4 minute read
Paddenstoelen van oude bossen
Paddenstoelen van de oude bossen
De oude bossen in de Dendervallei herbergen honderden soorten paddenstoelen. De meeste zijn plaatjeszwammen. Een bijzondere groep plaatjeszwammen zijn de russula’s. Maar welke soorten russula’s kan je tegenkomen op een herfstige boswandeling? En hoe kun je ze herkennen en onderscheiden? Een kennismaking met paddenstoelen waarvan namen alleen al tot de verbeelding spreken!
Advertisement
Over kleuren en smaken…
Samen met melkzwammen vormen russula’s een aparte orde binnen het zwammenrijk. Uniek voor russula’s en melkzwammen is het korrelig vruchtvlees dat breekt als een krijtje of een appel. Bij alle overige plaatjeszwammen bestaat het vruchtvlees uit vezels. Ook ontwikkelen russula’s geen velum. Bijgevolg dragen ze nooit een ring of beurs. De meeste russula’s hebben een witte steel. Daarom is de kleur van de hoed een erg belangrijk kenmerk. Ook de smaak van het vruchtvlees is essentieel om een russula op naam te brengen. Want afhankelijk van de soort is het vruchtvlees mild of pikant.
Regenboogrussula foto: Danny Declercq Verder zijn russula’s symbionten: via hun zwamvlok wisselen ze voedingsstoffen uit met inheemse bomen en struiken.
In de bossen van de Dendervallei vind je twee soorten met tussenplaatjes. Dit zijn korte plaatjes die niet tot de steel reiken en zich tussen de lange plaatjes bevinden. Bovendien kleurt het vruchtvlees bij beide soorten eerst roze en daarna zwart. Meest algemeen is grofplaatrussula, een forse soort met bruine hoed tot 20 cm, hard vruchtvlees, en wijd uiteen staande plaatjes die breken met een knakkend geluid. Een zeldzame dubbelganger is fijnplaatrussula, die, zoals de naam aangeeft, verschilt door de dunne en dicht opeen zittende plaatjes.
Meest voorkomende
De meest algemene soort in Vlaanderen is geelwitte russula. Deze soort groeit bij allerlei loof- en naaldbomen. De hoed is okergeel en contrasteert met de witte plaatjes. De smaak is lichtjes pikant tot mild. Beukenrussula daarentegen heeft niet alleen een okergele hoed, maar ook een bleek okerkleurige tint op plaatjes en steel. Ook is de smaak erg pikant en ruikt het vruchtvlees naar appelmoes. Zoals de naam aangeeft, groeit deze soort altijd bij beuk. Een algemene soort met kartonbruine hoed, geribde hoedrand, pikante smaak en kaasgeur is scherpe kamrussula. Ook de vrij algemene onsmakelijke russula heeft een geribde hoedrand. Maar bij deze soort is de hoed geelbruin, de smaak slechts matig pikant en de geur weinig uitgesproken. Een bruine hoed met roze onder-
toon is karakteristiek voor smakelijke russula. Deze soort heeft stevig vlees met een milde smaak. Typisch is ook dat de hoedhuid iets te kort is en je bijgevolg aan de hoedrand de topjes van de plaatjes ziet. Het lijkt wel alsof de hoedrand ‘witte tandjes’ heeft. De drie soorten groeien bij voorkeur bij allerlei loofbomen.
Groene jongens
Twee soorten met een milde smaak hebben een hoed die minstens gedeeltelijk grijs kan zijn. Regenboogrussula is matig algemeen en onderscheidt zich van alle overige soorten door de vettig aanvoelende, elastische plaatjes. De hoed wordt wel 20 cm en is meestal grijs met inmenging van lila en groen. Minder fors maar zeer algemeen is berijpte russula met zeer breekbare plaatjes en een overwegend tot geheel grijze hoed zonder enig spoor van lila. Bij jonge exemplaren is de hoed opvallend mat en lijkt hij viltig of berijpt. Beide soorten groeien bij allerlei loofbomen en naaldbomen.
Zowel van regenboogrussula als berijpte russula komen in de bossen van de Dendervallei groene vormen voor. Deze herken je respectievelijk aan de elastische plaatjes en de berijpte hoed. Daarnaast vind je er twee soorten met milde smaak die altijd een groene hoed hebben. Zeldzaam is ruwe russula, een soort die je meteen herkent aan de hoed met groene vlekjes op een bleke ondergrond. De plaatjes zijn wit en niet erg breekbaar. Kenmerkend is ook het harde vruchtvlees. Terwijl ruwe russula bij allerlei loofbomen voorkomt, geeft groene berkenrussula de voorkeur aan berk of naaldbomen. Kenmerkend zijn de glimmende hoed, de roomkleurige, breekbare plaatjes en het broze vruchtvlees.
Braken en bedorven garnalen
Twee andere begeleiders van berk hebben een rode hoed. Roze berkenrussula heeft een pikante smaak en een hoed die amper 5 cm bereikt, eerst roze, later wit uitblekend. Daarentegen heeft schotelrussula een milde smaak en een hoed tot 10 cm, typisch baksteenrood met geel hartje. Ook de snede van de plaatjes is nabij de hoedrand rood gekleurd. Een geheel rode hoed vind je bij loofbosbraakrussula en stevige braakrussula. Beide namen verwijzen naar de pikante smaak die braakneigingen kan veroorzaken. Loofbosbraakrussula groeit onder allerlei loofbomen en heeft een steel die normaliter langer is dan de diameter van de hoed. Stevige braakrussula groeit altijd bij beuk en heeft een steel die hoogstens even lang is als de diameter van de hoed. De algemene en zeer pikante broze russula heeft een hoed tot 6 cm met de kleur van een wijnvlek op een wit tafellaken en donkerder midden. Uniek is dat de snede van de plaatjes onregelmatig gezaagd is. Gelijkaardig, maar met een hoed tot 12 cm, is de eveneens algemene zwartpurperen russula. Bij deze soort bevinden zich meestal gele vlekjes op de hoed, is de plaatjessnede gaaf, en smaakt het vruchtvlees mild of lichtjes pikant. Ten slotte is mild vruchtvlees met een geur naar bedorven garnalen uniek voor de eerder zeldzame vissige (eiken) russula. Niet zelden is ook de steel bij deze soort gedeeltelijk tot geheel rood.
Braakrussula foto: Danny Declercq
Hans Vermeulen