JA ARGANG 48, NR 3 / MA ART 2018, PRIJS € 6,95
OPINIE EN ONDERZOEK VOOR DE SCHOOLPRAKTIJK
Samen kijken hoe het beter kan
: ur e e t g c d a ol l e e r C t fd oo hors h s t at Ga or V t rec
VO DE BIOTOOP Het stilteblok zorgt voor concentratie in het leerhuis.
ZE KEU ‘ VAN IJN JASM
Expert in samenwerken
Teijl van Beest is naast docent wiskunde en geschiedenis ook coördinator zelfverantwoordelijk leren. Die taak vraagt om een kritische houding. ‘Als je out of the blue een samenwerkingsopdracht geeft, kun je veel leerrendement mislopen.’
H
et lokaal is nog leeg. Of eigenlijk moeten we ‘leerhuis’ zeggen. Want een ruimte waar je met gemak negentig leerlingen in kwijt kunt, is geen lokaal. In enkele minuten zal het leerhuis – groot, licht, kleurrijk – zich vullen met drie klassen havo/ vwo. Teijl van Beest (43) checkt het rooster en vraagt zijn collega Dagmar Wanrooij, docent Frans, waar zij haar blok invult: in de open leerruimte of in het aangrenzende instructielokaal met plaats voor dertig leerlingen. We zijn op het Vathorst College in Amersfoort. Een eigentijdse school die leerlingen behalve in reguliere vakken de eerste drie jaar onderdompelt in de kunstvakken. Dit vanuit de gedachte dat leerlingen binnen deze vakken vaardigheden leren waarmee zij zichzelf op een andere manier leren uitdrukken. Denk aan feedback geven en ontvangen, samenwerken, reflecteren. Skills die niet alleen nu handig zijn bij het leren, maar ook straks, als ze een baan hebben. ‘Een voorbeeld van het onderwijs van de toekomst,’ stelde ook Platform Onderwijs2032 twee jaar geleden. In acht leerhuizen, waar drie tot vier klassen tegelijk aan het werk zijn, wordt gestart met een (korte) instructie, zo nodig in de aparte ruimte, om leerlingen vervolgens zelfstandig aan het werk te zetten. Docenten lopen rond als coach, om richting te geven, samen doelen te stellen en ruggensteun te bieden. Kort samengevat: ‘Je kunt het, je mag falen, we zijn er voor je,’ licht Van Beest toe.
‘We moeten onze uitgangspunten steeds herijken’
Filmmaker Als kind uit een echt onderwijsnest – vader docent wiskunde en moeder leraar biologie – maakte Van Beest qua loopbaan een omweg. Na het vwo volgde hij opleidingen aan de toneel- en filmacademie. Jarenlang was hij freelance filmmaker. Toen hij een filmcursus gaf
30
maart 2018
op het Geert Groote College, de middelbare vrijeschool in Amsterdam, ontdekte hij hoe ontzettend leuk het is om les te geven. ‘Het was te gek: de leerlingen, de ruimte die ze kregen, een vaste groep collega’s.’ De school bood hem een baan. Om zijn onderwijsbevoegdheid te behalen volgde Van Beest een studie geschiedenis. Jaren later studeerde hij wiskunde ‘in ruil’ voor een baan op het christelijke Corderius College in Amersfoort. Voor Van Beest dé kans om zich in het vak te verdiepen waar hij verslingerd aan was geraakt op de vrijeschool. Na één jaar verliet hij het strakke en gereguleerde Corderius voor een baan op het Vathorst College. Een onderwijsconcept dat dicht in de buurt komt van zijn ideaal: een school met veel ruimte voor kunstvakken, persoonlijke ontwikkeling en samenwerken. Mocht hij in de toekomst zelf een school beginnen – een serieuze wens – dan zou hij een nóg groter cultureel bewustzijn creëren. ‘Een soort minileergemeenschap waar leren vanuit de omgeving ontstaat, waar de omgeving vanzelf toe uitnodigt.’ Ritueel Terug naar het leerhuis, waar iedereen inmiddels is gesetteld. De laptop op tafel, etui en rekenmachine bij de hand. Van Beest staat tussen de leerlingen in. Rechts van hem tafels in u-opstelling, links duo’s en achterin tafels met groepjes van drie en vier leerlingen. ‘Dadelijk moeten wat leerlingen een toets maken,’ begint Van Beest. ‘Er zijn nog plekken in de stilteruimte, maar hier apart gaan zitten, mag ook. Ik wil dat iedereen daarom in stilte gaat werken.’ De groepen maken zich op voor het stilteblok. Een standaard ritueel om leerlingen in hun concentratie te laten komen. Van Beest: ‘Bedenk wat je wilt doen en wat je af wilt hebben. Want de komende vijftien minuten willen we dat
Tekst Paulien de Jong
S
L
CHOO
Teijl van Beest coacht zijn leerlingen: ‘In feedback maak je hun leren zichtbaar.’
af. Ook bij niet opgestoken vingers. ‘Hoe gaat het?’ fluistert hij. Soms gaat hij even door zijn knieën. Dan loopt hij weer naar de plek waar hij zijn les begon. ‘Yes: laten we deze werksfeer houden. Als je elkaar wilt helpen, maak dan van elkaar gebruik en als je overlegt, doe dan voor het gemak je dopjes uit je oren.’
je voor jezelf werkt. Met vertrouwen in jezelf. Stel je vragen aan anderen dus even uit. Sssssst.’ Muisstil leerhuis De boodschap is overgekomen: in het leerhuis is het stil. Écht stil. Geen hinderlijk getik van pennen op tafel, geen schuivende stoelen en niemand die met de buurman of -vrouw kletst of fluistert. Leerlingen krijgen de ruimte om eigen keuzes te maken, verantwoordelijkheid te nemen en daar feedback op te krijgen. Missie zelfverantwoordelijk leren geslaagd? ‘Bijna,’ lacht Van Beest, die door schoolleider Jasmijn Hamakers-Kester dé expert genoemd wordt op het gebied van zelfverantwoordelijk leren. Expert moet niet verward worden met ambassadeur. Hoewel van Beest gecharmeerd is van het concept, blijft hij kritisch. ‘Als vernieuwingsschool moet je regelmatig de uitgangspunten van je onderwijs herijken. Zelfverantwoordelijk leren is één van die uitgangspunten; die moeten in ons hele onderwijs terug te vinden zijn. Ik wil niet alleen een goed en gelikt verhaal op ouderavonden hebben, maar écht duidelijk kunnen maken wat we doen om dit te bereiken.’ Van Beest loopt rond en gaat de tafels
Onderzoeksmissie Vier jaar geleden ging Van Beest met duo-coördinator Loes Karsten op onderzoeksmissie: hoe maak je zelfverantwoordelijk leren zichtbaar in je onderwijs? Literatuurstudies van Robert-Jan Simons en anderen werden aangewend. Volgens Simons ga je van zelfstandig werken naar zelfstandig leren, om uiteindelijk bij zelfverantwoordelijk leren aan te komen door leerlingen geleidelijk meer verantwoordelijkheid te geven over het hoe, wanneer, met wie en wat ze willen leren. Renate de Groot werd uitgenodigd voor een lezing over het puberbrein en zelfregulatie. Ze bood bruikbare inzichten over de tijd en complexiteit van opdrachten: het brein moet je trainen. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat je leerlingen moet leren om met langere taken om te gaan. Begin klein en bouw het op. Om met collega’s de samenwerkingsopdrachten te verbeteren, maakte Van Beest een overzichtskaart ‘Samenwerkend leren’. Ook hierbij liet hij zich inspireren door vakliteratuur: ‘De kaart was een laagdrempelige manier om het gesprek aan te gaan en samen te zoeken naar verbeteringen in de samenstelling van groepen, het werken met taken en rollen, en, het belangrijkste, de vorm en het moment van feedback. Want in die feedback maak je het leren voor de leerling zichtbaar.’ Waarmee Van Beest zeggen wil: over samenwerkend leren moet worden nagedacht. Maak onderscheid tussen het aanleren en toepassen vaardigheden. ‘Voor echte leerwinst zullen docenten én leerlingen moeten leren samenwerken. Want zelfverantwoordelijk leren, kun je niet zelfverantwoordelijk leren.’ ■
Lees meer afleveringen van De Biotoop op didactiefonline.nl.
maart 2018
31
PO/VO BOEKEN
Terechte vragen bij Onderwijs2032 ‘Het kind moet niet opgesloten (worden) in de schoolkazerne, en turen op bord en lei. De ouders moeten veel met hun kinderen gaan wandelen, ze ontwikkelen in de wereld; het leeren schrijven en lezen komt wel terecht. Regent het, dan ga-je eens de school in, die tegelijk je thuis is; dan leer je dus wat aan de kinderen, en ook: daar leeren de kinderen elkaar.’ Zo werd er op een vergadering van vrije socialisten en anarchisten over de leerplicht gesproken, in 1900. Niks nieuws onder de zon dus, als minister Slob van OCW anno 2018 nagaat of meer basisscholen misschien aan de slag kunnen met educatieve keuzedagen: vrij op te nemen dagen waarop ouders hun kind buiten school een interessante leerervaring kunnen laten opdoen (zie ook pagina 42). De tekst hiernaast is een voorpublicatie uit Een geschiedenis van het onderwijs in Nederland. Het boek staat bomvol met dit soort leerzame excursies. Piet de Rooy behandelt de ontwikkeling van het onderwijs van de bijbel tot en met de iPad, erudiet, vol verwijzingen naar meer en minder bekende klassieken. Vol weetjes ook, die je weer met andere ogen naar de huidige school laten kijken. En dat is precies De Rooys bedoeling. Het is onmogelijk om zijn hoofdstuk over de opkomst van de Reformpedagogiek te lezen zonder een parallel te trekken met vernieuwingen als Onderwijs2032. Begin deze eeuw waren de pedagogen er immers volkomen van overtuigd dat de wereld in zo’n ongelooflijk tempo aan het veranderen was dat school wel mee moest veranderen. De timing van dit boek lijkt geen toeval. Het stelt terechte vragen en probeert het debat over onderwijs in een relativerend historisch kader te zetten. / MM
Piet de Rooy, Een geschiedenis van het onderwijs in Nederland. Wereldbibliotheek, € 22,99. Het boek verschijnt eind februari. Didactief mag drie exemplaren weggeven: ga naar didactiefonline.nl/winnen.
46
maart 2018
EXCLUSIEVE IE VOORPUBLICAT
D
e twintigste eeuw heeft op veel terreinen een professionalisering van hervorming, vernieuwing en innovatie opgeleverd. In het onderwijs is die vooral op gang gebracht door pedagogen en vervolgens overgenomen door onderwijskundigen. Het hervormen als zodanig is geïnstitutionaliseerd geraakt, het heeft ‘a selfstarting capacity of its own’ gekregen, gedreven door mensen wier beroep of functie het is om te hervormen. Er is aan de Hogeschool InHolland zelfs een opleiding voor. Vernieuwen is een waarde op zichzelf geworden. Gevoegd bij de geluiden dat vroeger alles beter was, belemmert dit het zicht op het onwaarschijnlijk succes van het onderwijs. Na een nederig begin was het onderwijsniveau in de Lage Landen in de vroegmoderne tijd al hoger dan in de omringende landen; de hervorming rond 1800 kreeg internationale waardering. Twee eeuwen later rekent de OECD Nederland onder de best presterende landen. Het lager onderwijs was aanvankelijk voor de overgrote meerderheid van de bevolking eindonderwijs, nu volgt de helft van de bevolking hoger onderwijs. Dit ‘grote verhaal’ kan misschien nog het best worden geïllustreerd aan
WIN
Monopoliepositie van de staat lijkt tot stilstand gekomen de hand van de enorme afname van het verschil tussen de bovenste lagen van de samenleving en de arbeidersklasse in doorstroming naar het middelbaar onderwijs. Nederland heeft een zeer egalitair onderwijssysteem; de verschillen tussen de begaafde en minder begaafde leerlingen zijn kleiner dan in de meeste andere Europese landen. Vanaf 1950 zijn de verschillen tussen meisjes en jongens spectaculair
Tekst Piet de Rooy
Beeld collectie Nationaal Onderwijsmuseum
M.H. Trompschool, Dordrecht, 1972
.
gelijkgetrokken, zowel in lengte van schoolloopbaan als in behaald niveau. Het aardigste onderdeel van deze inhaalrace vind ik de ‘moedermavo’. Ton Remmers (1926-2000), directeur van de katholieke dr. Ariensmavo, begon hiermee in 1975 in Middenmeer, een nogal verlaten dorp in de Wieringermeer, waarna dit initiatief zich snel verbreidde. In het topjaar 1982 namen er bijna 80 duizend leerlingen aan deel. Zoals een van hen zei: ‘De moedermavo was echt mijn cadeautje van het leven.’ De moderne vorm van onderwijs was nauw verbonden met de opkomst van de natiestaat. De kerngedachte daarbij was dat de school bij uitstek de cohesie en onderlinge tolerantie in de samenleving zou bevorderen, zoals tegenwoordig veel wordt verwacht van ‘burgerschapsvorming’. Er is niet veel bewijs te vinden dat dit effect ook daadwerkelijk optrad. Multatuli trok dit al in twijfel en er is sindsdien eigenlijk geen enkele aanwijzing gekomen dat hij ongelijk had. De schoolstrijd versterkte zelfs de grote verschillen in de samenleving en bevorderde weerstand tegen de staat. De natiestaat werd pas succesvol toen kinderen allerminst ‘onverdeeld’ naar school gingen en de staat bereid was confessionele scholen – en in dit kielzog seculier vernieuwingsonderwijs – te financieren. Op grond van het oude adagium ‘wie betaalt bepaalt’ bepaalde de staat na verloop van tijd niet alleen de bevoegdheidseisen die aan leerkrachten werden gesteld, maar reguleerde hij geleidelijk de schoolloopbanen van leerlingen met
name door examenregelingen, en poogde hij ten slotte zelfs invloed te verwerven op leerprocessen, zoals met het fameuze studiehuis. Deze gestage groei naar een monopoliepositie van de staat lijkt de laatste decennia tot stilstand te zijn gekomen, gezien de snelle groei van opleidingen en trainingen in de particuliere sector. De enigszins schrille pleidooien voor ‘levenslang leren’ zijn niet alleen te zien als een verdere ontplooiing van het ‘pedagogisch regime’, maar ook als pogingen om enige overheidsgreep te krijgen op het even brede als onoverzichtelijke terrein van om- en bijscholing: ‘voor overheden is hier werk aan de winkel’ klinkt het dan ook in het voorwoord van een recent advies van de SER. Tegelijkertijd wordt de beleidsvrijheid van de staat kleiner door de toenemende druk van internationale organisaties als de OECD en samenwerkingsverbanden als de Europese Unie, zeker nadat de laatste in 2000 een Lissabonagenda opstelde waarin als doelstelling werd geformuleerd tot ‘de meest competitieve en productieve economie ter wereld’ te gaan behoren. Daarmee is een geheel ander kader aan het ontstaan dan dat waarbinnen het onderwijs in Nederland gestalte heeft gekregen. ■
Toenemende druk van OECD en EU op nationaal onderwijs
maart 2018
47