INTERVIEW INTERVIEW
Betrokken ouder of bemoeial?
Tekst Monique Marreveld
Beeld Bert Beelen, Shutterstock
>> april 2013
17
UderS & ScHooL OUDERS & SCHOOL
Ouders en school, het is een lastig huwelijk tussen vaak ongelijkwaardige partners. Betrokken ouders hebben een positieve invloed op de leeropbrengsten van kinderen. Maar hoe bevorder je ouderbetrokkenheid bij school en hoe voorkom je dat je bemoeials kweekt?
'I
n de onderzoeksliteratuur zie je veel lastige ouders’, zegt Joep Bakker, socioloog aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij rondt net samen met Eddie Denessen een reviewstudie af naar de effectiviteit van ouderbetrokkenheid en de rol van leraren. ‘Er zijn ouders die zich bemoeien met het curriculum of de pedagogische aanpak op school. Veel leraren vinden dat een no go-area. Zij zeggen eigenlijk: kom naar de ouderavond, maar treedt niet in mijn deskundige domein. Natuurlijk is dat niet professioneel: een afhoudende houding van leraren komt de schoolloopbaan van een kind niet ten goede. Juist als de ouderbetrokkenheid groot is, zie je de prestaties van leerlingen verbeteren.’
Vertrouwen Maar wanneer is een ouder betrokken en waar wordt het een vervelende bemoeial? Zoals iedere leraar weet is de betrokken ouder er in soorten en maten. Het meest geliefd is degene die thuis veel voorleest, veel met zijn of haar kind praat en vraagt naar of helpt met het huiswerk. Uit onderzoek blijkt deze zogenoemde thuisbetrokkenheid het meest effectief voor het bevorderen van leerprestaties, vooral bij jongere kinderen. Recent toonde Tanja Traag in haar proefschrift aan dat actief bezig zijn met de schoolloopbaan van een kind trouwens ook voortijdig schoolverlaten helpt tegengaan. Regelmatig vragen hoe het was op school, hoe dat proefwerk gegaan is en of een kind al cijfers binnen heeft, zijn dingen die helpen. Naarmate kinderen ouder worden kan die thuisbetrokkenheid overigens contraproductief worden, omdat kinderen dan het gevoel krijgen dat ze (te veel) gecontroleerd worden. En dan willen ze in de puberteit nog wel eens de kont tegen de krib gooien.
Zeg nooit dat ouders het verkeerd doen
Klaas de Vries organiseerde in 1910 de eerste ouderavond in Amsterdam. Hij schreef er een boekje over: Ouderavonden.
18
april 2013
'Toe maar, de meeste zijn heel aardig...'
Door de bank genomen hebben kinderen uit minderheidsgroepen meer baat bij thuisbetrokkenheid, maar neemt die niet altijd de vorm aan die leraren graag zien. Of ze zien het helemaal niet, terwijl ouders zich - op hun eigen manier - wel degelijk betrokken voelen. Zaak is het, juist als er sprake is van culturele verschillen, om als leraar in gesprek te raken en te blijven met ouders over de thuissituatie. Maar, waarschuwen Bakker en anderen: neem de aanpak van ouders als uitgangspunt. Zeg nooit dat ze het verkeerd doen, want dan haken ze af. Tegen ouders zeggen “Zoals jij voorleest, gaat het niet goed, doe het zoals wij”, dat is dodelijk. Pas als er vertrouwen is, kunnen leraren ouders verlokken een stapje meer te zetten of eens iets anders te proberen. Professionele afstand Een goede band tussen thuis en school is ook van groot belang, al is niet aangetoond dat het effect heeft op de leerprestaties van kinderen. Wel is bewezen dat leraren die de manier waarop ouders
Hard gespeeld
opvoeden afwijzen, die leerlingen anders beoordelen: zij vinden ze minder competent en hebben lagere verwachtingen van hen. Onafhankelijk van hoe die kinderen in werkelijkheid presteren. Jammer natuurlijk, ze kunnen beter iets doen met hun kritiek. Hoogleraar Judith Mesman, die de bijzondere leerstoel Onderwijs en ouderschap bekleedt in Leiden, vindt dat leraren zich best mogen mengen in de opvoeding. Dat is niet betuttelend, zegt zij in haar oratie: ‘Een goed opgeleide professional met respect voor diversiteit kan heel veel betekenen voor ouders die wel degelijk het beste willen voor hun kind, maar niet goed weten hoe ze dat kunnen bereiken.’ Leraren mogen wel wat strenger zijn, zegt Mesman eigenlijk. Dat is Frederik Smit, die al 25 jaar onderzoek doet naar ouderbetrokkenheid aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, met haar eens. ‘Een leraar die communiceert met ouders moet wel weten wat hun rechten en plichten zijn. Je kunt ze best aanspreken op de rollen die ze hebben. Leraren mogen ouders er uit zetten als ze vervelend zijn, hoeven zich niet te laten overrulen. Nu nemen scholen soms “professionele afstand”, omdat ze niet weten wat ze moeten doen. Dan houden ze het maar formeel: laten mensen op bepaalde tijden langskomen bijvoorbeeld, omdat ze de vaardigheden niet hebben om informeel met ze te communiceren. Maar ik zeg juist altijd: informeel als het kan, formeel als het moet.’ De meeste ouders komen pas naar school als er iets mis lijkt te gaan met hun kind. Een leraar die voor die tijd een goede relatie met ze heeft opgebouwd, heeft een strategisch voordeel: zaken escaleren minder snel. Maar hoe bouw je een goede relatie op met ouders? Smit noemt 4 succesfactoren: structuur, een open cultuur, vaardige leraren en de bereidheid om te investeren. ‘Wees al bij de intake van een leerling duidelijk over wat je van ouders verwacht. Maak afspraken met elkaar, maak duidelijk dat zij ook een rol spelen in het schoolsucces van hun kinderen.’
Margareth Hoek wilde haar kind naar een buurtschool sturen in de Amsterdamse Baarsjes, maar die waren zo’n tien jaar geleden allemaal zwart. Dat wilde Hoek haar kind niet aandoen. Maar wat dan? Na een bezoek aan een open dag werd ze benaderd door de toenmalige directeur van obs De Corantijn bij haar om de hoek die zei: ‘Ik wil u graag hebben.’ Hoek startte een lobby om andere ‘witte ouders’ over te halen en slaagde. Uiteindelijk verkleurde De Corantijn en kwam er een actieve groep ouders de school binnen. ‘We spraken mensen aan bij de zandbak, hingen posters op en stonden met een standje op de buurtmarkt. Onze invloed als ouder-ambassadeurs ging ver en werd gesteund door de gemeente. We bemoeiden ons op een gegeven moment met de public relations, hoe de leraren zich presenteerden aan ouders, met de website, hoe de receptioniste de telefoon aannam, met de power point van de directeur. Directeur Minke Westveer kreeg veel over zich heen, maar ze kon incasseren en ze gaf veel ruimte.´ Toen Hoeks zoon eenmaal op De Corantijn zat, bleef ze de kwaliteit van de school monitoren. ‘Hoe gaan die dingen? In zo’n lobby gaan mensen bij elkaar eten, je staat samen op het schoolplein, er zijn feestjes, dus je weet veel. En op een gegeven moment zagen we dat het fout ging. Een leraar was veel ziek en het werd een chaos in die groep. Toen hebben we gezegd: “Als het niet opgelost wordt, halen we onze kinderen weg.” Zo hard wordt het gespeeld. Ik ben geen lid van de ouderraad of de medezeggenschapsraad. In de mr kun je volgens mij dat soort dingen niet oplossen, want daar zitten ook leraren in. Dan loop je de directeur alleen maar voor de voeten. Mijn officiële invloed als ouder stelde niets voor, maar officieus kon ik veel doen.’ / MM
‘Een schoolleider moet niet alleen zeggen: we kunnen het niet alleen, we hebben u nodig! Je moet als team vooral weten wat je van ouders wilt en waarvoor je ze wilt inzetten. Ga samen zo’n jaar invullen. Zet doelen met je team. Een ouder is geen producent van kinderen, maar een partner, een leerbron als het ware.’ Rolmodel Leraren zouden beter moeten worden voorbereid op hun contacten met ouders, vindt Smit. ‘Op de opleidingen zien ze ouders alleen als supporters, maar dat is een romantisch beeld. In werkelijkheid
>> april 2013
19
UderS & ScHooL OUDERS & SCHOOL
Op de site Teachers Involve Parents in Schoolwork - een project van de John Hopkins Universiteit in de Verenigde Staten en een initiatief van Joyce Epstein, de moeder van alle onderzoek naar ouderbetrokkenheid - staan simpele tips en trucs om ouders te betrekken bij het onderwijs op school. Laat leerlingen hun ouders interviewen hoe zij vroeger speelden, laat ze met hun moeder door het huis lopen en benoemen: wat is er allemaal van hout en plastic gemaakt? Zo raken ouders op een speelse manier betrokken bij het leren van hun kinderen.
worden leraren geconfronteerd met een veelheid aan ouders, vaak assertief en hoogopgeleid, daar moeten ze wat mee. Regels om ouders weg te houden, lossen niks op. Je krijgt gezeur aan het schoolhek, samenklonterende ouders. De truc is om als schoolleider de juiste toon te vinden en daarin voor je team als rolmodel te fungeren. Een goede schoolleider staat wat mij betreft elke ochtend op het schoolplein, maakt oogcontact met ouders, is niet bang voor ze en laat zien wat hij doet.’ Een school die echt wil scoren, investeert in ouders. Huisbezoeken leveren een goed rendement, zeggen vrijwel alle onderzoekers die Didactief sprak (zie kader). Ouders en kinderen hebben het gevoel te worden ‘gezien’ en raken als vanzelf meer betrokken bij school. Ze gaan harder lopen voor de leraar. Lerarenopleidingen Huisbezoeken zijn zeldzaam in Nederland. Meer vanzelfsprekend zijn de gestructureerde vormen van contact zoals het tien-minutengesprek en de ouderinformatieavond. Voor beginnende leraren is de eerste keer soms lastig, het is altijd iets wat ze zich blijven herinneren. Logisch, want in de opleidingen wordt er minder aandacht aan contact met ouders besteed dan je zou verwachten. Dat blijkt ook uit een onderzoek dat CPS Onderwijsontwikkeling en
de Marnix Academie in december 2012 uitvoerden onder krap 1500 lerarenopleiders en studenten. De meeste studenten zijn enthousiast over oudercontacten. Ze zeggen tijdens hun stage vooral informeel contact met ouders te hebben (100% pabo, 50% lerarenopleiding vo), veel vaker overigens dan hun opleiders denken. Maar (meer dan) de helft van de aankomende leraren po en vo is nooit aanwezig geweest bij (formele) tien-minutengesprekken of informatieavonden. Opmerkelijk is dat 32 % van de vierdejaars pabostudenten nog geen bruikbare tips heeft ontvangen over het omgaan met ouders. Geen wonder dat studenten vooral kijken hoe hun rolmodellen dat doen. En dat is niet altijd hoe zij het zich hadden voorgesteld. Tweederde meldt dat de mentor op de stageschool soms negatief is over ouders tegen de student, 81% meldt dat er over ouders wordt geroddeld in de koffiekamer. Wat die studenten waarschijnlijk opsnuiven is dat leraren niet zitten te wachten op een intensieve ouderbetrokkenheid, stelt Joep Bakker. Ook uit zijn eerder genoemde reviewstudie blijkt: extra handen in de schoolbibliotheek, bij de overblijf en het schoolreisje, prima, maar verder hoeft het niet
Profijt van huisbezoek
Mentoren van de eerste klas van havo Notre Dame in Beek-Ubbergen gaan bij alle leerlingen op huisbezoek. Doel is om ouderbetrokkenheid te vergroten. Havo Notre Dame (565 leerlingen) in Beek-Ubbergen (bij Nijmegen) is de laatste categorale havo in Nederland. De school steekt veel energie in leerlingbegeleiding. Om een nog betere band te krijgen gaan de mentoren van de eerste klas bij al hun leerlingen op huisbezoek. Dat lijkt belastend, maar in de praktijk valt het mee. ‘Je blijft mentor van die klas, ook als ze naar de tweede gaan’, zegt Jolien Quaedvlieg, docent Engels en vorig jaar mentor in klas 1. ‘Het grote voordeel van de huisbezoeken is dat er veel kortere lijntjes ontstaan tussen school en thuis. Ik ken de ouders en de ouders kennen mij en ik ken de thuissituatie van mijn leerlingen. Als er op school of thuis iets aan de hand is, nemen we veel makkelijker contact met elkaar op.’ Irene van den Hoven van Genderen kan het beamen. ‘Wij hebben bewust voor deze school geko-
20
april 2013
zen vanwege de kleinschaligheid. Door het huisbezoek voel ik mij meer betrokken bij de gang van zaken op school. Dus als er iets is, kan ik Jolien altijd bellen. Als ouder wil je graag het beste voor je kind en ik denk dat door dit nauwe contact de school beter in staat is om het beste uit hem te halen.’ Het huisbezoek is voor Quaedvlieg een manier om informatie over haar leerlingen te verzamelen, die ouders misschien liever niet op papier willen zetten. ‘We komen tijdens de huisbezoeken wel eens ingewikkelde situaties tegen’, zegt Quaedvlieg, ‘maar echt urgente zaken eigenlijk nooit. Uiteindelijk zijn de huisbezoeken vooral bedoeld om elkaar beter te leren kennen en samenwerking tussen ouders en school gemakkelijker te maken in het belang van onze leerlingen.’
/ PZ
Ouderbetrokkenheid verbeteren? Zo doe je dat! te gaan. Overigens zijn dit precies de vormen van ouderbetrokkenheid die geen enkel bewezen effect hebben op leerprestaties. En de medezeggenschapsraad dan? In vergelijking met de Verenigde Staten bijvoorbeeld hebben Nederlandse ouders op papier veel inspraak. In de praktijk is het vaak lastig om mensen te vinden die zitting willen nemen in de mr en bovendien heeft die oudergeleding vaak zo’n informatieachterstand dat ze er volgens Smit vaak maar een beetje bijhangt als folklore.
Een goede schoolleider staat elke dag op het schoolplein Zijn ouders niet geïnteresseerd in invloed op het schoolbeleid? Misschien wel, maar ze hebben vooral het gevoel nauwelijks tot geen invloed te hebben op de kwaliteit van een basisschool. Dat blijkt uit een onderzoek dat de Erasmus Universiteit Rotterdam vorig jaar publiceerde. Ouders schatten de invloed van teamleden, directie en schoolbestuur veel hoger in. Gelukkig bleken zij meestal tevreden over de kwaliteit van hun basisschool. Ontevreden ouders wenden zich tot de inspectie, ze bezoeken de website van de inspectie vaker en worden daar op hun beurt weer kritischer van. Maar dan hebben we het over een ontzettend kleine minderheid: slechts 2 % van de ouders bezoekt de website van de inspectie regelmatig, 62% komt er nooit. Twitter Ouders halen hun informatie vooral van de website van school, bij hun kind en bij andere ouders op het schoolplein. Wie dat tot zich laat doordringen, snapt dat er heel veel meer manieren zijn om ouders bij school te betrekken dan alleen de ouderavonden en tien-minutengesprekken. Smit: ‘Nu hoor ik een leraar nog wel eens teleurgesteld uitroepen: “Heb ik me uitgesloofd voor een ouderavond, komt er maar een kwart van de ouders!” Terwijl ik denk: dat is best veel, die mensen zijn drukbezet, er is veel om uit te kiezen. Je kunt met die resterende driekwart op zoveel manieren communiceren: bellen, mailen, twitteren. We moeten af van het idee dat ouders altijd fysiek moeten langskomen.’ Het vergroten van de ouderbetrokkenheid vergt creativiteit, denkt Smit. ‘Grote blauwdrukken hebben geen zin. Kijk liever wat er al gebeurt op school en wat er goed gaat. Iedere school heeft 1 of 2 succesverhalen: breid dat uit. Daar komen ouders
Ontwikkel met je team een visie op wat je met ouders wilt: Waarom vind je ze belangrijk? Alleen veel ouders over de vloer helpt niet. Bedenk een oneliner, een uitspraak die gedeeld wordt door het hele team. Wat zijn de succesverhalen bij jou op school: Wat kun je uitbreiden? Begin klein, want grote blauwdrukken blijven toch in de kast liggen. Praat met die collega die in de teamvergadering zegt: ik wil ‘s ochtends die ouders zo snel mogelijk de deur uit, dan kan ik aan het werk. Laat zien dat het zich dubbel en dwars uitbetaalt als je ouders inschakelt bij de schoolloopbaan van je leerlingen. Maak al bij de intake van nieuwe leerlingen goede afspraken over wederzijdse verwachtingen en manage die verwachtingen ook gedurende de schoolloopbaan. Wees realistisch. Praat regelmatig met ouders, alleen al omdat ze anders veel te laat ontdekken dat hun kind toch ‘alleen maar een vmbo-advies’ krijgt en ze jou dat gaan verwijten. Communiceer positief met ouders: geef aandacht op maat, daar bloeien ze van op! En spreek in een taal die ouders snappen: zij kennen het onderwijsjargon niet. Vorm een taskforce van directeur (bouwleider), leraar en ouder die regelmatig overleggen en samen het thema ‘ouders’ op de agenda houden. Denk na over andere vormen van communicatie met ouders: bellen, mailen, twitteren, facebooken kan ook. Overweeg parttime lidmaatschap van medezeggenschapsraad voor ouders: niet iedereen heeft tijd om zich een jaar lang aan de mr te verbinden. Organiseer een ouderpanel, maar wees dan ook voorbereid op echte inspraak. Stel je open. Kijk ook naar ouder-oudernetwerken: zij kunnen je helpen meer ouders te bereiken.
op af, mensen gaan er over praten met elkaar. Voorlezen thuis? Altijd bingo. Ouders gaan boeken uitwisselen, over hun ervaringen praten. Organiseer een voorleesfestival binnen school, maak leuke foto’s en zet ze op de website. Mensen krijgen vanzelf zin.’ ‘Probeer ook eens een week positief te communiceren met ouders. Gewoon op het schoolplein of in de klas. Zeg eens iets aardigs over wat ze doen met hun kind, hoe ze een kind benaderen. Spreek je ze nooit? Zeg dan eens: wat leuk dat we elkaar zien! Het is de toon die de muziek maakt. Als je niet praat, laat het zien. Twee duimen omhoog, noem ik dat. Een blije ouder is een wandelend visitekaartje.’ ■ Kijk op www.didactiefonline.nl voor de onderzoeken die in dit artikel worden genoemd.
april 2013
21
oPinie OPINIE
Nieuwe Leren = 21st Century Skills De uitgangspunten van het Nieuwe Leren passen goed bij de vaardigheden die nodig zijn in een kennis- en informatie samenleving. Als wij onze leerlingen goed willen voorbereiden op de 21e eeuw is het tijd voor een revaluatie van het zo vermaledijde Nieuwe Leren.
D
e timmerlieden die de vloot van Themistocles bouwden (waarmee de Grieken in 480 v.Chr de Perzen versloegen) beschikten over grofweg dezelfde vaardigheden als hun collega’s van de Sancta Maria, het schip waarmee Columbus in 1492 Amerika ontdekte. Bijna tweeduizend jaar was het lonend de opleiding van scheepsbouwers onveranderd te laten. Die tijden zijn voorbij. Na de industriële revolutie veranderden de vaardigheden die nodig waren op de werkvloer, eerst langzaam, en daarna steeds sneller. In zijn boek The half life of facts (2012) toont Samuel Arbesman aan dat feiten steeds sneller achterhaald raken. Waar het wereldbeeld van Aristoteles uit de 4e eeuw v.Chr. stand heeft gehouden tot de 16e eeuw, is de tijd tussen publicatie en het moment waarop (een deel van) de feiten alweer achterhaald is, inmiddels drastisch verkort: voor de natuurwetenschappen is dat nu ongeveer veertien jaar. Onze geglobaliseerde informatie- en kennissamenleving vraagt een ander soort werknemers. Op deze ontwikkelingen moet het onderwijs inspelen. 21st Century Skills De vraag welke vaardigheden de werknemers van de toekomst, en dus de leerlingen die wij opleiden, nodig hebben, is in de afgelopen jaren uitvoerig onderzocht. De zogenoemde 21st Century Skills omvatten een andere manier van denken en werken, een ander instrumentarium en een andere perceptie van wereldburgerschap. Bij een andere manieren van denken gaat het om het hogere orde denken, of de laatste drie categorieën uit de taxonomie van Bloom: toepassen, analyseren en creëren. Dit kan een computer niet en daar zullen dus altijd mensen voor nodig blijven. Zo kan een computer weliswaar, beter dan welke wiskundige ook, complexe lineaire en logaritmische processen uitvoeren, maar het bedenken van deze processen blijft mensenwerk.
Creatief, kritisch denken en doen nodig in de klas
40
april 2013
Ook de manier van werken verandert. Steeds vaker zullen mensen in grote groepen samenwerken, al dan niet in een internationale context. Via teleconferenties, chat of e-mail communiceren en werken ze samen. Dat betekent dat deze vaardigheden ook geleerd moeten worden, en dat tegelijkertijd de vaardigheden in het gebruik van een ander instrumentarium van belang worden. Waar mensen het hogere orde denken voor hun rekening nemen en samenwerken in een digitale omgeving, is het essentieel dat de toekomstige werknemer beschikt over de juiste ict-vaardigheden om informatie te zoeken, te delen en te verwerken. De ict-vaardigheden omvatten die vaardigheden die nodig zijn om digitale informatie te vinden (informatievaardigheden), het efficiënt inzetten van technologie(ict-geletterdheid) en het inzicht in de wisselwerking tussen technologie en samenleving (technologische geletterdheid). Ten slotte worden sociale en culturele vaardigheden, al dan niet in een digitale omgeving, belangrijker. We kennen allemaal de gevaren van chats tussen leerlingen en de spraakverwarringen die al snel tot ruzies leiden. In een internationale context ligt dit gevaar wegens cultuurverschillen nog meer op de loer. Nieuwe Leren Samenvattend gaat het bij 21st Century Skills om een andere manier van denken, waarin creativiteit, kritisch denken en probleemoplossend vermogen belangrijker worden en om vaardigheden voor communicatie, samenwerking, ict-kennis, en sociaalcultureel bewustzijn. Maar wacht eens, dit zijn eigenlijk de uitgangspunten van het zo vermaledijde Nieuwe Leren. In het Nieuwe Leren gaat het immers ten eerste om de actieve leerling die kennis en begrip actief verwerft. Hij moet niet alleen luisteren, maar ook lezen, oefeningen maken, discussiëren, debatteren, onderzoeken, hypotheses testen en standpunten innemen. Een tweede uitgangspunt van het Neuwe Leren is de sociale leerling, die kennis en begrip niet alleen, maar samen met anderen construeert.
tekst Terence Honing beeld Shutterstock
En ten slotte vraagt het Nieuwe Leren om een creatieve leerling die zijn kennis en begrip (steeds opnieuw) construeert of reconstrueert. Valt het u ook op? De actieve, sociale en creatieve leerling van het Nieuwe Leren is iemand die zijn kennis construeert, kritisch en probleemoplossend denkt. Dat is wat we hierboven bij de 21st century skills het andere denken noemden. En de sociale leerling is een leerling die samenwerkt, en kennis construeert in relatie met anderen, wat - inderdaad weer aansluit bij de andere manieren van werken. De toegenomen ict-mogelijkheden worden bij het samenwerken in de 21e eeuw ingezet als instrumentarium: web 2.0 is bij uitstek geschikt om samen te werken, elkaar te ondersteunen, te discussiëren en te differentiëren. Om het digitale samenwerken mogelijk te maken zullen de vaardigheden die daarbij
horen uiteraard ook een doel moeten worden. De didactiek van het Nieuwe Leren lijkt dus goed aan te sluiten bij de doelen die gesteld worden in de 21st century skills. In de discussie over het Nieuwe Leren is de relatie tussen het middel (het Nieuwe Leren als didactiek) en de doelen (verschillende typen leeruitkomsten) verdwenen. Door de 21st century skills in te zetten als middel én doel van het onderwijs slaan we straks twee vliegen in een klap. De leerling leert actief, sociaal en creatief en is daarmee goed voorbereid op de 21e eeuw. Wat willen we nog meer? ■ Terence Honing is onderwijskundige, projectleider digitale didactiek en docent geschiedenis op het Alkwin Kollege te Uithoorn. Voor een reactie www.didactiefonline.nl, contact.
april 2013
41