Didactief nr. 4 - 2016

Page 1

JA ARGANG 46, NR 4 / APRIL 2016, PRIJS € 6,95

JAARGANG 46, NR2 / ApRil 2016

OPINIE EN ONDERZOEK VOOR DE SCHOOLPRAKTIJK

OPINIE EN ONDERZOEK VOOR DE SCHOOLPRAKTIJK

Wetenschap & commercie? Pas op!

in opdrach t van:

WAST UW LEERMIDDELEN

100%

WITTER!

CITO CITO NRO

Schoolontwikkeling ULTIMATE is een samenspel

‘Groei komt horizontaal, verticaal en van binnenuit’

Special

GEDEELD LEIDERSCHAP


VO ONDERZOEK

Van digitaal naar analoog Handig toch, als je dankzij een digitale tool precies weet welke onderdelen van je vak die ene leerling beheerst, en waar hij juist nog flink mee moet oefenen? Maar hoe geef je feedback op die informatie in een volle klas?

E

en praktijkgerichte studie laat zien dat docenten bij de terugkoppeling van digitale prestatiegegevens van leerlingen in de les kiezen voor vrij traditionele handelingen. Maar waarom komen docenten eigenlijk terug op die prestatiegegevens? Adaptieve oefenprogramma’s zorgen er immers zelf voor dat een leerling juist die oefeningen maakt die passen bij zijn of haar niveau. En heeft de leerling uitleg nodig, dan bieden educatieve tools die vaak zelf aan in de vorm van een filmpje of tekst. Het antwoord ligt voor de hand en blijkt ook uit onderzoek van Hattie & Timperley (2007) en Van Lehn (2011): Geautomatiseerde uitleg alleen leidt tot slechtere prestaties dan wanneer een persoon uitleg geeft. Van de 158 brugklassers die

Aan de informatie die online oefentools geven valt veel te verbeteren

Kooptips Staat u voor de keuze om een online leermiddel aan te schaffen waarmee u de vorderingen van uw leerlingen kunt bijhouden? Log dan in als leerling, maak enkele oefeningen, log vervolgens in als docent en bekijk hoe gebruiksvriendelijk het prestatieoverzicht is en welke informatie u over de leerling kunt zien. Kunt u op basis van deze gegevens zinvolle feedback geven? / JV

28

april 2016

wij vroegen hoe ze het beste geholpen worden, kiest bijna 70% voor hulp van een persoon. ‘Als je de uitleg van een mens nog steeds niet snapt, kun je hem iets vragen. Dan kan hij het op een andere, betere manier uitleggen,’ aldus een brugklasser. Docent onmisbaar Hulp van de docent is dus onmisbaar. Die hulp kan bestaan uit individuele uitleg, maar ook uit een andere vorm van onderwijs-op-maat, zoals koppeling van een goede aan een minder goede leerling (voor verschillende manieren van feedback, zie didactiefonline.nl). Om te weten welke leerling wat nodig heeft, moet je gedetailleerd op de hoogte zijn van de prestaties van je leerlingen. Digitale educatieve programma’s die prestatiegegevens bijhouden bieden dan uitkomst, althans, in theorie. Ons praktijkgerichte onderzoek laat echter zien dat er aan de informatievoorziening van online oefentools - in dit geval Got it Taal - veel te verbeteren valt. Got it Taal is een adaptief programma van ThiemeMeulenhoff voor Nederlands. Het biedt online oefeningen aan voor leesvaardigheid, spelling, grammatica, schrijfvaardigheid en mondelinge taalvaardigheid. Op Fons Vitae Lyceum in Amsterdam, waar dit praktijkgerichte onderzoek is uitgevoerd, oefenden brugklassers gedurende een schooljaar wekelijks een uur met dit programma. Dat gebeurde in een apart uur, buiten de reguliere les Nederlands. Een keer in de twee weken raadpleegden vier docenten Nederlands de resultaten van hun klas in Got it Taal. Op basis van de prestatiegegevens selecteerden ze elk twee tot zes leerlingen wier oefenscores ze opvallend vonden. Die leerlingen kregen vervolgens


Tekst Jordi Vermeulen

Zinvolle feedback

een bijzondere behandeling in de vakles. Deze terugkoppeling nam ongeveer een kwartier van het lesuur in beslag. Rapportage De rapportage van Got it Taal bleek bij de start van het onderzoek niet specifiek genoeg. Om te kunnen onderzoeken wat docenten met prestatiegegevens doen als een programma wèl de benodigde informatie oplevert, is Got it Taal tijdens de onderzoeksperiode op ons verzoek op een aantal punten (maar niet alle) aangepast. Want scoort de leerling slecht op het onderdeel ‘spellingtekens’ omdat hij het subonderdeel ‘hoofdletter aan het begin van de zin’ niet beheerst? Of gebruikt hij trema’s verkeerd? Docenten konden bovendien niet zien op welk moment oefeningen waren gemaakt, waardoor onduidelijk was of de leerling de stof inmiddels wel begreep. Ook zagen docenten de eerste weken niet wat er bij oefeningen was ingevuld. Hierdoor bleven denkfouten van leerlingen onbekend. Neem het onderdeel persoonsvorm als voorbeeld: schrijft de leerling ‘gaat’ terwijl het ‘gaan’ moet zijn? Of maakt hij vooral dt-fouten? Na klachten van die tijdens het onderzoek werden verzameld is het programma alleen voor de duur van het onderzoek en voor deze school – aangepast. Een ander, niet-verholpen probleem, had te maken met hoe leerlingen oefenen. Dat doen ze - uiteraard - lang niet altijd serieus. Zoals een brugklasser toelicht als hij een slecht gemaakte oefening uit Got it Taal opnieuw onder ogen krijgt: ‘Dat was aan eind van het oefenuur, toen was ik heel erg moe.’ Scores zijn in zo’n geval geen juiste weergave van wat een leerling weet en kan. Na de aanpassing vonden de docenten de automatisch gegenereerde prestatiegegevens waardevol, zeker als leerlingen serieus geoefend hadden. ‘Als docent ben je heel snel geneigd te denken dat ze

✔T oetst het programma met meerdere opgaven een lesstofonderdeel? Kijk dan niet als eerste naar de score op 1 opgave, maar bekijk de gemiddelde score op het lesstofonderdeel. Ga vervolgens na hoe de onderliggende opgaven zijn gemaakt: scoort de leerling op alle opgaven over ‘voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord’ ongeveer hetzelfde? Of is er een opgave die de gemiddelde score enorm beïnvloedt? Richt je feedback dan op dat specifieke punt. ✔ Wijkt de score extreem af in negatieve zin, kijk dan wat de leerling heeft ingevuld. Vaak blijkt dat een leerling zomaar wat heeft ingevoerd om door te kunnen naar de volgende opgave. Of dat de instructies niet letterlijk zijn opgevolgd waardoor de lage score vertekend is. Is je feedback kortom wel relevant? / JV

Zie voor meer tips over feedback op digitale toetsen zie didactiefonline.nl

het wel weten. Maar dankzij deze gedetailleerde informatie zie je waar de problemen liggen,’ aldus een docent Nederlands. Hoe besloten de docenten welke leerling extra aandacht nodig had? Ze combineerden de harde digitale data vrijwel altijd met softere informatie over de leerling: ‘Je kunt niet alle vier de leerlingen die digitaal slecht scoren voor het bord halen. Dus dan kies je iemand omdat het goed is voor zijn zelfvertrouwen.’ Wat ze uiteindelijk in de les deden met de prestatiegegevens, verschilt op het oog nauwelijks van een reguliere les. Vaak kozen ze ervoor om zelf extra uitleg te geven, soms kreeg een goed presterende leerling die taak. Leerlingen legden iets uit voor het bord, kregen klassikale beurten, of maakten een extra oefening waarbij ze hun denkstappen hardop moesten formuleren. Digitaal kan nog steeds niet zonder analoog, lijkt de belangrijkste conclusie. ■ Jordi Vermeulen is docent aan de lerarenopleiding van de Hogeschool van Amsterdam. Het onderzoek ‘Docentgebruik van automatisch gegenereerde prestatiegegevens’ voerde hij uit als docent aan het Amsterdamse Fons Vitae Lyceum, in samenwerking met Wilfried Admiraal (Universiteit Leiden) en Jacquelien Bulterman (gasthoogleraar Berkeley University).

Filmpjes van de interventies en het onderzoeksverslag staan op www.fonsvitae. nl/nieuws/praktijkgerichte-studie-differentieren-door-onze-docent

april 2016

29


onderzoek kort PO/VO Tekst Paul Kirschner

Specifieker bewijs

Eerst keer ik terug naar vorige maand. Daar besprak ik twee waarheden als koeien die toch minder waar bleken te zijn. Eén ‘waarheid’ ging over hoe verhoogde intrinsieke motivatie – rotsvaste pijler van zelfbeschikkingsadepten – geen positief effect had op rekenprestaties, terwijl het omgekeerde wel het geval was: succes in rekenen had een significant positief effect op intrinsieke motivatie. De andere ‘waarheid’ ging over hoe betrokkenheid – stevige hoeksteen van de adepten van het ontdekkend leren – tot minder in plaats van meer leren leidde in de natuurwetenschappen. Daarna las ik het artikel van Emma Carey en drie collega’s in Frontiers in Psychology over wat zij noemden de kip-of-ei-relatie tussen rekenangst en rekenprestatie. In tegenstelling tot motivatie is die relatie, tenminste wat rekenen betreft, wel wederkerig. Rekenangst leidt tot een verminderde rekenprestatie én slecht presteren in het rekenen leidt tot angst daarvoor. Met andere woorden, de vraag voor leraren moet eerder zijn ‘Hoe help ik

Nog meer bewijs voor dichtklappen laptop bij bepaalde soort leren leerlingen hun rekenangst te verminderen?’ dan ‘Hoe motiveer ik leerlingen om te rekenen?’ of ‘Hoe maak ik rekenen interessanter of relevanter voor mijn leerlingen?’ Vorig jaar oktober schreef ik over digital natives en noemde ik een aantal ‘verontrustende’ onderzoeksresultaten, onder meer dat veel wisselen van taken, al dan niet gedurende het leren (per abuis ‘multitasken’ genoemd), samen gaat met oppervlakkig en minder goed leren, concentratieproblemen en zelfs leidt tot een gedrag dat veel op verslaving lijkt. Sindsdien heb ik alleen maar meer artikelen gelezen over de negatieve gedragspsychologische aspecten van overmatig internetgebruik. Bijvoorbeeld het onderzoek van Hugues Sampasa-Kanyinga en zijn collega’s van Ottawa (Canada) Public Health. Zij bestudeerden de relatie tussen de hoeveelheid tijd die kinderen en adolescenten besteden aan het gebruik van sociale netwerken (zoals Twitter, Facebook en Instagram) en hun psychologische gesteldheid. Zij vonden dat intensief gebruik daarvan verband

kirschner KIEST

Soms heb je iets geschreven en vind je later nog meer mooie artikelen over hetzelfde onderwerp. Zo verging het mij met enkele columns in Didactief. Omdat de wetenschappelijke inzichten zich verder blijven ontwikkelen keer ik voor deze ene keer terug naar eerdere columns, maar nu met nieuwe onderzoekresultaten. hield met een lage beoordeling van de eigen mentale gezondheid, met het ervaren van meer psychologische stress en zelfs met zelfmoordgedachten. Omdat het onderzoek over correlaties gaat is het natuurlijk de vraag wat oorzaak is en wat gevolg. Zijn kinderen en adolescenten met een problematische psychologische gesteldheid aangetrokken tot veel gebruik van sociale media of leidt veel gebruik van sociale media tot psychologische problemen? In ieder geval reden tot waakzaamheid. Ook voor mijn stuk over typen versus schrijven vond ik meer bewijskracht. Ik schreef dat jonge kinderen letters beter leerden herkennen en lezen als zij ze leerden door met de hand te schrijven en dat oudere leerlingen/studenten beter aantekeningen met de pen in plaats van op de pc kunnen maken als zij goed willen leren. In de Journal of Writing Research rapporteerden Annen Mangen en drie Noorse collega’s over onderzoek naar verschillen in het onthouden van woorden bij lerenden die gebruikmaken van pen-en-papier, een toetsenbord en een iPad. Hun resultaten lieten zien dat er geen verschil was voor het herkennen van de woorden, maar dat er een significant positief effect was voor pen-en-papier voor het herinneren (free recall) van de woorden. Weer enig bewijs voor het dichtklappen van laptop en iPad gedurende bepaalde soorten leren. Met andere woorden, alle drie de onderwerpen zijn en blijven actueel. Het laatste woord is nog niet uitgesproken, maar de resultaten blijven in dezelfde richting wijzen. Voor volgende maand beloof ik weer een nieuw onderwerp. Wensen of vragen? Laat het me vooral weten! Paul Kirschner is hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit en schrijft elke maand over internationaal onderwijsonderzoek. Kijk op didactiefonline.nl voor de bronnen bij dit artikel.

april 2016

39


PO/VO ONDERZOEK Tekst Wouter van Casteren e.a.

Heroverweeg de fusietoets De evaluatie van de Wet Fusietoets die in opdracht van OCW is uitgevoerd, eindigt met het advies om de fusietoets fundamenteel te heroverwegen. Afschaffen is ook een optie.

E

r worden kritische noten gekraakt in de evaluatie van de Wet Fusietoets. Wat is de kern van de kritiek? Allereerst blijkt dat de opbrengst van de fusietoets niet goed aansluit bij het beoogde doel. De inhoudelijke toets beoogt de keuzevrijheid te beschermen. De fusietoets beoordeelt de keuzevrijheid echter ook tussen besturen, terwijl voor ouders en leerlingen vooral die tussen scholen relevant is. Uit de evaluatie blijkt dat grote besturen vaak beter in staat zijn om diversiteit en kleinschaligheid in het onderwijsaanbod te brengen dan kleine besturen. Hierdoor is lokale keuzevrijheid soms juist gebaat bij fusies en een grotere schaal. Ten tweede komt het beoogde maatwerk in de fusietoets niet uit de verf. Binnen het wettelijke kader spelen overwegingen met betrekking tot kwaliteitsverbetering, doelmatigheid en regionale context eigenlijk geen rol. Een fusie wordt gerechtvaardigd indien een dreigende schoolsluiting alleen zo kan worden voorkomen of als de kwaliteitsborging in het gedrang komt. Fusies om andere redenen, bijvoorbeeld om te anticiperen op krimp of om een kwaliteitsstrategie te ondersteunen, voorziet de commissie fusietoets bijna altijd van een negatief advies. Ook werken de normen voor marktaandelen al snel sterk beperkend uit in landelijke gebieden met maar één of enkele scholen of besturen. Ten derde kampt de fusietoets met een fundamenteel dilemma. In het veld is behoefte aan meer transparantie, voorspelbaarheid en snelheid in het toetsproces, maar ook aan meer maatwerk dat recht doet aan de brede afwegingen van betrokkenen. In de evaluatie is vastgesteld dat deze behoeftes lastig verenigbaar zijn binnen het huidige wettelijk kader. Vlees noch vis De fusietoets is nu een beetje vlees noch vis. De commissie fusietoets neemt vaak veel tijd voor een brede en diepgaande beschouwing van een fusie-

voorstel, maar beoordeelt deze uiteindelijk binnen smalle kaders, die eigenlijk geen ruimte laten voor die brede afwegingen. Echt maatwerk kan evenwel leiden tot een nog langer toetsproces (de termijn van dertien weken wordt al regelmatig overschreden) en maakt de uitkomst bovendien minder voorspelbaar en nog vatbaarder voor beroep en bezwaar. Daar staat tegenover dat de evaluatie aantoont dat de positieve opbrengsten van de fusietoets gering zijn. De fusie-effectrapportage wordt als hulpmiddel breed gewaardeerd en zou moeten blijven bestaan, maar de fusietoets zelf heeft niet wezenlijk bijgedragen aan beter voorbereide fusies. Bestaande ‘checks & balances’ in scholen en de wetgeving voor de medezeggenschap op scholen waarborgen dat al voldoende. Ten slotte zijn de weerstand in het onderwijsveld tegen de fusietoets en de teleurstelling als een voorgenomen fusietoets is afgewezen, belangrijke factoren. In de evaluatie bleek in geen enkele casus spijt bij partijen na een fusie, maar juist wel grote teleurstelling en frustraties - ook bij de medezeggenschapsorganen - als een fusie niet kon doorgaan. Soms had het afwijzen van de fusie juist negatieve gevolgen voor de lokale keuzevrijheid. Tezamen biedt de evaluatie voldoende grond om te adviseren de fusietoets fundamenteel te heroverwegen. ■

Maatwerk komt niet uit de verf

Wouter van Casteren (ResearchNed), Nicole Rosenboom en Emina van den Berg (SEO Economisch Onderzoek)

Het rapport ‘Evaluatie Wet Fusietoets’ staat op didactiefonline.nl. Als reactie op dit onderzoek heeft OCW een veldraadpleging geïnitieerd over de toekomst van de fusietoets. Binnenkort worden de eerste resultaten verwacht.

april 2016

45


OORLOGSMUSEUM

OVERLOON NIEUWE VASTE TENTOONSTELLING VANAF SEPTEMBER 2016 BOEK NU ALVAST UW RONDLEIDING MUSEUMPARK 1 | 5825 AM OVERLOON | TEL. 0478-641 250 | WWW.OORLOGSMUSEUM.NL

Heeft u een goed idee voor Wetenschap & Techniek op de basisschool? Doe mee aan de TechniekTrofee 2016 en win € 2.500! Inzenden kan tot 15 april op www.techniektalent.nu/techniektrofee. TT_adv_TechniekTrofee_185x130-def.indd 1

01-03-16 11:10


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.