PASSIE VOOR
IL LUS IE EDWIN WIEKENS FOTOGRAFIE
Passie voor Illusie Edwin Wiekens
UITGEVERIJ
KOMMA
3
Marc Woods pagina 6-17
Jo De Rijck pagina 18-31
Winfried & AngĂŠlique pagina 32-43
Justin Case pagina 44-51
Quintus de paarse goochelaar pagina 52-61
Prince of Illusions pagina 62-83
Rob & Emiel pagina 84-101
Edwin Wiekens fotografie
8
Marc Woods Marc Korthout (1982) Oosterhout (NBr) www.marcwoods.nl
Marc Woods
“Ik was een jaar of zestien, toen ik op televisie een show zag van David Blaine. Hij goochelde op straat. Gewoon tussen de mensen. Heel puur. Ik vond het prachtig.” “Als kind keek ik graag naar goochelaars. Het gaf me het gevoel dat er dingen gebeurden die ik niet begreep. Ik kreeg een goocheldoos, een boek, ging later losse trucs verzamelen. En ik gaf voorstellingen. Voor mijn familie. Gewoon thuis.” “Het was een hobby die na een tijdje een beetje op de achtergrond raakte. Tot ik die show van Blaine zag. Ik herinnerde me weer hoe leuk ik als kind goochelen had gevonden. Ik pakte de Gouden Gids, ging op zoek naar een goochelwinkel en kwam uit in Haarlem.” “Het was een merkwaardige winkel. Voorin lagen allemaal feestartikelen. Goochelaars moesten doorlopen, tot achter een donker gordijn. Daar, in een mysterieuze smalle gang, lagen de goochelspullen. Je kreeg er het gevoel dat je deel uitmaakte van een geheim.” “Ik raakte aan de praat met goochelaar Herman Koster. Hij zei tegen mij: ‘Als je het echt goed wil leren, koop je dit boek.’ En hij gaf me een dik Engelstalig werk. Er hoorde een pak kaarten bij.” “Die kaarten zijn altijd belangrijk gebleven. Ik ga nooit van huis zonder een spel op zak. Ik ben een tafelgoochelaar. Hou van het pure spel. Het is mooi om te ervaren hoe je met relatief weinig materiaal, veel effect kunt oogsten.” “Ik volgde destijds een computeropleiding, ging naar de kunstacademie in Breda communicatie en multimediadesign studeren. Het goochelen was een leuk bijbaantje.” 9
“Goochelen kent een lange geschiedenis. Al duizend jaar geleden werden trucs gedaan, die nog steeds bestaan. Ik vind het een leuke gedachte dat je nu, in tijden van satellieten, computers en mobiele telefoons, mensen nog kunt verrassen en blij kunt maken met een hele oude, eenvoudige truc.” “Mijn goochelen zit letterlijk in de vingers. Daar draait het om. Vingervlugheid. Als een zakkenroller. Je komt heel dicht bij mensen, haalt wat van ze weg, zonder dat ze het door hebben. Dat is interessant. In mijn geval geef ik natuurlijk alles terug.” “Mensen zijn interessant. Iedereen heeft een verhaal. Niemand uitgezonderd. In de juiste setting, wanneer alles klopt, komen die verhalen er uit. Ik geniet er enorm van wanneer ik met mijn show de juiste snaar weet te raken.” “Ik heb een heel direct contact met mijn publiek. Ik goochel letterlijk onder hun neus. Dat maakt bij de toeschouwer de verwondering groter. Die ziet iets gebeuren dat hij niet begrijpt.” “Ooit las ik in een boek van goochelaar Darwin Ortiz hoe je als kind geboren wordt met naast je een grote lege kast. Alles wat een kind beleeft is nieuw, krijgt een plaatsje in die kast. Keurig gerangschikt. Ziet een kind een eerste vogel, dan krijgt die een vakje. De volgende komt er bij te staan. Zo krijgt alles in het leven een voorspelbare plaats. Als goochelaar gooi ik die kast helemaal om. Zekerheden verdwijnen. De één vindt dat geweldig, voelt weer de verwondering van een kind. De ander heeft er moeite mee.” “Ik wil dat mensen na mijn optreden een prettig gevoel hebben. Ook die persoon die liever op de achtergrond blijft. Die haal ik erbij, ik maak hem middelpunt van mijn illusie. Geef hem het gevoel dat hij het is die de truc heeft gedaan. Voor hem is het applaus. Hij wordt in het zonnetje gezet. Dat geeft hem, maar ook mij, een goed gevoel.” “Naast het goochelen, heb ik een eigen computerbedrijf. Ik doe reparaties aan huis en bouw websites. Dat wil ik niet opgeven. Het is financieel prettig, maar daar gaat het niet om: ik wil als goochelaar gewoon binding houden met de alledaagse wereld. Bovendien maakt de combinatie dat ik lol houd in het optreden.”
10
11
12
13
“In mijn vorm van goochelen gaat het om het contact. Ik wil met het publiek iets moois beleven. Eigenlijk is het goochelen daarbij meer een middel dan het doel. Terwijl ik bezig ben, een truc doe, komen de tongen los.� 14
15
“Ik weet zeker dat ik mijn hele leven blijf goochelen. Of het moet fysiek onmogelijk worden. Maar goochelen is iets geweldigs. De illusie, het spel, maar bovenal het contact. Goochelen opent deuren. Dat is en blijft mooi.� 18
19
20
Jo De Rijck (1981) Houthalen, België www.joderijck.com
Jo De Rijck “Drie jaar was ik, toen mijn ouders me voor het eerst meenamen naar het circus. Ik was betoverd. De kleuren, de muziek, de magie, de show. Ik wist vanaf dat moment dat ik later bij het circus wilde. Als clown. Want die mag alle rollen spelen.” “Thuis begon ik van alles te verzamelen. Mijn kamertje veranderde in één groot circus. De lokale krant heeft er destijds nog over bericht.” “Toen ik een jaar of zeven was begon ik zelf voorstellingen te geven. Ik trok een goedkoop clownspak aan, zette een pruik met rode krulletjes op -zo eentje met in het midden een kale plek- en schminkte mijn hele gezicht rood. Voor twintig frank, dat is omgerekend ongeveer vijftig eurocent, konden familie en buren mij inhuren. Het was eigenlijk nog te duur voor wat ze kregen, alles ging natuurlijk mis. Maar het was wel leuk. Iedereen lachte. Ik proefde het succes.” “Ik hield van dieren. Wilde zelf graag een huisdier hebben, maar dat mocht niet van thuis. We hadden buiten wel kippen. Daar liepen ook katten rond. Die heb ik geleerd om door een brandende hoepel te springen. Het was achteraf gezien mijn eerste dierenact.” “Via een club kwam ik in contact met een goochelaar. Hij gaf mij mijn eerste twee duifjes. Dat was de eerste toegeving van mijn ouders. Er volgden er nog heel wat meer. Toen ik op mijn negentiende uit huis ging, was er een hele dierentuin bij gekomen. Met slangen, een geit, leguanen, een papegaai en noem maar op.” “Van dieren heb ik altijd gehouden. Ik denk, omdat ik als kind eenzaam was. Een dier helpt. Daar kon ik mee praten. Dieren zijn er altijd voor jou. Tegenwoordig nemen ze een belangrijke plaats in mijn voorstellingen in.” 21
“Ik ben komiek en cabaretier, eigenlijk geen echte goochelaar. Goochelen is wel mijn grootste passie. Het liefste zou ik optreden als illusionist. Zo’n grote. Compleet met rook en een spetterende act. Maar ik moet realistisch zijn. Zakelijk is dat geen slimme zet. Als illusionist is in België weinig te verdienen. Of ik zou een seizoen in een pretpark moeten spelen. Maar dan nog.” “Mijn publiek trakteer ik min of meer terloops op goocheltrucs. Dat werkt. Wanneer ik tijdens een cabaretvoorstelling opeens een duif tevoorschijn haal, maakt dat diepere indruk, dan wanneer ik mij zou presenteren als goochelaar. Dan wordt die duif verwacht.” “De eerste cabaretvoorstelling die ik in het theater zag, staat me nog helder voor de geest. Ik was jong, een kind nog. Ik voelde me niet erg gelukkig in die tijd. Maar die avond, in dat theater, heb ik zo gelachen, dat ik een uur lang alles was vergeten. Dat gevoel wil ik bij mijn publiek teweeg brengen. Dat ze bij mij even alles kwijt zijn en zich een voorstelling lang compleet gelukkig voelen.” “Alles rond mijn shows doe ik zelf. Transport, techniek, op- en afbouw. Mijn vrouw doet de boekingen. Zij is zeg maar het impresariaat. Wij leven van mijn voorstellingen.” “Het is financieel niet altijd even gemakkelijk. Vorig jaar dreigden we failliet te gaan. Ik investeerde eigenlijk te veel in nieuwe trucs. Toch, al raken we alles kwijt -auto, huis, en noem maar op- ik weet dat ik na een maand weer op het podium zou staan. Het is te mooi.” “Goochelaars blijven altijd een beetje kinderen. Nieuwe trucs ontwikkelen geeft dezelfde sensatie als wanneer je vroeger een nieuw autootje kreeg en ermee kon spelen. Dat maakt het ook zo leuk. Ik mag altijd spelen. Sterker, dat wordt zelfs van me verwacht.” “Ik denk dat ik, ondanks alles, altijd blijf optreden. Ik hou van het publiek. Ik wil mensen vermaken en laten lachen. Zodat ze even weg zijn van de dagelijkse toestanden en heel gewoon gelukkig zijn.”
“Toen ik een jaar of tien, elf was nam mijn tante me mee naar een goochelwinkel in Brussel. Het was er geweldig. Zelf had ik wel een goocheldoos. Ik gebruikte de trucs in mijn show. Maar dit was anders, dit was echt.� 22
23
24
25
26
27
28
29
“Het bestaan van een artiest hangt af van toevalligheden. Het is niet te voorspellen hoe de markt werkt. Sinds kort trekt het weer aan. We gaan opnieuw naar de 250 boekingen. Maar dat kan maar zo veranderen.� 30
31
32
33
34
Winfried & Angélique www.winfriedangélique.nl
Winfried & Angélique Winfried: “Vier was ik, toen ik mijn eerste goocheldoos kreeg. Ik was meteen verkocht. Binnen de kortste keren kende ik alle trucs uit mijn hoofd. Ik goochelde altijd. De hele dag. Vanaf het moment dat ik op stond tot ik naar bed ging.” “In 1987 werd ik Nederlands Junior Kampioen. Dat betekende onder meer dat ik een jaar later mocht optreden op het Wereld Kampioenschap in Den Haag. Ik viel op, werd gescout. Ik kreeg aanbiedingen om over heel de wereld op te treden.” “Ik reisde naar Amerika, naar andere landen. Kreeg van kunstenaar Kees Verkade de vraag of ik bij hem thuis in Monaco wilde optreden op de verjaardag van zijn dochtertje. Er gebeurde veel.” Angélique: “Mijn broer maakte veel mee. Ik had destijds, toen ik zes was, als hobby voor paardrijden gekozen. En ik hield van showdansen. Het goochelen speelde niet zo’n rol in mijn leven. Maar toen ik zag wat Winfried allemaal deed, hoe hij de wereld overging, vrij kreeg van school, dacht ik: ‘Dat wil ik ook’. Ik begon bij Winfried te zeuren of ik mee mocht.” Winfried: “In 1988 werd mij in Amerika gevraagd of ik het jaar erop wilde terugkomen. Maar, zeiden ze, dan moet je wel met iets heel nieuws komen. Dat was het moment dat ik besloot grote illusies te doen. Ik wilde een show neerzetten. Ik vroeg mijn zusje of ze mee wilde doen.” Angélique: “Ik ben nooit een assistent geweest zoals te zien in shows als die van Hans Klok. Ik heb al vanaf dat eerste begin een heel duidelijke eigen rol.” “Het was trouwens soms wel pittig. We waren jong. Reisden veel. We kregen veel steun. Van school, van onze ouders. Die vonden het belangrijk dat wij een diploma haalden. Dus zaten we op de raarste tijden met onze neus in de boeken. In de coulissen, in de auto op weg naar een voorstelling. Uiteindelijk met succes. We hebben allebei onze middelbare school afgemaakt.” 35
Winfried (1977) Den Haag Angélique (1978) Hoogvliet, Rotterdam
Winfried: “Zodra ik klaar was met school, startte ik een bedrijf. Ik wilde van het goochelen mijn beroep maken. Dat was wat ik altijd had gewild. Al vanaf dat ik die eerste goocheldoos kreeg.” Angélique: “Wat we deden, wat we nog steeds doen, is verslavend. Het is een geweldige ervaring. Op dat podium staan, de show, het publiek, het applaus. De enthousiaste reacties.” Winfried: “Magie maakt het onmogelijke mogelijk. Het geeft een kick steeds met wat nieuws te komen. Nog groter, nog bijzonderder. Steeds weer verleggen we de grens. Zie het als een kuur van een turner. Hij doet iets dat niemand eerder deed, dat niemand kon. Vervolgens verlangt hij naar meer. Waar het stopt? Nergens. The sky is the limit.” Angélique: “Het kan gevaarlijk zijn. Zoals de act waar achttien speren door een doos gaan, waarin ik zit. Ik ben wel eens gewond geraakt. Maar op het podium voel je weinig pijn. Dat is iets raars. Je gaat door. Pas achteraf besef je wat er is gebeurd. Dat gevaar is aantrekkelijk voor het publiek. Dat voelt hoe moeilijk het is, dat het echt niet zonder risico is.” Winfried: “Het geeft adrenaline.” Angélique: “Voor onze shows is vertrouwen nodig. Dat is er tussen ons. Ik vertrouw Winfried voor drieduizend procent. En hij mij. Ik denk dat, mocht hij ooit moeten stoppen, het ook ophoudt voor mij. Ik zou geen andere partner ooit op dezelfde manier vertrouwen.” Winfried: “Zolang het fysiek mogelijk is en het publiek nog steeds enthousiast is, blijf ik doorgaan. Ik hoor op dat podium. Het is mijn thuis. De adrenaline, het applaus, ik zou het niet willen missen. En de illusies zelf natuurlijk. Die ook vooral. De magie. De verwondering van het publiek dat iets ziet dat eigenlijk niet kan.” Angélique: “De toekomst? Zoveel mogelijk optreden, shows geven, op dat podium staan. Dat doen we het liefst. Het geeft een kick. We doen het nu al jaren, maar het verveelt niet. Nooit. Het blijft het mooiste wat er is.”
36
37
“Op mijn zesde mocht ik van mijn ouders een hobby kiezen. Natuurlijk hadden zij verwacht dat het iets als voetballen zou worden. Maar ik wilde goochelen.� 38
39
40
41
42
43
46
Justin Case Freek van Woerkom (1994) Oud Beijerland www.justin-case.eu
Justin Case “Mijn broer Thijs goochelde. Hij had van die trucs die je bij de speelgoedwinkel kon kopen. Ik keek toe. Ik kon het niet uitstaan dat ik niet wist wat er gebeurde. Maar als ik het vroeg, zweeg Thijs. Ik wilde zo graag weten hoe het in elkaar zat, was zo nieuwsgierig, dat ik zelf trucs ben gaan kopen om achter het geheim te komen.” “Ik weet nog goed dat ik wat later in Amsterdam liep. In de Staalstraat zat een klein winkeltje. Er waren spullen voor jongleurs en zo. Achterin stond een vitrine met goocheltrucs. Ik vond het prachtig. In de winkel gaven ze me een adres van een echte grote goochelwinkel. In Haarlem. Het was een magische zaak. Ik ben gaan sparen, heb zelfs mijn playstation verkocht. Zo kwam ik aan geld om trucs te kopen.” “In groep zeven, ik was elf jaar, was het thema van de boekenweek Magie. Er was een tovershow op school. Ik deed mee. Eng was dat. Maar ik werd wel eerste. Geweldig.” “Een paar jaar later, ik was dertien of veertien, schreef ik me in voor Holland got Talent. Ik drong door tot de laatste zestig en kwam op televisie. Een week lang was ik beroemd. Ik werd overal herkend. Wow, dat was een leuk gevoel. En het was goed. Opeens werd ik gevraagd om op te treden. Ook bij mensen die ik niet kende.” “Het leuke van goochelen is niet alleen de truc. Het is vooral ook de interactie met mensen. De blije gezichten. Ik praat veel tijdens mijn optredens. Ik loop tussen het publiek door, haal, wanneer ik op een podium sta, mensen naar me toe. Communicatie is belangrijk. Bij mij is het niet stil. Ik vraag mensen als ze dat willen gewoon iets naar me te schreeuwen, met suggesties te komen. Zo creëer je een gevoel van gelijkheid.” 47
“Als klein kind was ik eens bij een optreden van een goochelaar. Een jongetje in het publiek riep dat hij ook een trucje kende. De goochelaar reageerde kortaf. Zei: ‘Ik ben hier de goochelaar.’ Ik vond hem meteen niet meer leuk. Bij mij mag iedereen met iets komen. Tijdens of desnoods na de show.” “Emoties zijn belangrijk. Vroeger kon ik met een stalen gezicht mijn trucs doen. Dat doe ik niet meer. Als iets leuk is, lach ik. Of ik vertel iets serieus. Wanneer je gevoelens toont, maak je iets los bij het publiek. Er ontstaat een band.” “Ooit was er in Engeland een goochelaar die het publiek het theater in wilde hebben. Goochelen was destijds nog iets van de straat. Hij vermomde zich daarom in avondkleding. Deed een pandjesjas aan en zette een hoge hoed op. Zo ging men destijds uit. Wanneer je nu aan een kind vraagt hoe een goochelaar eruit ziet, komt hij nog altijd met die hoed en een toverstok aanzetten. Dat is achterhaald.” “Ik wil Nederland laten zien dat goochelen iets heel anders is. In Amerika zijn mensen actief als Justin Flom en Justin Kredible. Jonge, hippe goochelaars die in vrijetijdskleding een leuke act neerzetten. Met grappen tussendoor, een verhaal. Zo kan het ook. Zo wil ik het.” “De laatste tijd gaan mijn shows meer de cabaretkant op. Het verhalende wordt steeds belangrijker. Dat spreekt aan. Zorgt voor meer interactie, is niet saai om naar te kijken.” “Binnenkort laat ik aan de binnenkant van mijn bovenarm een schoppen tatoeëren van een kaartspel. Het is voor mij een ode aan het goochelen.” “Ik heb veel aan mijn vriendin, Deborah. Zij is creatief, studeert aan de mode-academie. Mijn broer Joris helpt me met de shows. En de andere broer, Thijs, met wie het begon? Ik oefen wel eens op hem. Laat hem een truc zien. Hoewel ik nu natuurlijk niet aan hem vertel hoe het werkt, heeft hij het vaak door. Dat is wel eens frustrerend, maar ook goed. Want als mijn broer het niet begrijpt, dan heb ik iets, dan heb ik goud in handen.”
“Met een vriend, Mart de Vré, ben ik een youtube kanaal begonnen. We zetten er grappige filmpjes op. Met trucs natuurlijk. Binnenkort ga ik ook bloggen. Het is leuk, creatief. Uiteindelijk wil ik naast het goochelen graag gaan presenteren. Een televisieprogramma. Iets jongs, hips, waarbij het goochelen wordt ingepast.” 48
49
“Wanneer je gevoelens toont, maak je iets los bij het publiek. Er ontstaat een band. Ik bereid me daarom niet al te goed voor. Ik weet ongeveer wat voor trucs ik ga doen, maar niet wat ik erbij ga zeggen. Zo blijft er veel ruimte over voor spontaniteit. Dat maakt het leuk. Voor mij net zo goed als voor het publiek.� 50
51
52
53
54
Quintus de paarse goochelaar Quintus van Amstel (1982) Huizen www.depaarsegoochelaar.nl
Quintus
de paarse goochelaar “Goochelen heeft altijd deel uitgemaakt van mijn leven. Mijn vader is goochelaar. Zijn nieuwe acts oefende hij vroeger thuis. Op ons.” “Ademloos keek ik toe hoe hij een munt door een tafel heen goochelde. Hij verdween boven, voor onze ogen en kwam onder het tafelblad weer tevoorschijn.‘Hoe doe je dat”, vroegen wij. Mijn vader boog zich naar voren. Fluisterde: ‘Hé, kunnen jullie een geheim bewaren?’ Natuurlijk konden we dat. Dan zei hij: ‘Ik ook’, en vertelde verder niets. Frustrerend was dat.” “Die frustratie wil ik elimineren in mijn voorstellingen. Ik hou van een intieme sfeer. Wil het publiek het gevoel geven dat we het samen doen.” “Dat contact met de toeschouwers, die interactie, is voor mij het belangrijkst. Ik wil dat ze me op de vingers kijken, dat ze het gevoel krijgen dat zich onder hun neus een wonder voltrekt.” “Dat is voor mij de schoonheid van de goochelkunst. Grote shows met toeters, bellen, glitter en glamour stralen voor mij een bepaalde armoede uit. Ik hou van simpel, van puur.” “Ik ben nog niet zo lang goochelaar. Wilde eigenlijk altijd schilderen, tekenen. Toch ontbrak daar wat aan. Het is eenrichtingverkeer, er is geen contact met het publiek. Een schilderij is af en dat is het dan.” “Een jaar of twaalf, dertien geleden kwam ik min of meer toevallig op het podium terecht. Mijn broer is muzikant, speelt in een klezmerband. Hij moest optreden voor een groep verstandelijk gehandicapte kinderen. Om het visueel aantrekkelijk te maken vroeg hij of ik een paar typetjes wilde spelen bij het optreden. Dat bleek een enorm succes.” “In 2003 ben ik met mijn broer in Amsterdam bij Tiny Hero de opleiding clownerie gaan volgen. Er ging een wereld voor me open. Ik ontdekte dat dat was wat ik wil. Entertainen, op het podium staan.” 55
“Als Duo Doorgedraaid ben ik met mijn broer gaan optreden. Nog steeds doen we dat. Toch is er voor mij wat veranderd.” “In 2010 waren wij geboekt voor een tent die te klein bleek voor onze act. Ik heb mijn vader gevraagd in te vallen. Voor het eerst sinds jaren zag ik hem weer goochelen. Ik zag hoe hij het publiek bespeelde, hoe enthousiast dat reageerde. Voor mij was het opeens duidelijk: dat wil ik ook.” “Als kind had ik altijd het idee dat bij goochelen het verhaal ontbrak. Je deed een truc, meer niet. Nu ik mijn vader zag spelen, ontdekte ik dat het niet waar was. Er was wel een verhaal.” “Ik ben keihard gaan oefenen. Las boeken, keek dvd’s. Ik kreeg veel steun van andere goochelaars. Zij leerden me veel. Nog datzelfde jaar, in 2010, trad ik voor het eerst op met een goochelact.” “Natuurlijk ging dat niet helemaal vlekkeloos. Mijn geluk was mijn podiumervaring. Ik sta voor het publiek met een houding dat ik weet wat ik doe, dat het allemaal goed komt. Dat geeft vertrouwen.” “Met mijn achtergrond als clown was het wel een grote omschakeling. Het vergt een andere discipline. Als clown leer je heel open te zijn, alles te laten zien, uit te vergroten. Als goochelaar moest ik juist dingen stiekem doen.” “Nieuwe trucs oefen ik voor een spiegel. Maar dat is geen mens. Die buigt nooit door de knieën om even onder een kaart te kijken. Ik probeer daarom iets nieuws eerst uit op een vriendin. Niet mijn eigen vriendin. Die heeft op de één of andere manier de trucs te snel door. Dat ontmoedigt.” “Heel langzaam zie ik een stijgende lijn in het aantal boekingen. Totnogtoe gaf ik meer uit dan ik verdiende aan het goochelen. Ik werk er nog een beetje naast. Drie uur per week in de gezondheidszorg. Uiteindelijk wil ik helemaal rondkomen van het goochelen. Dat is mijn passie, dat is wat ik wil.” “Mijn droom is dat er mensen op me af komen die zeggen: ‘Jij hebt me ooit, misschien wel dertig jaar geleden, iets laten zien dat zo bijzonder is, dat ik het nooit ben vergeten.’ Dat ze anderen daar op wijzen. Ik wil smaakvolle voorstellingen maken waarin zich wonderen voltrekken. Niet alleen voor, maar vooral samen met het publiek.”
“Ik bevind me op dit moment op een kruispunt. Ik moet bedenken wat ik ga doen. Ik reis –vanwege het milieu- het liefste met het openbaar vervoer. Mijn spullen gaan mee in een grote, zelfgemaakte kist. Ik moet nadenken. Wil ik kleiner, met spullen in één koffer. Of moet ik mijn rijbewijs halen, zodat ik meer kan meenemen? Ik ben er nog niet uit.”
56
57
58
59
60
61
“Ik heb een beeld dat ik een zaal instap met vrijwel niets. Bijna onopgemerkt. Om dan te goochelen. Ik hou van de verwondering van het publiek. Ik haal fundamenten van zekerheden weg. Iets dat uit je handen glipt, valt op de grond. Maar niet bij een goochelaar.� 62
63
64
Prince of Illusions Marcel Kalisvaart (1982) Purmerend www.princeofillusions.com
Prince of Illusions
“Ik keek als kind graag naar goochelshows op televisie. David Copperfield en zo. Het fascineerde me. Het magische. Er gebeurde iets dat niet kon. Toen ik tien jaar was kreeg ik met kerst een goocheldoos. Het was een verrassing. Ik had er niet om gevraagd, maar vond het geweldig. Nou kon ik zelf trucs leren.” “Het eerste dat ik onder de knie kreeg, was iets met vierkante sponsjes die ik kon laten verdwijnen. Maar eigenlijk was dat kleine goochelen niet wat me het meest interesseerde. Ik voelde me aangetrokken tot de grote shows. Met danseressen, vuurwerk, rook. Zoals Hans Klok. Die grootsheid, die energie. Het leek me alleen erg moeilijk om zoiets zelf te kunnen. Tot ik bij een goochelclub kwam. Daar leerde ik dat het kon.” “Thuis op mijn kamer, bouwde ik een eigen truc. Een stoel. Ik vroeg kinderen uit de straat erop te gaan zitten. Ik gooide een doek over hen heen en liet ze verdwijnen. Natuurlijk ging dat in het begin niet altijd goed. Trok ik de doek weg, zat het kind er nog.” “Mijn vader is heel technisch. Toen hij mij zo bezig zag met die stoel, kreeg hij ideeën over hoe het beter kon. Hij is me gaan helpen. Hij heeft de stoel technisch helemaal perfect gemaakt.” “Vanaf dat moment zijn we samen ideeën gaan ontwikkelen. Mijn vader vond het leuk. We verzonnen iets nieuws en gingen dat bouwen. Soms trouwens gewoon thuis in de woonkamer. Mijn moeder was er niet altijd blij mee. We boorden per ongeluk wel eens een gat in de vloer.” “Vanaf mijn vijftiende deed ik mee aan wedstrijden. Ik zette een illusie-act neer. Met rook, muziek, assistenten van de plaatselijke balletschool. Het zag er behoorlijk gelikt uit. We wonnen alles.” 65
“Ik schreef me in voor het Nederlands kampioenschap voor senioren. Al was ik nog maar zeventien. Ik werd tweede. Die dag kwam er een man naar me toe. Hij zei: ‘Jij bent Bambi. Je hebt net leren lopen. Maar je moet doorzetten. Dan ontwikkel jij je tot een mooi hert.’ Ik vond dat toen niet zo leuk om te horen. Maar nu weet ik dat hij gelijk had. Als je blijft doorgaan, groeit er iets moois.” “In die begintijd maakte ik shows, omdat ik het leuk vond. Het had weinig diepgang. Die is er nu wel. Samen met mijn vriend Aquila bedenk ik tegenwoordig een compleet verhaal. Bijvoorbeeld iemand gaat slapen en krijgt een nachtmerrie. Alles wat wordt gedroomd -martelingen, executies, een offerscène- vullen we theatraal in met illusies. Het verhaal is steeds het uitgangspunt.” “Het publiek ziet bij ons iets dat volgens de natuurwetten onmogelijk is. Er is geen logica. Dat is magie. Eigenlijk zegt het veel over de wereld waarin we leven. We wonen op een planeet die vrij in een enorme ruimte zweeft. Als je je dat realiseert, besef je hoe magisch het leven zelf is. Hoe verbazingwekkend. Tijdens een illusieshow ervaar je dat gevoel. Dat wonder. Er is veel wat we niet begrijpen.” “Het is prachtig wanneer je voelt dat het publiek helemaal opgaat in wat wij laten zien. Dat de mensen zich verliezen in de show. Alle dagelijkse beslommeringen loslaten, één zijn met het verhaal.” “Het bedenken van de verhaallijnen, de shows. Samen met Aquila. Dat creatieproces. Dat is voor mij het mooist. Je hebt van alles in je hoofd en dat staat dan later echt op het podium en heeft succes. Dat geeft een kick. Een jaar of twee geleden deden we een theatershow. We werkten er hard aan. Naast onze andere voorstellingen. In die theatershow legden we heel veel van onszelf. Het was een succes. Na afloop ging iedereen staan. Er klonk een applaus van wel vijf minuten. Kippenvel. Het gaf nog meer een kick dan het winnen van het wereldkampioenschap.” “We hebben dikke mappen vol ideeën. En elke dag komen er nieuwe bij. Voor dat die allemaal zijn uitgevoerd zijn we jaren verder. Wij zijn niet klaar. Nog lang niet.”
“Er zijn in de wereld weinig technisch goede illusiebouwers. Mijn vader kreeg veel complimenten. Er kwam vraag naar zijn werk. Hij had er plezier in. Vooral het creatieve element sprak hem aan. In 2003 besloot hij voor zichzelf te beginnen. Hij is nu een succesvol professionele illusiebouwer. We werken in dezelfde loods.� 66
67
68
69
70
71
72
“Het bedenken van de verhaallijnen, de shows. Samen met Aquila. Dat creatieproces. Dat is voor mij het mooist. ” 73
74
75
76
77
“Natuurlijk is het al best groot wat we neerzetten. We werken met zeven, acht soms twaalf mensen. We hebben veel voorstellingen. Maken alles zelf. Bedenken de verhalen. We hebben succes. Toch heb ik het gevoel dat ik nog maar aan het begin sta. Er zijn nog veel dromen. Een mooie avondvullende theatershow bijvoorbeeld, waarmee we toeren door heel Europa, door Azië, Amerika. Een seizoen in Las Vegas.” 78
79
80
81
82
83
84
85
86
Rob & Emiel www.robenemiel.nl
Rob & Emiel “Het goochelen heeft ons samengebracht. Emiel en ik raakten bevriend. In 2005 besloten we samen op te gaan treden. Als duo zijn we sterk. We vullen elkaar goed aan. Emiel is technisch erg goed. Wat hij kan is echt super. Mijn kracht ligt vooral in het bespelen van het publiek.”
Rob Mollien (1974) Badhoevendorp Emiel Lensen (1975) Drunen
“Eigenlijk zijn Emiel en ik meer cabaretiers dan klassieke goochelaars. Wij maken theater. Het is prachtig wanneer we iets teweeg brengen bij het publiek. Iets dat hen raakt, ontroert, iets dat hen bijblijft. Magie is meer dan alleen een truc. Het is de hele act. Met muziek, een verhaal. Het gevoel dat mensen iets meemaken dat verder reikt dan hun begrip.” “Wij betrekken verschillende emoties in onze shows. De ene keer is er de verwondering, dan de ontroering, een schaterlach, rust. Met het publiek beleven Emiel en ik diepe dalen, hoge pieken. De trucs zijn daarbij niet het doel, maar het middel.”
“Rob is een enorm goede entertainer. Hij is ad rem, spontaan, krijgt gemakkelijk de lachers op zijn hand. Dat past bij wat wij willen. Wij zijn interactief, betrekken onze toeschouwers heel bewust bij de shows. We spelen niet voor, maar echt met het publiek.
“Magie is iets wonderbaarlijks. Wij gebruiken onder andere veel mentalisme. Laten mensen dingen doen, die wij ze voorspellen. Ik heb me verdiept in de achtergrond van de magie, in de psychologie. Het gevoel dat het bij mensen oproept wanneer ze iets meemaken wat ze niet begrijpen, maar ze wel raakt.”
“Zowel Emiel als ik zijn op relatief late leeftijd begonnen met goochelen. Ik had destijds een horecazaak in Amsterdam Sloten. Er kwamen teams poolen en snookeren. Aan de bar verwachtten ze een praatje, maar na een tijdje ben je wel uitgepraat. Ik dacht: ach, ik doe maar eens een truckie. Dat bleek een groot succes. Al snel was ik elke avond vier uur achter elkaar aan het goochelen. En wij maar glazen vullen.”
“We doen veel, treden veel op, voor een heel divers publiek. Dan weer zijn we dagvoorzitter bij een bedrijfsbijeenkomst, dan weer staan we in het theater, om de dag erna bij een symposium op te treden en diezelfde avond ook nog een theaterdiner te verzorgen. We werken veel en hard, maar dat is niet erg, we doen het graag.”
“Er ging wel eens wat fout, Rob.” “Ja, er ging heel vaak wat verkeerd. Ik was nog niet zo goed. Maar dat verwerkte ik in een grap. Iedereen lachen. Niks aan de hand.” “Ik werkte als geluidstechnicus bij een evenementenbureau. Er werkten daar ook goochelaars. Toen er één uitviel werd mij gevraagd of ik auditie wilde doen. Op dat moment kende ik welgeteld drie trucs. Tot mijn verbazing werd ik aangenomen. Ik ben er toen serieus werk van gaan maken. Heb bijvoorbeeld een masterclass in Las Vegas gevolgd.” 87
“Het is iedere keer weer fantastisch om iets neer te zetten dat mensen verwondert. Ik hoef niet per se op dat podium te staan. Maar ik zou wel altijd blijven goochelen. Als hobby. Het is nou eenmaal erg leuk om te doen.” “Bij mij is het anders dan bij Rob. Ik zou het podium missen. Ik hou van het theater, van het publiek. Ik vind het prachtig als wij iets goeds neerzetten. Het is mooi wanneer je kunt doen, wat wij doen.” “Dat klopt. Wat wij doen is onderscheidend. Het is een geweldig gevoel wanneer mensen na jaren nog precies kunnen beschrijven wat ze ooit bij ons hebben gezien.”
88
89
“Voor mij is het ondernemen een uitdaging. Dat Emiel en ik het midden in een economische recessie zo goed doen. Ik ben er veel mee bezig. Bedenk wat we nog meer kunnen, hoe we weer een nieuw publiek kunnen aanboren. Als het zakelijk tegenvalt, gaat voor mij de lol er van af. Zou dat gebeuren, dan ga ik me ergens anders op richten.� 90
91
92
93
94
95
96
97
“En wij, wat Rob en ik samen neer zetten. Dat is heel mooi. Het gespeelde conflict, de grap waarvan we zelf soms in de lach schieten, het publiek dat zich betrokken voelt bij wat er gebeurt. Het geeft energie. Iedere keer weer. Ik zou het niet willen missen.� 98
99
100
101
DIT BOEK IS TOT STAND GEKOMEN MET DANK AAN
Tanja Schouwenaar Henk en Ank Wiekens Margreeth Broens, Monique Hopmans, Gerard Hessling Bert en Elma, Maria, Johan Bruggeman, Sabrina Vernooy Marc Woods, Bas en Jacq, Didi, Marieke, Simone Edwin en Jacha, Thiago, Nicoline, NoĂŤlle, Maryon Casper, Rob, bezoekers Mercado de Belcrum
BKKC www.bkkc.nl
JP van Boxel financiële dienstverlening www.jebofinance.nl
Nederlandse Magische Unie www.DeNMU.nl
René Geelen www.dynamitemagic.nl info@dynamitemagicshop.com
Ron Timmer, www.magicshop.nl
Arjen Reinders www.goochelwarenhuis.nl
Goochelvereniging www.gonga.nl
Colofon Copyright © 2013 Edwin Wiekens www.photed.com Uitgeverij Komma d’jonge Hond www.uitgeverijkomma.nl Ontwerp Richard van der Horst Riezz.biz Tekst Edine Wijnands Drukwerk ÈPOS PRESS
Verkoop & distributie www.dejongehond.nl
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior permission of Uitgeverij Komma.
ISBN 978-94-91525-14-8 / NUR 653
“Het publiek ziet bij ons iets dat volgens de natuurwetten onmogelijk is. Er is geen logica. Dat is magie. Eigenlijk zegt het veel over de wereld waarin we leven. We wonen op een planeet die vrij in een enorme ruimte zweeft. Als je je dat realiseert, besef je hoe magisch het leven zelf is.” – PRINCE OF ILLUSIONS –