Didactief nr. 5 2017

Page 1

JA ARGANG 47, NR 5 / MEI 2017, PRIJS € 6,95

OPINIE EN ONDERZOEK VOOR DE SCHOOLPRAKTIJK

leer KRACHT

En verder: • excellentie • toetsen in vo • scholen van de toekomst


VO ONDERZOEK

Doelen voor de toekomst Innovatieve scholen hebben vaak al een reputatie opgebouwd in de media, zoals het Hyperion Lyceum en Vathorst College. Tien toekomstgerichte scholen onder de loep: wat doen zij anders en wat levert dat op?

I

nnovatieve scholen benadrukken andere doelen dan hun reguliere broeders en zusters. Dat bleek in ons onderzoek onder tien van deze scholen het meest zichtbare kenmerk. Ze hechten veel waarde aan toekomstgerichte vaardigheden, zoals persoonsvorming, zelfsturing, kritisch denken, samenwerken, creativiteit, maatschappelijke bewustwording en algemene vaardigheden, zoals presenteren. Hun definities verschillen hier en daar overigens een beetje, en ook het gewicht dat zij aan hun diverse doelen toekennen. Het Hyperion Lyceum in Amsterdam profileert zich bijvoorbeeld vooral met maatschappelijke bewustwording en kritisch denken, het IJburg College, ook in Amsterdam, met zelfsturing, en het Vathorst College in Amersfoort met kritisch denken en creativiteit. Voor ons onderzoek hebben we eenduidige definities geformuleerd (zie didactiefonline.nl).

Toetsen Om de ontwikkeling van leerlingen op deze doelen te volgen, zijn gebruikelijke toetsen (zoals Cito) ongeschikt. De scholen hebben daarom andere oplossingen bedacht. Zo volgen ze hun leerlingen met gestandaardiseerde meetinstrumenten (iSELF van TNO bijvoorbeeld) en met meetinstrumenten die competenties scoren (rubrics, volgboekjes). Maar ook bijvoorbeeld door een-op-een contact tussen mentor en leerling in ontwikkelgesprekken, of door geschreven of mondelinge rapportages door leerlingen zelf, zoals portfolio’s, presentaties en autobiografie. De scholen zijn ook veel bezig met de vraag of de ontwikkeling op deze ‘andere’ doelen wel vastgelegd en meetbaar gemaakt moet worden, en hoe dan? Vooral in de bovenbouw, richting het examen, vinden ze het lastiger eraan te werken, wanneer de meer traditionele, cognitieve doelen aandacht vereisen. Veel scholen voelen zich dan genoodzaakt om zich meer daarop te richten. Het examen blijkt vaker van invloed op de innovatieve kracht van de scholen. Want hoewel ze bijvoorbeeld zeggen graag eigen lesmateriaal te ontwikkelen, maken ze meer gebruik van lesmethoden als ze richting eindexamen gaan. Sommige geven aan dat de focus op goede eindexamenresultaten soms botst met wat de school belangrijk vindt. Overigens zorgt niet alleen het eindexamen voor spanning. Ook zelf het curriculum vormgeven blijkt uitdagend: scholen vinden het lastig om kwalitatief goed lesmateriaal te

24

mei 2017

maken, onder meer vanwege de hoge werkdruk. Desondanks bieden veel innovatieve scholen wel extra innovatieve vakken aan, zoals ‘Grote Denkers’ op het Hyperion, bedoeld om kritisch denken te ontwikkelen. Sommige vakken hebben meerdere doelen, zoals de kunstvakken op het Vathorst. Ze zouden bijdragen aan creativiteit en persoonsvorming door wilsontwikkeling en reflectie. Soms kiezen scholen ervoor bestaande vakken anders in te richten, bijvoorbeeld door een onderverdeling in instructie- en zelfstudietijd (dat laatste voor vaardigheden als zelfsturing en samenwerken). Of ze bieden vakken buiten het curriculum aan, zoals creatieve workshops. Scholen die al langer toekomstgericht werken, kiezen er vaak voor om leerlingen in domeinen te laten werken met vakoverstijgend lesmateriaal. De leerlingen werken met meerdere klassen in een grote, open ruimte die speciaal voor dit doel is ingericht. Zij werken zelfstandig en samen aan thema’s, onder begeleiding van een aantal docenten (lees ook School verbeteren doe je met elkaar, over de werkwijze van het Vathorst College, Didactief, maart 2017). Vooral voor de scholen die hun doelen en werkwijze Leerlingen op het IJburg College.


Tekst Irma Heemskerk,

Yolande Emmelot en Ati Raban

Beeld IJburg College

Bredere populatie is ’n uitdaging nog aan het ontwikkelen zijn, blijkt het rooster af en toe spelbreker. Zij worstelen met lokalen en de extra vakken, en ervaren het rooster soms als ‘overspannen’. Het helpt wel dat scholen door nieuwe wetgeving meer vrijheid hebben om de onderwijstijd zelf in te delen. Keuzevrijheid Een aantal scholen biedt leerlingen keuzevrijheid bij extra vakken, de manier waarop zij deze willen doorlopen (bijvoorbeeld versneld) of hoe zij de lesstof verwerken (bijvoorbeeld eigen uitwerking van opdrachten). De scholen signaleren dat samenwerkend leren binnen het reguliere onderwijs niet altijd goed uit de verf komt. Samenwerkingsvaardigheden worden ook maar sporadisch op een systematische manier door scholen behandeld. Daarom kiezen de onderzochte scholen vaak voor vaklessen in traditio­ nele klassen, en samenwerkend leren in domeinen. Werken in domeinen betekent dat docenten hun leerlingen in een andere setting zien dan gedurende de vaklessen, en er is dan meer zicht op de interactie tussen leerlingen. Voor een doel als persoonsvorming helpt het als leraren hun leerlingen positief benaderen en gelijkwaardig met ze omgaan. Wanneer leerlingen veel eigen verantwoordelijkheid krijgen en leraren daarover met hen in gesprek gaan, worden ze ge-

Vernieuwingsscholen herbergen vaak een specifieke populatie. Veel van deze scholen geven aan dat ouders vooral bewust voor ze kiezen vanwege het schoolconcept, omdat dit past bij hun opvoedingsstijl. Ook verwelkomen de scholen vaak leerlingen die al wat zelfstandiger zijn. Doordat er op deze scholen veel prikkels zijn, bijvoorbeeld wanneer de leerlingen werken in domeinen, zijn ze minder geschikt voor kinderen met bijvoorbeeld autisme of ADD. Maar wanneer zo’n school extra begeleiding biedt, zoals een uitgebreid mentoraat, wordt deze kinderen soms juist wel aangeraden om hiervoor te kiezen. Een van de scholen geeft aan dat ze door het bewuste keuzeproces (soms is er een intakegesprek en vaak is er een leerlingprofiel) meer leerlingen uit kansrijke gezinnen telt. Etnische minderheden of leerlingen uit arme gezinnen kiezen mogelijk minder vaak voor deze school, omdat het schoolconcept hen minder aanspreekt. Het is een uitdaging voor de toekomstgerichte scholen om ook leerlingen op andere onderwijsniveaus en een bredere populatie aan te spreken. De onderzochte scholen zijn zich hiervan bewust, en werken hier al aan of denken erover na hoe ze dat kunnen doen.

prikkeld om initiatieven te nemen. Sommige scholen denken uitdrukkelijk na over didactische strategieën in relatie tot de doelen die ze willen bereiken. Ze noemen bijvoorbeeld socratische gespreksvoering, onderzoek doen, samenwerken en elkaar feedback geven. Ook leerlingen uitdagen, door ze met een vraag naar huis te sturen en veel eigen inbreng van hen te vragen, horen daarbij. Op alle scholen is een gevoel van veiligheid een voorwaarde om aan deze toekomstgerichte doelen te werken. Een uitgebreid mentoraat en een vast team docenten per groep leerlingen helpen daarbij: leerlingen voelen zich gekend. Ook een vast ritme en gewoonten binnen de school dragen bij aan een beter klimaat. ■

Gevoel van veiligheid is nodig om te kunnen innoveren

UvA/Kohnstamm Instituut, Toekomstgericht onderwijs: vormgeving en resultaten voor verschillende groepen leerlingen. Eindrapport verwacht in najaar 2018. Deelnemende scholen: Da Vinci College, IJburg College, Herbert Vissers College, Eerste Christelijk Lyceum, Werkplaats Kindergemeenschap, Vathorst College, Amadeus Lyceum, Hyperion Lyceum, Hoofdvaart College, Vrije Scholen Voortgezet Onderwijs Noord-Holland.

Lees op didactiefonline.nl drie uitgebreidere portretten van het Hyperion Lyceum, IJburg College en Vathorst College.

mei 2017

25


PO ONDERZOEK/OPINIE

Het roer moet om:

toezicht is contraproductief voor gewichtenleerling De Onderwijsinspectie legt de lat lager voor scholen met gewichtenleerlingen. Dat is geen stimulans om achterstanden weg te werken. Het kan anders: bekijk de opbrengsten apart voor deze leerlingen, en beoordeel scholen op goede resultaten.

D

e Inspectie van het Onderwijs is op zoek naar een nieuw model voor leerresultaten in het basisonderwijs, dat ze per augustus 2019 wil invoeren. Het huidige model voldoet niet meer, vindt de inspectie, omdat het onvoldoende recht doet aan de gevolgen van passend onderwijs. Het nieuwe model zou ook de eigen verantwoording van schoolbesturen over hun resultaten moeten versterken. Maar wat de inspectie niet vermeldt, is het al vele jaren belangrijkste manco van het model, namelijk dat het erg nadelig is voor gewichtenleerlingen. Naarmate een school meer gewichtenleerlingen heeft, is de inspectie tevreden met lagere leeropbrengsten. Waar onderwijskundigen scholen juist stimuleren om hoge verwachtingen van hun leerlingen te hebben, verwacht de inspectie dus het tegenovergestelde. Een school zonder gewichtenleerlingen moet op de Centrale Eindtoets een gemiddelde van tenminste 535,2 halen voor het predicaat ‘voldoende eindopbrengsten’, zoals beschreven in de begin dit jaar gewijzigde Regeling Leerresultaten PO 2014. Maar voor een school met 50% gewichtenleerlingen ligt de lat veel lager, namelijk op 528,0. En voor een school die uitsluitend gewichtenleerlingen telt, ligt de lat nog maar op 526,7. Deze wijze van normeren is bepaald geen stimulans voor scholen om de achterstand van gewichtenleerlingen weg te werken. Wettelijke basis De lagere verwachtingen van scholen met gewichtenleerlingen zijn overigens geen verzinsel van de inspectie, maar hebben een wettelijke basis. In artikel

46

mei 2017

10a van de Wet op het primair onderwijs is vastgelegd dat scholen moeten worden vergeleken met scholen met eenzelfde soort leerlingenbestand – lees: hetzelfde percentage gewichtenleerlingen. Dit artikel is met ingang van 1 augustus 2010 aan de wet toegevoegd, ondanks bezwaren van de Onderwijsraad: die vindt de ongelijke verwachtingen ‘onaanvaardbaar vanuit het principe dat de leerplicht een zeker individueel recht op een minimum kwaliteitsniveau in zich draagt’. Hier wreekt zich dat de Nederlandse wetgeving alleen de leerplicht kent, maar niet het leerrecht: nergens is vastgelegd dat leerlingen recht hebben op deugdelijk onderwijs, laat staan op onderwijs dat erop is gericht onderwijsachterstand als gevolg van sociaaleconomische factoren weg te werken. Het roer moet om. Het nieuwe leerresultatenmodel zou de onderwijskansen van gewichtenleerlingen moeten bevorderen. Daarvoor is het nodig dat de inspectie scholen bevraagt over de leeropbrengsten voor deze leerlingen. Scholen waar de gewichtenleerlingen op de Centrale Eindtoets een gemiddelde halen van om en nabij het landelijke gemiddelde van 535, hebben hun maatschappelijke opdracht – het bestrijden van onderwijsachterstand – goed uitgevoerd. Deze scholen verdienen een pluim, en zijn een voorbeeld voor scholen waar de gewichtenleerlingen aan het einde van de basisschool nog steeds een grote achterstand hebben. Helaas speelt het onderscheid tussen gewichten- en niet-gewichtenleerlingen geen rol in de manier waarop de inspectie leeropbrengsten waardeert; zij let alleen op het resultaat over alle leerlingen samen. Dat


Tekst Henk Blok

is een gemiste kans voor scholen, omdat ze nu niet worden beoordeeld op hun resultaten voor gewichtenleerlingen. Ook ouders van gewichtenleerlingen, die voor hun kind een effectieve school wensen, zijn met het algemene kwaliteitsoordeel van de inspectie weinig geholpen. Ook voor schoolbesturen laat de inspectie belangrijke vragen onbeantwoord. Want hoe besteden besturen bijvoorbeeld de gewichtengelden? En is deze besteding wel doeltreffend, gezien de leeropbrengsten van gewichtenleerlingen? Hoofdzaak is, kortom, dat gewichtenleerlingen op een school geen excuus meer mogen zijn voor lagere leeropbrengsten. In plaats daarvan moet de aandacht uitgaan naar de leeropbrengsten apart voor gewichtenleerlingen en niet-gewichtenleerlingen. Statistische oplossing Je zou kunnen tegenwerpen dat het lastig is om op scholen met weinig gewichtenleerlingen een betrouwbare schatting te maken van de leeropbrengsten voor deze leerlingen . Maar hier zijn statistische oplossingen voor, zoals een nauwkeurigheidsmarge rond het gemiddelde. Hoe kleiner het aantal gewichtenleerlingen in leerjaar 8, hoe groter de marge. Zo’n statistische oplossing beschermt scholen tegen

onterechte conclusies na bijvoorbeeld een eenmalig zwakke instroom. Dat deze werkwijze goed is uit te voeren, demonstreerden we onlangs voor het Amsterdamse basisonderwijs in een onderzoek voor Onderwijs Consumenten Organisatie (OCO). In gesprekken met scholen en schoolbesturen bleek dat zij moeilijk in beweging zijn te krijgen, doordat ze, begrijpelijk overigens, beducht zijn voor het inspectieoordeel. ‘De blik van de inspectie is de realiteit waarmee we te maken hebben,’ luidde een gehoorde verzuchting. Des te belangrijker is het dat de inspectie haar contraproductieve toezicht loslaat, en zich daadwerkelijk inzet voor de onderwijskansen van gewichtenleerlingen. ■

Gewichtenleerlingen zijn geen excuus voor lagere opbrengsten

Henk Blok was jarenlang werkzaam als onderzoeker bij het Kohnstamm Instituut, en is nu werkzaam bij Onderwijs Consumenten Organisatie (OCO). Lees meer over zijn aanbevelingen over gewichtenleerlingen op onderwijsconsument.nl. ADVERTENTIE

Idealist. Jij ook? Kijk vandaag op

www.voo.nl/idealist www.stabilo.com

SEM OEFENT SPELENDERWIJS MET SCHRIJFMOTORIEK Kinderen beleven een spannend avontuur en helpen de 4 Avontuurlijke Vrienden door middel van schrijfmotorische oefeningen. Uit onderzoek blijkt: wie vanaf groep 1 – 2 één keer per week oefent met schrijfmotoriek, is straks optimaal voorbereid om te leren schrijven. www.stabilo-education.nl

facebook.com/stabiloeducation

ANZ_STABILOEdu_185x63mm.indd 1

20.03.2017 12:59:15


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.