het verloren blauw everd soons
i
s
b
n /
e
a
n
9
7
8
n
u
r
- c
o
d
e
6
5
5
u
i
t
g a
v
e
v
a
n
u
i
t
g e
v
e
i
j
v
e r
k o
o
p
e
n
w
w
w
.
d
e
j
o
n
g
e
d
e
n
h
a
a
g
c
o
t
,
t
n c
e
p
f o
t
o
’
s
e
v
e
r d
p
r
e
p
d
r
u
k
v o
e
r
r
e
r
-
9
4
-
k
o
m
m
a
d
i
s
t
h
o
n
d
e
k
s
t
,
v
o
r
m
g
e
n
s
,
m
a
s
e
n
s
o
o
e
s
s
i
k
d
e
S
c
h
r
i
j
e
n
n
d
a
a
l
9
1
5
2
5
-
r
i
b
u
t
i
e
.
n
l
t
e
k
e
n
v
i
n
g
:
a
s
t
r
i
i
g
n
,
l
i
p
p
e
5
9
-
9
i
n
g
e
n
c
h
t
s
t
e
i
r
t
z
,
n
a m u s e
1
schrijver:
en, hebt u mijn boek bekeken?
uitgever:
mooi boek, maar ik kan er níets mee! ik zal dit boek zéker nooit uitgeven! [uitgever propt handvol pinda’s in zijn mond]
schrijver:
hebt u mijn boek gelézen?
uitgever:
nee! maar ik kan krrkk heus wel zien krrkk dat het een mooi boek is krrkk hoor!
n
i e
t s
w
o
r
d
e
n
o
p
e
n
b
a
a
r
v
a
n
d
r
u
k
,
o
f
w
e
l
k
e
v
o
o
r a
f
g
a
a
n
d
t o
e
s
e
m
m
i
n
g
o
u
p
t
i
t
v
e
d
e
z
e
u
i
t
g
a
v
m
a
g
r
v
e
e
l
v
o
u
d
i
g
d
e
n
/
o
f
g
e
m
a
a
k
t
d
o
o
r
m
i
d
d
e
l
f
o
t
o
k
o
p
i
e
,
i
c
r
o
f
i
l
w
i
j
z
e
o
o
k
,
z
o
n
d
e
r
s
c
h
r
i
f
t
e
l
i
j
k
e
a
n
d
e
u
i
t
g
e
v
e
e v
e
m
r
m
2
soms, als ik luister naar jacques brel denk ik dat het verloren blauw over de koning gaat die stierf van heimwee naar het land dat hij nooit kende
e v e r d
s o o n s
h e t
v e r l o r e n
b l a u w
v o o r j e a n n i n e , z i t a , y o u r i , e l s e n s t e n j a , v o o r a l v o o r s t e n
voltooid
op
zondag
25
augustus
4
j e a n n i n e
jeannine
vanderlee,
foto
1974
[bij
artfort],
vanaf
1976
voor
immer
en
al-tijd
5
1
6
i n h o u d
titel
2
3
jeannine
4
5
inhoud
6
7
het verloren blauw
8
9
nog steeds
10
11
vlinder
12
13 15
onverhoeds
14
vroeger kon ik vliegen
16
17
driehoekjes
18
19
praten met de zee
20
21
een lijn
22
23
leeg
24
25
ze zijn er niet
26
27
bonnefantenmuseum
28
29
wiebengahal
30
31
therapie
32
33
in die tijd
34
35
kijk in mijn ogen
36
37
de minimalen
38
39
de minimalen
40
41
bloed
42
43
paal
44
45
tunnel
46
47
hangar no 1
48
49
trap
50
51
vannacht
52
53 55
amuse
daarom
MH370
54
de vlucht van lubitz
56
57
MH17
58
59
alles zindert
60
61
de jas van mijn vader
62
63
de ambtenaren
64
65
scherven
te voet
66
67
voorschriften
de nakomer
68
69
zwart water
70
71
william k. martin
72
73
rotterdam
74
75
artifort
76
77
goggles en monocle
78
79
la ville s’endormait
80
agadir
Ik ben altijd gefascineerd door boeken en tijdschriften. Toen ik klein was, nog voordat ik kon lezen en schrijven, speelde ik af en toe met een vriendje van om de hoek. Zijn naam was Ali, hij was enkele jaren ouder dan ik. Ali had op zolder een electrische trein, waar hij met kleine, stenen blokjes huisjes en bruggen bij maakte, geweldig. Zijn moeder had een tijdschriftenwinkel en een kleine bibliotheek. Op een dag wilde Ali iets van mij hebben. Ik vroeg of hij wilde ruilen. Hij zei ja en vroeg wat ik wilde hebben. Ik antwoordde ‘het winkeltje van je moeder’.
Een tijdje later, ik kon toen een beetje lezen, namen mijn ouders me mee naar de kermis in Gronsveld. Een molentje, een pony en enkele tentjes, midden in een groot, nat weiland. Een ballentent met stoffen ballen en een stapel blikken. Ik mocht net zo lang ballen gooien totdat ik een prijs mocht uitzoeken. Er lagen wat spulletjes, wat snoep en een boek. Ik koos het boek. Thuis werd het boek achter slot en grendel opgeborgen in het dressoir, als ik groter was mocht ik het lezen. Het duurde niet lang voor ik het dressoir open had. Ik weet niet of ik het boek ooit echt gelezen heb, maar ik herinner mij de kleine tekeningetjes in rood tussen de tekst: een mannetje, simpel getekend met lijntjes, een cirkel als hoofd en daarboven nog een ovaal. The Saint.
d a a r o m
7
Nu, zo veel later, ben ik in een stadium tussen alfabeet en analfabeet. Er zijn halve alfabeten, die wel kunnen lezen, maar niet kunnen schrijven en halve analfabeten, die wel kunnen schrijven, maar niet kunnen lezen. Ik hoor nu bij de laatste groep, net zoals de journalisten die niet kunnen nalezen wat ze hebben geschreven.
t h v h z i v h e ‘ g i e v D
j e o e e n a e i h a n e e a
i t o t l t n t n e a n e n
t r f e
d t n d l k
s k b o h w a m r v d e l a e l v w a t z i d j
e e k e t s a a i e v a t i j e r e r i n u i e
j
a n ‘ v l a n i e r h w i o l k s t e k e l o r k e n n t e i n d e l w e l
s o a t e n s
e n o r t s h t e k r z e e n s e n
t e b e a t b
s a ’ t i n n j e l
c h r e e f l t i j d
j t e c a
b o b e b i d g h t u w
e h j a a
k o r l a t f a a ’ t
r v i e w s t o n d r o o d d i e m e i j k m a a k t e T j i t s k e
e g m o n e
n d e e i j m
soms, als het licht me bedriegt als de zon me verblindt als het donker me parten speelt denk ik dat ik het verloren blauw zie soms, als françoise hardy zingt over l’heure bleu denk ik dat het verloren blauw heel gewoon is en elke mens het kent, behalve ik
8
h e t
v e r l o r e n
b l a u w
soms, als tjitske jansen schrijft over het blauwe uur in ‘voor altijd voor het laatst’ weet ik zeker dat zij het vond maar voor zichzelf houdt soms, als ik luister naar jacques brel denk ik dat het verloren blauw over de koning gaat die stierf van heimwee naar het land dat hij nooit kende
t
e
k
s
t
2
0
1 5
f
o
t
o
1
9
9
6
Het was op een wolkenloze winterdag, dat mijn vader me meenam naar Schin op Geul om van daar met me naar Valkenburg te wandelen langs de Geul. Het landschap was schitterend, er lag een dikke laag ondraaglijk witte sneeuw, de lucht was meedogenloos blauw. We liepen aan de linkerkant van de Geul, waar het pad omhoog en omlaag gaat en waar je vanzelf naar rechts kijkt, naar het noorden, waar het licht het puurste is. Ondanks de alles bedekkende sneeuw wees mijn vader me voortdurend op dingen waar ik goed naar moest kijken en die hij soms in een klein schetsblokje met een stompje potlood tekende om later in zijn atelier op zolder in pentekeningen of olieverfschilderijen te gebruiken. Híj zoog de natuur in zich op; míj bleef haarscherp het verroeste karkas van een jeep zonder wielen bij, midden in de snelstromende Geul. Op de motorkap stond vaag een witte ster met een onderbroken cirkel eromheen.
In die tijd kreeg ik muziekles van mijn vader. Het was nog de tijd van do, re, mi, fa, sol, la en si. Ik moest die noten zingen, hij noemde dat solfège-les. Er was voor mij iets vreemds met die muzieknoten: iedere noot riep bij mij een kleur op. Ik ontdekte dat het eerst bij de mi, die hoorde onverbrekelijk bij een koud blauw, zoiets als Pantone 279, maar metaliger en met meer spanning, meer zoals de lucht die dag. Ik vertelde dat toen aan mijn vader. Maar hij begreep me niet, hij zei dat het tijd was om verder te gaan. Ik was teleurgesteld, verward. Hoe kon dat, mijn vader was pianoleraar en wist alles van muziek, waarom begreep hij dat niet? Ik praatte er nooit meer over, de pianoles ging over, de mi bleef blauw.
9
je stond voor het raam en keek naar het raam van de overbuurman ik stond achter je en keek door je haar ook naar het raam van de overbuurman mijn handen gleden onder je zelfgebreide trui onder de beha die los hing omdat ik hem openmaakte voor mijn handen
10
n o g
s t e e d s mijn linkerhand bleef op je linkerborst mijn rechterhand gleed omlaag langs je navel onder de band van je rok over de huid van je buik onvermijdelijk traag omlaag mijn vingertoppen hebben een eigen geheugen ze blijven altijd voelen wat ik die dag voelde mijn handen doen pijn mijn vingers zijn stram maar ik voel je nog steeds ik droeg je zelfgebreide trui tot de laatste vezel versleten was mijn handen doen pijn mijn vingers zijn stram maar ik voel je nog steeds
t
e
k
e
n
i
n
g
1
9
6
4
h
a
n d
2 0
0
1
11
vlinder mag ik van je dromen? je vloog voorbij en zag me niet of wel? vlinder mag ik je aanraken? sluit je vleugels niet maar open ze vlinder wees niet bang mijn vingers zijn van tederheid
12
v l i n d e r
vlinder verdwaal niet in mijn donker verdwaal niet in mijn winter vlinder, leef vlinder dans in het licht vlinder zo lang je kunt vlinder, dans
2
0
0
2
13
terwijl je wandelt, of werkt of op iets wacht komt soms in een flits - onverhoeds een herinnering - in geel onverwachts en onlogisch denk je terug aan iets dat je ooit zag of dat ooit gebeurde en dat zo’n indruk maakte dat zelfs de herinnering
14
o n v e r h o e d s
- in rood -
nog pijn doet maar na enkele ogenblikken die langer lijken dan ze zijn vervaagt het beeld - in blauw je wilt het vasthouden je wilt het achterna rennen maar het wijkt als alle blauw tot het beeld verdwijnt - in zwart je denkt: in het niets maar toch eens - onverhoeds zal die herinnering in geel...
-
15
16
Vroeger kon ik vliegen. Moeiteloos overzag ik de wereld, de stad waar ik woonde langs de rivier, het landschap dat mijn vader zo graag schilderde, de heuvels, de dalen, de wegen, alles kon ik zien. Ik zag huizen en bomen in het zonlicht, gebouwen en fabrieken in de regen, pleinen en parken in het ochtendgrijs. Ik zag in de verte de horizon en was nieuwsgierig naar wat daar achter was. Dat liet me nooit los en op een gegeven moment, veel later, besloot ik naar de horizon toe te gaan. Ik ging te voet, want het leek me niet zo ver en ik had tijd. Ik liep dagen en weken, maar de horizon kwam niet dichterbij. Ik nam de bus, de trein en het vliegtuig, maar waar ik ook ging, de horizon kwam niet dichterbij. Ik raakte uitgeput, ik gaf het op. Ik dacht: laat ook maar, je zult zien dat wat ik hoop dat er is er helemaal niet is, ik ga slapen, ik ben moe. De volgende ochtend keek ik uit het raam en was verrast, de horizon was dichterbij gekomen. Niet veel maar toch. De dag erna werd ik bij het eerste licht wakker, ik ging naar het raam en zag dat de horizon weer wat dichterbij was gekomen. Niet veel maar toch. Ik begreep het: nu ik niet meer naar de horizon wilde, kwam de horizon naar mij. Hoe dichterbij de horizon kwam, hoe kleiner mijn wereld werd. Iedere nacht verdween er iets, een huis, een bos, een dorp. Geruisloos en onontkoombaar. Ook mensen verdwenen, mijn ouders, mijn broers, mijn buren. Het was de leeftijd van onthechten.
v r o e g e r
k o n
i k
v l i e g e n
Op een nacht sliep ik lang en vast, ik werd met een schok wakker en rende naar het raam om naar de horizon te kijken, maar er wàs geen horizon meer. Er hing een grijze mist, die alles omfloerste als een hoes. Alles was er, de straat voor mijn huis, de mensen, de brug... maar alles was vaag en vreemd en de horizon kon ik niet meer zien. Naast het raam stond een stoel. Ik bleef er hele dagen op zitten en keek naar buiten. Ik zag de mist iedere dag dikker worden, niet veel maar toch. Tegen de muur aan de andere kant van de kamer stond het bed waarop ik sliep. Iedere ochtend ging ik van dat bed naar de stoel en ‘s-avonds van de stoel naar het bed. Iedere dag zag ik dat de kamer kleiner werd, in één stap was ik nu bij het raam. De mist werd dikker, het grijs zwarter. Ik werd wakker en zag dat het bed tegen de stoel stond. Buiten was niets meer te zien, de mist was veranderd in lood. Ik had het koud, heel koud. Ik kleedde me aan, mijn lange onderbroek en twee paar sokken, mijn flanellen broek en twee truien. De laarzen waarin ik nooit koude voeten had, mijn gevoerde winterjas. Ik had het koud, godsonmogelijk koud. Ik wikkelde een sjaal om mijn hoofd en zette mijn hoed op. Ik ging in de stoel zitten en trok de dekens strak om me heen.
t
e
k
e n
i
n g
1
9
9
8
t
e
k
s
t
2
0
1
5
17
Het was een bloedhete dag. Ik zat op het terras van café Priem, als enige.
little 15
Was het zondag? Ik weet het niet meer, alles was zinderend stil.
you help her forget
Aan het begin van de straat was beweging, een fiets kwam in mijn richting.
the world outside
Een oma-fiets, een meisje in shorts en bikinitopje, een rennende hond ernaast.
you're not part of it yet
Het meisje was jong, weggefietst uit ‘little 15’ van Depeche Mode, bloedmooi.
and if you could drive
Het topje bestond uit twee driehoekjes, glanzend blauw, deinend op de kinderkopjes.
18
d r i e h o e k j e s
you could drive her away to a happier place to a happier day that exists in your mind and in your smile she could escape there just for a while little 15 Little 15 Music for the depeche Mode
masses
het zal zo’n tien jaar geleden zijn geweest...we woonden op de kesselskade in maastricht, boven de winkel van mijn vrouw,naast een sexshop en dicht bij de terrasjes van priem, ‘t perrepluke,‘t pötterke en daartussen ali baba. dicht bij een kerk die disco werd, dicht bij boten die wiettempels waren. het was de tijd van schoten in de nacht, bloedsporen op de stoep, zilverpapier en lepeltjes in het portiek, de tijd van happy hour en vlinders. de creatieve tijd, de blauwe tijd, kwijt voor al-tijd.
19
ratten ritselen en krassen met hun nagels langs de binnenkant van mijn schedel grote zwarte krekels kroelen in de holte waar mijn hersenen horen, knagen in mijn oren alsof ze naar buiten willen kriebelen in mijn keel maar ik kan ze niet uitspuwen mijn keel is te droog en te nauw dat knagen en krassen is als een sloopmachine die door de cocon van je ziel breekt als een honger die aan je hersens vreet gedachten vervormt herinneringen wist alleen angst en woede overlaat maar als ik de zee zie is dat over de zee is fascinerend, een persoonlijkheid van enorme omvang en gewicht maar schizofreen ik kan uren luisteren naar de zee maar ik weet nooit naar welke zee
20
p r a t e n
m e t
il est vrai que parfois près du soir les oiseaux ressemblent à des vagues et les vagues aux oiseaux et les hommes aux rires et les rires aux sanglots il est vrai que souvent la mer se désenchante je veux dire en cela qu’elle chante d’autre chants que ceux que la mer chante dans les livres d’enfants
jacques brel ‘la ville s’endormait’
d e
z e e
ik kan uren praten met de zee maar ik weet nooit welke zee
de zee kan verpletterend mooi zijn duizend kleuren blauw met randen van wit en parels van licht duizend kleuren groen met franjes van karmijn en kragen van rose de zee kan lispelen als een kind murmelen als een oude vrouw zwijgen als de dood de zee kan schreeuwen krijsen gieren huilen bulderen schuimbekken de zee kan met je spelen en omhelzen kan verkoelen en vernielen begrijpen kan ik het niet ben bang voor water mijn ergste angstdroom gaat over rimpelloos glanzend diepzwart water in de kelder van mijn jeugd
1
9
9
6
toch praat ik met de zee
21
22
e e n
l i j n ik kraste een lijn in de lucht maar wolken veegden hem uit ik trok een lijn in de zee maar golven wasten hem weg ik trok een lijn in het zand maar windvlagen dekten hem toe...
t e k s f o t o
t 1
2 9
0 9
0 7
4 o
o
s
t
e
n
d
e
23
vertel me werkte je dáár? stonden hier je boeken en droomde je ginds van de zee? zelfs de géur van je haar is weg verdampt als dauw voor de zon vertel me schreef je dáár je teksten? stonden hier je platen en zong je ginds van de nacht? zelfs de kleur van de nachten is vervaagd als
24
sneeuw voor de tijd
leeg
vertel me stond dáár je piano? met klanken blauw als ijs grijs als regen warm als cuba? zelfs de echo past niet meer in de leegte vertel me was dat je lege kamer? de kamer voor alles wat verdween voor alles wat misging voor alles wat je verloor de lege kamer in je hoofd weggevreten 2
0
0
3
als huid door zuur?
25
Het was januari, er lag een flink pak sneeuw. Ik stond bij het graf van mijn ouders, op dat oude, monumentale kerkhof aan de westrand van Maastricht. Koud, onbewolkt, geen mens te zien, prachtig. Ik was in gedachten, totdat ik in een ooghoek beweging zag. Van links kwam een eekhoorn, een dikke, donkere vacht en een grote zwarte dennenappel in zijn bek. Hij kwam tot dicht achter het graf van mijn ouders en stopte toen. Hij keek me strak aan, peilend of ik te vertrouwen was. Hij concludeerde van wel, liep naar de boom rechts achter het graf en klom behendig langs de stam omhoog. Het was een smalle, hoge spar. De eekhoorn verdween tussen de takken, sneeuw viel naar beneden. Het werd even stil, toen begonnen de takken van de boom die rechts naast de eerste boom stond te bewegen.
26
z e
z i j n
e r
n i e t De eekhoorn, nu zonder dennenappel, liet zich weer zien, hij sprong op de kale tak van weer een andere boom, schuin opzij me, kwam langs de stam naar beneden en liep naar de boom achter me. Ik verloor hem uit het oog omdat ik me niet wilde bewegen. Er viel wat sneeuw op mijn hoed, ik boog me voorzichtig achterover en legde mijn hoofd zo ver mogelijk in mijn nek om langs de rand van mijn hoed naar boven te kijken. Daar zat de eekhoorn, anderhalve meter boven me, en keek me aandachtig aan.
We bleven elkaar observeren, roerloos. Het moet een komisch gezicht zijn geweest, een man in een zwarte jas met een zwarte hoed, achterover gebogen, hoofd in de nek, recht naar boven kijkend naar een bijna zwarte eekhoorn op een tak. Het duurde even, ik kreeg pijn in mijn rug en mijn nek. Net toen ik me wilde bewegen hoorde ik hem rustig en duidelijk zeggen “Ze zijn er niet”. Daarna draaide hij zich om op zijn tak, klom naar beneden en verdween zigzaggend tussen de graven in tegengestelde richting als toen hij kwam. Ik bleef nog even bij het graf staan, ik merkte dat ik koude voeten had. Ik herhaalde hardop, tegen niemand in het bijzonder, “Ze zijn er niet”. Ik ging naar huis. 2
0
1
5
27
2
0
1
2
m
a
a
s
t
r
i
c
h
t
l
a
n
g
s
d
e
m
a
a
s
everd soons
het verloren blauw Het verloren blauw doet pijn, al lijkt het nog zo mooi.
Het is scherp en het snijdt. Het staat voor alles wat je kwijt kunt raken,
voor alles wat je ooit verloor of nooit had. Alles wat je hoofd vulde en je handen leeg liet. Het verloren blauw is heimwee en weemoed. Je herkent het in een zin van Jacques Brel, waarin hij vertelt over een koning die stierf van heimwee naar het land dat hij nooit kende...