Nuenen Antwerpen Parijs Auvers-sur-Oise
Nuenen Antwerp Paris Auvers-sur-Oise
28 mm
Van Gogh Museum Editions
Van Gogh Museum / Uitgeverij Komma
De schetsboeken van Vincent van Gogh Van Gogh Museum / Komma Publishers
The Sketchbooks of Vincent van Gogh
Woord vooraf 6 Inleiding 10
1873-1874
1884-1885
Schriftjes 18 Betsy Tersteeg 20 Insecten 22 Tekenknuist 30
Nuenen 38 De pastorietuin 40 Wevers 44 Perspectiefraam 46 De Brabander 50 Ronde vormen 54 De fonograaf 58 Koppen van Nuenen 60 Handen 68 Eindhoven 70
1873-1874
1884-1885
Notebooks 18 Betsy Tersteeg 20 Insects 22 Draughtsman’s fist 30
Nuenen 38 The vicarage garden 40 Weavers 44 Perspective frame 46 The man from Brabant 50 Round shapes 54 The phonograph 58 Faces of Nuenen 60 Hands 68 Eindhoven 70
Inhoud | Contents Foreword 6 Preface 10
1885-1886
1890
Nuenen, Antwerpen, Parijs 76 In Antwerpen 78 De academie 84 Notities 92
Parijs, Auvers-sur-Oise 140 Terug naar Parijs 142 Motieven 148 Auvers-sur-Oise 158 Daubigny’s tuin 170 Houdingen 174 Dieren 184
Parijs 96 Het briefje 98 Montmartre 102 De Salon 106 Naar Cormon 112 Bloemen 120 Portretten 126 De aap 132
1885-1886
1890
Nuenen, Antwerp, Paris 76 In Antwerp 78 The academy 84 Notes 92
Paris, Auvers-sur-Oise 140 Back to Paris 142 Motifs 148 Auvers-sur-Oise 158 Daubigny’s garden 170 Postures 174 Animals 184
Paris 96 The letter 98 Montmartre 102 The Salon 106 To Cormon 112 Flowers 120 Portraits 126 The monkey 132
Onderzoek 186 Bibliografie 196 Colofon 197
Research 186 Bibliography 196 Colophon 197
Vincent van Gogh (1853-1890) is vooral bekend van zijn kleurrijke schilderijen, maar hij tekende ook veel. Bij zijn dood liet hij een oeuvre na van ruim 800 schilderijen, meer dan 1000 tekeningen en vier schetsboeken. Deze schetsboeken van zakformaat, gebruikt over een periode van vijf en een half jaar, tonen verrassend uitgewerkte tekeningen en schetsmatige krabbels. Er zijn landschappen en dorpsgezichten in Brabant, oefeningen in het tekenen van dieren, schetsen uit de herinnering van onder meer de beroemde Vaas met zonnebloemen, en ook aantekeningen en adressen, die ons het meest dichtbij de kunstenaar als persoon brengen. Van Gogh zal meer schetsboeken hebben gehad dan deze vier in de tien jaar dat hij kunstenaar was van 1880-1890. Dat kan ook worden opgemaakt uit zijn brieven, en uit de bestudering van een aantal tekeningen op losse schetsboekpagina’s die in de nalatenschap bewaard zijn gebleven.
De vier bewaard gebleven schetsboeken bevinden zich in het Van Gogh Museum, samen met zo’n 200 schilderijen, ruim 500 tekeningen en meer dan 700 brieven van Van Gogh. Ze behoorden tot de nalatenschap van de kunstenaar en gingen na zijn dood in 1890 naar zijn broer Theo, die heel kort na Vincent overleed. Schoonzus Jo van Gogh-Bonger zorgde met een enorme toewijding voor de werken van haar zwager. Haar zoon Vincent Willem droeg in 1962 de familiecollectie over aan de pas opgerichte Vincent van Gogh Stichting die in datzelfde jaar een overeenkomst sloot met de Staat der Nederlanden waarin de zorg en het beheer van de collectie, en plaatsing daarvan in een te realiseren museum, aan de Staat werd toevertrouwd. Dit museum werd het Van Gogh Museum dat in 1973 zijn deuren opende. We danken de Vincent van Gogh Stichting nog altijd voor het vertrouwen dat ze in ons stellen, en
dat ook bij de voorbereiding van deze speciale, exclusieve editie van de bijzondere schetsboeken van een groot en gewaardeerd belang was. De schetsboeken zijn uitermate kwetsbaar en worden zelden geëxposeerd. De unieke Van Gogh Museum Editions – een reeks hoogwaardige facsimile-uitgaven waarvan deze publicatie deel uitmaakt – bevat facsimile’s van deze vier overgebleven schetsboekjes, de losse schetsboektekeningen en twee schriftjes met vrolijke tekeningetjes die Van Gogh maakte voor Betsy Tersteeg, het dochtertje van zijn toenmalige leidinggevende Hermanus Tersteeg bij kunsthandel Goupil & Cie. Op een excellente wijze uitgevoerd, en ongekend dicht bij het origineel gereproduceerd, zijn de schetsboekjes in deze facsimile-versie uitgegeven door uitgeverij Komma in samenwerking met het Van Gogh Museum. Het is een ambitieus initiatief, waaraan veel mensen met
Woord vooraf | Foreword Vincent van Gogh (1853-1890) is known primarily for his colourful paintings, but he also did a great deal of drawing. On his death, he left an oeuvre consisting of more than 800 paintings, over 1,000 drawings and four sketchbooks. These pocket-sized books, used over a period of five and a half years, contain surprisingly elaborate drawings and sketch-like scribbles. There are landscapes and village scenes in Brabant, exercises in how to draw animals, sketches made from memory of subjects including the famous Vase of Sunflowers, and also notes and addresses, which bring us closest to the artist as a person. Van Gogh will have had more sketchbooks than just these four in the ten years he was active as an artist, from 1880 to 1890, as is evident from his letters and from the study of a number of drawings on loose pages from sketchbooks that have been preserved among the papers left by the artist.
6
The four surviving sketchbooks are in the Van Gogh Museum, along with around 200 paintings, over 500 drawings and more than 700 of Van Gogh’s letters. These were part of the artist’s estate and following his death in 1890 they went to his brother Theo, who died not long after Vincent. His sisterin-law Jo van Gogh-Bonger looked after Vincent’s works with great devotion. In 1962 her son, Vincent Willem, transferred the family collection to the newly founded Vincent van Gogh Foundation, which made an agreement that same year, entrusting the State of the Netherlands with the care and management of the collection and with placing it in a museum that would be built. The result was the Van Gogh Museum, which opened its doors in 1973. We continue to extend our thanks to the Vincent van Gogh Foundation for the trust they place in us, which was of particular and valued
importance during the preparation of this exclusive edition of these very special sketchbooks. The sketchbooks are extremely fragile and are rarely exhibited. This unique Van Gogh Museum Editions publication – part of a series of high-quality productions – includes facsimiles of these four remaining sketchbooks, the loose sketchbook pages and two books of cheerful little drawings that Van Gogh made for Betsy Tersteeg, the daughter of Hermanus Tersteeg, his manager at the art dealer’s Goupil & Cie. Beautifully crafted reproductions that are exceptionally close to the originals, the sketchbooks in this facsimile edition are published by Komma Publishers in collaboration with the Van Gogh Museum. It is an ambitious initiative, on which many people have worked with complete conviction and commitment.
volle overtuiging en inzet hebben meegewerkt. We bedanken in de eerste plaats Steven Hond, van uitgeverij Komma, en zijn partners in dit project, Els Kerremans en Steven Baart, voor hun enthousiasme voor Van Gogh en meer in het bijzonder zijn werkwijze, en hun geloof in het belang van het maken van facsimile’s van kwetsbare objecten. Hun visie heeft het project tot een indrukwekkend einde gebracht. Tot het uiterste hebben zij zich ingespannen om de juiste vakmensen en materialen bij elkaar te brengen, voor het allerbeste resultaat. De schetsboekjes worden gepresenteerd in een exclusief vormgegeven designmeubel met acht metalen laden, ontworpen door Steven Baart van Typography Interiority & Other Serious Matters, afgewerkt met walnotenhout en vilt, met als extra de tekenbenodigdheden om zelf te ervaren hoe het gebruikte kunstenaarsmateriaal eruitzag.
Het boek dat de Van Gogh Museum Edition begeleidt, is prachtig vormgegeven door Els Kerremans, eveneens van Typography Interiority & Other Serious Matters. De tekst is geschreven door Nienke Denekamp. Zij maakte een toegankelijke en sprankelende tekst waarin Van Gogh tot leven komt als zoekend kunstenaar die houvast vond in zijn schetsboekjes. Wij zijn het team, dat bestaat uit meer dan 25 afzonderlijke partijen, buitengewoon erkentelijk voor hun niet aflatende inzet en enthousiasme bij de totstandkoming van de facsimile’s. Hun vakmanschap en expertise brachten de kwaliteit van de reproducties op een uitzonderlijk hoog niveau. Dank ook aan papierrestaurator Nico Lingbeek, en de collega’s van Collectiebeheer en Restauratie, Kees van den Meiracker en Hans-Martijn Groeneveld-Nijsen van het Van Gogh Museum.
De deskundige inhoudelijke redactie was in handen van Marije Vellekoop, Hoofd Collectie en Onderzoek van het Van Gogh Museum. We zijn heel trots op deze bijzondere Van Gogh Museum Edition van de schetsboeken van Vincent van Gogh, en we hopen dat veel Van Gogh-liefhebbers en verzamelaars van bijzondere en exclusieve uitgaven aan de hand van deze schetsboekjes kennis kunnen nemen van de bijzondere werkwijze van Van Gogh als kunstenaar. Door de bestudering van zijn schetsen, die hij spontaan tekende, is beter te begrijpen wat hem inspireerde en hoe hij door oefening en stug volhouden de meesterlijke kunstenaarshand verwierf die hem beroemd maakte.
Firstly, we would like to thank Steven Hond, from Komma Publishers, and his partners in this project, Els Kerremans and Steven Baart, for their enthusiasm for Van Gogh and in particular for the artist’s way of working, and also for their belief in the importance of the creation of facsimiles of vulnerable objects. Their vision has brought this project to a most impressive conclusion. They have gone to great lengths to bring together the right experts and materials in order to achieve the very best result. The sketchbooks are presented in an exclusively designed case with eight metal drawers, created by Steven Baart of Typography Interiority & Other Serious Matters, finished with walnut and felt, and with, as an added extra, the relevant drawing equipment so that users can experience for themselves what the artist’s tools looked like.
The book accompanying this Van Gogh Museum Edition has been beautifully designed by Els Kerremans, also from Typography Interiority & Other Serious Matters. The text was written by Nienke Denekamp, who has created an accessible and sparkling narrative in which Van Gogh comes alive as an artist seeking his own path and finding guidance in his sketchbooks. We are extremely grateful to the team, comprising more than twenty-five individual parties, for their unwavering dedication and enthusiasm while creating the facsimiles. Their skill and expertise have elevated the quality of the reproductions to an exceptionally high level. Thanks are also due to the paper restorator Nico Lingbeek, and also to our colleagues from the Van Gogh Museum’s Collection Management and Conservation department, Kees van den Meiracker and Hans-Martijn Groeneveld-Nijsen.
Marije Vellekoop, the Van Gogh Museum’s Head of Collections and Research, was responsible for the expert editing of the contents. We are very proud of this special Van Gogh Museum Edition of the sketchbooks of Vincent van Gogh, and we hope these sketchbooks will allow many enthusiasts and collectors of beautiful and exclusive publications to become better acquainted with Van Gogh’s fascinating working methods as an artist. Studying his sketches, which he drew spontaneously, makes it easier to understand what inspired him, and how, through practice and sheer perseverance, he acquired the artistic mastery that made him famous.
Axel Rüger, directeur Van Gogh Museum
Axel Rüger, Director, Van Gogh Museum
Nuenen November 1884-september 1885
Nuenen, Antwerpen, Parijs Juni 1885-juni 1886
12,4 µ 7,5 cm 164 pagina’s Omslag van perkament
10,2 µ 13,5 cm 62 pagina’s Half-linnen omslag Penhouder
Nuenen November 1884-September 1885
Nuenen, Antwerp, Paris June 1885-June 1886
12.4 µ 7.5 cm 164 pages Parchment cover
10.2 µ 13.5 cm 62 pages Half-linen cover Penholder
8
Parijs Februari 1886-juni 1886
Parijs, Auvers-sur-Oise Mei 1890-juli 1890
11 µ 19,8 cm 72 pagina’s Linnen omslag Penhouder
13,5 µ 8,5 cm 142 pagina’s Linnen omslag Penhouder
Paris February 1886-June 1886
Paris, Auvers-sur-Oise May 1890-July 1890
11 µ 19.8 cm 72 pages Linen cover Penholder
13.5 µ 8.5 cm 142 pages Linen cover Penholder
Vincent van Gogh was niet erg bewaarderig. Brieven vernietigde hij na lezing, schetsen en studies – en trouwens ook meubels – liet hij achter op het moment dat hij naar zijn volgende bestemming vertrok. Soms liet hij, als hij al lang weer ergens anders woonde, zijn bezittingen nazenden. We hebben het onder andere aan zijn broer Theo te danken, die vele brieven, tekeningen en schilderijen van Vincent in zijn huis in Parijs bewaarde, dat er meer dan achthonderd schilderijen, zo’n duizend werken op papier en achthonderd brieven zijn overgebleven. En er zijn de vier schetsboekjes op zakformaat, in een zuurvrije doos in het depot van het Van Gogh Museum in Amsterdam. Vanwege de lichtgevoeligheid worden ze daar zo weinig mogelijk uitgehaald. Van Gogh trok
ze, zoals een cowboy zijn revolver, razendsnel uit zijn zak om ze op een willekeurige plek open te slaan en vervolgens een snelle schets te maken. Er is in zo’n boekje geen chronologie te ontdekken. Waar het timmermanspotlood of het krijt het papier raakte, begon hij te tekenen en als het handiger was, draaide hij het boekje op z’n kop. Alles van belang schetste of noteerde hij, ook kleuren, adressen, treintijden, namen van collega’s, straatnamen, afmetingen en dichtregels. Wie de schetsboekjes openslaat, ziet hoe Van Gogh in de tien jaar die zijn kunstenaarscarrière duurde zichzelf het vak aanleerde, tot op het laatst aan het studeren was en vorderingen maakte. Je hoeft maar in mijn schetsboek te kijken, schreef Van Gogh aan Theo, om te zien ‘dat ik
zoek de dingen op heeter daad te vatten’. Om die reden stopte hij in Parijs in elke jaszak een stuk krijt, wist collega-kunstenaar Archibald Hartrick te vertellen. Rood krijt in de ene zak, blauw in de andere. Als Van Gogh langskwam legden zijn collega’s kranten op tafel voor het geval hij een bepaalde kunsttheorie wilde illustreren met een schets. Drie boekjes met op elkaar aansluitend werk stammen uit de periode 1884 tot 1886, toen Van Gogh in Nuenen, Antwerpen en Parijs woonde. Ze bleven daar achter toen hij naar het Zuid-Franse Arles vertrok om in het Gele Huis zijn zonnebloemen te gaan schilderen. Het allerlaatste schetsboekje is in de periode mei-juli 1890 gebruikt, de laatste maanden van zijn leven. Het is na zijn dood met de rest van
of their sensitivity to light. Van Gogh would pull a sketchbook from his pocket with lightning speed, like a cowboy drawing his revolver, open it at random and draw a quick sketch. There is no obvious chronology in these books. Wherever his carpenter’s pencil or crayon hit the paper, he started to draw, and if it was more convenient, he turned the book upside down. He sketched and made a note of everything he found important – colours, addresses, train times, names of fellow artists, street names, measurements and lines from poems. Anyone who opens up the sketchbooks will see how Van Gogh taught himself to be an artist during the ten years of his career, and how he was studying and making progress right until the very end.
Vincent told his brother Theo, that he only had to look at his sketchbook to see ‘that I try to capture things first-hand’. For this reason, he put a piece of crayon in each coat pocket when he was in Paris, as related by his fellow artist Archibald Hartrick. Red in one pocket, and blue in the other. When Van Gogh came to visit, his friends would cover the table with newspapers, just in case he wanted to illustrate a particular artistic theory with a sketch. Three sketchbooks with interconnected work date from the period 1884–1886, when Van Gogh lived in Nuenen, Antwerp and Paris. The books remained in the French capital when he moved to Arles in the south of France to paint his sunflowers in the Yellow House. The very last sketchbook was used in the period
Inleiding | Preface Vincent van Gogh was not in the habit of keeping things. He destroyed letters after reading them, and he left sketches and studies – not to mention furniture – behind when he moved to a new location. Sometimes, when he had long been living somewhere else, he would arrange for his belongings to be sent on to him. We owe it in part to his brother Theo, who kept many of Vincent’s letters, drawings and paintings in his house in Paris, that more than eight hundred paintings, around a thousand works on paper and eight hundred letters have survived. In addition, there are the four pocket-sized sketchbooks, preserved in storage in an acid-free box at the Van Gogh Museum in Amsterdam. They are taken out as rarely as possible because
10
de schamele inboedel in Auvers-sur-Oise naar Parijs gestuurd en is uiteindelijk met de andere drie verenigd. Samen met wat losse vellen met tekeningen – die hij kennelijk uit de boekjes heeft gescheurd om te bewaren of om aan zijn broer Theo te sturen voor hij de rest weggooide – vormen ze een toevallige verzameling. Duidelijk is dat er veel meer schetsboekjes moeten zijn geweest. Soms maakte hij ze zelf om geld uit te sparen. Hij schreef onophoudelijk aan Theo of die hem weer een pak Ingrespapier wilde sturen, ‘maar geen spierwit, maar zoo van die kleur van ongebleekt linnen, geen koude tinten’. Het was uitmuntend voor het maken van schetsen en studies. De vellen van 62 µ 47 cm waren soms een keer, soms meer keren gevouwen en werden
daarna aan drie kanten opengesneden, waarna ze klaar waren voor gebruik. Toen Van Gogh aan het begin van de jaren tachtig in de Belgische mijnwerkersstreek de Borinage besloot kunstenaar te worden, had hij het eerste boekje in een oogwenk halfvol geschetst. Waarna hij zich, zo schreef hij aan zijn broer, naar Brussel spoedde om bij een ‘boekenjood’ een nieuw groot schetsboek met oud-Hollands papier aan te schaffen. Beide exemplaren zijn niet bewaard gebleven. Toen Van Gogh daarna in Den Haag de arme wijken introk om als een verslaggever de 19de-eeuwse misstanden en armoede in beeld te brengen, had hij naar eigen zeggen een stapel studies van honderd figuren van mannen, vrouwen en kinderen – ook die zijn allemaal weggeraakt –
en dan telde hij de tekeningen in zijn schetsboek nog niet eens mee. Hij had inmiddels ontdekt: ‘Het is juist omdat ik een teekenaarsknuist heb dat ik van ’t teekenen niet af kan blijven.’ Van Gogh tekende ook voordat hij kunstenaar was al geregeld. Toen hij als jongste bediende in dienst was van de kunsthandel Goupil & Cie vulde hij drie schriftjes met tekeningen voor het vijfjarige dochtertje van zijn baas. Deze vroegste tekeningen van Van Gogh laten zien dat hij bepaald geen natuurtalent was.
May–July 1890, the final months of his life. Following Van Gogh’s death, it was sent to Paris with the rest of his meagre belongings from Auvers-sur-Oise and finally reunited with the other three. Together with some loose sheets with drawings on, which he apparently tore from the books to keep or to send to his brother Theo before throwing the rest away, they form a somewhat arbitrary collection. It is clear that there must have been many more sketchbooks. Sometimes he would make them himself, in order to save money. He wrote constantly to Theo, asking him to send another packet of Ingres paper: ‘Not pure white, though, but the colour of unbleached linen, no cold shades.’ This paper was excellent for making sketches and studies. The 62 µ 47 cm sheets were folded,
sometimes once, sometimes several times, and then cut open on three sides, after which they were ready for use. When, in the Belgian mining region of the Borinage in the early 1880s, Van Gogh decided to become an artist, he filled half of the first book with sketches in no time at all. After which, as he wrote to his brother, he rushed to Brussels to buy a large new sketchbook with old Dutch paper from a Jewish bookseller. Neither of these sketchbooks has survived. When Van Gogh later moved to The Hague, where he went out into deprived neighbourhoods like a reporter, in order to record the poverty and poor conditions, he remarked that he had made a pile of studies of a hundred figures of men, women and children – all of which have also been lost – and that was
not even counting the drawings in his sketchbook. By then, he had discovered: ‘It’s precisely because I have a draughtsman’s fist that I can’t keep myself from drawing.’ Van Gogh was already drawing regularly before he embarked upon his career as an artist. When he was the junior assistant at the art dealer’s Goupil & Cie, he filled three books with drawings for his employer’s five-year-old daughter. These earliest drawings by Van Gogh show that he was certainly not a natural talent.
Gezin | Family
12
1819-1907 Anna van Gogh-Carbentus 1822-1885 Theodorus van Gogh 1853-1890 Vincent 1855-1930 Anna
1857-1891 Theo 1859-1936 Lies 1862-1941 Willemien 1867-1900 Cor
1853-1864 Vincent van Gogh wordt op 30 maart 1853 geboren in Zundert, Noord-Brabant, als oudste zoon van een dominee.
1869-1873 Op zijn zestiende gaat Van Gogh als jongste bediende aan het werk in de kunsthandel Goupil & Cie van zijn oom in Den Haag.
1873-1876 Aansluitend werkt hij ook bij de filialen in Londen en Parijs. In Parijs wordt hij, op zijn 23ste, ontslagen. Hij wil terug naar Engeland en vindt werk als onbetaalde onderwijzer en prediker in Ramsgate en Isleworth.
1853
1869
1873
1853–1864 Vincent van Gogh, the eldest son of a minister, is born on 30 March 1853 in Zundert, Noord-Brabant.
1869–1873 At the age of sixteen, Van Gogh goes to work as a junior assistant at his uncle’s art dealership, Goupil & Cie, in The Hague.
1873–1876 Later he also works at the company’s branches in London and Paris. In Paris, at the age of twenty-three, he is dismissed. Wanting to return to England, he finds work as an unpaid teacher and preacher in Ramsgate and Isleworth.
14
De pastorie van Zundert, het geboortehuis van Van Gogh De Plaats in Den Haag, ca. 1900 Rechts zat Goupil & Cie, waar Van Gogh werkte als jongste bediende. Haags Gemeentearchief Vincent van Gogh Uitzicht op Royal Road, Ramsgate, 1876 Potlood, pen in inkt op papier 6,9 µ 10,9 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting) Het interieur van kunsthandel Goupil & Cie in Den Haag
The vicarage in Zundert, where Van Gogh was born De Plaats in The Hague, c. 1900 On the right was Goupil & Cie, the art dealer’s where Van Gogh worked as a junior assistant. Haags Gemeentearchief Vincent van Gogh View of Royal Road, Ramsgate, 1876 Pencil, pen in ink on paper 6.9 µ 10.9 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation) The interior of the art dealer’s Goupil & Cie in The Hague
187316
-1874
Schriftjes | Notebooks
18
De oudst bewaarde schetsboekjes van Vincent van Gogh waren bedoeld als cadeau. Van Gogh maakte ze rond zijn twintigste voor een klein meisje, genaamd Betsy. Ze was de dochter van Hermanus Tersteeg, bedrijfsleider van de firma Goupil & Cie in Den Haag. Van deze gerenommeerde kunsthandel, ook met vestigingen in Brussel, Londen en Parijs, was Van Goghs oom Vincent mede-eigenaar. Die nam zijn zestienjarige naamgenoot, de oudste zoon van zijn broer, in 1869 in dienst en plaatste hem als jongste bediende onder supervisie van Tersteeg. Die woonde boven de zaak, vlak bij het Haagse Binnenhof, met zijn vrouw en Elisabeth (‘Betsy’), de oudste van drie kinderen. De jongste bediende had grote bewondering voor Tersteeg, die nog geen acht jaar ouder was
dan hijzelf, maar al wel bekendheid genoot in de Haagse literaire wereld en in kunstkringen. Via hem kreeg hij de laatste ontwikkelingen in de 19de-eeuwse kunst mee en ontmoette hij kunstenaars van de Haagse School. ‘De indruk die hij toen op me maakte was sterk,’ zo herinnerde Van Gogh zich de kennismaking, ‘hij was een praktisch man – fameus handig en opgewekt, energiek in kleine & groote dingen bovendien, er ging als ’t ware poezij – maar van de echte onsentimenteele soort van hem uit.’ Toen hij na vier jaar werken bij Goupil in Den Haag tegen zijn zin naar Londen werd overgeplaatst, waren ze goed bevriend. ‘(…) je kunt niet begrijpen hoe lief allen hier voor mij zijn; dat het mij spijt van zooveel vrienden te moeten scheiden kan je wel denken,’ schreef hij over het
afscheid aan Theo. Theo was ondertussen ook bij Goupil komen werken. Hij kreeg de oude baan van zijn broer Vincent in Den Haag en raakte op zijn beurt bevriend met Hermanus. In zijn brieven aan Theo zou Vincent nooit vergeten de groeten te doen aan de familie. Hij stopte cadeautjes en boeken in de kisten die heen en weer reisden tussen Den Haag en Londen. Zelf schreef hij lange brieven aan Tersteeg, die in een vlaag van opruimwoede vrijwel allemaal zijn verbrand. Soms wilde hij indruk maken door via Theo te informeren wat Tersteeg vond van bepaalde kunstenaars of schrijvers van wie hijzelf nogal vol was. ‘Behoud vooral ook liefde voor de zaak & voor uw werk, & achting voor den Hr. Tersteeg, gij zult later, beter dan nu, zien dat hij die verdient,’ schreef hij vanuit Engeland
literary scene in The Hague and in artistic circles. Tersteeg told Van Gogh about the latest developments in nineteenth-century art and introduced him to artists from the Hague School. ‘The impression he made on me then was a strong one,’ wrote Van Gogh, recalling their acquaintance, ‘he was a practical man – extremely clever and lively, energetic in small and large things as well, he radiated poetry, as it were, but of the true, unsentimental kind.’ By the time Van Gogh was relocated against his will to London, having worked for Goupil in The Hague for four years, the two men were good friends. ‘[…] you have no idea how kind to me they all are here; you can imagine how sorry I am to have to part from so many friends,’ he wrote to Theo about his farewell. By then,
Theo had also come to work at Goupil. He took over his brother Vincent’s old job in The Hague, also becoming friends with Hermanus. In his letters to Theo, Vincent never forgot to send his best wishes to the family. He put presents and books for them in the crates that travelled between The Hague and London. He also wrote long letters to Tersteeg, who burnt nearly all of them when he had a clear-out. Sometimes he wanted to make an impression by inquiring via Theo what Tersteeg thought of particular artists or writers that he was keen on. ‘Hold fast especially to your love for the firm and for your work and to respect for Mr Tersteeg. Later on you’ll see, better than now, that he deserves it,’ he wrote to Theo. And: ‘Tell everyone who asks after me that I bid them good-day, especially the
Betsy Tersteeg The oldest of Van Gogh’s sketchbooks to have survived were created as a gift. Van Gogh made them when he was around twenty for a little girl called Betsy, who was the daughter of Hermanus Tersteeg, the director of Goupil & Cie in The Hague. Van Gogh’s Uncle Vincent was the co-owner of this renowned art dealership, which also had branches in Brussels, London and Paris. In 1869, he employed his sixteen-year-old namesake, his brother’s eldest son, as a junior assistant under Tersteeg’s supervision. Tersteeg lived over the shop, near the Binnenhof, the Dutch parliament, with his wife and Elisabeth (‘Betsy’), the eldest of three children. The junior assistant was full of admiration for Tersteeg, who was less than eight years older than him, but already well known in the
20
aan Theo. En: ‘Zeg allen die naar mij vragen goeden dag, vooral bij Tersteeg, Haanebeek, Tante Fie, van Stockum, Roos & vertel Betsy Tersteeg wat van mij als ze éens beneden komt.’ Toen hij vanuit de wereldstad Londen – waar hij een hoge hoed had gekocht – vakantie in Nederland kwam vieren, bezocht hij de Terstegen in Den Haag en schonk de inmiddels vijfjarige Betsy een bruin schriftje met tekeningen. Het is iets dat Van Gogh altijd zou blijven doen, verrassingen voor anderen verzinnen. Een schriftje met dieren voor het dochtertje van de baas, een kaart van Israël voor zijn vader, schriften met gedichten voor Thijs Maris, mappen met pentekeningen uit Arles voor schildersvrienden Emile Bernard en John Peter Russell en uiteraard altijd ook voor Theo.
Tersteegs, Haanebeeks, Aunt Fie, Van Stockums, and the Rooses, and give Betsy Tersteeg news of me sometime when she comes downstairs.’ When he returned on holiday to the Netherlands from London – where he had bought a top hat – he visited the Tersteegs in The Hague and gave Betsy a brown sketchbook full of drawings. Coming up with surprises for others was something that Van Gogh would continue to do: the book with pictures of animals for his boss’s daughter, a map of Israel for his father, books of poems for the painter Thijs Maris, pen drawings from Arles for his artist friends Emile Bernard and John Peter Russell and, of course, always something for Theo.
De kunsthandel Goupil & Cie, ca. 1904 Erboven groeide Betsy op. Haags Gemeentearchief
The art dealer’s Goupil & Cie, c. 1904 Betsy grew up over the shop. Haags Gemeentearchief
Het eerste schriftje voor Betsy is een bruin gemarmerd exemplaar, gekocht bij kantoorhandel A. van Hoogstraten & Zoon aan het Noordeinde in Den Haag. Aan de binnenkant van het omslag is door iemand met zwarte inkt geschreven: ‘Geteekend voor Betsy Tersteeg door Vincent van Gogh. Omstreeks 1873.’ De vijfentwintig pagina’s erna staan vol met potlood- en inkttekeningen van dieren. Er is een olifant, een pijprokende hond met een hoed, een ooievaar, verschillende papegaaien op een stok, een vissenkom, eekhoorns in een boom, hazen en poezen met menselijke gezichten, kippen en muizen, maar ook een man met een pet en een pijp, een jager en een zakhorloge. En vooral veel insecten, zoals een vlinder, rups, een sprinkhaan, torren, een libelle, spinnen en
vliegen in een web. De poten van de insecten zijn zorgvuldig opgebouwd uit geledingen, wat doet vermoeden dat ze zijn overgetekend uit een boek of misschien naar verzamelde exemplaren van Van Gogh zelf. Het boekje vertelt veel over Van Goghs eigen jeugd in de grote achtertuin van zijn ouderlijk huis in Zundert, de beschermde jeugd waarnaar hij, eenmaal aan het werk in de wereldstad Londen, nou juist zo’n heimwee had. Van Gogh zou zich de tuin in Zundert altijd blijven herinneren. In de periode waarin hij, in Zuid-Frankrijk, de mooiste zonnebloemen en irissen schilderde, kon hij elk paadje, elke plant in de tuin, de moestuin erachter, terughalen. Hij droomde er zelfs van. Zijn zes jaar jongere zus Lies memoreerde
in haar boek Persoonlijke herinneringen aan Vincent van Gogh de bloemperken met vuurrode geraniums, reseda en portulaca, bessen- en frambozenstruiken waar de Van Gogh-kinderen, ‘niet geheel onberispelijk hun voorkomen’ aan het spelen waren. Volgens Geeta Bruin, die in 2014 onderzoek deed naar de Betsy-schriftjes, heeft Van Gogh ook bij het voltekenen van dit schriftje goed gekeken naar de tekeningen uit Voyage autour de mon jardin van Alphonse Karr, een religieus jeugdboek dat favoriet was bij de Van Goghkinderen. De strekking is dat een mens geen wereldreis hoeft te maken om het paradijs te vinden, maar dat je het ook kunt vinden in je eigen achtertuin. Deze visie sloot naadloos aan op het vrijmoedige en praktische geloof
which suggests that they were copied from a book or perhaps from insects that Van Gogh had collected himself. This book tells us a lot about Van Gogh’s own younger years in the large back garden of his childhood home in Zundert, the sheltered youth that he longed for, particularly when he was working in the great metropolis of London. Van Gogh would always remember the garden in Zundert. During his time in the south of France, when he painted the most beautiful sunflowers and irises, he could recall every path and every plant in the garden and the vegetable plot at the back. He even dreamed about it. In her book Persoonlijke herinneringen aan Vincent van Gogh (Personal Recollections of Vincent van Gogh), his sister
Lies, who was six years younger, mentioned the flowerbeds with scarlet geraniums, mignonette, purslane, berries and raspberry bushes, where the Van Gogh children would play, with ‘their appearance not entirely impeccable’. According to Geeta Bruin, who carried out research on the Betsy books in 2014, while he was filling this sketchbook Van Gogh looked closely at the drawings in Voyage autour de mon jardin by Alphonse Karr, a religious children’s book that was a favourite with the Van Gogh family. The idea is that a person does not have to go on a journey around the world to find paradise, but that you can find it in your own back garden. This view matched seamlessly with the forthright and practical beliefs of
Insecten | Insects The first book for Betsy has a brown marbled cover and was purchased from the stationery shop A. van Hoogstraten & Zoon on Noordeinde in The Hague. On the inside of the cover, someone has written in black ink: ‘Drawn for Betsy Tersteeg by Vincent van Gogh. Around 1873.’ The twenty-five pages are filled with pencil and ink drawings of animals. There is an elephant, a pipe-smoking dog in a hat, a stork, some parrots on a stick, a fishbowl, squirrels in a tree, hares and cats with human faces, chickens and mice, as well as a man with a cap and a pipe, a hunter and a pocket watch. There are also plenty of insects, including a butterfly, a cater pillar, a grasshopper, beetles, a dragonfly, spiders and flies in a web. The legs of the insects have been carefully constructed with joints,
22
van vader Van Gogh, die dominee was in de Nederlands-hervormde kerk van Zundert. De liefde voor de natuur hadden de Van Gogh-kinderen van hun nogal chique moeder meegekregen. Ze leerde ze tuinieren en maakte, gekleed in hoepelrok en in gezelschap van man en kinderen, dagelijks wandelingen in en om Zundert. Ook hoorden haar tekenlessen bij de opvoeding, hoewel van Vincent van Gogh geen ‘penneschetsje of potloodkrabbeltje is nagebleven’, wist zijn zus Lies te vertellen. ‘Hij dacht aan tekenen niet, de toekomstige teekenaar.’ Na heel lang nadenken konden zijn ouders zich herinneren dat hij eens een vrij gedetailleerd olifantje had geboetseerd van stopverf, die hij van de schildersknecht had gekregen. En hij verraste – acht jaar oud – zijn
moeder eens met de tekening van een dolle kat die in een wintertuin in de appelboom vloog. Toen hij zeventien was, liep haar grote broer Vincent, liever dan met dorpskinderen of zijn broers en zusjes, in zijn eentje het tuinpoortje uit, de roggevelden door, richting de beek waar hij watertorren en kevers in alle soorten en maten ving. Hij kende, volgens zijn zus Lies alle namen van buiten, spelde alle torren op rijen in keurig met wit beplakte kartonnen dozen en schreef er de naam in het Latijn bij.
Van Gogh’s father, who was a minister at the Dutch Reformed church in Zundert. The Van Gogh children had inherited their love of nature from their rather elegant mother. She taught them how to garden and went for daily walks in and around Zundert, dressed in a hoop skirt and accompanied by her husband and children. Her drawing lessons were also part of their education, although not one ‘little pen sketch or pencil scribble has remained’ by Vincent van Gogh, his sister Lies wrote. ‘He did not think about drawing, the future artist.’ After pondering for some time, his parents recalled that he had once sculpted a rather detailed elephant with some putty that a house painter had given him. And, at the age of eight, he once
surprised his mother with a drawing of a cat climbing into an apple tree. When he was seventeen, Lies’s big brother Vincent, rather than spending time with the village children or his brothers and sisters, preferred to go out on his own, heading through the garden gate, across the rye fields, to the stream, where he caught water beetles of all sizes and shapes. According to Lies, he knew all of their names by heart, neatly pinning the insects in rows in cardboard boxes and writing their names in Latin beside them.
Vincent van Gogh Grote nachtpauwoog, 1889 Krijt, pen en penseel in inkt op papier 16,3 Âľ 24,2 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Giant Peacock Moth, 1889 Chalk, pen and brush in ink on paper 16.3 Âľ 24.2 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
24
Vincent van Gogh Grote nachtpauwoog, 1889 Olieverf op doek 33,5 µ 24,5 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Giant Peacock Moth, 1889 Oil on canvas 33.5 µ 24.5 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
26
28
Het tweede schriftje heeft geen kaft meer. Het zit in een gescheurde envelop die met plakband is gerepareerd. Daarop staat de tekst ‘Tekeningetjes voor Elisabeth Tersteeg door Vincent van Gogh omstreeks 1873 of 1874’. De voorstellingen hebben wat meer om het lijf dan die uit het eerste boekje. Een vogelverschrikker in het veld, een boerderijerf met kippen en kuikens, een breiende vrouw in een zitkamer, een kind in een bokkenwagen, een kerk met een ooievaar en andere vogels op het dak. Voor het derde boekje had Van Gogh eigenlijk geen tijd meer. Het bevat een handvol tekeningetjes in potlood van de hand van Van Gogh en een briefje aan Betsy waarin hij haar uitlegt dat hij met het stoombootje terug moet naar Londen, ‘naar het huis dat ik voor je uit-
geteekend heb’. Helaas ontbreekt deze laatste tekening in het schriftje. Wel bevat het boekje naast tekeningen van Betsy zelf een schetsje van een klein meisje in het gras. Nog geen jaar later werd Van Gogh alweer overgeplaatst, nu vanuit Londen naar de vestiging van Goupil in Parijs, waar hij kort daarop tot schande van zijn ouders ontslagen werd. Hij bleef met Tersteeg corresponderen, ook toen hij een mislukte poging deed om onderwijzer in Engeland te worden, toen hij een studie theologie in Amsterdam niet aan bleek te kunnen, en geen baan kon houden als zendeling in de straatarme Belgische mijnstreek de Borinage. Toen hij daar moederziel alleen, op 27-jarige leeftijd, het besluit nam om het dan maar als kunstenaar te proberen, stuurde
Tersteeg hem een doos verf en een schetsboekje. Het schetsboek, dat helaas is zoekgeraakt, was binnen een week flink gevuld, waarna Van Gogh zich naar Brussel spoedde om een tweede te kopen. Ook leende Tersteeg hem onder meer de tekencursus ‘Exercices au fusain’ van Charles Bargue, bestaande uit zestig voorbeelden die Goupil in 1871 had uitgegeven, een losbladige methode waarbij de leerling platen met daarop delen van het menselijk lichaam diende te kopiëren. Binnen vijf maanden had Vincent alle zestig bladen drie keer gedaan. De mensen bij wie Van Gogh in België in huis woonde, wisten zich te herinneren dat hij avond aan avond poppetjes aan het tekenen was op vellen papier, waarmee ze de volgende ochtend de kachel aanmaakten.
Tekenknuist | Draughtsman’s fist The second sketchbook no longer has a cover and is contained inside a torn envelope that has been repaired with sticky tape. On the envelope is written: ‘Drawings for Elisabeth Tersteeg by Vincent van Gogh around 1873 or 1874’. The pictures are a little more substantial than the ones in the first book. A scarecrow in a field, a farmyard with hens and chicks, a woman knitting in a sitting room, a child in a goat cart, a church with a stork and other birds on the roof. Van Gogh did not have time to complete the third book. It contains a handful of pencil drawings by Van Gogh and a note to Betsy in which he explains that he has to take the steamboat back to London, ‘to the house I’ve drawn for you’. Unfortunately this drawing is missing from the book. The book does, however, contain,
30
in addition to drawings by Betsy herself, a sketch of a little girl in the grass. Less than a year later, Van Gogh was relocated once again, this time from London to the Paris branch of Goupil, where, to his parents’ shame, he was soon dismissed. He continued to correspond with Tersteeg during his failed attempt to become a teacher in England, when he proved unable to cope with his theology studies in Amsterdam and when he could not hold down a job as a missionary in the poverty-stricken Belgian mining region of the Borinage. When, all alone there, at the age of twenty-seven, he decided to try his luck as an artist, Tersteeg sent him a box of paints and a sketchbook. This sketchbook, which has sadly been lost, was filled within a week, after which Van Gogh
hurried to Brussels to buy a second one. Tersteeg also lent him the drawing course Exercices au fusain by Charles Bargue, which consisted of sixty examples that Goupil had published in 1871, a loose-leaf method in which the student had to copy illustrations of parts of the human body. Within five months, Vincent had copied all sixty sheets three times. The family with whom Van Gogh lodged in Belgium remembered him spending night after night drawing on sheets of paper, which they would use to light the fire the next morning. Tersteeg was there at the beginning of Vincent’s self-education and was one of the first to buy a drawing, but gradually he also began to criticize his friend. He thought that he should not continue to rely on his brother financially, and he
Tersteeg stond aan het begin van Vincents zelfeducatie, kocht als een van de eersten een tekening, maar begon gaandeweg ook kritiek te uiten op zijn vriend. Hij vond dat die niet op de zak van zijn broer kon blijven teren en keurde af dat hij in Den Haag met een prostituee samenwoonde. Theo waarschuwde zijn broer: ‘Tersteeg is voor ons bijna als een oudere broer geweest, zorg dat gij vrienden met hem blijft.’ Dat lukte niet. Van Gogh en Tersteeg verloren elkaar uit het oog. In de ontroerende tekeningen die de jonge Van Gogh voor diens dochtertje maakte, is de liefde voor tuinen en de natuur – die hij tot zijn dood zou blijven tekenen en schilderen – zonneklaar. Maar ook is duidelijk dat hij nog veel te leren had. De ‘tekenknuist’ moest geoefend worden.
De twee Haagse tekeningen op de volgende pagina's, uit vermoedelijk 1873, zijn gemaakt in de periode waarin Van Gogh in Den Haag woonde. De Lange Vijverberg was een voor Van Gogh heel bekende plek, vlak bij het pand waar zijn werkgever Goupil & Cie gevestigd was. Hij maakte en plein air waarschijnlijk een snelle schets die thuis met pen werd afgemaakt, waarbij enkele details werden verzonnen. Zo kreeg het parlementsgebouw op het Binnenhof een verdieping minder dan in werkelijkheid en zag de gietijzeren straatlantaarn, rechts op de tekening, er heel anders uit.
disapproved of Van Gogh living with a prostitute in The Hague. Theo warned his brother: ‘Tersteeg has been almost like an elder brother to us, be sure and stay friends with him.’ But it did no good. Van Gogh and Tersteeg lost touch. In the charming drawings that the young Van Gogh made for Tersteeg’s daughter, his love for gardens and for nature – which he would continue to draw and paint until his death – is as clear as day. But it is also obvious that he still had a lot to learn. His ‘draughtsman’s fist’ needed practice.
for Van Gogh, close to the building where his employer, Goupil & Cie, was based. He probably made a quick sketch outside, which he completed with a pen at home, making up a few details. The parliament building at the Binnenhof, for example, was given one storey fewer than in reality, and the cast-iron street lamp on the right in the drawing looked completely different.
The two drawings of The Hague on the next pages, presumably from 1873, were made in the period when Van Gogh was living there. The Lange Vijverberg was a very familiar spot
Vincent van Gogh De Lange Vijverberg, Den Haag, 1872-1873 Potlood, pen in inkt op papier 22,2 µ 16,9 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Lange Vijverberg, The Hague, 1872–1873 Pencil, pen and ink on paper 22.2 µ 16.9 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
32
Vincent van Gogh Kanaal, 1872-1873 Potlood, pen in inkt op papier 25,4 µ 25,8 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Canal, 1872–1873 Pencil, pen and ink on paper 25.4 µ 25.8 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
1877-1878 Van Goghs ouders halen Vincent terug naar Nederland en vinden voor hem een betrekking in een boekhandel in Dordrecht. Het is geen succes en hij besluit dat hij dominee wil worden, net als zijn vader. In Amsterdam volgt hij een vooropleiding voor een studie theologie – die blijkt te hoog gegrepen.
1879-1880 Van Gogh gaat, dan maar zonder diploma, als lekenpriester aan de slag in de mijnstreek Borinage in België. Daar besluit hij op zijn 27ste dat hij kunstenaar wil worden.
1880-1882 Van Gogh vertrekt naar Brussel, om tekenlessen te volgen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. Omdat hij niets verdient, wordt hij onderhouden door zijn broer Theo, en verhuist vervolgens al snel weer terug naar zijn ouders die in Etten wonen.
1877
1879
1880
1877–1878 Van Gogh’s parents make him come back to the Netherlands and find a job for him at a bookshop in Dordrecht. This is not a success, and he decides that he wants to be a minister, like his father. In Amsterdam, he embarks on a preparatory course for theological studies, but this proves too ambitious.
1879–1880 Van Gogh goes to work, without a diploma, as a lay preacher in the mining region of the Borinage in Belgium. This is where, at the age of twenty-seven, he decides that he wants to become an artist.
1880–1882 Van Gogh leaves for Brussels, to take drawing lessons at the Royal Academy of Fine Arts. As he is not earning any money, his brother Theo supports him financially and he soon moves back to live with his parents in Etten.
34
Etalage van boekhandel Blussé & Van Braam in Dordrecht, ca. 1875 Gezicht op de Marcassemijn in de Borinage Vincent van Gogh Pastorie en kerk te Etten, 1876 Potlood, pen in inkt op papier 9,5 µ 17,8 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
1882 Na een ruzie met zijn ouders vestigt Van Gogh zich in Den Haag. Daar krijgt hij enkele schilderlessen van zijn aangetrouwde neef, de schilder Anton Mauve. Ook gaat hij tot afschuw van zijn familie samenwonen met de voormalige prostituee Sien Hoornik.
1883-1885 Op aanraden van Mauve en zijn vriend Anthon van Rappard vertrekt Van Gogh naar Hoogeveen en Nieuw-Amsterdam in Drenthe. Hij wil er landschappen schilderen en hoopt dat de modellen daar goedkoper zijn. Het geld is al snel op. Van Gogh moet weer bij zijn ouders gaan wonen. Die zijn inmiddels naar de pastorie van Nuenen verhuisd waar hij in 1885 De aardappeleters schildert.
1882
1883
1882 After an argument with his parents, Van Gogh settles in The Hague. He has some painting lessons with the artist Anton Mauve, his cousin by marriage. To the disgust of his family, he moves in with Sien Hoornik, a former prostitute.
1883-1885 On the advice of Mauve and his friend Anthon van Rappard, Van Gogh leaves for Hoogeveen and Nieuw-Amsterdam in Drenthe. He wants to paint landscapes there and hopes that the models will cost less. He soon runs out of money. Van Gogh has to go and live with his parents again. They have by then moved to the vicarage in Nuenen, where he paints The Potato Eaters in 1885.
Vincent van Gogh Brug en huizen op de hoek HerengrachtPrinsessegracht, Den Haag, 1882 Potlood, pen en penseel in inkt, waterverf op papier 24 µ 33,9 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting) Vincent van Gogh De pastorie te Nuenen, 1885 Olieverf op doek 33,2 µ 43 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Window of Blussé & Van Braam bookshop in Dordrecht, c. 1875 A view of the Marcasse mine in the Borinage Vincent van Gogh Vicarage and Church at Etten, 1876 Pencil, pen in ink on paper 9.5 µ 17.8 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation) Vincent van Gogh Bridge and Houses on the Corner of HerengrachtPrinsessegracht, The Hague, 1882 Pencil, pen and brush in ink, watercolour on paper 24 µ 33.9 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation) Vincent van Gogh The Vicarage at Nuenen, 1885 Oil on canvas 33.2 µ 43 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
188436
-1885
Nuenen
38
In 1884 raakte Van Gogh weer betoverd door een tuin. Ditmaal was het de tuin van de pastorie in Nuenen, waar zijn vader inmiddels dominee was. Van Gogh had zijn ouders na een knallende ruzie in de twee jaar ervoor nauwelijks gezien of gesproken, maar na een periode in Den Haag, waar hij samenleefde met een voormalige prostituee, en een zwerftocht door Drenthe, voelde hij de noodzaak om thuis bij zijn ouders wat ‘tot rust & beslistheid te komen’. Zijn ouders, die hem eerder het huis hadden uitgezet, ontvingen hun inmiddels 31-jarige verloren zoon met open armen. Ze gingen zelfs zover dat ze een atelier voor hem inrichtten. Ze lieten in de mangelkamer, aan de achterkant van het huis, een vloer leggen en plaatsten er een kachel tegen het vocht. Ze wilden er zelfs
een groot raam in laten zetten met uitzicht op de tuin. Maar dat was niet nodig. Het was een tijdelijke oplossing, niet ideaal, gelegen tussen kolenhok, twee riolen en de mesthoop, schreef Van Gogh aan zijn broer, en een enorm contrast met het grote atelier waarin hij in Den Haag had vertoefd. De mangelkamer had zicht op, en bood uitvlucht naar een diepe parkachtige tuin waar Van Gogh in de twee jaar die hij in Nuenen doorbracht schetsen, een serie gedetailleerde pen- en potloodtekeningen van de vijver, en olieverfschilderijen zou maken. Boven de velden achter de tuin tekende zich in de verte, bij een oude begraafplaats, een toren af tegen de lucht. Hij begon na aankomst in december 1883 de besneeuwde tuin meteen te schetsen en
te tekenen. Tot diep in het voorjaar zocht hij naar winterkleuren: ‘We hebben nu prachtige avondluchten van lilas met goud boven toonige silhouetten van de woningen, tusschen de massas hakhout, dat een rosse kleur heeft, waarboven ijle, zwarte populieren uitsteken – terwijl de voorgronden verschoten en verbleekt groen zijn, gevarieerd door strooken zwarte aarde en dor, bleek riet aan de slootkanten.’ Hij waagde zich eveneens aan een herfststudie van de tuin. Er zat echt een schilderij in die plek, vond Van Gogh. Hij was kennelijk zelf ook tevreden met zijn vorderingen en vond dat hij bijna zover was om zijn ‘werk (...) de wereld in te sturen’. Theo, die kunsthandelaar was in Parijs en zijn broer van een maandelijks inkomen voorzag, reageerde
De pastorietuin | The vicarage garden In 1884, Van Gogh once again fell under the spell of a garden. This time it belonged to the vicarage in Nuenen, where his father had become the local minister. After a blazing row, Van Gogh had barely seen or spoken to his parents in the previous two years, but after a period in The Hague, where he lived with a former prostitute, and some time in Drenthe, he felt the need to be at home with his mother and father and ‘to get some rest and resolution’. His parents, who had previously thrown him out of the house, welcomed their thirty-one-year-old lost son with open arms. They even went so far as to set up a studio for him. In the mangle room at the back of the house, they had a floor installed, with a heater to combat the damp. They even wanted to
40
put in a large window with a view of the garden. But that proved unnecessary. It was a temporary solution, not ideal, located between the coalhole, the drain and the cesspit, as Van Gogh wrote to his brother, and a huge contrast with the large studio he had had in The Hague. The mangle room had a view of a long, park-like garden to which Van Gogh could escape and where he would make, in the two years he spent in Nuenen, sketches, a series of detailed penand-ink drawings of the pond and oil paintings. In the distance, above the fields at the end of the garden, by an old cemetery, a tower was silhouetted against the sky. After his arrival in December 1883, Van Gogh immediately began sketching and drawing the snowy garden. Until late in the spring, he looked
for winter colours: ‘we now have magnificent evening skies of lilac and gold, above the tonal silhouettes of the houses between the masses of the coppices, which are a ruddy colour, above which rise slender black poplars – while the foregrounds are blanched and bleached green, varied by strips of black earth and dry, pale reeds along the sides of the ditches.’ He also embarked upon an autumn study of the garden. Van Gogh truly believed that there was a painting in that place. He was apparently satisfied with his progress and thought he was almost ready to ‘send work into the world’. Theo, who was by now an art dealer in Paris and provided his brother with a monthly income, did not react with sufficient enthusiasm for his liking. So Vincent made him
niet enthousiast genoeg naar zijn zin. Vincent deed hem daarom een zakelijk voorstel. Zolang hij op de zak van Theo teerde, zou hij zijn werk naar Parijs sturen. ‘Dat werk is dan zoo als ge zegt Uw eigendom – en volkomen ben ik ’t met U eens dat alsdan gij volle regt hebt het stil te laten liggen – ja zelfs zou ik er niets tegen kunnen zeggen indien gij goedvondt het te verscheuren.’
De pastorie in Nuenen in de jaren 1950. In de aanbouw de mangelkamer, gelegen tussen kolenhok, twee riolen en de mesthoop.
a business proposal. As long as he was relying financially on Theo, he would send his work to Paris. ‘That work, as you say, is then your property – and I completely agree with you that in that case you have every right to do nothing with it – indeed, I wouldn’t even be in a position to object if you thought fit to tear it up.’
The vicarage in Nuenen in the 1950s. The extension contained the mangle room, located between the coalhole, the drain and the cesspit.
Vincent van Gogh De oude toren van Nuenen, 1884 Olieverf op doek 36 µ 44,3 cm Kröller-Müller Museum, Otterlo
Vincent van Gogh Winter (De pastorietuin in de sneeuw), 1885 Olieverf op doek 58,4 µ 79,1 cm The Norton Simon Foundation, Pasadena
Vincent van Gogh The Old Tower at Nuenen, 1884 Oil on canvas 36 µ 44.3 cm Kröller-Müller Museum, Otterlo
Vincent van Gogh Winter (The Vicarage Garden under Snow), 1885 Oil on canvas 58.4 µ 79.1 cm The Norton Simon Foundation, Pasadena
42
Van zijn zus had Van Gogh gehoord dat de nieuwe standplaats van zijn ouders een weversdorp was. Er woonden vierhonderd wevers in Nuenen. Zulke dorpen had Van Gogh tijdens een voettocht in België al eens bezocht. Hij zag mogelijkheden om een serie afbeeldingen van wevers te verkopen. Aan de tientallen werken van wevers die er nog zijn, is te zien dat hij in het begin moeite had met de weergave van een weefgetouw. Hij wist volgens de kenners soms niet helemaal hoe de logge apparaten – sommige waren meer dan honderdvijftig jaar oud – precies werkten. Van Gogh moet ze dus veel geschetst hebben. Alleen is in het Nuenen-boekje geen wever of weefgetouw te bekennen. Dat komt omdat het boekje pas in gebruik genomen werd toen Van Gogh alweer een jaar in Nuenen
woonde en druk doende was met andere onderwerpen. Slechts één aantekening, de naam van het Franse geïllustreerde blad L’Illustration en de datum 25 oktober 1884 heeft te maken met Van Goghs wevers. Op 26 januari 1885 vroeg hij aan Theo of hij dat specifieke nummer van L’Illustration in Parijs kon opsnorren in verband met een tekening van de Franse verslaggevertekenaar Paul Renouard van werkeloze wevers in Lyon. Er is zoveel ‘corps en volheid in’ vond Van Gogh. ‘Ge zoudt mij een zeer groot genoegen doen met nog voor me te zien te krijgen.’ Van Gogh was altijd al een groot liefhebber van Engelse en Franse geïllustreerde bladen als The Illustrated London News, Punch, The Graphic en het Franse L’Illustration. Deze bladen hadden beroemde tekenaar-verslaggevers in dienst die
over de hele wereld werden uitgezonden. Hun werk werd in graveerateliers overgezet op hout, waarna de gravures in grote oplagen konden worden gedrukt en verspreid. Van Gogh verzamelde het werk van onder anderen Hubert von Herkomer, die voor The Graphic de sloppenwijken van Londen introk om ‘the sorrowful side of humanity’ vast te leggen. Het was dankzij die ‘blackandwhites’ dat Van Gogh in eerste instantie tekenaar wilde worden en veelal in zwart-wit werkte. Toen Vincent in 1881 in Den Haag woonde en zelf de arme buurten introk om tekeningen te maken, kocht hij bij ‘boekenjood’ Jozef Blok, van wie hij ook nog een prachtig portret maakte, op het Binnenhof tien jaargangen van The Graphic om er de plaatjes uit te knippen.
preoccupied with other subjects. Only one note, the name of the French illustrated magazine L’Illustration and the date 25 October 1884 is connected to Van Gogh’s weavers. On 26 January 1885, he asked Theo if he could hunt down that particular issue of L’Illustration in Paris in connection with a drawing of unemployed weavers in Lyons by the French artist-reporter Paul Renouard. There is so much ‘body and breadth in it’, wrote Van Gogh. ‘You would do me a very great favour if you could manage to get hold of [it].’ Van Gogh was a keen fan of illustrated magazines such as the English Illustrated London News, Punch and The Graphic and the French L’Illustration. These magazines employed famous artist-reporters, who were
sent out all over the world. Their work was transferred to wood in engraving studios, after which the images could be printed and distributed in large numbers. Van Gogh collected the work of artists including Hubert von Herkomer, who went to the London slums for The Graphic, in order to capture ‘the sorrowful side of humanity’. It was these ‘black-and-whites’ that first inspired Van Gogh to draw and worked primarily in black and white. In 1881, when Vincent lived in The Hague and went out into the poorer neighbourhoods to make drawings, he visited the Jewish bookseller Jozef Blok, of whom he also made a beautiful portrait, and bought ten volumes of The Graphic, so that he could cut out the pictures.
Wevers | Weavers Van Gogh had heard from his sister that their parents’ new post was in the weaving village of Nuenen, which was home to four hundred weavers. Van Gogh had already visited similar villages on a walking tour of Belgium and saw an opportunity to sell a series of pictures of weavers. The dozens of surviving works featuring weavers show that at first he had difficulty depicting a loom. According to experts, he sometimes did not entirely understand the workings of these cumbersome devices, some of which were over one hundred and fifty years old. So Van Gogh must have done a lot of sketches of looms. However, in the Nuenen book there is no sign of any weavers or looms. This is because the book was used only after Van Gogh had been living in Nuenen for a year and was already
44
Zoals hij het kort daarvoor als prediker wilde opnemen voor de arme mijnwerkers in de Borinage, zo wilde hij in zijn Hollandse tekeningen het zware leven en de armoede van arbeiders in Den Haag aan de kaak stellen en die van de wevers en fabrieksarbeiders in Nuenen.
Vincent van Gogh Portret van Jozef Blok, 1882 Potlood, waterverf, lithografisch krijt op papier 38,5 µ 26,3 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting) Vincent van Gogh Wever, 1884 Potlood, waterverf, pen in verf en in inkt op papier 35,7 µ 45,1 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Just as shortly before, as a preacher, he had wanted to stand up for the impoverished miners in the Borinage, in his Dutch drawings he aimed to expose the harsh life and poverty of labourers in The Hague and of the weavers and factory workers in Nuenen. Vincent van Gogh Portrait of Jozef Blok, 1882 Pencil, watercolour, lithographic crayon on paper 38.5 µ 26.3 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation) Vincent van Gogh Weaver, 1884 Pencil, watercolour, pen in paint and in ink on paper 35.7 µ 45.1 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
Met het correct weergeven van perspectief, diepte en proporties had Van Gogh in Nuenen nog steeds veel moeite. In een van zijn boeken, Guide de l’alphabet du dessin van Armand Théophile Cassagne, had hij daarvoor een hulpmiddel gevonden: het perspectiefraam, een frame waarin draden waren gespannen die een grid van vierkanten of driehoeken vormen. Hij gaf in Den Haag de timmerman die naast hem woonde opdracht om er een te maken en stuurde Theo er een schetsje van. Kennelijk was het een zwaar geval want hij liet het, toen hij naar Drenthe vertrok, achter in Den Haag. In Drenthe miste hij het apparaat en beklaagde hij zich nog over die beroerde, wanhopige strijd om de beginselen van het tekenen onder de knie te krijgen. ‘Wat heb ik niet te Londen staan teekenen langs
de Thames Embankment als ik s’avonds uit Southamton Street naar huis ging, en het leek naar niets. Was er toen iemand geweest die mij gezegd had wat perspectief was, hoe veel misere zou me bespaard zijn, hoe veel verder zou ik nu zijn.’ Eenmaal in Nuenen liet hij de plaatselijke timmerman een nieuw exemplaar maken, dat iets draagbaarder moest zijn en verstelbaar, zodat het zowel buiten als binnen te gebruiken was. Hij schetste ook een exemplaar aan een steel met een scherpe punt, die in de grond gestoken zou kunnen worden. In het Nuenenboekje komen schetsen ervan – her en der – zeven keer terug, misschien als onderdeel van het ontwerpproces, of om de timmerman uit te leggen wat hij wilde, dan wel om aan zijn leer-
lingen uit te leggen hoe het werkte. Hij zou tot in Arles gebruik maken van een perspectiefraam, zoals te zien is aan de hulplijnen die hij niet altijd even zorgvuldig uitgumde. Hij had op den duur ramen in diverse maten en tekende, als hij en plein air ging schilderen van tevoren een grid op het papier of het doek dat hij meenam. Op een van de pagina’s in het schetsboek Nuenen staat ook een indeling van een verfdoos met alle kleuren erbij geschreven. Die indeling gold voor zowel zijn olie- als waterverf. Misschien om zijn leerlingen duidelijk te maken welke hij gebruikte. Een opvallend kleurig palet, gezien het donkere werk dat hij in deze periode maakte.
Perspectiefraam | Perspective frame In Nuenen, Van Gogh was still having a lot of trouble with the correct depiction of perspective, depth and proportions. In one of his books, Guide de l’alphabet du dessin by Armand Théophile Cassagne, he had found a tool to help: the perspective frame, which had threads stretched across it to form a grid of squares or triangles. He asked the carpenter who lived next door to him in The Hague to make one for him and sent a sketch of it to Theo. It must have been somewhat unwieldy, as Vincent left it behind in The Hague when he moved to Drenthe. In Drenthe, however, he missed this tool and complained again about his miserable, desperate attempts to master the principles of drawing. ‘When I was in London, how often I would stand on the Thames Embankment
46
and draw as I made my way home from Southampton Street in the evening, and it looked terrible. If only there had been someone then who had told me what perspective was, how much misery I would have been spared, how much further along I would be now.’ Once he was in Nuenen, he got the local carpenter to make a new one, which needed to be a little more portable and adjustable, so that it could be used both indoors and outside. He also sketched an example on a pole with a sharp spike that could be stuck into the ground. There are seven sketches of it scattered throughout the Nuenen book, perhaps as part of the design process or to show the carpenter what he wanted, or maybe to explain to his students how it worked. He would continue
to make use of a perspective frame right until his time in Arles, as can be seen from his construction lines, which he did not always entirely erase. He eventually had a variety of frames in different sizes and would draw a grid on the paper or canvas that he was taking with him before going outside to paint. On one of the pages in the Nuenen sketchbook there is also a layout of a box of paints with all the colours written in. This layout applied to both his oil paints and watercolours, and was perhaps intended to show his students which ones he used. It was a strikingly colourful palette, considering the dark work that he was making in this period.
Brief van Vincent aan Theo, 5 augustus 1882, met een schets van een perspectiefraam, zoals hij dat wilde laten maken. Het raam kon met twee staken stevig in de ongelijke duingrond van Scheveningen gezet worden. Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Letter from Vincent to Theo, 5 August 1882, with a sketch of a perspective frame that he wanted to have made. The frame had two spikes to fix it firmly in the uneven dunes of Scheveningen. Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
48
Aan onderwerpen had Van Gogh geen gebrek. In Nuenen, waar tot Van Goghs grote opluchting nog geen sprake was van oprukkende industrialisatie en verstedelijking, wilde hij het Brabantse plattelandsleven vastleggen; de zware arbeid op het land, het werk van de vrouwen en de huiselijke taferelen. Dit naar het werk van JeanFrançois Millet, Jules Breton en Jozef Israëls. Hij gaf zichzelf hele series ten opdracht, zoals ‘arbeid het jaar rond’, die hij wellicht zou kunnen verkopen. Vooral het menselijk lichaam in actie interesseerde hem, zoals zichtbaar is in het Nuenen-boekje. Op de velden met het schetsboek in de hand bestudeerde hij de houdingen. Daarna trachtte hij modellen te vinden, die voor een gulden per dag in verschillende werkhoudingen wilden poseren in zijn atelier.
De mangelkamer achter de pastorie bleek al snel te klein om ze te ontvangen. Daarom huurde hij een grotere ruimte bij de katholieke koster Schafrat, tot afschuw van zijn protestantse vader. Hier ontving hij bovendien leerlingen die prachtige beschrijvingen gaven van het rommelige atelier met een kachel die nog nooit kachelglans had gezien en een tafelhoge stapel krijttekeningen van boeren en boerinnen die op het veld aan het werk waren. Daarnaast had hij de meest uiteenlopende boerenwerktuigen en meer huishoudelijke zaken als een spinnenwiel, bedpan, een spoel en een bonte verzameling oude petten en hoeden, vrouwenmutsen en klompen. Alles om zijn modellen mee aan te kleden. Van Gogh bedacht dat hij een serie van
dertig bladen ‘Werkmanstypen’ wilde maken, met een ‘Zaaier, Spitter, houthakker, ploeger, waschvrouw, verder ook nog eens een kinderwieg of een weesman’.
De Brabander | The man from Brabant Van Gogh had no shortage of subjects. In Nuenen, where, much to his great relief, industrialization and urbanization were not yet encroaching, he wanted to capture the life of the Brabant countryside: the hard labour on the land, the work of the women and scenes of domestic life. This was inspired by the work of Jean-François Millet, Jules Breton and Jozef Israëls. Van Gogh set himself the task of creating entire series, such as ‘work throughout the year’, which he might be able to sell. He found the human body in action of particular interest, as can be seen from the Nuenen book. Out in the fields, sketchbook in hand, he studied the workers’ postures. Then he tried to find models, who would pose in different working positions in his studio, for a guilder a day.
50
The mangle room behind the vicarage soon proved too small to accommodate them, so he rented a larger room from the Catholic sexton Johannes Schafrat, much to the disgust of his Protestant father. He also received students there, who gave wonderful descriptions of the messy studio with its stove that had never seen any polish and a table-high stack of drawings of peasants at work in the fields. He had a wide range of farming implements and household objects, such as a spinning wheel and a bedpan, and a colourful collection of old hats and clogs for dressing his models. Van Gogh had the idea of making a series of thirty ‘Working types’, such as ‘sower, digger, woodcutter, ploughman, washerwoman, plus on occasion a cradle or an almsman’.
Brief van Anton Kerssemakers, leerling en vriend van Van Gogh, met een schets van het atelier bij koster Schafrat in Nuenen. Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Letter from Anton Kerssemakers, student and friend of Van Gogh, with a sketch of the studio at the sexton Schafrat's house in Nuenen. Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
52
Toch was Van Gogh niet tevreden met de figuren die hij tekende. Ze bleven te plat. Aan de schets van een broekspijp met plooien voor een serie tekeningen van ‘de arbeider het jaar rond’ is goed te zien dat Van Gogh ermee worstelde. De gouden tip kreeg hij van niemand minder dan de grote schilder Eugène Delacroix in het recent verschenen boek Causeries sur les artistes de mon temps (1885) van de Franse kunstenaar Jean Gigoux. Dat boek stond boordevol levendige, praktische beschrijvingen van het kunstbedrijf. Hij moest bij het tekenen niet beginnen met de contouren van een figuur, maar met het opzetten van ronde vormen; cirkels en ovalen. Dat was een openbaring voor Van Gogh. Uit het Nuenen-boekje blijkt dat zijn mensen nu opeens wel lukten.
Bovendien hielp het als hij met naaktmodellen of schaars geklede modellen kon werken. Dat wist Van Gogh uit zijn tijd in Drenthe, waar hij veenarbeiders in korte broek op het land zag werken, ‘wat den vorm van ’t been doet uitkomen, de bewegingen meer expressief maakt’. Vermoedelijk heeft hij met veel moeite enkele Nuenenaren weten om te praten. Bewijs is er helaas niet. Een groot deel van het Nuenense werk bleef na het vertrek van Van Gogh achter bij zijn moeder. Toen zij Nuenen verliet, werd het in kisten opgeslagen bij een timmerman. Toen hij het hout van de kisten wilde hergebruiken, verkocht hij de inhoud aan een handelaar. Die laadde het werk op een handkar en ging ermee op de markt van Breda staan, maar niet nadat zijn vrouw de naakten had verscheurd en weggegooid.
Ronde vormen | Round shapes Van Gogh was not satisfied with the figures that he was drawing. They were still too lifeless. A sketch of a creased trouser leg for a series of drawings of workers throughout the year clearly shows Van Gogh’s struggle. He received a golden tip from the great painter Eugène Delacroix in the recently published book Causeries sur les artistes de mon temps (1885) by the French artist Jean Gigoux. This was packed with lively, practical writing about the art business. When drawing, he should begin not with the contours of a figure, but by arranging round shapes: circles and ovals. This was a revelation for Van Gogh. The Nuenen sketch-book shows that his drawings of people suddenly started to improve. In addition, it helped if he could work with nudes or with models who were scantily
54
dressed. Van Gogh knew this from his time in Drenthe, where he had seen peat workers on the land in short trousers: ‘Happily, the men here wear breeches; it shows off the shape of the leg, makes the movements more expressive.’ Presumably he eventually managed to persuade some inhabitants of Nuenen to work with him. Unfortunately, though, there is no evidence of this. Much of his Nuenen work remained behind with his mother when Van Gogh left. When she subsequently moved away, it was stored in boxes at a carpenter’s shop. Later, when the carpenter wanted to reuse the wood from the boxes, he sold the contents to a dealer, who loaded the work onto a handcart and took it to the market in Breda, but not before his wife had torn up the nudes and thrown them away.
Vincent van Gogh Spitter in een aardappelveld: februari, 1885 Krijt op papier 54,5 µ 42,4 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Maaier, 1885 Krijt op papier 42 µ 52,4 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Digger in a Potato Field: February, 1885 Chalk on paper 54.5 µ 42.4 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
Vincent van Gogh Reaper, 1885 Chalk on paper 42 µ 52.4 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
56
Dit is een schets uit het Nuenen-boekje van een fonograaf, de voorloper van de platenspeler. Het is niet bekend waar Van Gogh zo’n ‘sprekende machine’ zag. Misschien in een van zijn tijdschriften? Het zou ook mogelijk zijn dat hij verzeild is geraakt bij een avond van de illusionist Maju, die gewoon Levie Kinsbergen heette. Kinsbergen had al een fonograaf in 1878, het jaar waarin Thomas Alva Edison, de grote uitvinder van de gloeilamp, er in de Verenigde Staten patent op aanvroeg. Tot halverwege de jaren tachtig, meer dan tien jaar, stond hij ermee op kermissen en hield hij seances in stampvolle zaaltjes in Dwingeloo, Apeldoorn en Tilburg waarvoor hij door het hele land in kranten adverteerde. ‘De heer Maju,’ zo schreef De Tijd op de voorpagina, ‘laat de machine opnieuw draaien
en eensklaps klinkt het, als uit een diepen kelder: De phonograaf brengt den aanwezigen hooren zijn hartelijken groet!’
De fonograaf | The phonograph This is a sketch from the Nuenen book of a phonograph, the predecessor of the record player. It is not known where Van Gogh saw such a ‘talking machine’. Perhaps in one of his magazines? It is also possible that he found his way to an evening with the illusionist Maju, whose real name was Levie Kinsbergen. Kinsbergen had a phonograph as early as 1878, the year in which Thomas Alva Edison, the great inventor of the lightbulb, requested a patent for the machine in the United States. Until the mid-1880s, for more than ten years, he showed the phonograph at fairs and presented it to packed rooms in Dwingeloo, Apeldoorn and Tilburg, which he advertised in newspapers all over the country. ‘Mr Maju,’ wrote De Tijd on its front page, ‘turns on the machine again
58
and suddenly the sound comes, as if from a deep cellar: The phonograph gives those present its warm greetings!’
Een fonograaf, de voorloper van de platenspeler
A phonograph, the predecessor of the record player
Een andere serie die Van Gogh voor zichzelf had bedacht, bestond uit Nuenense portretten, of koppen ‘uit het volk’ zoals hij ze noemde. Uiteindelijk maakte hij gedurende 1884 en 1885 tientallen koppen, zowel schilderijen, studies als pentekeningen. Daarbij ging het hem niet om de gelijkenis, maar om de expressie en het type mens dat al eeuwen ploetert op het land. Hij zocht de meest boerse gezichten uit. Overdag oefende hij het gebruik van kleuren in schilderijen en ’s avonds bij lamplicht in potlood en inkt, tot hij ze uit het hoofd kon maken. In het Nuenen-boekje zijn de schetsen te vinden van Gordina de Groot die samen met haar familieleden dagenlang in hun huisje voor Van Gogh poseerden en die uiteindelijk op De aardappeleters terechtkwamen. Hij was trots
op zijn eerste grote figuurstuk en liet er in Eindhoven een litho van maken om rond te sturen. De reacties waren niet jubelend. Theo in Parijs reageerde lauw. Hij vond het werk van zijn broer, hoewel opgebouwd uit heldere kleuren, veel te donker. Hij zag in Parijs dat juist het impressionisme in zwang raakte, werk met veel licht en heldere kleuren. Schildersvriend Anthon van Rappard stuurde een brief waarin hij Van Gogh vertelde dat hij veel beter kon. ‘Dat kokette handje van die achterste vrouw, hoe weinig waar! en welke betrekking staat er tusschen den koffieketel, de tafel en en de hand die boven op ’t hengsel ligt? (...) en waarom moet die vrouw links zoo’n pijpesteeltje met een dobbelsteen er aan tot neus hebben?’ De brief betekende het eind van hun vriendschap.
In het najaar van 1885 bleek Gordina zwanger en in het dorp werd gefluisterd dat Van Gogh de vader was. De katholieke kerk verbood de Nuenenaren nog langer te poseren. De pastoor wilde zijn parochianen zelfs betalen als ze maar bij Van Gogh wegbleven. In de hoop dat de bui zou overdrijven, bracht Van Gogh met zijn vriend en leerling Anton Kerssemakers een bezoek aan Antwerpse musea. Daarna bezochten ze het pas geopende Rijksmuseum in Amsterdam, waar Van Gogh in vervoering raakte van Rembrandts Het Joodse bruidje (ca. 1665-1669). Hij wilde wel veertien dagen op het bankje voor het schilderij blijven zitten. In hetzelfde museum stond hij als ‘geworteld op de plek’ toen hij oog in oog stond met de twintigkoppige Magere compagnie (1637) van Frans Hals. Het contrasterende oranje en
Koppen van Nuenen | Faces of Nuenen Another series devised by Van Gogh consisted of Nuenen portraits, or faces ‘of the people’, as he called it. He was to make dozens of such portraits in 1884 and 1885, in paintings, studies and pen drawings. He was not interested in the likeness, but in the expression and the type of person who had been toiling on the land for centuries. He looked for the most rustic faces. In the daytime, he practised the use of colours in paintings and, in the evening, by lamplight, in pen and ink, until he could do it from memory. The Nuenen book contains the sketches of Gordina de Groot who, along with other members of her family, spent days posing at home for Van Gogh, finally appearing in The Potato Eaters. He was proud of his first large figure piece and had a lithograph made
60
of it in Eindhoven that he could send to people. The reactions were not enthusiastic. Theo thought his brother’s work, although made up of bright colours, was far too dark. He saw in Paris that Impressionism was in vogue, with a lot of light and bright colours. Van Gogh’s artist friend Anthon van Rappard sent him a letter to say that he thought he could do much better. ‘That coquettish little hand of that woman at the back, how untrue! And what connection is there between the coffeepot, the table and the hand lying on top of the handle? [...] And why must the woman on the left have a sort of little pipe stem with a cube on it for a nose?’ This letter marked the end of their friendship. In autumn 1885, Gordina turned out to be pregnant, and there were rumours in the village
that Van Gogh was the father. The priest at the Catholic church told the people of Nuenen that they must no longer pose for the artist, and was even prepared to pay his parishioners to stay away from Van Gogh. Hoping that it would all blow over, Van Gogh went to visit the museums in Antwerp with his friend and fellow student Anton Kerssemakers. Then they went to the recently opened Rijksmuseum in Amsterdam, where Van Gogh was entranced by Rembrandt’s The Jewish Bride (c. 1665–1669). He wanted to sit on the bench in front of the painting for fourteen days. In the same museum, he stood ‘rooted to the spot’ when he came face to face with Frans Hals’s Meagre Company (1637) and its twenty figures. He declared the contrasting orange and blue next to each other: ‘poles of electricity’!
blauw tegen elkaar: ‘polen van elektriciteit’! Eind november verliet hij Nuenen en ging hij naar Antwerpen. Het idee was dat hij zich vanuit Antwerpen op termijn bij Theo in Parijs zou voegen en dat hij dan lessen zou volgen bij de schilder Fernand Cormon. Alles in de hoop dat hij zich daar verder kon bekwamen in het modeltekenen.
Een kunstenaar kopieert Het Joodse bruidje in de Van der Hoopzaal, vlak na de opening van het Rijksmuseum in 1885. Links daarvan het bankje waar Van Gogh moet hebben gezeten. Stadsarchief Amsterdam
At the end of November, Vincent left Nuenen and went to Antwerp. The idea was that, in the longer term, he would travel on from Antwerp and join Theo in Paris, where he would have lessons with the painter Fernand Cormon. This was in the hope that he would be able to develop his skill at drawing models.
An artist copies The Jewish Bride in the Van der Hoop Room, shortly after the opening of the Rijksmuseum in 1885. On the left, the bench where Van Gogh must have sat. Stadsarchief Amsterdam
Vincent van Gogh De aardappeleters, 1885 Olieverf op doek 82 Âľ 114 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh The Potato Eaters, 1885 Oil on canvas 82 Âľ 114 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
62
Vincent van Gogh Kop van een vrouw, 1885 Olieverf op doek 43,2 µ 30 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Head of a Woman, 1885 Oil on canvas 43.2 µ 30 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
64
Vincent van Gogh Kop van een vrouw, 1885 Olieverf op doek 42,7 µ 33,5 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Head of a Woman, 1885 Oil on canvas 42.7 µ 33.5 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
66
Vincent van Gogh Twee handen, 1884-1885 Krijt op papier 21,1 µ 34,6 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Drie handen, twee met vork, 1885 Krijt op papier 21,3 µ 34,6 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Bij de familie De Groot oefende Van Gogh ook op handen, zowel in het schetsboek als op vellen papier van 20 µ 34 centimeter.
Handen | Hands Van Gogh also practised hands with the De Groot family, both in the sketchbook and on 20 µ 34 cm sheets of paper.
Vincent van Gogh Two Hands, 1884–1885 Chalk on paper 21.1 µ 34.6 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
68
Vincent van Gogh Three Hands, Two Holding Forks, 1885 Chalk on paper 21.3 µ 34.6 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
In het Nuenen-boekje staan ook talrijke afbeeldingen van Eindhoven, daar ging hij regelmatig naartoe. Lopend. Onderweg haalde hij vaak zijn schetsboekje tevoorschijn. Hij bezocht er zijn leerlingen, kocht koffie en tabak en haalde schildersbenodigdheden bij de firma Baijens & Zonen. Wellicht nam hij er ook een nieuw schetsboekje mee. In het tweede boekje is een aantal schetsen uit Antwerpen en Parijs aangetroffen, maar ook een schets van een hut uit Nuenen.
Eindhoven The Nuenen book also contains many pictures of Eindhoven, where Van Gogh regularly went, on foot. On his way there, he would often take out his sketchbook. He visited his students, bought coffee and tobacco and collected art supplies from Baijens & Zonen. Maybe he also picked up a new sketchbook. The second book contains a number of sketches from Antwerp and Paris, and also a sketch of a hut in Nuenen.
70
Grote Berg in Eindhoven, met op de achtergrond de Sint-Catharinakerk Regionaal Historisch Centrum Eindhoven
Grote Berg in Eindhoven, with Sint-Catharinakerk in the background Regionaal Historisch Centrum Eindhoven
72
188574
-1886
Nuenen, Antwerpen | Antwerp, Parijs | Paris
76
Eind 1885 kwam Van Gogh in het winterse Antwerpen aan. De eerste dagen kon hij nog niet aan het werk want zijn schilderspullen waren onderweg uit Nuenen. Dus maakte hij ‘kruistogten’ met zijn schetsboek door de stad, langs de kaaien en dokken, musea, kerken, bordelen en danszalen. Van Gogh werkte tijdens zijn verblijf in Antwerpen en Parijs in de winter van 1885 en 1886 in nog minimaal drie andere schetsboekjes. De vier schetsen van Het Steen, de Antwerpse burcht aan de Schelde, en de scènes uit de danszaal zijn uit een boekje gescheurd dat is weggeraakt. Het schilderij dat hij van De Burcht maakte is verdwenen. Hij experimenteerde in deze tijd met rode, blauwe en gele accenten in krijt- of
potloodtekeningen. Volgens de Schotse schilder Archibald Hartrick, die Van Gogh het jaar erna in Parijs meemaakte, ging hij de deur niet uit zonder een paar hompen rood en blauw krijt in zijn jaszakken. Hij schroomde niet met dikke krijtlijnen zijn theorieën over kunst uiteen te zetten. Als zijn vrienden wisten dat Van Gogh langs zou komen, legden ze snel een paar kranten op tafel. Met de opbrengsten van zijn toeristische olieverfjes van bijvoorbeeld Het Steen hoopte hij zijn modellen te kunnen betalen. Maar handelaren in Antwerpen waren niet geïnteresseerd in zijn werk. Bovendien bleek dat het in Antwerpen helemaal niet zo makkelijk was om modellen te werven. Met veel pijn en moeite vond Van Gogh een oude man en twee prostituees bereid om voor hem te poseren.
Ook de schets hiernaast voor Portret van een oude man is uit een van de niet-bewaarde boekjes gescheurd. Er zitten gaatjes in. Waarschijnlijk heeft Van Gogh hem op zijn ezel geprikt om als referentie voor het schilderij te gebruiken. ‘Een prachtigen ouden man,’ vond Van Gogh, een Fransman van het type Victor Hugo, die tot zijn opluchting kwam opdagen om te poseren. Het schilderij is niet zozeer een type zoals Van Gogh in Nuenen maakte, als wel een portret. De Fransman werd zijn kameraad. Vincent nam hem zelfs mee naar zijn dokter, want heel gezond was de man niet. ‘Voor dien was den winter nog harder dan voor mij en de arme duivel is er heel wat erger aan toe dan ik daar zijn leeftijd het zeer critiek maakt.’
In Antwerpen | In Antwerp At the end of 1885, Van Gogh arrived in wintry Antwerp. He could not work for the first few days, as his painting equipment was still on its way from Nuenen, so he explored various parts of the city with his sketchbook: the wharves and docks, museums, churches, brothels and dancehalls. During his stay in Antwerp and Paris in the winter of 1885 and 1886, Van Gogh worked in at least three other sketchbooks. The four sketches of Het Steen, the Antwerp castle on the Scheldt, and the scenes from the dancehall were torn from a book that has been lost. His painting of De Burcht has disappeared. He experimented at this time with red, blue and yellow accents in crayon and pencil drawings. According to the Scottish painter
78
Archibald Hartrick, who befriended Van Gogh the following year in Paris, he did not leave the house without a couple of pieces of red and blue crayon in his coat pockets. He did not hesitate to use these to explain his theories about art, drawing in thick lines. When Van Gogh’s friends knew that he was coming to visit, they would quickly lay a few newspapers on the table. He hoped that he would be able to use the proceeds from his tourist oil paintings of such places as Het Steen to pay his models. But the art dealers in Antwerp were not interested in his work. Recruiting models in Antwerp also proved to be no easy task. With a great deal of effort, Van Gogh found an old man and two prostitutes who were prepared to pose for him.
The sketch on the facing page for Portrait of an Old Man was also torn out of one of the books that has not survived. The holes in the paper suggest that Van Gogh probably pinned it to his easel to use it as a reference for the painting. ‘A splendid old man,’ wrote Van Gogh, describing him as a Frenchman in the style of Victor Hugo, who, to his relief, showed up to pose for him. The painting is not so much a ‘type’, of the kind that Van Gogh made in Nuenen, but more of a portrait. The Frenchman became his ‘comrade’. Vincent even took him to see his own doctor, as the man was not very healthy. ‘The winter was even harder for him than for me, and the poor devil is in a much worse state than I am, since his age makes it very critical.’
Vincent van Gogh Portret van een oude man, 1885 Olieverf op doek 44,4 Âľ 33,7 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Portrait of an Old Man, 1885 Oil on canvas 44.4 Âľ 33.7 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
80
Vincent van Gogh Gezicht op Het Steen, 1885 Pen in inkt, krijt, potlood op papier 13,1 Âľ 21,1 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh View of Het Steen, 1885 Pen, ink, chalk and pencil on paper 13.1 Âľ 21.1 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
82
Van Gogh had in Brussel in 1881 al eens een tijdje aan een kunstacademie gestudeerd. Hij had het eigenlijk niet nodig gevonden omdat hij de hele cursus van Bargue al een paar keer had nagetekend. Het was dan ook geen succes geworden. Hij zat er als 27-jarige tussen tien jaar jongere studenten en het eindeloze natekenen van gipsen afgietsels van klassieke beelden hing hem al snel de keel uit. Toen hij na een maand hard werken deelnam aan een klassecompetitie eindigde hij op de laatste plaats. In Antwerpen wilde hij een nieuwe poging wagen. Hij bracht, met zijn nieuwe portretten onder de arm, een bezoek aan de vooraanstaande schilder Karel Verlat, directeur van de Koninklijke Academie van Schone Kunsten, en werd aangenomen. De lessen waren gratis en
wellicht kon hij op de academie naar levend model werken. Van Gogh tekende ondanks zijn weerzin gipsen afgietsels, bezocht daarnaast in de avonduren diverse tekenclubs in de stad waar wel levende modellen poseerden. Hij hield het precies zes weken vol. Verlat vertelde hem nota bene dat hij moest afleren zijn figuren op te zetten met ronde vormen – iets wat Van Gogh van Delacroix had geleerd – maar dat hij met de contouren moest beginnen. Toen Van Gogh aan het eind van de cursus werd teruggezet naar het basisjaar en hem werd aangeraden nog een jaar lang te oefenen met gipsen klassieken, stopte hij subiet met de opleiding. Aan Theo schreef hij dat het werk van Verlat ‘hard en verkeerd van kleur en verf was’ hoewel hij ook zijn goede dagen had. De tekeningen van zijn
medestudenten waren ‘allen fataal slecht en radicaal verkeerd. (…) Gevoel van wat een antiek beeld is hebben ze goddomme geen van allen.’ Van Gogh wilde naar Parijs om zich daar aan te melden voor het ‘open atelier’ van de schilder Fernand Cormon. Daar had de schilder George Hendrik Breitner, met wie hij in Den Haag had samengewerkt, ook les gehad.
De academie | The academy Van Gogh had already studied at an art school in Brussels in 1881. He actually found it unnecessary, as he had copied Bargue’s entire drawing course a number of times. His studies had not been a success. As a twenty-seven-year-old, he was among students who were ten years younger and he soon became tired of endlessly copying plaster casts of classical statues. When he took part in a class competition after a month of hard work, he finished in last place. In Antwerp, he was ready to have another try. With his new portraits under his arm, he paid a visit to Karel Verlat, a prominent artist and the director of the Royal Academy of Fine Arts, where he was admitted as a student. The lessons were free, and he might be able to work with life models at the academy. In spite
84
of his reluctance, Van Gogh drew plaster casts, and he also visited various drawing clubs in the city in the evening, where life models posed. He kept this up for exactly six weeks. Verlat told him that he should get out of the habit of composing his figures using round shapes – something that Van Gogh had learned from Delacroix – and should instead start with the contours. When, at the end of the course, Van Gogh was moved down to the foundation year and advised to spend another year practising with classical plaster casts, he dropped out. He wrote to Theo that Verlat’s work was ‘both hard and wrong in colour, and – paint’, but that ‘he also has his good days’. His fellow students’ drawings were ‘hopelessly bad – and fundamentally wrong. […] Damn it,
not one of them has any feeling for what a classical statue is.’ Van Gogh wanted to go to Paris to sign up for Fernand Cormon’s ‘open studio’. The painter George Hendrik Breitner, with whom Van Gogh had worked in The Hague, had also studied there.
De gipszaal van de academie met middenachter het beeld van de discuswerper dat Van Gogh tijdens de les moest tekenen. Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Antwerpen
The plaster cast room at the academy with, back centre, the statue of the discus thrower that Van Gogh drew during his lessons. Royal Academy of Fine Arts, Antwerp
Vincent van Gogh De discuswerper, 1886 Krijt op papier 56,2 µ 44,3 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh The Discus Thrower, 1886 Chalk on paper 56.2 µ 44.3 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
86
88
90
Dit tweede schetsboek is ook veelvuldig als notitieboek gebruikt. Van Gogh scheurde er reepjes uit om aantekeningen op te maken: hij noteerde dichtregels, treintijden en handige adressen in Parijs. Duidelijk is ook dat hij zich zorgen maakte over zijn lichamelijke gezondheid, want hij schreef het adres op van dokter Cavenaille aan de Rue de Hollande 2 in Antwerpen. Deze arts schreef hem hoogstwaarschijnlijk wonderolie voor en adviseerde hem zitbaden met aluin te nemen in het ziekenhuis Stuivenberg, wat in die tijd nogal eens tegen syfilis en andere geslachtsziekten werd voorgeschreven. Maar het ging volgens Van Gogh om algehele verzwakking, verergerd door het vele roken, zodat hij geen last zou hebben van zijn lege maag. Het was niet alleen het gebrek
aan eten, maar ook de zorgen en het verdriet. De dokter waarschuwde hem ook dat hij, zo schreef hij aan Theo, ‘absoluut sterker moet leven en dat ik todat ik sterker ben mij moet ontzien met mijn werk’. En dan was er nog de kwestie van het gebit. Van Gogh had niet minder dan tien tanden die misten of loszaten, waardoor hij er op zijn drieëndertigste uitzag als een veertiger. Het oplappen ervan had al vijftig franc gekost en zou nog eens vijftig franc gaan kosten. Hij zou in juni naar Theo in Parijs gaan om bij Cormon in de leer te gaan. Maar eind februari 1886 – gestopt met zijn opleiding, geen stuiver op zak en gedeprimeerd – hield hij het niet meer uit in Antwerpen en stapte in de trein naar Parijs, zonder zijn tandartsrekening te betalen.
Notities | Notes This second sketchbook was frequently used as a notebook. Van Gogh tore out strips to make notes on: he wrote down lines of poetry, train times and useful addresses in Paris. He was clearly also concerned about his physical health, as he wrote down the address of a Dr Cavenaille at 2 rue de Hollande in Antwerp. This doctor most likely prescribed castor oil and advised him to take alum baths at the Stuivenberg hospital, a treatment often prescribed in those days for the treatment of syphilis and other venereal diseases. But according to Van Gogh it was a case of general debilitation, exacerbated by his heavy smoking, partly so that he would not be troubled so much by his empty stomach. It was not only the lack of food, but also his worry and sadness. The doctor also warned him, as he
92
wrote to Theo, that he ‘absolutely must live better, and that I have to take more care of myself with my work until I’m stronger.’ And then there was the question of his teeth. He had no fewer than ten teeth that were missing or loose, which made him look like a man in his forties, even though he was only thirty-three. Patching them up had already cost fifty francs and it was going to cost another fifty. Van Gogh was supposed to go to Theo in Paris in June, so that he could study with Cormon. But by the end of February 1886 – he had given up his studies, had no money and was depressed – he could no longer stand being in Antwerp, so he took the train to Paris, without paying the bill for his dental treatment.
Vincent van Gogh Kop van een prostituee, 1885 Olieverf op doek 35,2 Âľ 24,4 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Head of a Prostitute, 1885 Oil on canvas 35.2 Âľ 24.4 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
94
Parijs | Paris
96
Op een vroege ochtend in het begin van 1886 stond Van Gogh op station Gare du Nord in Parijs. Hij haalde een schetsboekje tevoorschijn en schreef een kort briefje aan zijn broer Theo waarin hij vertelde dat hij in Parijs was gearriveerd en dat hij hem graag rond het middaguur in het Louvre wilde ontmoeten. Hij scheurde de pagina uit en liet het bezorgen bij de firma Boussod, Valadon & Cie aan de Boulevard Montmartre. Waarschijnlijk hebben de broers elkaar in de Salle Carré in het Louvre getroffen. Zeker is dat ze vanaf die datum ongeveer twee jaar in een Parijs’ appartement samenwoonden. Omdat ze elkaar dagelijks zagen, was brieven schrijven geen noodzaak en is het leven van Van Gogh en de ontwikkeling van zijn werk minder nauwgezet te volgen dan in andere perioden.
Gelukkig is er uit de schetsen en notities van adressen, namen en de tekeningen in het schetsboekje een en ander af te leiden. Bijvoorbeeld de route die hij nam van het Gare du Nord, via de Rue de Maubeuge, de Boulevard Rochechouart en de Rue des Martyrs naar de piepkleine woning van Theo in de Rue Laval. Op de achterkant van het door Vincent gestuurde kattenbelletje noteerde Theo een paar dagen later een lijstje met kledingstukken die hij naar de wasserij had gebracht en de datum 6 maart 1886. Hij bewaarde het, zoals hij elke snipper werk van zijn broer bewaarde. In 1986 trof kunsthistoricus Johannes van der Wolk, die als een detective de schetsboeken heeft onderzocht, de notitie aan tussen de rest van de brieven van Vincent aan Theo van Gogh. Aan de hand van de scheur-
rand en het formaat concludeerde hij dat het om een schetsboekblad moest gaan van het Parijse schetsboekje en kon hij zelfs de precieze plek in het boekje vaststellen: het ging om pagina 61 en 62. Dankzij de waslijst van Theo, die altijd als een heer gekleed ging, kon worden gededuceerd dat Van Gogh al op 28 februari 1886 in Parijs moet zijn aangekomen.
Het briefje | The letter Early one morning at the beginning of 1886, standing at the Gare du Nord railway station in Paris, Van Gogh took out a sketchbook and wrote a brief letter to his brother Theo, in which he told him that he had arrived in Paris and that he would like to meet him at the Louvre at around noon. He tore out the page and had it delivered to Boussod, Valadon & Cie on boulevard Montmartre. The two brothers most likely met in the Salle Carré at the Louvre. What is certain is that from that point on they lived together in a Paris apartment for around two years. As they saw each other every day, there was no need to write letters and so Van Gogh’s life and the development of his work cannot be documented as precisely during this period.
98
Fortunately, we can deduce a certain amount from the sketches and the notes of addresses, names and drawings in the sketchbook. For example, the route he took from the Gare du Nord, via rue de Maubeuge, boulevard Rochechouart and rue des Martyrs to Theo’s tiny flat in rue Laval. A few days later, on the back of the letter sent by Vincent, Theo wrote a list of clothes that he had taken to the laundry, along with the date, 6 March 1886. He kept it, just as he kept every scrap of work by his brother. In 1986, the art historian Johannes van der Wolk, who investigated the sketchbooks like a detective, found the note among the rest of the letters from Vincent to Theo van Gogh. The torn edge and the size of the paper led him to conclude that it must come from the Paris
sketchbook, and he was able to pin down the exact position in the book: pages 61 and 62. Thanks to the laundry list written by Theo, who always dressed like a gentleman, it was possible to establish that Van Gogh must have arrived in Paris by 28 February 1886.
Aan de Boulevard Montmartre op nummer 19 zat de vestiging van de kunsthandel Boussod, Valladon & Cie, voorheen Goupil & Cie, waar Theo werkte.
The branch Boussod, Valladon & Cie, formerly Goupil & Cie, where Theo worked was at 19 boulevard Montmartre.
7 5 1 1 1 1 5 3
Waslijst van Theo. Losse boorden Manchetten Flanellen vest Slappe boord Onderhemd Nachthemd Zakdoeken Handdoeken
1 1 3 1 3 5 2 3
Onderhemd Nachthemd Flanellen vesten Paar sokken Zakdoeken Losse boorden Paar manchetten Handdoeken 6/3/86
7 5 1 1 1 1 5 3
Theo’s laundry list. Detachable collars Cuffs Flannel waistcoat Soft collar Vest Nightshirt Handkerchiefs Towels
1 1 3 1 3 5 2 3
Vest Nightshirt Flannel waistcoats Pair of socks Handkerchiefs Detachable collars Pairs of cuffs Towels 6/3/86
100
Van Gogh was naar Parijs gekomen om zich verder te verdiepen in de figuurstudie. Hij hoopte te worden toegelaten bij Fernand Cormon, een beroemde schilder die een ‘atelier libre’ hield aan de Boulevard de Clichy. Al in zijn brieven aan Theo in de periode in Nuenen en Antwerpen had hij het over dit plan en het voornemen was er minstens een jaar te studeren. Maar vlak na aankomst in Parijs meldde Van Gogh zich niet meteen bij Cormon aan. Hij ging met zijn schetsboek de stad in. De eerste dagen maakte hij verschillende schetsen in Montmartre, de Parijse wijk waar Theo woonde. Het was niet alleen een kunstenaarswijk, maar ook een geliefd uitgaansgebied op een heuvel aan de rand van de stad, die door Van Gogh van verschillende kanten is geschetst, getekend en geschilderd. Twee van
de drie molens die eind 19de eeuw op de top van de Butte stonden, de Blute-Fin en de Radet, vormden het populaire uitgaanscomplex Moulin de la Galette, vanwaar je over de hele stad kon uitkijken en waar Van Gogh regelmatig te vinden was. De molens zijn in zo’n twintig schilderijen en tekeningen te zien. Daarnaast bezocht hij parken zoals de Jardin du Luxembourg waar hij wandelende voorbijgangers schetste.
Montmartre Van Gogh had come to Paris to immerse himself more deeply in figure studies. He hoped to be admitted to the studio of Fernand Cormon, a famous painter who had an ‘atelier libre’ on boulevard de Clichy. Van Gogh had already mentioned this plan in his letters to Theo during his time in Nuenen and Antwerp, and the idea was to study there for at least a year. However, Van Gogh did not immediately apply to Cormon upon his arrival in Paris. He went out into the city with his sketchbook. For the first few days, he made various sketches in Montmartre, the neighbourhood of Paris where Theo lived. This was not only an artists’ quarter, but also a popular area for dining and entertainment, situated on a hill on the edge of the city, and Van Gogh sketched, drew and painted it from
102
various angles. Two of the three windmills that stood on top of the Butte in the late nineteenth century, the Blute-Fin and the Radet, formed an entertainment complex, the Moulin de la Galette, a point from which it was possible to look out over the entire city and where Van Gogh could often be found. The windmills appear in around twenty of his paintings and drawings. He also visited parks such as the Jardin du Luxembourg, where he sketched people walking by.
Moestuinen op de heuvel van Montmartre aan de rand van de stad. Bovenop de molen ‘Blute Fin’ in het uitgaansgebied Moulin de la Galette.
Vegetable gardens on the hill of Montmartre on the edge of the city. At the top, the Blute Fin windmill in the entertainment area of Moulin de la Galette.
104
Van Gogh bezocht in Parijs vele tentoonstellingen in verschillende musea. Hij was vaak te vinden in het Louvre. Steevast zocht hij daar het werk van Delacroix op én dat van Rembrandt. Dankzij de moeilijk leesbare lijst van kunstenaarsnamen in het Parijse schetsboekje weten we dat hij in het voorjaar van 1886 ook de Salon des Artistes Français bezocht, waar gevestigde en academisch gevormde kunstenaars exposeerden. Bekend is dat Van Gogh de schilder Julien Dupré, die het zware Normandische boerenleven als thema had, verafgoodde. Ook de schilderijen van Alfred Philippe Roll en Henri Harpignies, die in de traditie van de School van Barbizon werkten, vond hij goed. Het moderne werk van de impressionisten maakte eveneens indruk op hem. Ze waren
geweigerd op de Salon en organiseerden hun eigen tentoonstellingen. Over deze kunststroming had hij wel het een en ander gehoord, maar hij was niet echt op de hoogte en vroeg zich voor zijn vertrek naar Parijs zelfs af of ‘het impressionisme zijn laatste woord reeds heeft gezegd’. In Parijs maakte hij in korte tijd kennis met de impressionistische doeken van Claude Monet, Pierre-Auguste Renoir en Edgar Degas, en met het post-impressionistische oeuvre van Georges Seurat, Paul Signac en Camille Pissarro. Het viel hem in eerste instantie tegen. Aan zijn zus Willemien schreef hij: ‘(...) als men ze voor t’eerst ziet is men bitter en bitter teleurgesteld en vindt het slordig, leelijk, slecht geschilderd, slecht geteekend, slecht van kleur, al wat miserabel is.’
Maar na een paar maanden in Parijs moest hij toegeven dat in vergelijking met de heldere kleuren en het licht van de impressionisten zijn eigen donkere werk hopeloos ouderwets aandeed. Het was, aldus Van Gogh-kenner Sjraar van Heugten, ‘als een dialect dat niemand meer sprak’. Van Gogh was in Nuenen al voorzichtig begonnen om kleurrijker te gaan schilderen, mede omdat Theo zei dat kopers niet meer geïnteresseerd waren in het donkere, Haagse School-achtige werk. Pas in Parijs zou een radicale verandering in zijn werk optreden. Zijn palet werd steeds kleurrijker en lichter.
De Salon | The Salon Van Gogh visited many exhibitions in one museum after another. He was often at the Louvre, where he always looked at the work of Delacroix and also of Rembrandt. The list of artists’ names in the Paris sketchbook, which is difficult to read, tells us that he also visited the Salon des Artistes Français in spring 1886, where established and academically educated artists exhibited their work. Van Gogh is known to have idolized the painter Julien Dupré, who took the harsh life of Normandy peasants as his subject. He also admired the paintings of Alfred Philippe Roll and Henri Harpignies, who both worked in the tradition of the Barbizon School. The modern work of the Impressionists also made an impact on him. These artists
106
were not admitted to the Salon and so organized their own exhibitions. Although Van Gogh had heard a thing or two about this artistic movement, he was not too familiar with it, and before he left for Paris he even wondered if ‘we’ve already heard the last of Impressionism’. In Paris, he quickly became acquainted with the Impressionist works of Claude Monet, Pierre-Auguste Renoir and Edgar Degas, and with the Post-Impressionist oeuvres of Georges Seurat, Paul Signac and Camille Pissarro. He was disappointed at first. He wrote to his sister Willemien: ‘[…] when [people] see them for the first time they’re bitterly, bitterly disappointed and find them careless, ugly, badly painted, badly drawn, bad in colour, everything that’s miserable.’
However, after a few months in Paris, he had to admit that in comparison with the bright colours and the light of the Impressionists, his own, dark work looked hopelessly old-fashioned. It was, as the Van Gogh expert Sjraar van Heugten has said, ‘like a dialect no one spoke anymore’. In Nuenen Van Gogh had tentatively begun to paint more colourfully, partly because Theo said buyers were no longer interested in the dark, Hague School-like work. But it was not until Paris that a radical change would occur in his work. His palette became increasingly lighter and more colourful.
Vincent van Gogh Gezicht vanuit Theo's appartement in Parijs, 1887 Olieverf op doek 45,9 Âľ 38,1 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh View from Theo's Apartment in Paris, 1887 Oil on canvas 45.9 Âľ 38.1 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
Ansichtkaart van de Jardin du Luxembourg, gezien vanaf de plek waar Van Gogh stond of zat te schetsen.
A postcard of the Jardin du Luxembourg, seen from the spot where Van Gogh used to sit or stand to draw.
108
Van Gogh liep met zijn schetsboek over de Salon en noteerde namen, van onder anderen: Emile Auguste Carolus-Duran, Alfred Philippe Roll, Henri Harpignies, Julien Dupré, Théodule (of Louise) Ribot.
Van Gogh walked around the Salon with his sketchbook, noting down names including Emile Auguste Carolus-Duran, Alfred Philippe Roll, Henri Harpignies, Julien Dupré and Théodule (or Louise) Ribot.
110
Nadat hij in Parijs was aangekomen, ging Van Gogh eindelijk in de leer in het atelier van Fernand Cormon. Hij maakte er schetsen en uitgebreide studies op grote vellen papier, ‘naar antiek’ en uiteindelijk ook naar naaktmodellen. Een keer in de week kwam Cormon langs om de vorderingen van zijn studenten te bespreken. Van Gogh studeerde er geen jaar zoals hij van plan was geweest, maar slechts drie maanden. De opleiding was kennelijk toch niet zo nuttig als hij had gedacht. Bovendien had hij in het ruime, nieuwe appartement van Theo in de Rue Lepic een eigen atelier. Het belangrijkste dat Van Gogh bij Cormon leerde kennen, waren een enkele medekunstenaars. Ze zouden zijn vrienden worden: Henri de Toulouse-Lautrec, Emile Bernard en Louis Anquetin. Van Gogh
organiseerde later een tentoonstelling met werk van deze en andere schilders in restaurant Grand Bouillon-Restaurant du Chalet waar de gebroeders vaak aten en waar de menukaarten als schetspapier konden worden gebruikt. Via deze tentoonstelling leerde Van Gogh ook de schilder Paul Signac kennen en Paul Gauguin, met wie hij in het Gele Huis in Arles zou samenwonen.
Naar Cormon | To Cormon Having arrived in Paris, Van Gogh finally went to study at the studio of Fernand Cormon. He made sketches and extensive studies there on large sheets of paper, ‘from the antique’ and eventually using life models. Once a week, Cormon came by to discuss his students’ progress. Van Gogh did not study there for a year, as he had planned, but for only three months. This education was clearly not as useful as he had imagined. Besides, he had his own studio in Theo’s spacious new apartment in rue Lepic. Most valuably, Van Gogh made the acquaintance of some fellow artists at Cormon’s studio who were to become his friends: Henri de Toulouse-Lautrec, Emile Bernard and Louis Anquetin. Van Gogh later organized an exhibition of work by these and other artists at Grand Bouillon-Restaurant du
112
Chalet, where the brothers often ate and where the menus could be used as paper for sketches. Van Gogh also met the painter Paul Signac through this exhibition, and Paul Gauguin, with whom he would live in the Yellow House in Arles.
Rue Lepic in Montmartre, ca. 1900
Rue Lepic in Montmartre, c. 1900
Vincent van Gogh Menu van een restaurant, 1886 Potlood, pen in inkt op papier 11,2 Âľ 23,3 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Restaurant Menu, 1886 Pencil, pen and ink on paper 11.2 Âľ 23.3 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
114
116
Vincent van Gogh Staand vrouwelijk naakt op de rug gezien, 1886 Potlood op papier 50,9 Âľ 39,5 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Standing Female Nude Seen from the Back, 1886 Pencil on paper 50.9 Âľ 39.5 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
118
Het atelier Cormon, 1885-1886. Rechts van de ezel Cormon en bovenaan rechts mogelijk Emile Bernard. Musée Toulouse-Lautrec, Albi
Cormon’s studio, 1885–1886. To the right of the easel, Cormon, and at the top right possibly Emile Bernard. Musée Toulouse-Lautrec, Albi
Om te oefenen met kleur begon Van Gogh aan een serie bloemstillevens, in dikke olieverf, naar voorbeeld van de pas overleden schilder Alphonse Monticelli, van wie Theo een aantal werken in zijn bezit had. Aan Horace Mann Livens, een schilder die hij nog uit Antwerpen kende schreef hij: ‘(…) ik heb een reeks kleurstudies gemaakt door gewoonweg bloemen te schilderen: rode klaprozen, blauwe korenbloemen en vergeet-mij-nietjes, witte en roze rozen, gele chrysanten – aldus zoekend naar tegenstellingen van blauw en oranje, rood en groen, geel en paars, zoekend naar gebroken en neutrale tonen om de felle uitersten met elkaar te verzoenen, in een poging om een intense kleur te bereiken en geen grijze harmonie.’
Ongeveer vijftig bloemenschilderijen moet Van Gogh hebben gemaakt. Hij schonk er een of meer aan Agostina Segatori, de Italiaanse uitbaatster van café Le Tambourin aan de Boulevard de Clichy met wie hij een affaire had en die hij aan een cafétafeltje in de vorm van een tamboerijn schilderde. Hij maakte haar het hof, ‘en schonk haar in plaats van echte bloemen die verwelken, geschilderde bloemen die eeuwig blijven’, zo vertelde Van Goghs vriend Emile Bernard. Ook hing Van Gogh de wanden van het café vol bloemenstillevens, in de hoop er enkele van te verkopen. Helaas kregen ze uiteindelijk ruzie. Toen Van Gogh zijn werk uit Le Tambourin wilde weghalen bleek het café failliet en was het verkocht, samen met alle schilderijen die er hingen.
Bloemen | Flowers To practise using colour, Van Gogh began a series of flower still lifes in thick oil paint, following the example of the recently deceased painter Alphonse Monticelli, by whom Theo owned a few works. He wrote in English, complete with spelling mistakes, to Horace Mann Livens, a painter he knew from Antwerp: ‘a series of colour studies in painting simply flowers, red poppies, blue corn flowers and myosotys. White and rose roses, yellow chrysantemums – seeking oppositions of blue with orange, red and green, yellow and violet, seeking the broken and neutral tones to harmonise brutal extremes. Trying to render intense colour and not a grey harmony.’
120
Van Gogh must have made around fifty flower paintings. He gave one or more of them to Agostina Segatori, the Italian proprietor of Café Le Tambourin on boulevard de Clichy, with whom he had an affair and whom he painted sitting at a café table shaped like a tambourine. He courted her, giving her ‘instead of real flowers, which wilt, painted flowers that remain forever’, as Van Gogh’s friend Emile Bernard put it. Van Gogh also filled the walls of the café with floral still lifes, in the hope of selling some of them. Sadly, Vincent and Agostina argued. When Van Gogh went to take his work from Le Tambourin, it turned out that the café had gone bankrupt and had been sold, along with all the paintings.
Vincent van Gogh Rozen en pioenen, 1886 Olieverf op doek 59,8 µ 72,5 cm Kröller-Müller Museum, Otterlo
Vincent van Gogh Roses and Peonies, 1886 Oil on canvas 59.8 µ 72.5 cm Kröller-Müller Museum, Otterlo
122
Vincent van Gogh Vaas met tuingladiolen en Chinese asters, 1886 Olieverf op doek 46,5 Âľ 38,4 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Vase with Gladioli and Chinese Asters, 1886 Oil on canvas 46.5 Âľ 38.4 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
124
Vincent van Gogh Vaas met Chinese asters en tuingladiolen, 1886 Olieverf op doek 61,1 Âľ 46,1 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Vase with Chinese Asters and Gladioli, 1886 Oil on canvas 61.1 Âľ 46.1 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
De kop op pagina 131 is mogelijk een schets van Theo. Beide broers waren fervent pijproker. De kop op pagina 130 – je denkt even dat het Van Gogh zelf is – zou volgens schetsboekjeskenner Johannes van der Wolk heel goed die van Alexander Reid kunnen zijn. Reid, die als een tweelingbroer op Van Gogh leek, en die meermalen is geportretteerd, woonde een tijdje bij Theo in de Rue Lepic. Hij werkte ook bij Boussod, Valadon & Cie en zou een invloedrijke kunsthandelaar worden. De kop die Van Gogh in deze periode het vaakst afbeeldde, is trouwens die van hemzelf. Er zijn uit de twee jaar waarin Van Gogh in Parijs woonde maar liefst vijfentwintig zelfportretten in olieverf bekend, waaraan niet alleen is te zien dat het leven met Theo hem goed deed, maar
ook hoe zijn werk in deze periode, tussen 1886 en 1888, spectaculair veranderde. De schilder Archibald Hartrick wist te vertellen dat geen enkel (zelf)portret van Vincent van Gogh leek zoals het portret dat de Australische schilder John Peter Russell van hem maakte. Bij Van Goghs portretten ging het niet om de gelijkenis, maar om het kleurgebruik en de expressie.
Portretten | Portraits The face on page 131 is possibly a sketch of Theo. Both brothers were keen pipe smokers. The face on page 130 – for a moment, you might think it is Van Gogh himself – could, according to Johannes van der Wolk, an expert on the sketchbooks, quite likely be Alexander Reid. Reid, who looked like Van Gogh’s twin brother and of whom several portraits exist, lived with Theo in rue Lepic for a while. He also worked at Boussod, Valadon & Cie and would become an influential art dealer. The face that Van Gogh depicted most frequently during this period was his own. From the two years when Van Gogh lived in Paris, no fewer than twenty-five self-portraits in oil paints are known, which show not only that living with Theo did him good, but also that his work in
126
this period, between 1886 and 1888, changed spectacularly. The painter Archibald Hartrick said that no other portrait (or self-portrait) of Vincent van Gogh resembled him as closely as the portrait painted by the Australian artist John Peter Russell. Van Gogh’s portraits were not so much about the likeness as about the use of colour and the expression.
John Peter Russell Vincent van Gogh, 1886 Olieverf op doek 60,1 Âľ 45,6 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
John Peter Russell Vincent van Gogh, 1886 Oil on canvas 60.1 Âľ 45.6 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
Vincent van Gogh Zelfportret als schilder, 1887-1888 Olieverf op doek 65,1 µ 50 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Self-Portrait as a Painter, 1887–1888 Oil on canvas 65.1 µ 50 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
128
Vincent van Gogh Zelfportret met strohoed, 1887 Olieverf op karton 40,9 µ 32,8 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Zelfportret met grijze vilthoed, 1887 Olieverf op katoen 44,5 µ 37,2 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Self-Portrait with Straw Hat, 1887 Oil on carton 40.9 µ 32.8 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
Vincent van Gogh Self-Portrait with Grey Felt Hat, 1887 Oil on cotton 44.5 µ 37.2 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
130
Vincent van Gogh Kop van een man (vermoedelijk Theo van Gogh), 1887 Krijt, waterverf op papier 34,9 Âľ 25,8 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Head of a Man (possibly Theo van Gogh), 1887 Chalk, watercolour on paper 34.9 Âľ 25.8 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
In het atelier van Cormon was, zoals ook op de academie van Antwerpen, een menselijk skelet aanwezig voor studenten die de anatomie wilden bestuderen. Van Gogh maakte tijdens zijn kortstondige opleidingen een aantal schetsen en studies van geraamtes. Helemaal achter in het Parijse schetsboekje zijn zelfs een paar dieren te vinden. Wie goed kijkt, ziet een paar gebogen skeletten die te paard door een landschap met windmolens galopperen. Waarschijnlijk heeft hiervoor een apengeraamte uit de natuurhistorische collectie van het Collège Rollin aan de Avenue Trudaine model gestaan. Het adres heeft hij in het schetsboekje genoteerd. Op die gemeentelijke openbare school kan Paul Signac Van Gogh attent hebben
gemaakt, want hij volgde er zijn eerste kunstonderwijs. Na deze periode in Parijs stopte Van Gogh met het tekenen van antiek en geraamtes en het bezoeken van lessen – hoewel hij altijd zou blijven oefenen in het maken van portretten, maar vrijwel altijd naar levende modellen. In het vroege voorjaar van 1888 verliet hij de metropool Parijs om in het Zuid-Franse Arles op zoek te gaan naar het licht van het zuiden én, geïnspireerd door de populaire Japanse houtsneden, heldere kleuren. Zijn schetsboekjes uit Nuenen, Antwerpen en Parijs liet hij achter bij zijn broer Theo.
De aap | The monkey In Cormon’s studio, and also in the academy in Antwerp, there was a human skeleton for students who wanted to investigate anatomy. During his short-lived periods of study, Van Gogh made a number of sketches and studies of skeletons. Right at the back of the Paris sketchbook, there are even a few animal ones. If you look closely, you can see a couple of curved skeletons galloping on a horse through a landscape with windmills. The model for these sketches was probably a monkey’s skeleton from the natural history collection of the Collège Rollin on avenue Trudaine. He noted the address in the sketchbook. Paul Signac may have drawn Van Gogh’s attention to this state school, as it was where his own artistic education had begun.
132
After this period in Paris, Van Gogh stopped drawing classical pieces and skeletons and also going to lessons, although he would always continue to practise making portraits, but nearly always with life models. In the early spring of 1888, he left Paris to go to Arles in the south of France in search of the light of the south and of bright colours, inspired by Japanese woodcuts, which were popular at the time. He left his sketchbooks from Nuenen, Antwerp and Paris with his brother Theo.
De natuurhistorische afdeling van het Collège Rollin in de Avenue Trudaine in Parijs. In het midden het geraamte van de aap die hoogstwaarschijnlijk model stond voor Van Goghs schets.
The Natural History department at the Collège Rollin on avenue Trudaine in Paris. In the middle, the skeleton of the monkey that was probably the model for Van Gogh’s sketch.
134
1885-1886 Van Gogh verhuist naar Antwerpen en bezoekt daar voor de tweede keer een kunstacademie, maar de lessen vallen hem tegen. Hij stapt in de trein om zich bij zijn broer Theo in Parijs te voegen.
1886-1888 In Parijs trekt Vincent in bij zijn broer Theo en maakt hij kennis met en laat zich inspireren door het (post-)impressionisme. Hij ontmoet bekende kunstenaars als Toulouse-Lautrec, Emile Bernard en Paul Gauguin.
1888-1889 In Arles schildert Van Gogh zijn beroemdste schilderijen, waaronder de Zonnebloemen en Het Gele Huis. De schilder Paul Gauguin komt naar Arles, maar hij vertrekt na een ruzie, waarbij Van Gogh zijn linkeroor afsnijdt. Hij wordt opgenomen in het ziekenhuis.
1885
1886
1888
1885–1886 Van Gogh moves to Antwerp and goes to study at an art academy for the second time, but finds the lessons disappointing. He takes the train to Paris so that he can join his brother Theo.
1886–1888 In Paris Vincent moves in with his brother Theo and becomes acquainted with and inspired by Impressionism and PostImpressionism. He meets well-known artists such as Henri de Toulouse-Lautrec, Emile Bernard and Paul Gauguin.
1888–1889 In Arles Van Gogh paints his most famous works, including the Sunflowers and The Yellow House. The painter Paul Gauguin comes to Arles, but he leaves after an argument during which Van Gogh cuts off his own left ear. He is admitted to hospital.
136
Vincent van Gogh Paard, 1886 Olieverf op karton 33,1 µ 40,9 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting) Paul Gauguin Vincent van Gogh Het Gele Huis (De straat), 1888 Olieverf op doek 72 µ 91,5 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting) Vincent van Gogh Amandelbloesem, 1890 Olieverf op doek 73,3 µ 92,4 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
1889-1890 Van Gogh laat zich vrijwillig opnemen in een psychiatrische inrichting bij Saint-Rémyde-Provence. Hij schildert er onder meer de beroemde Amandelbloesem, speciaal voor het pasgeboren zoontje van zijn inmiddels getrouwde broer.
1890 Van Gogh besluit in het dorp Auvers-sur-Oise te gaan wonen, dichter bij Parijs en dus Theo, en onder toeziend oog van dokter Gachet. Op 27 juli 1890 schiet Vincent zichzelf in de borst en hij sterft twee dagen later op 37-jarige leeftijd.
1889
1890
1889–1890 Van Gogh is voluntarily admitted to a psychiatric institution in Saint-Rémy-deProvence. He paints works there including the famous Almond Blossom, for the newborn son of his brother, who is now married.
1890 Van Gogh decides to go and live in the village of Auvers-sur-Oise, closer to Paris and therefore to Theo, and under the watchful eye of Dr Gachet. On 27 July 1890, Vincent shoots himself in the chest and dies two days later, at the age of thirty-seven.
De graven van Vincent en Theo in Auvers, 2008
Vincent van Gogh Horse, 1886 Oil on carton 33.1 µ 40.9 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation) Paul Gauguin Vincent van Gogh The Yellow House (The Street), 1888 Oil on canvas 72 µ 91.5 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation) Vincent van Gogh Almond Blossom, 1890 Oil on canvas 73.3 µ 92.4 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation) The graves of Vincent and Theo in Auvers, 2008
1890 138
â€
Parijs | Paris, Auvers-sur-Oise
140
Meer dan twee jaar later, in de derde week van mei 1890, was Van Gogh terug in Parijs. Hij had in de tussentijd in de Provence gewoond waar zijn schilderstijl tot volle wasdom was gekomen en hij zijn inmiddels allerberoemdste werken had geschilderd: de Zonnebloemen, De sterrennacht, Amandelbloesem, De slaapkamer en zijn beroemde portretten van onder anderen Madame Ginoux, La Berceuse en de Zoeaaf. In het zuiden van Frankrijk had hij ook veel getekend. Geïnspireerd door de populaire Japanse houtsneden en tekeningen had hij de rietpen herontdekt, waarmee hij een vlottere tekenstijl ontwikkelde. Na hele series pentekeningen, die hij aan Emile Bernard, John Peter Russell en Theo stuurde, had hij de bekende korte haaltjes, stippen en de zwierige, typisch Van Gogh-
achtige kringelige stijl in de vingers, die ook in de schetsen van het Auvers-boekje is terug te vinden. In Arles had hij bovendien gewerkt met de collega-schilder Paul Gauguin. Dat was op het beroemdste drama uit de kunstgeschiedenis uitgelopen. Van Gogh sneed zijn oor af en liet zich na een ziekenhuisverblijf vrijwillig opnemen in Saint-Paul-de-Mausole, een instelling ‘toegewijd aan de behandeling van krankzinnigen van beide seksen’, in Saint-Rémy-de-Provence. Na zijn ontslag en terugkeer in Parijs werd hij van het station opgehaald door Theo, die inmiddels was getrouwd met de Nederlandse Jo Bonger. Ze woonden met hun pasgeboren zoontje Vincent Willem in een appartement in Cité Pigalle. Jo, die haar zwager nog nooit
had ontmoet, verwachtte een zieke te verwelkomen, maar voor haar stond ‘een stevige breedgeschouderde man met een gezonde kleur, een vrolijke uitdrukking en iets zeer vastberadens in zijn voorkomen’. Hij zag er, dacht ze, volkomen gezond uit, en veel sterker dan de ziekelijke Theo. Van Gogh verbleef een paar dagen bij zijn broer en schoonzus, bezocht een bekende, ging misschien de stad in en kocht dit boekje waar hij meteen in begon te schetsen. Hij kwam snel tot de conclusie dat Parijs met al dat lawaai en die drukte niets voor hem was.
Terug naar Parijs | Back to Paris More than two years later, in the third week of May 1890, Van Gogh was back in Paris. He had been in Arles in the meantime, where his painting style had reached full maturity and he had painted what are now his most famous works: the Sunflowers, The Starry Night, Almond Blossom, The Bedroom and his well-known portraits of figures including Madame Ginoux, La Berceuse and the Zouave. In the south of France he had also drawn a lot. Inspired by Japanese woodcuts and drawings, he had rediscovered the reed pen, with which he developed a smoother drawing style. After a series of pen drawings, which he sent to Emile Bernard, John Peter Russell and Theo, he acquired great mastery of his familiar short strokes, dots and typical curling flourish, which
142
can also be seen in the sketches in the Auvers sketchbook. In Arles, he had also worked with his fellow painter Paul Gauguin. This culminated in the most famous drama in art history. Van Gogh cut off his ear and, after a stay in hospital, was voluntarily admitted to Saint-Paul-de-Mausole, an institution ‘dedicated to the treatment of insane persons of both sexes’, in Saint-Rémyde-Provence. After his release, he returned to Paris and was picked up at the station by Theo, who by then was married to the Dutchwoman Jo Bonger. They were living with their newborn son, Vincent Willem, in an apartment in Cité Pigalle. Jo, who had not yet met her brother-in-law, was expecting to welcome a sick man, but in front of her was ‘a sturdy,
broad-shouldered man with a healthy colour, a cheerful expression and something very determined about his appearance’. He looked, she thought, completely healthy, and far stronger than the sickly Theo. Van Gogh stayed with his brother and sister-in-law for a few days, visited a friend, and may have gone into town to buy this sketchbook, in which he immediately began to draw. He soon concluded that Paris, with all its noise and bustle, was not for him.
Vincent van Gogh Tuin van het ziekenhuis in Arles, 1889 Potlood, rietpen, pen en penseel in inkt op papier 46,6 Âľ 59,9 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Garden of the Hospital in Arles, 1889 Pencil, reed pen, pen and brush in ink on paper 46.6 Âľ 59.9 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
Vijver in de Jardin des Tuileries, gezien van het punt waar Van Gogh stond of zat te schetsen. Op de achtergrond de Arc de Triomphe.
The pond in the Jardin des Tuileries, seen from the point where Van Gogh stood or sat to sketch. In the background, the Arc de Triomphe.
144
Vincent van Gogh Tuin met geliefden: Square Saint-Pierre, 1887 Olieverf op doek 75 Âľ 113 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Garden with Courting Couples: Square Saint-Pierre, 1887 Oil on canvas 75 Âľ 113 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
146
Vincent van Gogh In het café: Agostina Segatori in Le Tambourin, 1887 Olieverf op doek 55,5 µ 47 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh In the Café: Agostina Segatori in Le Tambourin, 1887 Oil on canvas 55.5 µ 47 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
Op 20 mei 1890 nam Van Gogh de trein naar Auvers-sur-Oise, een dorp op dertig kilometer ten noordwesten van Parijs. Theo had daar een door de kunstenaar Camille Pissarro aanbevolen arts bereid gevonden een beetje op zijn broer te letten. Deze dokter Gachet was verzamelaar en woonde in een groot huis op een heuvel dat helemaal volstond met donkere oude prullen, maar hij had ook Cézannes, Guillaumins, Pissarros, een Renoir en een Monet aan de muur. Hij zou later meer dan twintig Van Goghs bezitten. Van Gogh kon het goed vinden met de excentrieke arts, die hem vrijwel onmiddellijk genezen verklaarde. Hij verbaasde zich ook over diens volgestopte huis en ontdekte tot zijn grote blijdschap dat Gachet ook een etspers had. Ze kwamen overeen dat Van Gogh en ook Gauguin,
die per brief gealarmeerd werd, gratis gebruik konden maken van de pers en dat dr. Gachet eveneens kosteloos een paar Van Goghs voor zichzelf mocht drukken. In het schetsboek verscheen een serie schetsen van een aantal van zijn werken uit de Provence, die uit het hoofd gemaakt moeten zijn, aangezien de schilderijen zich in het appartement van Theo in Parijs bevonden. Van Gogh nam zich voor om, met de pers van dr. Gachet, een album te maken met een stuk of zes etsen, getiteld Herinneringen uit het zuiden. In een brief aan Theo maakte hij een tekening van zo’n map. Het album zelf kon hij cadeau doen aan bijvoorbeeld Gauguin en uiteraard aan Theo. Hij dacht aan de Irissen, twee keer de Zonnebloemen, Olijvenpluksters, Het ravijn en Les Alyscamps. En
ook nog aan een ets van Madame Ginoux, de Arlésienne, en aan Landweg in de Provence bij nacht, een schilderij dat hij had gemaakt pal voor zijn vertrek uit de Provence. In het schetsboekje is te zien hoe Van Gogh het vooraanzicht van een paard en wagen oefende, en een reeks paardenbenen. Uiteindelijk maakte hij maar één ets: naar het portret van dr. Gachet. Van een serie kwam het niet, want Van Gogh had het te druk met schilderen. ‘Dezer dagen werk ik veel en snel,’ schreef hij aan zijn zus Willemien, ‘op die manier probeer ik tot uitdrukking te brengen hoe wanhopig snel de dingen in het moderne leven voorbijgaan.’ In de periode die Van Gogh in Auvers woonde, de laatste zeventig dagen van zijn leven, maakte hij niet minder dan tachtig schilderijen en 64 tekeningen.
and also Gauguin, who was informed by letter, could use the press for free and that Dr Gachet could also print a few Van Goghs for himself. A series of sketches of a number of his works from Provence appeared in the sketchbook, which must have been done from memory, as the paintings were in Theo’s apartment in Paris. Van Gogh planned to use Dr Gachet’s press to make an album of six or so etchings, with the title of Herinneringen uit het zuiden (Memories of the South). In a letter to Theo, he did a drawing of what the album might look like. He planned to give it as a gift to Gauguin, for example, and, of course, to Theo. He was thinking about the Irises, two versions of the Sunflowers, Women Picking Olives, The Ravine and Les Alyscamps. And also of an etching of Madame Ginoux, the
Arlésienne and Country Road in Provence by Night, a painting he had made just before leaving Provence. The sketchbook shows how Van Gogh was practising the front view of a horse and cart, which he had already painted on this canvas, and a series of horses’ legs. In the end, he made only one etching, based on the portrait of Dr Gachet. The series never came to anything, as Van Gogh was too busy painting. ‘Lately I’ve been working a lot and quickly,’ he wrote to his sister, ‘by doing so I’m trying to express the desperately swift passage of things in modern life.’ During the period when Van Gogh lived in Auvers, the last seventy days of his life, he made no fewer than eighty paintings and sixty-four drawings.
Motieven | Motifs On 20 May 1890, Van Gogh took the train to Auvers-sur-Oise, a village thirty kilometres to the northwest of Paris. Back then, it was an hour’s journey. On the recommendation of the artist Camille Pissarro, Theo had found a doctor who was prepared to keep an eye on his brother. This Dr Gachet was a collector and lived in a large house on a hill, which was filled with old, dark objects, but he also had Cézannes, Guillaumins, Pissarros, a Renoir and a Monet on the wall. He would later own more than twenty Van Goghs. Van Gogh got along well with the eccentric doctor, who almost immediately declared him cured. He was surprised by the doctor’s packed house and discovered to his delight that Gachet had an etching press. They agreed that Van Gogh
148
Vincent van Gogh Portret van Dr. Gachet, 1890 Ets 18 Âľ 15 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Portrait of Dr Gachet, 1890 Etching 18 Âľ 15 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
Vincent van Gogh Olijvenpluksters, 1889 Olieverf op doek 72,7 Âľ 91,4 cm Metropolitan Museum of Art, New York, The Walter H. and Leonore Annenberg Collection, Gift of Walter H. and Leonore Annenberg, 1995, Bequest of Walter H. Annenberg, 2002
Vincent van Gogh Women Picking Olives 1889 Oil on canvas 72.7 Âľ 91.4 cm The Metropolitan Museum of Art, New York, The Walter H. and Leonore Annenberg Collection, Gift of Walter H. and Leonore Annenberg, 1995, Bequest of Walter H. Annenberg, 2002
150
Vincent van Gogh Vallende bladeren (Les Alyscamps), 1888 Olieverf op doek 72,8 µ 91,9 cm Kröller-Müller Museum, Otterlo
Vincent van Gogh Falling Leaves (Les Alyscamps), 1888 Oil on canvas 72.8 µ 91.9 cm Kröller-Müller Museum, Otterlo
152
Vincent van Gogh Zonnebloemen, 1889 Olieverf op doek 95 µ 73 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Sunflowers, 1889 Oil on canvas 95 µ 73 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
154
Vincent van Gogh Irissen, 1890 Olieverf op doek 92,7 Âľ 73,9 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Irises, 1890 Oil on canvas 92.7 Âľ 73.9 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
156
Auvers was een prachtig oud dorp, vond Van Gogh. Niet ver van Parijs, maar toch ‘helemaal het platteland, karakteristiek en pittoresk’. In het schetsboek dat hij in deze periode op zak had zijn tientallen schetsen van gebouwen, vervoermiddelen en mensen te vinden die hij in de omgeving zag en die hij onmiddellijk verwerkte in zijn schilderijen. Sommige schetsen zijn heel haastig uitgevoerd. Bijvoorbeeld die van een rijtje treinwagons, compleet met de kleurnotering bruin, rood en blauw. Niet meer dan een geheugensteuntje, aldus onderzoeker van de schetsboekjes Johannes van der Wolk. De trein komt terug op Landschap met een rijtuig en een trein, zij het in andere kleuren. Een ander voorbeeld is de schets die vooraf-
ging aan het beroemde schilderij van het gemeentehuis van Auvers op de nationale feestdag 14 juli. Het is niet zo’n verrassing dat Van Gogh het als onderwerp koos. Het stond namelijk recht tegenover de Auberge Ravoux waar hij logeerde. Het staat er nog steeds. Wie plaatsneemt op een keukenstoel voor de auberge kijkt er vrijwel recht tegenaan. De twee schetsen van het gemeentehuis in het Auvers-boekje zijn met veel vaart getekend. Het zijn, zoals Van Gogh zijn schetsen noemde, krabbels. De ene is een huis met aan weerszijden boompjes zoals een kind ze zou tekenen. Maar er moest kennelijk nog iets bij. In de ene schets lopen drie passanten – kinderpoppetjes – langs. In de andere raast in een handvol lijnen een kar met twee paarden voorbij. Zowel de kar als het passerende gezin
zijn op de studie die Van Gogh vervolgens maakte op zijn geliefde gevouwen Ingrespapier vervangen door een mannetje dat links het beeld uitloopt. Op het uiteindelijke schilderij zijn álle personen verdwenen. Nieuw zijn de vlaggen en de lampions waarmee het gemeentehuis vanwege 14 juli was versierd. Een wereld beroemd schilderij. Ook was Van Gogh heel enthousiast over de oude mossige strodaken van Auvers, die hij wilde vastleggen voordat ze waren verdwenen. Hij zou de schilderijen kunnen verkopen om zijn verblijf in Auvers te bekostigen, dacht hij. Zo zou hij niet langer op de zak van zijn broer hoeven teren, die ook een gezin en zijn bejaarde moeder moest onderhouden.
the famous painting of the town hall in Auvers on the French national holiday of 14 July. It is no surprise that Van Gogh chose this as a subject. It was directly opposite Auberge Ravoux, where he was staying, and it is still there today. If you sit on a chair in front of the auberge, you can look almost straight at it. The two sketches of the town hall in the Auvers book were drawn quickly. They are, as Van Gogh called his sketches, ‘scratches’. One of them is a house with trees on either side, as a child might draw them. But apparently something else was needed. In one of the sketches, three figures are walking by. In the other, a cart and two horses race past, in a handful of lines. Both the cart and the passing family have been replaced in the study that Van Gogh subsequently made
on his beloved folded Ingres paper by a man on the left who is walking out of the picture. In the final painting, all of the people have vanished. What is new are the flags and the lanterns decorating the town hall for 14 July. This is a world-famous painting that began as a child’s drawing. Van Gogh was also very enthusiastic about the old mossy thatched roofs of Auvers, which he wanted to capture before they disappeared. He thought he would be able to sell the paintings to pay for his stay in Auvers, so that he would no longer have to depend on his brother, who also had to support his own family and their elderly mother.
Auvers-sur-Oise Van Gogh thought that Auvers was a beautiful old village. Not far from Paris, and yet ‘it’s the heart of the countryside, distinctive and picturesque.’ The sketchbook he carried with him at the time contains dozens of sketches of buildings, means of transport and people that he saw in and around the village and promptly incorporated into his paintings. Some of the sketches were executed very hastily. For example, his sketch of a line of train carriages, complete with notes of the colours, brown, red and blue. This was simply to jog his memory, according to Johannes van der Wolk, a researcher of the sketchbooks. The train returns in Landscape with a Carriage and a Train, although in different colours. Another example is the sketch that preceded
158
Auberge Ravoux, ca. 1890, tegenover het stadhuis van Auvers-sur-Oise
Auberge Ravoux, c. 1890, opposite the town hall in Auvers-sur-Oise
Vincent van Gogh Stadhuis van Auvers en kop van een man, 1890 Krijt op papier 48,4 µ 31,2 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Het gemeentehuis van Auvers, 1890 Olieverf op doek 72 µ 93 cm Privécollectie
Vincent van Gogh Auvers Town Hall and Head of a Man, 1890 Chalk on paper 48.4 µ 31.2 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
Vincent van Gogh The Town Hall at Auvers, 1890 Oil on canvas 72 µ 93 cm Private collection
160
162
164
166
168
Een van de beroemdste tuinen die Van Gogh schilderde, zag hij in Auvers. Het ging om de tuin van de schilder Charles François Daubigny. Van Gogh kende Daubigny’s werk uit de periode waarin hij voor kunsthandelaar Goupil werkte en had grote bewondering voor de schilder. Daubigny was een landschapsschilder die deel uitmaakte van de School van Barbizon, die op haar beurt weer een voorloper was van het impressionisme. Hij schilderde altijd en plein air en beschikte zelfs over een studioboot ‘le Botin’, waarmee hij op de Oise ronddobberde. Hij bewoonde een statig huis in Auvers. Door hem kwamen ook schilders als Pissarro en Cézanne naar de streek en was Auvers een kunstenaarsdorp geworden. Toen Van Gogh in Auvers aankwam was Daubigny meer dan tien jaar dood,
maar de weduwe woonde er nog steeds. Ze vond het goed dat hij in de tuin van haar huis ging zitten schetsen. Hij maakte er uiteindelijk drie werken, een zelfs op een geprepareerde vaatdoek van de Auberge Ravoux. ‘Dit is mijn meest doorvoelde doek,’ schreef Van Gogh over een van deze Daubigny-tuinen in een brief aan Theo, waarna hij een opsomming gaf van de kleuren waarin hij een en ander wilde uitdrukken. ‘Voorgrond van groen en roze gras, links een groen met lila struik en een strook planten met wittige bladeren. In het midden een rozenperk. Rechts een hekje, een muur en boven de muur een notenboom met paars gebladerte. Verder een seringenhaag, een rij ronde gele linden. Het huis zelf op de achtergrond, roze met een dak van blauwige dakpannen.’
Daubigny’s tuin | Daubigny’s garden One of the most famous gardens that Van Gogh painted was in Auvers. This was the garden of the painter Charles François Daubigny. Van Gogh knew Daubigny’s work from the time when he worked for Goupil, and he had a great deal of admiration for the artist. Daubigny was a landscape painter who was part of the Barbizon School, which was in turn a forerunner of Impressionism. He always painted in the open air and even had a studio boat, ‘le Botin’, in which he drifted about on the Oise. He lived in an imposing house in Auvers. Because of Daubigny, painters such as Pissarro and Cézanne came to the area, and Auvers had become an artists’ village. When Van Gogh arrived in Auvers, Daubigny had been dead for more than ten years, but his widow still lived
170
there. She allowed Vincent to sketch in the garden of her house. He eventually made three works there, including one on a specially prepared tea towel from Auberge Ravoux. ‘It’s one of my most deliberate canvases,’ wrote Van Gogh about one of these Daubigny gardens in a letter to Theo, before proceeding to give a list of the colours in which he tried to express the various elements. ‘Foreground of green and pink grass, on the left a green and lilac bush and a stem of plants with whitish foliage. In the middle a bed of roses. To the right a hurdle, a wall, and above the wall a hazel tree with violet foliage. Then a hedge of lilac, a row of rounded yellow lime trees. The house itself in the background, pink with a roof of bluish tiles.’
In Vincents laatste brief aan Theo, op 23 juli 1890, maakte hij een schets van een schilderij van de tuin van Daubigny. Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
In Vincent’s last letter to Theo, on 23 July 1890, he made a sketch of a painting of Daubigny’s garden. Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
Vincent van Gogh De tuin van Daubigny, 1890 Olieverf op doek 51 µ 51,2 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)
Vincent van Gogh Daubigny’s Garden, 1890 Oil on canvas 51 µ 51.2 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Foundation)
172
‘Als je kunt, stuur me dan voor een tijdje Les exercices au fusain van Bargue. Ik heb ze absoluut nodig,’ schreef Van Gogh aan zijn broer toen hij nog maar net in Auvers was. Het ging hem om de tekencursus die Hermanus Tersteeg, zijn oude baas bij Goupil, hem in 1880 had geleend toen hij net had besloten kunstenaar te worden en die hij in korte tijd drie keer had gekopieerd. Toen de platen niet snel genoeg in Auvers aankwamen, schreef hij nog eens: ‘Zodra je ze me kunt toesturen, wil ik absoluut nog een keer alle Etudes au fusain van Bargue kopiëren, je weet wel, de naaktfiguren.’ Hij beloofde er geen vlekken in te maken en de schetsen dit keer wel te bewaren. Van Gogh wilde de proporties van het menselijk lichaam nog eens bestuderen en vooral de houdingen. De zestig platen kon hij
binnen een maand afhebben, liet hij Theo weten. In het Auvers-schetsboekje zijn desondanks maar vier van de vijf eerste oefeningen te vinden. Wel is er in hetzelfde boekje een groot aantal inwoners van Auvers vastgelegd terwijl ze aan het werk zijn. Ook oefende hij op jurken. Wellicht in verband met het portret van de negentienjarige dochter van dr. Gachet, mejuffrouw Marguerite Gachet, die had beloofd een keer voor hem te poseren in haar roze japon.
Houdingen | Postures ‘When you can do so, you might send me Bargue’s Exercices au fusain for a while,’ Van Gogh wrote to his brother when he had just arrived in Auvers. This was the drawing course that Hermanus Tersteeg, his former employer at Goupil, had lent him in 1880 when he had just decided to become an artist and which he had copied three times within a short space of time. When the pictures did not arrive in Auvers quickly enough, he wrote again: ‘Then as soon as you could send them I’d be absolutely set upon copying all of Bargue’s Etudes au fusain again, you know the nude figures.’ He promised not to stain or dirty them and to keep his own copies this time. Van Gogh wanted to study the proportions of the human body again, particularly postures.
174
He told Theo that he would be able to finish the sixty pictures within a month. The Auvers sketchbook, however, contains only four of the first five exercises. The same book does, though, have sketches of a large number of residents of Auvers, whom he recorded while they were at work. He also practised sketching dresses. This was perhaps connected to the portrait of Dr Gachet’s nineteen-year-old daughter, Mademoiselle Marguerite Gachet, who had promised to pose for him in her pink dress.
Schets in een brief aan Theo van 28 juni 1890. De japon is roze, schreef Van Gogh, ‘de muur groen met oranje en het tapijt rood met groene stippen’. Het paste volgens hem bijzonder goed met bijvoorbeeld de korenvelden in liggend formaat. Verblijfplaats onbekend
Vincent van Gogh Marguerite Gachet aan de piano, 1890 Olieverf op doek 102,6 µ 50 cm Kunstmuseum Basel
A sketch in a letter to Theo, 28 June 1890. ‘The dress is pink,’ wrote Van Gogh. ‘The wall in the background green with orange spots, the carpet red with green spots.’ He thought this canvas looked ‘very good with another horizontal one of wheatfields’. Location unknown
Vincent van Gogh Marguerite Gachet at the Piano, 1890 Oil on canvas 102.6 µ 50 cm Kunstmuseum Basel
176
178
180
182
Ook in de tuin van dr. Gachet was Van Gogh vaak aan het werk. Dr. Gachet had niet alleen veel spullen verzameld, hij had bovendien nogal veel dieren. ‘Een hele dierenwereld,’ aldus Van Gogh. Er liepen acht katten en drie honden rond het huis en verder had hij konijnen, kippen, eenden en duiven. Op een zomerse dag in juni kwamen Theo, Jo en de kleine Vincent Willem met de trein naar Auvers om te dejeuneren in de tuin van dr. Gachet. Van Gogh liet zijn kleine neefje met alle dieren kennismaken. Hij moest lachen toen de kleine Vincent Willem schrok van een kraaiende haan. ‘Et le coq fait cocorico!’ riep hij volgens Jo: ‘En de haan doet kukeleku!’ Het was een mooie dag, ‘een heel prettige herinnering’ vond Van Gogh. Jo en Theo zagen er goed uit, schreef hij aan zijn moeder. Hij voelde
zich zelf ook veel kalmer dan het jaar ervoor, ‘de onrust in mijn hoofd is zoo veel bedaard’. Toch kwam er begin juli een brief vol zorgen van Theo. De kleine Vincent Willem was ernstig ziek geweest en was nu dankzij een dieet van ezelinnenmelk eindelijk aan de beterende hand. Het had Jo bijzonder vermoeid. Theo werkte lange dagen en lag ’s nachts wakker van de geldzorgen. Hij wilde ontslag nemen bij de ‘schrapers’ van Boussod, Valadon & Cie en zich als onafhankelijk kunsthandelaar vestigen. Ze moesten allemaal de broekriem aanhalen, daar kwam het op neer. Wat hem genoegen deed was dat zijn broer Vincent het goed maakte als hij met zijn prachtige werk bezig was. Hij schreef: ‘(...) beste broer, jouw rijtuig is al stabiel en stevig.’
Van Gogh had daar zelf, ondanks de verkoop van zijn eerste schilderij en een positieve kritiek over zijn werk, geen vertrouwen in. Hij was zijn broer tot last. Hij bezocht Theo en Jo in Parijs, schrok van hun huiselijke ruzies en vluchtte weer naar het platteland. Op 27 juli schoot hij zich in de borst. Hij stierf twee dagen later, in de armen van zijn broer Theo in zijn kamer in Auberge Ravoux. Een dag erna werd hij begraven in Auvers. Van Goghs bezittingen werden ingepakt en naar het appartement van Theo en Jo in Parijs gestuurd. Het Auversschetsboekje was nog maar halfvol.
previous year too: ‘the turmoil in my head has really abated so much.’ However, at the beginning of July, a letter full of anxiety arrived from Theo. Little Vincent Willem had been seriously ill and was now finally getting better, thanks to a diet of ass’s milk. It had been particularly tiring for Jo. Theo worked long days and lay awake at night, worrying about money. He wanted to resign from those ‘rats’ at Boussod, Valadon & Cie and to establish himself as an independent art dealer. They all needed to tighten their belts – that was what it came down to. What gave him the greatest pleasure, though, he said, was when his brother Vincent was well and occupied with his ‘admirable’ work. He wrote: ‘old brother, your carriage is already sturdy and strong.’
Van Gogh, in spite of the sale of his first painting and positive criticism of his work, had little faith, however. He was a burden on his brother. When visiting Theo and Jo in Paris, he was shocked by their domestic quarrels and fled back to the countryside. On 27 July, he shot himself in the chest. He died two days later, in the arms of his brother Theo in his room at Auberge Ravoux. He was buried in Auvers the following day. Van Gogh’s belongings were packed up and sent to Theo and Jo’s apartment in Paris. The Auvers sketchbook was only half full.
Dieren | Animals Van Gogh often worked in Dr Gachet’s garden too. Dr Gachet had not only collected many objects, he also had rather a lot of animals. ‘An entire animal kingdom,’ said Van Gogh. There were eight cats and three dogs wandering around the house, and he also had rabbits, chickens, ducks and pigeons. One summer’s day in June, Theo, Jo and little Vincent Willem came on the train to Auvers to have lunch in Dr Gachet’s garden. Van Gogh introduced his young nephew to all the animals. He could not help laughing when Vincent Willem was startled by a rooster crowing. ‘And the cock says cocka-doodle-doo!’ he cried, according to Jo. It was a nice day, ‘a very pleasant memory,’ wrote Van Gogh. Jo and Theo looked well, he wrote to his mother. He felt much calmer than the
184
De schetsboekjes van Vincent van Gogh. ‘Dichter bij de kunstenaar kun je niet komen,’ schreven Marije Vellekoop en Renske Suijver, respectievelijk Hoofd Collectie & Onderzoek en conservator van het Van Gogh Museum Amsterdam, in 2013. De kijker is, over de schouder meekijkend, getuige van plotselinge invallen, gedachtegangen en het leerproces, dat Van Gogh niet snel genoeg kon gaan. Maar hoe dicht kun je eigenlijk bij de boekjes zelf komen? In een vitrine in het museum zijn ze zelden te zien. Er gaan jaren voorbij dat ze, afgezien van voor een periodieke controle, niet uit hun doos komen, vertelt Nico Lingbeek. Hij is papierrestaurator van het Van Gogh Museum en waakt over ‘alles wat van papier is’ in het Van Gogh Museum: de tekeningen, de brieven, pastels en
prenten, alle door Van Gogh uitgeknipte tijdschriftillustraties, zijn Japanse prenten en de kwetsbare schetsboekjes. Hij was ook betrokken bij de restauratie van de boekjes in 1996 en 1997. Hoe minder ze uit hun doos komen, des te beter, vindt Lingbeek. De doos vormt een buffer tegen fysieke aanrakingen, klimaatinvloeden en licht dat het papier doet verkleuren en de inkt doet verbleken. Als het deksel op 16 augustus 2018 in een van de depots van het Van Gogh Museum van de doos gaat, staan er maar liefst acht opgewonden specialisten omheen, die ervoor moeten zorgen dat de facsimile’s voor De schetsboeken van Vincent van Gogh zo precies mogelijk worden nagemaakt. De uitgever heeft exacte kopieën voor ogen, zegt hij. De handboekbinder
– éminence grise in het vak – legt aan de overkant van de tafel vier dummy’s op een rij. Die heeft hij gemaakt op basis van foto’s. Hij ziet de originelen vandaag voor het eerst, maar hij mag ze niet aanraken. Dat voorrecht heeft alleen Lingbeek, toevalligerwijs een van zijn oud-leerlingen uit de periode dat hij het vak handboekbinden gaf op het Grafisch Lyceum in Amsterdam. Nu zitten ze weer tegenover elkaar, ‘maar nu zijn de rollen omgedraaid,’ zegt Lingbeek tevreden. Hij bladert door het eerste schetsboekje, uit de Nuenen-periode, waarin Van Gogh de koppen van dorpsbewoners schetste en de op het land werkende boeren, vlak voordat hij aan De aardappeleters begon. Het boekje is nog kleiner dan gedacht; niet veel groter dan
Onderzoek | Research The sketchbooks of Vincent van Gogh. ‘You cannot get any closer to the artist,’ wrote the Van Gogh Museum’s Head of Collections and Research, Marije Vellekoop, and curator Renske Suijver, in 2013. The viewer, looking over the artist’s shoulder, is party to sudden insights, trains of thought and to his learning process, which could not go quickly enough for Van Gogh. But how close can you actually get to the books themselves? They are rarely on display in a case in the museum. ‘Years go by without them being taken out of their box, except for a periodic inspection,’ explains Nico Lingbeek. He is the Van Gogh Museum’s paper restorer and watches over ‘everything that is made of paper’ at the museum: the drawings, the letters, pastels and prints, all the magazine illustrations that Van
186
Gogh cut out, his Japanese prints and the vulnerable sketchbooks. He was also involved in the restoration of the books in 1996 and 1997. ‘The less often they come out of the box, the better,’ says Lingbeek. The box is a buffer against physical contact, climatic influences and light, which discolours the paper and makes the ink fade. When the lid was taken off the box on 16 August 2017 in one of the Van Gogh Museum’s storage rooms, no fewer than eight excited specialists were standing around it, who were responsible for ensuring that the facsimiles for The Sketchbooks of Vincent van Gogh were as accurate as possible. The publisher stated that he had exact copies in mind. The bookbinder – an expert in the field – placed four dummies in
a row on the other side of the table. These had been made on the basis of photographs. He was seeing the originals for the first time, but he was not permitted to touch them. Lingbeek was the only one with that privilege, and coincidentally he was also one of the bookbinder’s former students from when he taught bookbinding at the Grafisch Lyceum in Amsterdam. Now they were sitting opposite each other once again, but ‘this time the roles are reversed’, said Lingbeek with a smile. Lingbeek leafed through the first sketchbook from the Nuenen period, when Van Gogh sketched the faces of the villagers and the peasants who were working on the land, shortly before he started work on The Potato Eaters. The book looked even smaller than anticipated,
de iPhone die ernaast ligt. De leesbrillen gaan op de neuzen. Er klinkt gemompel. Het is duidelijk: het omslag van de dummy is nog niet helemaal goed. Het steekt te ver uit ten opzichte van het boekblok. Bij het echte exemplaar is het perkament, dat gemaakt is van geitenhuid, gekrompen. De flap kan al lang niet meer om het boekje worden heengeslagen. Ook het papier is gaan werken en het boekblok is in de loop van de tijd millimeters groter geworden dan het omslag. Om dit na te maken zal het boekblok van de facsimile na snijden en binden niet opnieuw worden afgesneden, legt de vormgever uit. De binders moeten dus, om tot een exacte kopie van het origineel te komen, bewust slordig gaan werken. Dat wordt nog lastig.
Niet aankomen. Dat is ook onverteerbaar voor een boekbinder. ‘Hoe zacht is het papier?’ wil de boekbinder van Lingbeek weten en hij legt ondertussen zijn eigen boekjes nog eens extra strak in het gelid. De restaurator voelt met een hand aan het papier van het origineel en met de andere aan dat van de dummy. Het origineel is echt veel zachter, het is lompenpapier. De pagina’s worden tegen het licht gehouden. Lompenpapier inderdaad, een kostbare papiersoort. Dit ultrazachte papier, dat oorspronkelijk van linnen werd gemaakt zal, speciaal voor de schetsboekjes opnieuw moeten worden gemaakt. Het vroegste onderzoek naar de schetsboekjes werd in de jaren tachtig van de vorige eeuw uitgevoerd door Johannes van der Wolk,
voormalig directeur van het Van Gogh Museum (1978-1984) en daarna conservator van het Kröller-Müller Museum in Otterlo. Omdat het bindtouw van de boekjes in de loop van de tijd was vergaan, zaten veel van de pagina’s los. Sommige waren terechtgekomen in Van Goghs correspondentie of tussen de tekeningen. Voor zijn in 1987 verschenen boek De schetsboeken van Vincent van Gogh ging Van der Wolk in de nalatenschap van Van Gogh in het Van Gogh Museum op zoek naar schetsen om exacte reconstructies te maken. Als een ware detective onderzocht hij afsnee, bind- en nietgaatjes, doorgedrukte tekeningen en potlood- en krijtvlekken. Hij vouwde eigenhandig katernen – en nodigde de lezer vooral uit om hetzelfde te doen – om er zo achter te komen welke ontbrekende pagina
not much bigger than the iPhone beside it. Reading glasses were placed on noses. There was murmuring. It was clear: the cover of the dummy was not quite right. It stuck out too far around the block of pages. In the original book, the goatskin cover had shrunk. The flap could no longer be wrapped around the book. The paper, too, had warped and the block of pages had, with the passing of time, become millimetres larger than the cover. To imitate this, after being cut and bound, the block of pages in the facsimile would not be trimmed again, the designer explained. So the binders, in order to achieve an exact copy of the original in its present form, would have to work in a deliberately sloppy way. This was going to be difficult. Do not touch. This is also exasperating for
a bookbinder. ‘How soft is the paper?’ the master bookbinder asked Lingbeek, lining up his own books in an even tighter formation. The restorer felt the paper of the original with one hand and the dummy with the other. The original was considerably softer, made of rag paper. The pages were held up to the light. Rag paper indeed. This precious, ultra-soft paper, originally made from linen, would have to be created from scratch for the sketchbook facsimiles. The earliest research into the sketchbooks was carried out in the 1980s by Johannes van der Wolk, director of the Van Gogh Museum from 1978 to 1984 and later curator of the KröllerMüller Museum in Otterlo. As the binding of the books had decayed over time, many of the pages were loose. Some of them had found their
way into Van Gogh’s correspondence or were among the drawings. For his book De schetsboeken van Vincent van Gogh, published in 1987, Van der Wolk went looking for sketches in Van Gogh’s papers in the museum’s collection, in order to make exact reconstructions. Like a detective, he investigated the trimmed pages, the binding and stapling holes, the imprints of drawings, and pencil and crayon marks. He folded sections himself – and invited the reader to do the same – in order to work out which missing page had been where. This was how Van der Wolk had deduced from a torn edge that the letter Van Gogh sent to his brother Theo after arriving at Gare du Nord in Paris on the morning of 28 February 1886 was written on a page ripped out of one of the sketchbooks.
waar had gezeten. Zo zag Van der Wolk aan een scheurrand dat het briefje dat Van Gogh aan zijn broer Theo stuurde toen hij op de ochtend van 28 februari 1886 op het Gare du Nord in Parijs was aangekomen, een uitgescheurd vel uit een van de schetsboekjes was. Bij de restauratie van de boekjes in 1996 en 1997, in samenwerking met het bedrijf Knops Boekrestauratie uit Zuid-Limburg, werden alle pagina’s van de boekjes losgehaald en vervolgens in de bestaande bandjes teruggezet. De pagina’s die Van Gogh er, om welke reden dan ook, had uitgescheurd, werden vervangen door papier van hetzelfde gewicht, zodat elk boekje de oorspronkelijke dikte terugkreeg. Van der Wolks studie werd voortgezet in 2013 door Marije Vellekoop en Renske Suijver
naar aanleiding van de verschijning van een Engelstalige facsimile-uitgave in beperkte oplage. Ze wisten meer notities, adressen, treinverbindingen en namen te ontcijferen en te duiden. In het boek dat de onderzoeksters naar aanleiding van hun werk uitbrachten (Vincent van Gogh. The Sketchbooks, 2013), legden ze een helder verband tussen de schetsen en de schilderijen die er soms uit voortkwamen. Een mooi voorbeeld is het late schilderij Het gemeentehuis van Auvers, dat zich in het laatste schetsboekje laat terugleiden tot een paar simpele potloodstrepen. De conclusie luidt terecht dat de boekjes, nog los van hun artistieke waarde, de liefhebber dichter bij Van Gogh laten komen dan welk ander werk ook.
In het depot vergelijkt de lithograaf de schetsen die hij heeft afgedrukt op verschillende soorten a2-papier. Inclusief de potlood- en krijtvegen op de pagina’s ernaast, die andere opdrachtgevers doorgaans liever verwijderd willen hebben. Hij houdt de afbeeldingen vlak bij de originele schetsen. Vooral in de schetsen in potlood zit oneindig meer leven, ziet hij in een oogopslag. Het wit moet witter. Het contrast moet omhoog, zoveel is duidelijk. Het heeft alles te maken met de grondtoon van het papier. De lithograaf maakt aantekeningen. Ondertussen buigen een paar jongere binders zich alvast over het vierde boekje, dat Van Gogh in de laatste twee maanden van zijn leven halfvol tekende. Het ligt nog in de doos. Het omslag heeft een smal randje dat ook nog eens aan
During the restoration of the books in 1996 and 1997, in collaboration with Knops Boekrestauratie, a book restoration company from Zuid-Limburg, all of the pages were removed from the existing sketchbooks and then put back. The pages that Van Gogh had torn out, for whatever reason, were replaced with paper of the same weight, so that each book regained its original thickness. Van der Wolk’s research was continued in 2013 by Marije Vellekoop and Renske Suijver for the publication of a limited-edition Englishlanguage facsimile version. They were able to decipher and interpret more notes, addresses, train times and names. In the book that the researchers subsequently published (Vincent van Gogh. The Sketchbooks, 2013), they made
a clear connection between the sketches and the paintings that sometimes resulted from those sketches. One good example is the late painting The Town Hall at Auvers, which can be traced back to a few simple pencil lines in the last sketchbook. They correctly concluded that the books, regardless of their artistic value, bring the enthusiast closer to Van Gogh than any of his other works. In the storage room, the lithographer compared the sketches that he had printed on different sorts of a2 paper – including the pencil and crayon marks on the surrounding pages, which other clients usually prefer to have removed. He held the pictures close to the original sketches. In the pencil sketches, in particular, there was so much more life, as
he could see at a glance. The white needed to be whiter. The contrast had to be increased – that much was clear. It was all to do with the colour of the paper. The lithographer made notes. Meanwhile a couple of younger binders were already considering the fourth book, which Van Gogh half-filled in the last two months of his life. It was still in the box. The cover had a narrow edge, which was stitched with red thread. The original edge was thinner than the edge on the dummy. They held a ruler over it. Three millimetres at most. Well, that’s something you wouldn’t notice in a photograph. The corners of the original were also less rounded. Lingbeek opened the book and observed that the thread was black on the inside and red on the outside.
188
het omslag is vastgestikt met rood garen. Het originele randje is nog dunner dan het randje op de dummy. Ze houden er een liniaal boven. Het is hooguit drie millimeter. Tja, dat zie je niet op een foto. Bovendien zijn de hoeken minder afgerond in het echt. Lingbeek opent het boekje, merkt op dat het garen zwart is aan de binnenkant en rood aan de buitenkant. ‘Is het randje ook nog vastgelijmd?’ willen de jongere binders weten. Dat moet haast wel. Lingbeek voelt even. Inderdaad. En dan is er nog de kwestie met het inmiddels uitgelubberde en half vergane elastiekje van het vierde boekje. Het elastiek aan de bovenkant van het omslag zit met precies twee draden aan de onderkant vast. De handboekbinder heeft al een poging gedaan om het zo goed mogelijk na
‘Is the edge glued down too?’ the younger binders wanted to know. It had to be. Lingbeek had a quick feel. Yes, it was. And then there was the issue with the elastic band of the fourth book, which was sagging and disintegrating. The elastic band on the top of the cover was attached to the book by precisely two threads. The bookbinder had already made an attempt to imitate this as closely as possible. He had faded the colour and rubbed the band with sandpaper. The modern material could not withstand this treatment. Rather than remaining attached by two threads, it fell apart. The colour turned out quite well though. He held the distressed elastic band close to the original. So close that he almost touched the book. You can’t get any closer than that.
te maken. Hij heeft het laten verkleuren en er een schuurpapiertje overheen gehaald. Het moderne materiaal kon het niet aan. Het viel uit elkaar in plaats van aan twee draden te blijven vastzitten. De kleur is trouwens best goed geworden. Hij houdt het oud gemaakte elastiekje dicht bij het origineel. Zo dichtbij dat hij het boekje bijna aanraakt. Dichterbij kun je niet komen.
190
192
194
Nienke Bakker, Vincent van Gogh en Montmartre, Amsterdam 2011 Geeta Bruin, Van Gogh en de schetsboekjes voor Betsy Tersteeg, scriptie, Arts and Culture, Master Art of the Contemporary World and World Art Studies, Universiteit Leiden 2014 Nienke Denekamp en René van Blerk, mmv Teio Meedendorp, De grote Van Gogh Atlas, Amsterdam 2015 Sjraar van Heugten, Vincent van Gogh, Tekeningen 1. De vroege jaren 1880–1883, Amsterdam/Wormer 1996 —, Vincent van Gogh, Tekeningen 2. Nuenen 1883–1885, Amsterdam/Bussum 1997 —, mmv Marije Vellekoop en Roelie Zwikker, Van Gogh tekenaar. De meesterwerken, Amsterdam/Brussel 2005 —, mmv Marije Vellekoop, Leo Jansen, Bart Moens, Pierre-Olivier Laloux, Bruno Vouters en Marcel Daloze, Van Gogh in de Borinage. De geboorte van een kunstenaar, Brussel 2015 Leo Jansen, Hans Luijten en Nienke Bakker (red), Vincent van Gogh – De brieven. De volledige, geïllustreerde en geannoteerde uitgave, 6 dln., Amsterdam/Brussel 2009 (www.vangoghletters.org) Renske Suijver, ‘“To Capture Things First-Hand”: Van Gogh’s Sketchbooks’, in Marije Vellekoop, Muriel Geldof,
Ella Hendriks, Leo Jansen en Alberto de Tagle (red), Van Gogh’s Studio Practice, Amsterdam 2013 Louis van Tilborgh en Ella Hendriks, mmv Margriet van Eikema Hommes en Monique Hageman, Vincent van Gogh, Schilderijen 2. Antwerpen en Parijs 1885–1888, Zwolle/ Amsterdam 2011 Louis van Tilborgh en Marije Vellekoop, Vincent van Gogh, Schilderijen 1. Nederlandse periode 1881–1885, Amsterdam/ Blaricum 1999 Marije Vellekoop, mmv Nienke Bakker, Maite van Dijk, Muriel Geldof, Ella Hendriks en Birgit Reissland, Van Gogh aan het werk, Amsterdam/Brussel 2013 Marije Vellekoop en Sjraar van Heugten, mmv Monique Hageman en Roelie Zwikker, Vincent van Gogh, Tekeningen 3. Antwerpen en Parijs 1885–1888, Amsterdam 2001 Marije Vellekoop en Renske Suijver, Vincent van Gogh: The Sketchbooks, Commentary, Londen/Amsterdam 2013 Marije Vellekoop en Roelie Zwikker, mmv Monique Hageman, Vincent van Gogh, Tekeningen 4. Arles, Saint-Rémy en Auvers 1888–1890, Amsterdam 2007 Johannes van der Wolk, De schetsboekjes van Vincent van Gogh, Amsterdam 1986
Bibliografie | Bibliography Nienke Bakker, Vincent van Gogh and Montmartre, Amsterdam 2011 Geeta Bruin, Van Gogh en de schetsboekjes voor Betsy Tersteeg, thesis, Arts and Culture, Master Art of the Contemporary World and World Art Studies, Leiden University 2014 Nienke Denekamp and René van Blerk, with Teio Meedendorp, The Vincent van Gogh Atlas, Amsterdam 2015 Elisabeth du Quesne van Gogh, Personal Recollections of Vincent van Gogh, New York 2017 Sjraar van Heugten, Vincent van Gogh, Drawings 1. The Early Years 1880–1883, Amsterdam/Wormer 1996 —, Vincent van Gogh, Drawings 2. Nuenen 1883–1885, Amsterdam/Bussum 1997 —, with Marije Vellekoop and Roelie Zwikker, Van Gogh Draughtsman. The Masterpieces, Amsterdam/Brussels 2005 —, with Marije Vellekoop, Leo Jansen, Bart Moens, Pierre-Olivier Laloux, Bruno Vouters and Marcel Daloze, Van Gogh: The Birth of an Artist, Brussels/New Haven and London 2015 Leo Jansen, Hans Luijten and Nienke Bakker (eds.), Vincent van Gogh – The Letters. The Complete Illustrated and Annotated Edition, 6 vols., Amsterdam/Brussels 2009 (www.vangoghletters.org) Renske Suijver, ‘“To Capture Things First-Hand”: Van Gogh’s Sketchbooks’, in Marije Vellekoop, Muriel Geldof,
196
Ella Hendriks, Leo Jansen and Alberto de Tagle (eds.), Van Gogh’s Studio Practice, Amsterdam 2013 Louis van Tilborgh and Ella Hendriks, with Margriet van Eikema Hommes and Monique Hageman, Vincent van Gogh, Paintings 2. Antwerp & Paris 1885–1888, Zwolle/ Amsterdam 2011 Louis van Tilborgh and Marije Vellekoop, Vincent van Gogh, Paintings 1. Dutch Period 1881–1885, Amsterdam/ Blaricum 1999 Marije Vellekoop, with Nienke Bakker, Maite van Dijk, Muriel Geldof, Ella Hendriks and Birgit Reissland, Van Gogh at Work, Amsterdam/Brussels 2013 Marije Vellekoop and Sjraar van Heugten, with Monique Hageman and Roelie Zwikker, Vincent van Gogh, Drawings 3. Antwerp and Paris 1885–1888, Amsterdam 2001 Marije Vellekoop and Renske Suijver, Vincent van Gogh: The Sketchbooks, Commentary. London/Amsterdam 2013 Marije Vellekoop and Roelie Zwikker, with Monique Hageman, Vincent van Gogh, Drawings 4. Arles, Saint-Rémy and Auvers 1888–1890, Amsterdam 2007 Johannes van der Wolk, The Seven Sketchbooks of Vincent van Gogh, London/New York 1987
Over de auteur
Uitgave
Nienke Denekamp (1967) is freelance (beeld)redacteur te Amsterdam. Ze is coauteur van De grote Van Gogh Atlas (2015), een publicatie rondom het leven en werk van Vincent van Gogh. Onlangs is een vergelijkbare atlas van haar hand verschenen over de kunstenaar Paul Gauguin. In 2015 schreef ze Vincent van Gogh. 400 dagen in Amsterdam. Ook heeft ze onderzoek en redactie verricht voor tv-series over Vincent van Gogh, Paul Gauguin en Pablo Picasso, gepresenteerd door Jeroen Krabbé.
Van Gogh Museum in samenwerking met Uitgeverij Komma Van Gogh Museum Editions omvatten hoogwaardig geproduceerde reproducties en facsimile-uitgaven van Van Goghschilderijen, Van Gogh-tekeningen en zijn schetsboeken. Projectleiding Uitgeverij Komma Steven Baart, interieurarchitect Steven Hond, uitgever Els Kerremans, grafisch ontwerper Projectleiding Van Gogh Museum Laurine van Rooijen, Manager Business to Business Van Gogh Museum Enterprises
De Van Gogh-schetsboekjes, de tekeningenschriftjes voor Betsy Tersteeg en de losse schetsboekbladen in de collectie van het Van Gogh Museum zijn in permanente bruikleen van de Vincent van Gogh Stichting, met uitzondering van het schetsboekblad op pagina 185 (boven). Tevens zijn de schilderijen, tekeningen en documenten in de collectie van het Van Gogh Museum, die in dit boek zijn afgebeeld, eigendom van de Vincent van Gogh Stichting en in permanente bruikleen gegeven aan het museum. Alle schetsboekbladen zijn volledig afgebeeld, de beelden zijn niet gecropt of digitaal gemanipuleerd.
Colofon | Colophon About the author
Edition
Nienke Denekamp (b. 1967) is a freelance editor and photo editor who lives in Amsterdam. She is co-author of The Van Gogh Atlas (2015), a publication about the life and work of Vincent van Gogh, and has recently written a similar atlas about the artist Paul Gauguin. In 2015, her book Vincent van Gogh. 400 dagen in Amsterdam was published. She has also carried out research and editorial work for a series of tv programmes about Vincent van Gogh, Paul Gauguin and Pablo Picasso, presented by Jeroen Krabbé.
Van Gogh Museum in collaboration with Komma Publishers Van Gogh Museum Editions are high-quality reproductions and facsimile editions of Van Gogh’s paintings, drawings and sketchbooks. Project management, Komma Publishers Steven Baart, interior architect Steven Hond, publisher Els Kerremans, graphic designer Project management, Van Gogh Museum Laurine van Rooijen, business-to-business manager, Van Gogh Museum Enterprises
The Van Gogh sketchbooks, the books of drawings for Betsy Tersteeg and the loose pages from the sketchbooks in the collection of the Van Gogh Museum are on permanent loan from the Vincent van Gogh Foundation, with the exception of the sketchbook page on page 185 (top). The paintings, drawings and documents in the collection of the Van Gogh Museum that are included in this book are also the property of the Vincent van Gogh Foundation and are on permanent loan to the museum. All sketchbook pages are shown full size, no cropping or digital manipulation of the imagery has taken place.
Facsimile’s
Kubus
Publicatie
Coördinatie Typography Interiority & Other Serious Matters (Els Kerremans) Beeldbewerking rg m bv, Amsterdam Linnen Van Heek Textiles, Losser Printen linnen en perkament Studio Schoot, Oirschot Offsetkopie, Hoofddorp Lasersnijden binnenwerken Id Laser bv, Westzaan Papier op aanmaak (vergé en 100% lompenhoudend) Meerssen Papier, Meerssen Papier (PlanoScript) Papyrus, Wychen Drukker Impressed, Pijnacker npn Drukkers, Breda Binders Gijs Wortel Binding, Someren Boekbinderij Rietveld, Rotterdam
Ontwerp en coördinatie Typography Interiority & Other Serious Matters (Steven Baart) Houtbewerking Meubelfabriek De Natris, Valkenswaard Metaalbewerking eiki bv, Neede Vilt Richard Wernekinck Wolgroothandel, Delft Snijden vilt Marcol bv, Kaatsheuvel Leren grepen Leerkwartier, Woerden Kruiselastiek Vreeberg BV, Nijkerk Hologramsticker EtikettenWorld, Winschoten Verpakking Topa, Voorhout
Tekst Nienke Denekamp Redactie Marije Vellekoop Redactionele ondersteuning Bregje Gerritse Coördinatie Suzanne Bogman, Karin Koevoet Tekstredactie Anne Versloot Beeldredactie Nienke Denekamp, Albertien Lykles-Livius, Karin Koevoet Fotografie Fotostudio Van Gogh Museum, Heleen van Driel Studio Gerrit Schreurs, Den Haag Beeldbewerking Maurice Tromp rgm bv, Amsterdam (Ellen Grillis, Jan Hoogendijk, Mike Lahnstein) Ontwerp en productie Typography Interiority & Other Serious Matters (Els Kerremans)
Facsimiles
Cube
Publication
Coordination Typography Interiority & Other Serious Matters (Els Kerremans) Image processing rgm bv, Amsterdam Linen Van Heek Textiles, Losser Printing, linen and parchment Studio Schoot, Oirschot Offsetkopie, Hoofddorp Laser cutting, interiors Id Laser bv, Westzaan Custom-made paper (laid paper, 100% rag content) Meerssen Papier, Meerssen Paper (PlanoScript) Papyrus, Wychen Printers Impressed, Pijnacker npn Drukkers, Breda Binders Gijs Wortel Binding, Someren Boekbinderij Rietveld, Rotterdam
Design and coordination Typography Interiority & Other Serious Matters (Steven Baart) Woodwork Meubelfabriek De Natris, Valkenswaard Metalwork eiki bv, Neede Felt Richard Wernekinck Wolgroothandel, Delft Felt-cutting Marcol bv, Kaatsheuvel Leather handles Leerkwartier, Woerden Elastic cross-band Vreeberg bv, Nijkerk Hologram sticker EtikettenWorld, Winschoten Packaging Topa, Voorhout
Text Nienke Denekamp Editor Marije Vellekoop Editorial support Bregje Gerritse Coordination Suzanne Bogman, Karin Koevoet Translation Laura Watkinson Copy-editing Kate Bell Image editing Nienke Denekamp, Albertien Lykles-Livius, Karin Koevoet Photography Van Gogh Museum photographic studio, Heleen van Driel Studio Gerrit Schreurs, The Hague Image processing Maurice Tromp rgm bv, Amsterdam (Ellen Grillis, Jan Hoogendijk, Mike Lahnstein)
198
Film Papier (Munken Polar) Antalis, Almere Karton (Eskablack) Koninklijke Moorman Karton, Weesp Linnen Wifac bv, Mijdrecht Boekwikkel ee Labels, Heeze Lasergraveren afsnee Id Laser, Westzaan Drukker npn Drukkers, Breda Binder Boekbinderij Van Mierlo, Nijmegen
Studio Gerrit Schreurs, Den Haag (Michelle Reine, Gerrit Schreurs) Wouter Tjaden Maurits Veldhuijzen van Zanten
Š 2018, Van Gogh Museum Enterprises/Uitgeverij Komma isbn 978 94 91525 76 6 nur 640 www.vangoghmuseum.nl www.uitgeverijkomma.nl www.typography.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Film Design and production Typography Interiority & Other Serious Matters (Els Kerremans) Paper (Munken Polar) Antalis, Almere Board (Eskablack) Koninklijke Moorman Karton, Weesp Linen Wifac bv, Mijdrecht Book band ee Labels, Heeze Laser engraving offcut Id Laser, Westzaan Printers npn Drukkers, Breda Binders Boekbinderij Van Mierlo, Nijmegen
Studio Gerrit Schreurs, The Hague (Michelle Reine, Gerrit Schreurs) Wouter Tjaden Maurits Veldhuijzen van Zanten
Š 2018, Van Gogh Museum Enterprises/Komma Publishers isbn 978 94 91525 76 6 nur 640 www.vangoghmuseum.com www.uitgeverijkomma.nl www.typography.nl All rights reserved. No part of this publication may be reproduced or published in any form whatsoever without the prior written permission of the publisher.
Fotoverantwoording
Woord van dank
De uitgever heeft getracht de wettelijke voorschriften inzake copyright na te leven, maar kon niet altijd met zekerheid de rechthebbende(n) van elke illustratie achterhalen. Eenieder die meent nog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Project De projectleiding van Uitgeverij Komma dankt: Monica Abdoel, Edward van Altena, Hetti de Best, Suzanne Bolck, Peter Bongers, André Buijs, Shana Coppens, Roland Dear, Michel Feijs, Jet van der Grient, Ellen Grillis, Sandra Heshof, Silvan Hexspoor, Monique, Hugo en Iris Hond, Jan Hoogendijk, Cees Hoogeveen, Bert Izaks, René Jonen, Stan Keser, Bas Kuijer, Mike Lahnstein, Robin de Levita, Peter van Loon, Walter en Frans de Natris, René Rietveld, Sjaak en Lucil Rietveld, Rut Rustenhoven, Harry Schellevis, Gerrit Schreurs, Koos Schuurman, Johan Klein Severt, Coen Sligting, Victor Spits, Marja Voogt-van Leeuwen, Annewil van Wezel en Gijs Wortel.
Archive New Zealand: p. 59 Archief Van Gogh Museum, Amsterdam: pp. 12-15, 34, 41, 113, 119, 136, 137, 159 Jan Bijnen | Brabant-Collectie, Tilburg University: p. 71 Privécollectie: pp. 99, 103, 108, 133, 144 Regionaal Archief Dordrecht, Collectie Gemeentelijke Prentverzameling: p. 34 Stadsarchief Amsterdam, Collectie Van der Hoop: p. 61 Studio Gerrit Schreurs: pp. 8-9, 39, 77, 97, 141, 190-195
Publicatie Nienke Denekamp dankt Peter Schuite, Marije Vellekoop, Sjraar van Heugten en Teio Meedendorp voor het meedenken en het uitwisselen van kennis.
Photographic credits
Acknowledgements
Every effort has been made to trace and credit all known copyright or reproduction right holders; the publishers apologize for any errors or omissions and welcome these being brought to their attention.
Project The project-management team from Komma Publishers would like to thank: Monica Abdoel, Edward van Altena, Hetti de Best, Suzanne Bolck, Peter Bongers, André Buijs, Shana Coppens, Roland Dear, Michel Feijs, Jet van der Grient, Ellen Grillis, Sandra Heshof, Silvan Hexspoor, Monique, Hugo and Iris Hond, Jan Hoogendijk, Cees Hoogeveen, Bert Izaks, René Jonen, Stan Keser, Bas Kuijer, Mike Lahnstein, Robin de Levita, Peter van Loon, Walter and Frans de Natris, René Rietveld, Sjaak and Lucil Rietveld, Rut Rustenhoven, Harry Schellevis, Gerrit Schreurs, Koos Schuurman, Johan Klein Severt, Coen Sligting, Victor Spits, Marja Voogt-van Leeuwen, Annewil van Wezel and Gijs Wortel.
Archive New Zealand: p. 59 Van Gogh Museum Archive, Amsterdam: pp. 12-15, 34, 41, 113, 119, 136, 137, 159 Jan Bijnen | Brabant-Collectie, Tilburg University: p. 71 Private Collection: pp. 99, 103, 108, 133, 144 Regionaal Archief Dordrecht, Gemeentelijke Prentverzameling Collection: p. 34 Stadsarchief Amsterdam, Van der Hoop Collection: p. 61 Studio Gerrit Schreurs: pp. 8-9, 39, 77, 97, 141, 190-195
Publication Nienke Denekamp would like to thank Peter Schuite, Marije Vellekoop, Sjraar van Heugten and Teio Meedendorp for their input and for sharing their knowledge.
200
Nuenen Antwerpen Parijs Auvers-sur-Oise
Nuenen Antwerpen Parijs Auvers-sur-Oise