JA ARGANG 48, NR 4 / APRIL 2018, PRIJS € 6,95
OPINIE EN ONDERZOEK VOOR DE SCHOOLPRAKTIJK
Waar werkt hij over tien jaar? (En wat het (v)mbo daarvoor moet doen)
PO/VO ONDERZOEK/OPINIE
Onderwijs en toetsen op één lijn Vorige maand zijn de teams van Curriculum.nu hun ontwikkelwerk begonnen. Een belangrijk aandachtspunt is de afstemming tussen het onderwijsaanbod en toetsen.
J
e wilt toetsen wat leerlingen hebben geleerd en hen voorbereiden op een toets. Maar bij dat laatste vrezen sommigen voor ‘teaching to the test’. In het Nederlandse onderwijs wordt volop gediscussieerd over de ‘toetscultuur’, waarbij sommigen toetsen zien als een ‘afrekeninstrument’. Ook in het regeerakkoord klinkt dit door: de rekentoets telt niet meer mee, er wordt een nieuwe ontwikkeld; de diagnostische tussentijdse toets (dtt) in het vo is niet meer verplicht. We zouden bijna vergeten dat toetsen ook een nuttig didactisch hulpmiddel voor leerkrachten kunnen zijn. Ze kunnen een beeld geven van waar de leerling staat en waar de instructie beter kan. Denk bijvoorbeeld aan formatief evalueren of leerlingen volgen aan de hand van taxonomieën als RTTI. Hoe kunnen we doelen, toetsen, curriculum en onderwijsaanbod voor rekenen-wiskunde beter op elkaar laten aansluiten? Onder het motto teaching to/from the test hebben we hiernaar een verkennende studie uitgevoerd. Op landelijk niveau en in de onderwijspraktijk hebben we de samenhang onderzocht tussen referentieniveaus, doelen, methoden en toetsen (lvs, eindtoetsen po en exameneisen vo). Daarvoor hebben we gesprekken gevoerd met toetsmakers van Diataal en Cito, curriculumdeskundigen van SLO, ontwikkelaars van uitgeverijen Malmberg
22
april 2018
en Noordhoff en van Oefenweb en Docentplus, en met leraren uit po en vo. Methode en toets In grote lijnen blijken methode en toetsing in Nederland in de praktijk goed op elkaar aan te sluiten. Methodeontwikkelaars stemmen hun lesboeken af op de referentieniveaus, net als de toets- en examenontwikkelaars. Anton Béguin (wetenschappelijk directeur Cito) wijst erop dat de referentieniveaus leidend zijn voor de toetsconstructie, zowel van de Cito LVS-toetsen als de Centrale Eindtoets. Er zit soms nog wel wat licht tussen de methode en de toets of het examen, maar doordat methode en toets allebei op de referentieniveaus zijn afgestemd, zijn ze als het ware ook indirect op elkaar afgestemd. Er is dus sprake van een redelijke alignment (zie kader). Formatief evalueren Vanuit het debat over toetscultuur wint formatief evalueren aan populariteit. Een belangrijk uitgangspunt van formatief evalueren en alignment is dat een toets niet alleen dient om de opbrengst van het onderwijs vast te stellen, maar ook om leerkrachten te helpen hun onderwijsaanbod te sturen. Een toets is dus een hulpmiddel.
Tekst Rianne Exalto
Wat is alignment? Zo vertelt Sophie, leerkracht van groep 6, in onze studie dat zij op basis van de toetsresultaten bepaalt welke vervolginstructie een leerling krijgt. ‘Als een leerling onvoldoende scoort op een onderdeel van de bloktoets van onze rekenmethode, dan maak ik een plannetje voor deze leerling voor het volgende blok. De leerling krijgt dan sowieso bij die lessen extra instructie of extra oefeningen.’ Lisanne, docent in de onderbouw havo/vwo, doet dit ook: ‘Ik laat leerlingen aan het einde van het blok de “test jezelf ” maken. Vervolgens kijk ik waar ze, klassikaal of individueel, nog extra ondersteuning nodig hebben.’ Fernand, leerkracht van groep 6, gaat hierin nog een stapje verder. ‘De “plusleerlingen” bij mij in de klas maken de toets vóór de stof klassikaal wordt behandeld. Als zij voldoende scoren op de toets, volgen ze niet de klassikale instructie, maar gaan ze verrijkingsopdrachten maken. Voor een deel komen die opgaven uit onze rekenmethode, daarnaast zetten we andere leermiddelen in.’ Hilde Hacquebord, directeur van Diataal, noemt toetsresultaten inzetten voor het onderwijsaanbod een onderdeel van teaching from the test (in plaats van het vermaledijde teaching to the test). Door feed up (doelstellingen kiezen), feedback (resultaten terugkoppelen en interpreteren) en feed forward (verdere planning van didactische actie) ontstaat onderwijs dat sterk toetsgeoriënteerd is zonder ‘afrekeninstrument’. Onderwijs en toetsing zijn dan onlosmakelijk met elkaar verbonden met als doel formatieve evaluatie en opbrengstgericht werken. Steek energie in aansluiting In een poging om de resultaten van het Nederlandse onderwijs te verbeteren, staat curriculumvernieuwing momenteel in de belangstelling. Juist afgelopen maand zijn verschillende werkgroepen gestart met de ontwikkeling van een nieuw curriculum (Curriculum.nu, voorheen Onderwijs2032). In het recente overzichtsartikel Opportunity to Learn, Curriculum Alignment and Test Preparation (Scheerens, 2017) blijkt dat meer aandacht voor het curriculum potentieel kansrijker is om het onderwijs te verbeteren dan aandacht voor bestuur, management en organisatie van de school. Uit hetzelfde onderzoek blijkt verder dat aandacht voor curriculumtheorie met een afstemming tussen het geplande curriculum (doelen en eindtermen), het geïmplementeerde curriculum (in het onderwijs daadwerkelijk toegepast) en het gerealiseerde curriculum (zoals blijkt uit toets- en examenresultaten) effectief kan zijn.
De Engelse term alignment betekent letterlijk ‘in lijn brengen’. Het begrip dook op in een rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), waarin alignment werd opgevat als een goede aansluiting tussen verschillende componenten van onderwijssystemen, in het bijzonder de aansluiting tussen het onderwijsaanbod en de toetsing daarvan in eindtoetsen of examens. Zowel lvs-toetsen, die meer de voortgang van het leerproces in kaart brengen, als eindtoetsen en examens zijn onderdelen van alignment : zij ‘bewaken’ de aansluiting tussen onderwijsaanbod en de toetsing daarvan, om verder te leren of om het leren af te sluiten. Andere voorbeelden van alignment zijn de continuïteit van het leerstofaanbod tussen basis- en voortgezet onderwijs, en afstemming tussen de inhoud van de lerarenopleiding en het curriculum.
Met andere woorden, baken het curriculum beter af, stel heldere doelen die onderwijsgevenden relevant vinden en stem het onderwijs en de bijbehorende (formatieve) toetsen daarop af. De succesvolle alignment die het resultaat is, kan wel eens effectiever zijn dan een complete curriculumherziening vol vage, nieuwe onderwijsdoelen. Toets is leermiddel Door toetsresultaten (met of zonder cijfer) in te zetten voor formatieve evaluatie en opbrengstgericht werken – teaching ‘from’ the test – kunnen toetsen leerkrachten helpen richting te geven aan het onderwijsaanbod en dat daadwerkelijk verbeteren. Een toets is dan niet alleen een meetinstrument, maar eerder een leermiddel dat helpt de alignment te verbeteren, dus de aansluiting tussen leerdoelen, leerpad en eindresultaat. Het doel ligt uiteindelijk altijd verder dan datgene dat wordt getoetst met eindtoets en eindexamen. Toetsing hoeft dan ook niet per se teaching ‘to’ the test te zijn. Of zoals Sophie schetst: ‘Ik vind dat je als leerkracht bezig moet zijn met informatie verzamelen over wat een leerling kan, zodat je daar je onderwijs op kunt aanpassen. En daar zijn toetsen erg handig voor.’ ■
Succesvolle alignment kan effectiever zijn dan curriculumherziening
Jaap Scheerens en Rianne Exalto, ‘Teaching to/from the test’. Een verkennende studie naar het in lijn brengen van doelen, toetsen, curriculum en onderwijsaanbod. Oberon, in opdracht van NRO, 2017 (NRO-projectnummer: 405-17-106).
april 2018
23
PO/VO BOEKEN
WIN
Run op de kopgroep I
n de geschoolde samenleving zoeken leerlingen en ouders naar wegen om zo hoog mogelijk opgeleid te raken. Ze wachten niet rustig af welke schoolloopbaan de school voor een leerling in gedachten heeft, maar zitten er – meer dan vroeger – bovenop om de schoolloopbaan in de gewenste richting te sturen. In het reguliere onderwijs krijgen ze daartoe echter weinig ruimte. Hoe stugger het onderwijsstelsel zich als poortwachter opstelt bij de toegang tot de verschillende routes in het voortgezet onderwijs, hoe harder leerlingen en ouders zullen duwen en trekken om alsnog Onderwijsstelsel toegang te krijgen werkt opwaartse druk tot de gewenste route. Ze oefenen druk uit op de zelf in de hand leraar en proberen drempels die scholen opwerpen te omzeilen. En wat niet binnen het reguliere onderwijs lukt, zoeken ze daarbuiten. Schaduwonderwijs biedt ouders die daartoe de financiële middelen hebben een ingang om de schoolloopbaan van hun kinderen alsnog bij te sturen. In de onderwijscompetitie willen ouders er zeker van zijn dat hun kind er ‘alles uit haalt wat erin zit’. Wanneer zij er onvoldoende op vertrouwen dat het reguliere onderwijs het beste uit hun kind weet te halen, wenden ze zich tot het schaduwonderwijs. Bijlessen worden ingezet om achterstanden weg te werken, maar ook om prestaties nog verder te verbeteren. Niet alleen om toegang te krijgen tot het gewenste onderwijsniveau, maar ook daarna om op dat niveau te kunnen blijven. Met behulp van examentrainingen, bijlessen en huiswerkbegeleiding, desnoods vijf dagen in de week en jarenlang, proberen leerlingen zich staande te houden op het hoogst mogelijke niveau.
24
april 2018
Met de opkomst van de onderwijscompetitie is het gebruik van schaduwonderwijs in Nederland sterk toegenomen. Voor de huidige generatie leerlingen wordt het gebruik van bijlessen en andere vormen van begeleiding en training buiten de school steeds vanzelfsprekender. Verschillende andere landen hebben eerder eenzelfde ontwikkeling doorgemaakt. Schaduwonderwijs is in die landen inmiddels een standaard onderdeel van de schoolloopbaan. Het gevolg daarvan is dat leerlingen en ouders, maar ook het onderwijs zelf, leunen op het gebruik van bijles voor het realiseren van voldoende leerontwikkeling. Dat mechanisme versterkt zichzelf. Hoe meer leerlingen, ouders en scholen gaan leunen op bijlessen, hoe moeilijker het voor leerlingen wordt om zonder bijles te leren en presteren op school. Gaandeweg krijgt schaduwonderwijs daarmee een structurele plaats binnen het publieke onderwijsbestel. Als bijlessen een voorwaarde worden voor een succesvolle schoolloopbaan, hebben leerlingen van wie de ouders geen bijles kunnen betalen het nakijken. Het diploma zegt dan niet alleen iets over het vaardigheidsniveau van een individu, maar ook over de portemonnee van zijn ouders. Een signaalfunctie die voor sommige werkgevers overigens evengoed interessant kan zijn. Wedstrijdstadion De opwaartse druk in het onderwijs leidt in Nederland regelmatig tot meewarig hoofdschudden. Leerlingen en ouders zouden niet zo bezig moeten zijn met hogerop komen, wordt er dan gezegd. Het gaat er immers om dat ‘elke leerling op de juiste plek’ terechtkomt, en dat is niet per definitie het hoogst mogelijke niveau. Het Nederlands onderwijsstelsel werkt de opwaartse druk echter zelf in de hand. De ‘juiste plek’ wordt niet gezocht door samen met de leerling te verkennen welk type onderwijs het beste bij hem past. In plaats daarvan worden leerlingen op basis
Tekst Louise Elffers
Elffers waarschuwt: keer het tij
van een onderlinge vergelijking verdeeld over routes met of zonder perspectief op doorstroom naar het hoger onderwijs. Voldoende in je mars hebben om op een bepaald niveau verder te leren, biedt geen garantie dat je daadwerkelijk toegang krijgt tot dat niveau. Door het relatieve vaardigheidsniveau als uitgangspunt voor de verdeling te nemen, worden leerlingen met elkaar in competitie gebracht. Wil je kans maken om verder te mogen leren op het hoogste niveau, dan dien je ervoor te zorgen dat je bij de kopgroep zit. De schoolloopbaan wordt daardoor een wedstrijd waarin leerlingen steeds harder moeten rennen om bij de kopgroep te kunnen horen. De snelste lopers zetten nog een tandje bij om zeker te zijn van een topscore. De runners up, voor wie het erop of eronder wordt, trainen extra hard in de hoop kans te maken op een plekje in de selectie. Wie in beslissende races net tekortkomt, heeft het nakijken. In reactie op deze competitie is de vraag van ouders en leerlingen aan het onderwijs veranderd. Zij willen er meer dan ooit zeker van zijn dat het geboden onderwijs ze in staat stelt optimaal te presteren. De behoefte aan zekerheid resulteert in een toegenomen vraag naar individuele begeleiding en maatwerk, en in een kritische betrokkenheid van ouders bij de omgang van de school met hun kind. Doet de school wel genoeg om hun kind zo goed mogelijk te laten leren en presteren? Concludeert de school niet te snel dat een hoger niveau er voor hun kind niet in zit? Ouders zijn – mits de bankrekening het toelaat – bereid aardig diep in de buidel te tasten om hun kind de begeleiding te bieden die nodig is om zo goed mogelijk te presteren op school. Ouders worden – niet zelden tot hun eigen verbazing
Drie op de vier leraren is ooit onder druk gezet om een basisschooladvies aan te passen, en meestal niet naar beneden. Dat beweert CNV Onderwijs op basis van een enquête die half maart publiek werd. Een op de vijf leraren zou zwichten onder die druk. Ouders willen er alles aan doen om er het hoogst haalbare voor hun kroost uit te slepen. En bon ton is extra les in te kopen. SEO Economisch Onderzoek becijferde onlangs dat ouders in 2016-2017 minstens 130 tot 214 miljoen euro uitgaven aan bijles, huiswerkbegeleiding en examentraining (Didactief , maart 2018). De opkomst van dit zogenoemde schaduwonderwijs is reden tot zorg, schreef Louise Elffers al in september 2016 in Didactief . Er ontstaat immers kansenongelijkheid. Bovendien bestaat het risico van overheveling van publieke taken naar ‘de schaduw’. Elffers geeft met dit boek een indringende boodschap af. Kan het Nederlandse onderwijssysteem dit tij nog keren? / MM
Louise Elffers, De bijlesgeneratie. Opkomst van de onderwijscompetitie . Amsterdam University Press, € 19,99. Het boek verschijnt 4 april. Didactief mag drie exemplaren weggeven: ga naar didactiefonline.nl/winnen.
– meegesleurd in de competitie van hun kinderen, die daarmee ook een competitie tussen ouders lijkt te worden. Wie zich vooraf nog zo had voorgenomen om later niet zo’n ‘streVoldoende in je mars berige’ ouder te worden, hebben, blijkt geen vraagt zich vertwijfeld af garantie voor hoog niveau hoe het toch zover heeft kunnen komen. Het antwoord is dat je in een wedstrijdstadion nu eenmaal niet als enige kunt blijven zitten als iedereen om je heen gaat staan. ■
>> april 2018
25