Didactief nr 1 2012

Page 1

JA ARGANG 42, NR 1 / JANuARi-FEBRuARi 2012, PRiJS € 6,-

OPINIE EN ONDERZOEK VOOR DE SCHOOLPRAKTIJK

Trots op ons vak De grote Didactief enquête

Rolmodel Rutte ‘Ik vind lesgeven gewoon leuk’

De favoriete leraar van... Désanne van Brederode januari/februari 2012


BerOepStrOtS BEROEPSTROTS

Leraren worden zwaar on

(en 8 andere borrelwaar

Eindeloos veel vakantie hebben ze, maar ook enorm grote klassen en een schandalig laag salaris. Als op een familiefeestje de kurk van de fles is, vliegen de clichés over ons onderwijs over tafel. Maar hoe zit het nu echt met de arbeidsomstandigheden van de Nederlandse leraar? Didactief schift de zin van de onzin.

1. In Nederland wordt een leraar fors onderbetaald

Zin

3. Leraren maken veel overuren OnZin

OnZin Het populaire tv-programma Ik vertrek telt relatief weinig leraren. Waarom zouden ze ook? Beginnende leraren verdienen op de basisschool in Nederland meer dan hun collega’s in bijvoorbeeld Finland, gemiddeld 37974 dollar bruto op jaarbasis tegen 32692. Ook het eindsalaris verschilt nog altijd 5000 dollar (2009). Gemiddeld is het salaris in alle 21 landen van de Europese Unie minstens 2000 dollar lager dan in Nederland, aan begin én eind van de carrière. Ook in het voortgezet onderwijs zit er bij een beginnend leraar in Nederland gemiddeld zo’n 5000 dollar bruto per jaar meer in zijn loonzakje dan bij zijn Finse academisch geschoolde collega. En het verschil blijft groot, ook aan het einde van de loopbaan. Vergeleken met een collega in een doorsnee EU-land doet de Nederlandse leraar het zelfs nog beter, het verschil is duizenden dollars groter. Bron: Stamos, 2011

2. Leraren denken op vakantie maar aan één ding… Zin De meeste leraren denken inderdaad vooral aan school als ze op de camping staan in Frankrijk of Kroatië. Uitgeverij Malmberg zocht het uit (2011) en ontdekte dat twee van de drie leraren in het voortgezet onderwijs het spannend vinden om weer voor de klas te gaan staan na de zomervakantie. Eenderde denkt (veel) aan school aan de oevers van de Ardèche en elders. Vrouwen zijn vaker gespannen dan mannen, ze ervaren de zomerstart meer als een nieuw begin dan als een vervolg op het voorgaande schooljaar. Pluspunt? Hoe ouder leraren worden, hoe makkelijker ze weer opstarten. Daar staat tegenover dat het onthouden van de namen van een nieuwe klas steeds moeilijker wordt met de jaren. Eenderde van de vijftigers heeft er problemen mee, tegen maar vijftien procent van de dertigers.

28

januari/februari 2012

Gemiddeld werken leraren in Nederland niet meer uren dan waarvoor zij zijn aangesteld. Maar omdat onderwijs piekperioden kent, ervaren zij wel meer werkdruk dan andere beroepsgroepen. Het gaat dan niet alleen om lesgeven. Juist niet. Leraren in primair en voortgezet onderwijs besteden ongeveer veertig procent van hun werktijd aan lesgeven. Daarnaast besteden vooral juffen en meesters in de basisschool veel tijd aan lesgebonden taken (26 procent) tegen 24 procent in het voortgezet onderwijs. Bron: Taakbesteding en taakbelasting van leraren, onderzoeksrapport SBO 2007.

4. Een Nederlandse leraar heeft (te) veel vakantie OnZin Valt wel mee, hoor. Kijk maar eens hoeveel vakantiedagen uw collega’s in Duitsland, Finland of Slovenië hebben. Op de Europese internetkalender staan alle holidays, de grote (zomer- en kerstvakanties) en de kleine, zoals de Dag van de Revolutie (15 maart, Hongarije), Allerheiligen (Luxemburg, 1 november). En dat zijn er nogal wat. Fascinerende lectuur: Malta, een indrukwekkend lange lijst vrije dagen. eacea.ec.europa.eu/education/eurydice/documents/ calendars/academic_calendar_EN.pdf.pdf

5. De grootste stressfactor in het onderwijs is de overheid zelf Zin Leraren scoren hoog in stresstests. Uit cijfers van Sectorbestuur Arbeidsmarkt (2007) bleek dat 62 procent van de leraren in het basisonderwijs te veel stress ervoer, tegen 59 procent in het voortgezet


onderbetaald

rheden)

On OnZin onderwijs. Vergelijk dat met de gemiddelde Nederlandse werknemer (42 procent) of personeel met een hbo-opleiding of hoger (49 procent). Als meest belastende factoren noemden leraren: het overheidsbeleid, het gebrek aan opvoeding van leerlingen, het overheidsbudget. Een en ander zou resulteren in emotionele uitputting. Bron: Taakbesteding en taakbelasting van leraren, onderzoeksrapport SBO 2007; Onderwijs en arbeidsproductiviteit, onderzoeksrapport TIER 2011.

6. De productiviteit van het onderwijs neemt af Zin Tenminste: volgens de economen Henriëtte Maassen van den Brink en Wim Groot in hun onderzoeksrapport TIER 2011. Al plaatsen ze wel meteen een kanttekening in hun nieuwste onderzoek: data zijn moeilijk verkrijgbaar en niet altijd keihard. Productiviteit meet je met de verhouding tussen cijfers en diploma’s (de prestaties van leerlingen) en de uitgaven per leerling als criterium. En zo bezien is de productiviteit in binnen- en buitenland de afgelopen jaren gedaald, zegt TIER. Maar ja, leg zelf maar eens een waterdicht verband tussen de cijfers van uw leerlingen en uw inzet, het aantal uren dat u ze les heeft gegeven en de faciliteiten die u tot uw beschikking heeft. Neem dan nog maar een bitterbal en schakel soepel over naar een ander onderwerp op dat feestje. Bron: Onderwijs en arbeidsproductiviteit, onderzoeksrapport TIER 2011

7. De kwaliteit van de leraar is allesbepalend voor de kwaliteit van het onderwijs Zin TIER heeft met een grote enquête onderzocht hoe in scholen zelf tegen productiviteit wordt aangekeken. In de basisschool noemen leraren vooral ‘hoe tevreden

tekst Monique Marreveld beeld: Shutterstock

leerlingen nu en later zijn met het leven’ als het belangrijkste product van hun inspanningen. In het voortgezet onderwijs noemen docenten diploma’s als belangrijkste opbrengst. Onderwijsdeskundigen zeggen het anders: niet de diploma’s, maar het ‘kennen en kunnen’ tellen het zwaarste. De kwaliteit van de leraar noemen alle respondenten als het belangrijkste middel om opbrengsten te realiseren en te vergroten. Daarna komen geld en in het voortgezet onderwijs het aantal contacturen als factoren in beeld. Bron: Onderwijs en arbeidsproductiviteit, onderzoeksrapport TIER 2011

8. Leraren houden niet van bijscholing OnZin In de onderwijscao’s staat dat een leraar jaarlijks tien procent van zijn aanstelling moet besteden aan scholing en deskundigheidsbevordering. Om extra scholing te stimuleren werd de lerarenbeurs ingesteld, waarvan het budget voor afgelopen jaar werd verhoogd tot in totaal 77 miljoen euro. Achtduizend leraren kregen een beurs toegekend. Vooral de masteropleiding special educational needs is populair. Het Centraal Planbureau betwijfelt wel de effectiviteit van de lerarenbeurs. Tien procent van de leraren stapt het hoger onderwijs binnen, die dat anders niet zouden hebben gedaan. Dat is een pluspunt. Maar tien procent van de aangevraagde beurzen wordt helemaal niet gebruikt (en dus niet uitbetaald) en de andere tachtig procent wordt ingezet voor studies die men ook zonder beurs zou zijn gaan volgen. Bron: CPB en IVA, juni 2010, op de site www.onderwijsarbeidsmarkt.nl

9. Po-klassen in Nederland zijn veel groter dan in de ons omringende landen. OnZin Het is maar net welke kant je op kijkt. In Engeland en Frankrijk hebben ze grotere klassen maar Nederland zit wel boven het Europese gemiddelde. Maar de Koreaanse toestanden liggen wel ver achter ons. Nederland 22,2* Duitsland 22,1 Engeland 24,3 Frankrijk 24 OECD gemiddelde 21,4 Korea 33,6 EU gemiddeld 20 *gemiddeld aantal leerlingen per klas in basisonderwijs Bron: http://www.onderwijsarbeidsmarkt.nl/fileadmin/ user_upload/klassengrootte.pdf ■

januari/februari 2012

29


OnderZOeK ONDERZOEK

Klasindeling kan sfeer verbeteren

Bekend maakt bemind Van oudsher is het een hele kunst: tafelplaatsing. Wie zit naast wie en tegenover wie beslist niet? Hét recept voor een geslaagd diner of een fataal familieconflict. Hetzelfde geldt in de klas...

K

lassenmanagement is een belangrijke taak van docenten. Als het goed gebeurt, zorgt het voor een optimaal leer- en leefklimaat voor de leerlingen. Dus duidelijke regels en afspraken voor het gedrag van leerlingen en gepaste maatregelen bij problemen. Ook het inrichten van een klaslokaal valt er onder. En dan gaat het niet alleen om de plaats van het schoolmeubilair en het ophangen van decoratie, maar vooral om: wie zit naast wie? Veel leerkrachten maken meerdere keren per jaar een nieuwe klassenindeling. Toch zijn hier nauwelijks richtlijnen voor. Er wordt rekening gehouden met medische aspecten: een kind dat niet zo goed hoort of ziet, komt natuurlijk vooraan te zitten. Ook speelt de lengte van de kinderen soms een rol, dus een lang kind achteraan, een kleiner kind vooraan. Soms wordt er geëxperimenteerd met de niveaus van de kinderen: de wat vluggere leerlingen zitten dan naast degenen die niet zo goed meekunnen. Tot slot spelen sociaal-emotionele factoren soms een rol. Een wat stiller kind wordt bijvoorbeeld naast een extraverter kind gezet, om

‘Pestgedrag neemt normaal gesproken tijdens het schooljaar vaak toe...’

46

januari/februari 2012

de stille zo wat meer bij de klas te betrekken. Veel leerkrachten zullen vanuit hun ervaring wel een idee hebben van wat werkt en wat niet werkt. Anti-pesten Met wetenschappelijk onderzoek willen we de aandacht juist richten op veranderingen in het sociaal klimaat in de klas. Zo stelden we onszelf de vraag of de klassenindeling invloed heeft op bijvoorbeeld het pestgedrag in de klas. Het tegengaan van pesten is namelijk een speerpunt voor veel scholen, maar dat is niet eenvoudig. Ook wilden we weten of leerlingen elkaar aardiger gingen vinden en positiever over elkaar zouden gaan denken, wanneer zij dichter bij elkaar zouden komen te zitten in de klas. Aan het onderzoek deden 34 klassen mee, met in totaal 800 leerlingen uit de groepen 7 en 8. Aan het begin van het onderzoek werd met behulp van sociometrie het sociale klimaat in de klas gemeten. Hierbij konden leerlingen aangeven wie er gepest werden, wie er soms agressief waren, of welke klasgenoten teruggetrokken waren. Bovendien konden de leerlingen aangeven wie zij aardig en wie zij minder aardig vonden.


tekst Yvonne van den Berg Eliane Segers, Antonius Cilessen beeld Joost Grol

Zet leerlingen die elkaar niet zo aardig vinden dichter bij elkaar: het werkt! Het klassenklimaat kan worden verbeterd door leerlingen strategisch te verplaatsen

Dichterbij Op basis van deze gegevens werden tweetallen geselecteerd waarvan minstens ĂŠĂŠn van de twee leerlingen de ander niet aardig vond. Vervolgens hebben we voor een aantal klassen nieuwe indelingen gemaakt, zodat klasgenoten die elkaar niet zo aardig vonden dichter bij elkaar kwamen te zitten. Zaten ze bijvoorbeeld eerst vier zitplaatsen van elkaar af, dan schoven ze er twee op. We hielden er wel rekening mee dat we de kinderen die elkaar niet aardig vonden nooit direct naast elkaar zetten. Er zat altijd een voor hen neutraal persoon tussen. Vervolgens zaten de leerlingen gedurende drie maanden in de nieuwe opstelling. Na afloop van die drie maanden werd het sociale klimaat opnieuw in kaart gebracht. Het bleek dat in de klassen waar de kinderen niet waren verplaatst, het pestgedrag was toegenomen. Dit was te verwachten, omdat we uit onderzoek weten dat pestgedrag gedurende een schooljaar vaak toeneemt. Maar in de klassen waar de klassenindeling was veranderd, was er helemaal geen toename in pesten en waren er zelfs minder kinderen die zich terugtrokken uit de groep. Bovendien vonden de leerlingen de

klasgenootjes die ze drie maanden eerder niet leuk vonden nu veel aardiger. Klassenklimaat Het onderzoek laat dus heel hoopvolle resultaten zien. Het is goed om te zien dat het klassenklimaat op een relatief eenvoudige manier kan worden verbeterd. We denken dat de effecten te verklaren zijn doordat de kleinere afstand tussen de leerlingen ervoor zorgt dat zij meer contact met elkaar hebben. Hierdoor krijgen ze in de gaten dat degene die ze eerst niet zo leuk vonden, toch eigenlijk best aardig is. Deze positieve effecten lijken zich vervolgens te verspreiden naar de hele klas en het klassenklimaat in het algemeen. â–

Op dit moment is een vervolgonderzoek gestart. Hiervoor zijn de onderzoekers (Radboud universiteit Nijmegen) nog op zoek naar scholen die bereid zijn aan het onderzoek mee te werken. u kunt zich aanmelden met een mailtje aan redactie@didaktief.nl

januari/februari 2012

47


OnderZOeK ONDERZOEK NIEUW

De digidocent komt eraan… of toch niet? Het verhaal is overbekend. Het wordt niks met ict in het onderwijs, omdat de docenten digital immigrants ofwel digitale allochtonen zijn. Zij zijn met andere media en middelen grootgebracht, weten dús niet hoe ze met de moderne technologieën moeten omgaan en hebben dús geen idee hoe die media en middelen in te zetten in het onderwijs. Maar gelukkig – zeggen onderwijsgoeroes en -profeten – komt er een generatie digital natives (digitale autochtonen) aan die geboren en getogen zijn met gsm’s, smartphones, computers, mp3-spelers, videogames enzovoorts en zij zullen het allemaal wel kunnen. Helaas, zet je schrap, de werkelijkheid is weer ingewikkelder dan het lijkt. Uit een in Technology, Pedagogy and Education gepubliceerd onderzoek blijkt dat Net-Generatie leraren-in-opleiding (oftewel lio’s geboren in de periode 1984-1989 die niets anders dan een digitale wereld kennen) niet beschikken over de benodigde kennis om ict goed in te zetten. De studie betrof de technischpedagogische kennis van lio’s: kennen ze de didactische en praktische voor- en nadelen van verschillende technologieën en kunnen ze deze kennis toepassen in hun lespraktijk. De verwachting was dat deze NetGen-lio’s deskundig en vaardig zouden zijn in zaken als ontdekkend internetleren en niet-lineair, hypertekstachtig denken en dat zij deze vaardigheden zouden (kunnen) vertalen naar hun lespraktijk. Niets

bleek minder waar: hun kennis en hun vaardigheden hieromtrent waren zeer beperkt. Onze digitale hoop voor de toekomst heeft, bijvoorbeeld, geen (goed) idee hoe sociale media zoals Facebook®, msn’en enzovoorts ingezet kunnen

KIRSCHNER KIEST

worden om kennis te creëren, om inhoudelijk met elkaar te discussiëren en om informatiebronnen te (ver)delen. De onderzoekers concluderen dan ook dat de hoge verwachtingen over deze aankomende docenten en hun vermogen om ict te adopteren en adapteren voor hun lespraktijk ‘hoogst twijfelachtig’ is. Wegen En hoe zit het eigenlijk met de jeugdige digitale autochtonen? Kunnen zij werkelijk ‘lezen en schrijven’ met moderne media? Saskia BrandGruwel (Open Universiteit) heeft veel onderzoek gedaan naar wat ze noemt de digital literacy van de huidige generatie jongeren. Deze digitale

>>

januari/februari 2012

53


derZOeK ONDERZOEK KORT

Actieve games geletterdheid wordt vaak gezien als sleutel voor de zogenoemde 21ste eeuw-vaardigheden (21st Century Skills; European Commission, 2002). Leerlingen zouden competent of zelfs expert zijn in het omgaan met digitale informatie en informatieproblemen kunnen oplossen. Ze zoeken immers niets meer op in boeken, maar alles op internet. Het onderzoek van Brand-Gruwel laat zien dat de meeste jongeren helemaal niet (zo) digikundig zijn. Het oplossen van informatieproblemen is voor hen vaak een majeur, zo niet onoverkomelijke cognitieve onderneming. Zoeken, vinden, beoordelen en verwerken van informatie is een complex cognitief proces. Dat leerlingen een veelheid aan moderne media gebruiken, betekent niet dat zij die media goed gebruiken. Vingervlugheid is niet hetzelfde als effectief gebruik. Zij kunnen wel Googlen, maar missen de informatievaardigheden om doeltreffend informatie te vinden en om die informatie te wegen op relevantie en juistheid. Zo krijg je werkstukken over voeding en gezondheid met geknipte en geplakte informatie van websites gesponsord door fastfoodketens of over de zestiende-eeuwse natuurfilosoof (Francis Bacon) met informatie over zijn twintigste-eeuwse schilderende naamgenoot. Snoepen Om het verhaaltje af te maken: zijn digitale autochtonen eigenlijk beter dan digitale allochtonen als het gaat om leren van en met moderne digitale media? Oftewel, is het werkelijk zo slecht gesteld met de zittende generatie docenten? In British Journal of Educational Technology rapporteren onderzoekers dat ‘late baby boomers’ (geboren tussen 1951 en 1962) beter leren, actiever omgaan met digitale informatie en beter online werken met anderen dan ‘millenials’ (geboren na 1982). Dat je wel eens in de keuken staat en graag snoept van lekkere gerechten, maakt je nog geen chefkok. Zoals je ook geen mediavaardige docent wordt van opgroeien in een mediarijke wereld en spelen met apparaatjes. Daar moet je toch voor doorgeleerd hebben. ■ Paul Kirschner, hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit, kiest tweemaandelijks de pareltjes uit recent onderzoek. De besproken onderzoeken zijn te vinden op didactiefonline.nl

54

januari/februari 2012

De Nederlandse jeugd wordt steeds dikker en beweegt te weinig. De nieuwe generatie computergames waarbij spelers moeten bewegen, de zogenoemde actieve games, kan mogelijk bijdragen aan een actievere leefstijl. Iets wat jongeren waarschijnlijk meer aanspreekt dan elke dag verplicht een uur bewegen. Wetenschappers van de Vrije Universiteit Amsterdam en TNO gaan de effecten van actieve computergames op lichaamsbeweging onderzoeken. Agressie, overgewicht, lusteloosheid, slaapproblemen en asociaal gedrag worden geassocieerd met gamen. Maar kan gamen de gezondheid van jongeren ook positief beïnvloeden? In het MyGame-onderzoek volgen de wetenschappers driehonderd jongeren en hun gezin gedurende tien maanden. Het onderzoek wordt uitgevoerd in Amsterdam, Leiden, Amersfoort en Breda in samenwerking met de lokale GGD. Deelnemers aan het onderzoek krijgen gratis een PlayStation®Move pakket met daarbij verschillende nieuwe games. De helft van de deelnemers krijgt deze bij aanvang van de studie, de andere helft na ongeveer een jaar. Via online vragenlijsten en lichaamsmetingen krijgen de onderzoekers informatie over het gedrag en de lichamelijke eigenschappen van de gamende jongeren en hun gezinnen. Het onderzoek start in januari 2012, de eerste resultaten worden medio 2013 verwacht. Meer informatie: www.my-game.nl

Kennisportaal Met financiële steun van de Europese Commissie is het tweejarige EIPPEE-project gestart: Evidence informed policy and practice in education in Europe. Voor Nederland nemen NWO en het ministerie van Onderwijs deel. Doel is het opzetten van duurzame infrastructuren en processen voor evidence informed beleid en praktijk in onderwijs in Europa. In gewoon Nederlands: onderwijsonderzoekers, beleidsmakers en scholen moeten beter toegang krijgen tot resultaten uit onderzoek en tot goede voorbeelden. Gemikt wordt op een transnationaal Europees netwerk van (onderzoeks)organisaties. Om de toegang tot onderzoek te verbeteren worden instrumenten ontwikkeld voor het delen van onderzoek, zoals een website voor goed onderzoek. Het opleiden van onderzoekers voor het opstellen van vraaggestuurde systematische reviews van evidence informed onderzoek. Er worden good practices ontwikkeld en er wordt gewerkt aan betere bemiddeling en overdracht van kennis. Aan het project, dat gecoördineerd wordt door het EPPI-Centre aan de Universiteit van London, nemen 35 partners uit 23 Europese landen deel. Daarnaast zijn zeven organisaties uit vier landen buiten Europa erbij betrokken. Meer informatie Ruud Strijp (secretaris van NWO-PROO), 070-3440566, r.strijp@nwo.nl of Rien Rouw (OCW), m.a.rouw@minocw.nl


Scholen voor Scholen

“Ik vond de posters met stickers heel goed. Voor elke meegebrachte opbrengst in de klas mochten leerlingen een letter plakken. Binnen een paar dagen was de hele poster volgeplakt.”

U kiest voor

Edukans biedt u

• • •

• •

Een schoolproject in India, Malawi, Peru, Kenia, Ethiopië of Oeganda Een actievorm en bijbehorend materiaal Actief burgerschap

Drie keer per jaar gratis informatie over uw project Kant en klaar actiemateriaal Educatief materiaal en presentatie op uw school

PR1216

Leerkracht Marieke Dongelmans

Opgeven? Ga dan naar www.edukans.nl/scholenvoorscholen. Klik op het tabblad ‘Doe mee’. ■ Wij willen meer info. Stuur ons het Edukansboekje met informatie over jullie projecten en acties.

Naam school

Contactpersoon

Adres

Postcode en Plaats

Telefoon

E-mail

Bon opsturen naar: Edukans | Antwoordnummer 737 | 3800 VB Amersfoort

www.edukans.nl/scholenvoorscholen

Van de makers van Schoenmaatjes


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.