JA ARGANG 45, NR 7 / SEPTEMBER 2015, PRIJS € 6,95
OPINIE EN ONDERZOEK VOOR DE SCHOOLPRAKTIJK
Wat we (echt) weten over het brein Feit en fictie over hersenen en leren
WINACTIE boeken
Rondom het Binnenhof VO Elke maand gaan onderwijsprofessionals, politici en bestuurders in gesprek over een brandende onderwijskwestie. Deze keer: de toekomst van het vmbo.
‘We moeten af van de term “vmbo”’
B
ijna 60% van de kinderen ging naar het vmbo, inmiddels is dat iets meer dan 50%. De verscheidenheid van de vmbo-opleidingen is groot en vmbo-scholen scoren prima. Toch is de beeldvorming na ruim vijftien jaar vmbo zó negatief en zó diep ingesleten dat het nooit meer goed zal komen met het imago. Scholen weten dit en mijden de aanduiding ‘vmbo’ systematisch. Hun vmbo-t-opleidingen noemen ze nog steeds ‘mavo’. Een systeemfout van den beginne. Meer praktijkgerichte opleidingen (vmbo-b/k) heten weer ‘vakschool’. De school als geheel staat te boek als ‘college’. We moeten per direct afscheid nemen van de aanduiding ‘vmbo’. Met andere termen, zoals ‘vakmanschap’, kunnen we benadrukken wat een kind wél kan: een vak leren. Dat is ook wat de Onderwijsraad wil met ‘herkenbaar vmbo met vakmanschap’. Jammer alleen dat de raad de term ‘vmbo’ handhaaft. De raad laat vmbo-t vallen en dan moet ook vmbo-b/k geschrapt worden. Het beroepsgericht onderwijs staat voor een vernieuwingsoperatie: door het verminderen van de verscheidenheid van opleidingen verbetert het onderwijs. Die operatie is nodig en goed. Dan nog dat wilde idee van de MBO Raad: hogere niveaus van, nu nog, het vmbo samenvoegen met de havo. Om zo een vijfjarige, nieuwe opleiding te laten ontstaan. Maar dan ook voor vakmanschap een vijfde jaar; duizend uur erbij in de praktijk. In die vijf jaar beroepsvaardig en bedrijfsvaardig. De onderwijsbekostiging die je uitspaart, kan naar het bedrijfsleven voor de praktijkleeromgeving en de stage. Een voorbeeld is de Duurzaamheidsfabriek, een praktijkleeromgeving ontstaan door samenwerking van het onderwijs en het bedrijfsleven. Eén van de redenen waarom Dordrecht Onderwijsstad is geworden. Het vmbo wordt zo via vakmanschap een beroeps- en bedrijfsschool. ■ Bert van de Burgt, CDA-wethouder onderwijs en arbeidsmarkt in Dordrecht.
‘Waarom afscheid nemen van het vmbo?’
R
uim de helft van het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs volgt het vmbo. Een opleiding dus waar je niet snel afscheid van neemt. Waarom zou je ook? Het vmbo bedient een uiterst gevarieerde en soms ingewikkelde doelgroep. Scholen, of ze nu ‘college’ heten of niet, werken hard aan het op maat aanbieden van onderwijs. Dat varieert van leren door doen tot doen door leren. Een opdracht van formaat voor de scholen. Het vmbo scoort qua tevredenheid dan ook hoog bij ouders en leerlingen. Negatieve beeldvorming bestaat doorgaans vanwege onvoldoende bekendheid of het wordt ingegeven door sentimenten, vaak stemmen uit het verleden. Laten we stoppen met het willen oplossen van een cosmetisch imagoprobleem. Inhoudelijk staan immers de eisen centraal die onze kennismaatschappij aan de beroepsuitoefening stelt. Die bepalen uiteindelijk het loopbaanperspectief van de leerling. Daarom pleit de Onderwijsraad bewust voor een ‘herkenbaar vmbo met vakmanschap’, lees: ‘toekomstgericht vakmanschap’. Vanuit dit perspectief heeft het vmbo juist als eerste in de beroepskolom de belangrijke opdracht jongeren te begeleiden naar een succesvolle loopbaan. Met werk dat allengs op een hoger abstractieniveau komt te liggen. De Duurzaamheidsfabriek is daar een treffend voorbeeld van. Het staat niet alleen symbool voor innovatieve techniek, maar ook voor intersectorale disciplines die steeds hogere eisen stellen aan het niveau van de beroepsuitoefenaar. Het vmbo is niet kwalificerend, daar hebben we het mbo voor. Het mbo dat overigens voor dezelfde complexe vernieuwingsopdracht staat als het vmbo, vanwege de zorg voor aansluiting op de arbeidsmarkt voor leerlingen in alle niveaus van het beroepsonderwijs. In 2016 is het grote aantal, soms minder relevante, afdelingsprogramma’s in het vmbo teruggebracht tot een overzichtelijk aantal profielen. Met ruimte voor maatwerk. Daarmee zet het vmbo een fikse stap voorwaarts in ondernemerschap, innovatie en duurzaamheid. ■ Roeland Baaten, directeur Platform Intersectoraal Vmbo.
september 2015
11
onderzoek kort Tekst Paul Kirschner
Waar of waarheidsachtig? Veel onderzoek is minder betrouwbaar dan het lijkt. Wetenschappers trekken soms conclusies waarvan ze vooral graag willen dat ze waar zijn.
Omvat het onderzoek genoeg proefpersonen? Heeft het onderzoek bij herhaling dezelfde uitkomsten? Vaak wordt onderzoek aangegrepen als bewijs dat iets ingevoerd kan of moet worden. Maar dan moet je wel zeker weten dat het onderzoek te vertrouwen is. Om dat te doen moet je op een aantal dingen letten. Je moet eropaan kunnen dat wat de onderzoeker deed, de uitkomst heeft veroorzaakt. Er moet dus sprake zijn van causaliteit: een directe oorzaak-gevolgrelatie tussen wat uitgeprobeerd werd en het resultaat. Aan verbanden (‘correlaties’) heb je weinig. Ongeveer alle moordenaars hebben melk gedronken toen zij kind waren (100% correlatie), maar je kunt niet concluderen dat als je melk drinkt, je later een moordenaar wordt. De ‘gouden standaard’ is onderzoek waarbij de deelnemers willekeurig in groepen geplaatst zijn en waar alles in de groepen hetzelfde is behalve de interventie. Dan weet je dat zaken als voorkeur van de leraar, geslacht, motivatie of wat dan ook misschien de echte reden is dat iets heeft gewerkt. Ook geldt: hoe meer proefpersonen, hoe betrouwbaarder. Als een onderzoeker op basis van een studie met tien deelnemers (N=10) beweert dat de ingreep de oorzaak is van een geweldige uitkomst, moet je je echt achter de oren krabben. En let op: een studie die dertig scholen in twee groepen verdeelt, waar de scores van alle negenduizend leerlingen verzameld en vergeleken worden, is een studie met een N van dertig en niet van negenduizend. Want niet de scores van de leerlingen worden vergeleken, maar de gemiddelden
van de scholen, met bijvoorbeeld als conclusie dat scholen die een lessenreeks invoerden significant hoger scoorden op de Cito-toets dan de scholen die de oude aanpak gebruikten. Kijk ook of de onderzoeker vertelt hoeveel deelnemers er overbleven. Het aantal uitvallers – en de verdeling daarvan over groepen – kan behoorlijke gevolgen hebben voor de conclusies die je kunt of mag trekken. Als er bijvoorbeeld veel uitval is in de ‘ingreepgroep’, kan het betekenen dat alleen de zeer gemotiveerde leerlingen zijn overbleven en dan zegt het onderzoek niets over hoe de ingreep in andere klassen zal uitpakken. Ook moeten de data zonder meer betrouwbaar zijn. De metingen moeten herhaalbaar zijn (validiteit) en elke meting of beoordeling moet op dezelfde wijze plaatsvinden. Als een onderzoeker zegt dat leerlingen iets geleerd hebben, mag dit niet een conclusie zijn – zoals ik heel vaak zie – op basis van wat leerlingen zeggen geleerd te hebben. Vaak zijn het de onderzoekers zelf die leerlinggedrag of schrijfopdrachten beoordelen. Probleem is dat zij meestal niet onbevooroordeeld zijn en dus mogelijk zien wat zij willen zien. Om de lezer te helpen heeft de Britse onderwijshoogleraar Stephen Gorard een ‘zeef ’ gemaakt door zes categorieën te beschrijven waarmee je de betrouwbaarheid van een onderzoek goed in kunt schatten (ontwerp, schaal, uitval, uitkomsten, nauwkeurigheid, geldigheid). Een studie die eerlijk en grootschalig is, met nauwelijks uitval en met gestandaardiseerde uitkomsten, maar waarbij de ingreep onduidelijk beschreven is of waar de behandeling ongelijk is (de testgroep studeerde bijvoorbeeld tweemaal zo lang als de controlegroep), valt door de zeef. Probeer dit ook zelf eens te doen als je een onderzoeksartikel of -verslag leest. Paul Kirschner is hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit en schrijft elke maand over internationaal onderwijsonderzoek. Kijk op www. didactiefonline.nl voor de bronnen bij dit artikel.
kirschner KIEST
De Amerikaanse komiek Stephen Colbert bedacht het mooie woord ‘truthiness’, dat in het Nederlands nauwelijks in één woord te vangen is, maar zoiets betekent als: iets dat aannemelijk klinkt en waar mensen aan vast willen houden zonder rekening te (willen) houden met feiten, logica of ander bewijs. Dit ‘waarheidsachtig’ is heel iets anders dan ‘trustworthy’ ofwel ‘betrouwbaar’. Ik constateer helaas dat de conclusies van wetenschappers – en soms het onderzoek zelf – eerder waarheidsachtig dan betrouwbaar zijn.
nu elke maand
september 2015
37
PO REPORTAGE
‘Noem ons geen iPadschool’ Geef kinderen zo veel mogelijk de regie over hun eigen leerproces. Dat is in een notendop de filosofie van de O4NT-scholen van Maurice de Hond.
‘A
lles aan de kant en in de kring,’ roept de leerkracht tegen haar leerlingen op de O4NT-school De Ontplooiing in Amsterdam-West. ‘Ik tel tot tien. Één! Twee!’ Snel leggen de kinderen hun iPads in felgekleurde rubberen hoezen op tafel en slepen ze twintig stoeltjes naar het midden van het lokaal. Te veel – er zijn maar zestien leerlingen – maar daar lijkt niemand zich aan te storen. O4NT-scholen kennen geen jaargroepen, vertelt adjunct-directeur Jaap Pasmans. Elke schooldag begint een leerling in zijn of haar ‘stamgroep’, een mix van maximaal 25 leerlingen van verschillende leeftijden. Na een kringgesprek in de ochtend waaieren de kinderen uit over de school. Dankzij een soort agenda op hun iPad (‘Tiktik’) moeten ze voor elk tijdsblok een ‘atelier’ kiezen, een lokaal dat in het teken staat van één onderwijsonderdeel, zoals rekenen, taal, wereld of techniek. Daar zit een gespecialiseerde leerkracht klaar die voor elk niveau oefeningen heeft
‘Apple heeft geen inspraak’ O4NT-scholen die vanaf hun opening werken volgens de O4NT-filosofie, noemt de stichting ‘Steve Jobsscholen’ naar Steve Jobs, de grondlegger van Apple, het mega-bedrijf dat de iPad ontwikkelde. De naamgeving is puur een eerbetoon, heeft Maurice de Hond dikwijls gezegd. Hier staat niets tegenover. Alle O4NT-scholen nemen hun tablets af bij Apple (via een gespreide betaling over drie jaar), hoewel tablets van andere merken ook zouden volstaan, zeggen betrokkenen.
24
september 2015
voorbereid. Leerlingen lezen in het ‘taalatelier’ bijvoorbeeld een fabel of maken in het ‘rekenatelier’ een opdracht met blokken. Maar aan de slag met een educatieve app zoals Rekentuin kan ook. Wat wil je leren? ‘Gepersonaliseerd leren’ noemt Pasmans dit. ‘Elke zes weken gaan we met de leerling en de ouders om de tafel en bespreken we wat het kind de komende zes weken kan leren.’ De uitkomsten van dat gesprek zijn bepalend voor de dagelijkse activiteiten van de leerling. Het kind doet in die zin dus wat het zelf wil, zij het onder toezicht van de school en na overleg met de ouders.
Tekst Winnifred Jelier en Monique Marreveld
Beeld De Ontplooiing
‘Ook met een kind van zes voeren we dat gesprek. We vragen het gewoon: wat wil je leren?’ De leerling kan vervolgens alles zeggen. Ouders mogen bijsturen, aldus Pasmans. Zij zeggen bijvoorbeeld dat het inderdaad leuk zou zijn als hun kind leert programmeren, maar dat het belangrijker is dat het eerst goed leert klokkijken. ‘En dat werkt. Natuurlijk, de eerste keer dat een zesjarige ineens twee of drie volwassenen voor zich heeft, is het geïntimideerd. Maar het went snel.’ Infrastructuur De iPad is heel belangrijk voor het onderwijs op O4NT-scholen. Hij is niet alleen voor het doen van oefeningen, ook worden via de tablet de prestaties van leerlingen geregistreerd, zoals de scores in educatieve games. Zo kan de leerkracht van de stamgroep de voortgang volgen. Ook is dankzij de digitale agenda’s altijd bekend waar de leerlingen zijn en kan de stamleerkracht het zien als een leerling een atelier mijdt. Ondanks de belangrijke rol van de iPad op O4NTscholen, ergert Pasmans zich aan de bijnaam ‘iPadschool’. ‘Die doet geen recht aan wat wij allemaal doen.’ Ook Hans Theeboom, die jaren als clusterdirecteur van twaalf basisscholen in Almere werkte, maar nu full time als directeur bij O4NT in dienst is, onderschrijft dit. ‘De iPad is een middel, geen doel.’ En dat doel is: het kind de regie geven over het eigen leren. ‘Bovendien zien we erop toe dat kinderen niet langer dan twee uur per dag achter een iPad zitten.’ Veel scholen claimen dat ze het kind centraal stellen, maar doen dat in praktijk helemaal niet, stelt Theeboom. ‘Waarom zou je allemaal tegelijk moeten rekenen of schrijven? Dat is niet meer van deze tijd. Wil je leerlingen motiveren? Geef ze dan meer keuzevrijheid. Niet onbeperkt, maar wel een groot deel van de dag.’ Uiteindelijk komt het volgens Theeboom aan op vertrouwen. ‘Ieder kind wil leren, zolang wij de juiste omstandigheden maar creëren.’ En dat betekent dus ook dat je niveauverschillen tussen kinderen toelaat. Pasmans: ‘Het kan bij ons voorkomen dat een leerling in groep 4 de tafel van twee nog niet kent.’ Onzekerheid Onderwijs kan echt anders, zegt Pasmans. Maar er zijn nog veel onzekere factoren in deze beginfase van de O4NT-scholen. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als er op De Ontplooiing meer en grotere stamgroepen komen? Sparen leerkrachten voldoende tijd uit om alle leerlingen persoonlijke aandacht te geven, aangezien zij geen tientallen schriftjes hoeven na te kijken? Pasmans is positief: ‘Als de stamgroepen groter dan 25 leerlingen zijn, openen we een nieuwe stamgroep.’
Geld verdienen met onderwijs? Maurice de Hond is in de media bekritiseerd, omdat hij naast de stichting O4NT ook bv’s heeft opgericht waarmee hij via een omweg geld met de scholen kan verdienen. Zo is er het ‘expertise- en scholingscentrum’ O4NT Sources dat onder meer aan onderwijsprofessionals de mogelijkheid biedt om voor € 80,- een O4NT-school te bezoeken. Ook is er de bv sCoolsuite dat ‘infrastructurele tools’ aanbiedt om de O4NT-aanpak uit te voeren.
Theeboom en Pasmans zien dat de O4NT-scholen veel leerlingen aantrekken die het op andere reguliere scholen niet gered hebben. ‘Op De Ontplooiing hebben we relatief veel kinderen met adhd of dyslexie,’ knikt Pasmans. Dat is niet gek, voegt hij snel toe. ‘Kinderen kunnen hier natuurlijk meer op hun eigen niveau werken.’ Maar wat betekent dat voor de leerkrachten? Kunnen zij dat aan? Één kind dat tijdens het kringgesprek telkens de handstand wil doen, is te overzien, maar zes? Voorlopig is iedereen welkom. Maar O4NT-scholen kunnen net zo min leerlingen met zware gedragsproblemen helpen als andere reguliere scholen, zegt Theeboom. ‘Wel lijken gedragsproblemen bij ons af te nemen. Leerlingen zitten niet meer de hele dag bij dezelfde leerkracht; de tolerantiegrens van de leraar neemt waarschijnlijk toe als hij weet dat die stuiterbal straks weer bij een ander zit.’ Onbekend is nog of de O4NT-aanpak op de lange termijn werkt. Het ministerie van OCW subsidieert onderzoek dat mede op initiatief van O4NT plaatsvindt. Dit onderzoek wordt gedaan door de Onderwijs Innovatie Groep (OIG) en het Welteninstituut van de Open Universiteit. Ondertussen volgt de opgewekte Aïsha (8) haar ateliers. Ze heeft er net een taalatelier op zitten en wil best even haar digitale agenda laten zien. Voor het tijdsblok om 13.00 uur kan ze nog kiezen uit het reken- of wereldatelier. Ze twijfelt geen moment en tikt op ‘wereld’. Tevreden laat ze haar iPad zakken. Gelukkig geen rekenen vandaag. ■
Onderzoek naar werking O4NTscholen is gestart
Lees een interview met Hans Theeboom, directeur van O4NT, op www.didactiefonline.nl.
september 2015
25
Word nu abonnee Speciale actie voor scholen
tot
25 %
KoRtI N
G
Neem een collectief abonnement op Didactief en profiteer van een fikse korting! Zorg dat het hele schoolteam op de hoogte is van de laatste onderzoeksresultaten over onderwijs. 5-10 abonnementen: €33,15 per abonnement in plaats van €39,- (korting van 15%) 10-50 abonnementen: €31,20 per abonnement (korting van 20%) 50+ abonnementen: €29,25 per abonnement (korting van 25%)
Elke abonnee ontvangt: • 10 nummers van Didactief • een inlogcode voor het online archief met 10 jaar onderwijsonderzoek • 10% korting op conferenties en boeken
www.didactiefonline.nl/abonneren Vakliteratuur voor professionals in het onderwijs