend met gokmogelijkheden als casino’s, paardenrennen en de fruitautomaten. Gokken is in. Het aantal gokhallen schiet als paddestoelen uit de grond. (2) Omdat barbituraten onder andere door het grote aantal zelfdodingen in een slecht daglicht kwamen te staan, werden door de geneesmiddelenindustrie nieuwe medicamenten ontwikkeld. Een daarvan, mandrax, werd in de jaren zestig door hippies als lovedrug zeer gewaardeerd. Niet om de slaap, maar om het welbehagen (de euforie) en het potentiebevorderende effect. Mandrax bevat methaqualon, dat ongeveer dezelfde werking heeft als een barbituraat. Methaqualon is sterk verslavend en valt om die reden onder de Opiumwet. (3) De Arabieren kenden de koffie al in de middeleeuwen, aanvankelijk als geneesmiddel, vervolgens als ritueel genotmiddel. Later kwam de koffie onder de aandacht van de elite in Zuideuropese handelssteden. Het werd het begin van een rage die door geen wet of koninklijk bevel meer terug te dringen was. De beroemde Nederlandse plantkundige Linaeus vatte de hele rel om de koffie als volgt samen: “De koffieplant is één van de drie mysterieuze planten - koffie, thee en tabak - die óf de barmhartige óf de vertoornde God op aarde heeft doen groeien”.De meningen liepen dus nogal uiteen. In Engeland leidde het koffiegebruik regelrecht tot massahysterie, zowel onder voor- als onder tegenstanders. Onder druk van vooral woedende volksvrouwen bepaalde de Engelse koning Charles II dat de koffiehuizen moesten worden gesloten. Tien dagen later werd dat besluit alweer teruggedraaid onder druk van een om bloed en wraak schreeuwende menigte voorstanders. Toen uiteindelijk niets bleek te helpen om het tij te keren, werd wereldwijd overgestapt op het belasten van de handel en verkoop met koffieaccijnzen, die voor een aardig extra staatsinkomen zorgden.


23


Deze katern bevat de tekst van hoofdstuk 3 van het boek ‘Vraagbaak bij verslavingen’ (auteur: Frans Koopmans, uitgeverij: J.J. Groen, Heerenveen 1999, ISBN 90-5030-962-3, prijs 5 euro)

Evangelische verslavingszorg en hulpverlening Copyright 1999 Uitgegeven door De Hoop Media Voor meer informatie en/of vragen kunt u bellen of schrijven naar: Informatie Centrum De Hoop Provincialeweg 70 3329 KP Dordrecht Tel. (078) 6114 789 / Fax. (078) 6111 110 Email: info@dehoop.org Website: www.dehoop.org Voor giften: giro 38.38.38


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.