JA ARGANG 43, NR 9 / november 2013, PRIJS € 6,-
OPINIE EN ONDERZOEK VOOR DE SCHOOLPRAKTIJK
Yo, juf zit op Facebook!
Als dat maar goed gaat...
van de redactie van de redactie
Allemaal voor goed onderwijs Ging bij u op school half oktober de vlag uit? Toen de mannen uit het Haagse overleghok hadden besloten dat het een onsje meer mocht zijn in het onderwijs? Ruim zes miljard extra voor scholen en leraren en dat in tijden van recessie. Je kunt voor minder de vlag uithangen. Het duurde even voor de precieze details bekend waren. Op twitter en zelfs op het NOS-journaal werd even gerept over extra geld voor klassenverkleining. Wij stonden hier op de redactie toen al klaar met ons gevarendriehoekje: niet doen! Want we konden zo enkele artikelen uit ons archief opdiepen waaruit bleek dat dat in het verleden – 1997 – ook niet zo’n handige besteding van overheidsgeld was geweest. Klassenverkleining als middel voor goed onderwijs, zo blijkt uit divers onderzoek, zet alleen zoden aan de dijk bij echt kleine klassen, van maximaal vijftien leerlingen. En dat is zo’n dure operatie dat je met dat geld heel wat betere dingen kunt doen. Gelukkig bleek het loos alarm en besteedt de overheid dit keer de miljoenen inderdaad aan betere dingen, zoals extra geld voor de lumpsum, professionalisering van leraren en extra conciërges en onderwijsassistenten om leraren te ontlasten. En extra onderwijstijd voor leerlingen (zie p. 14).
Bea Ros Adjunct-hoofdredacteur
Daarmee lijkt de overheid in elk geval te werken aan betere randvoorwaarden voor het realiseren van goed onderwijs. Randvoorwaarden inderdaad, want goed onderwijs wordt niet in Haagse hokken, maar in klaslokalen gerealiseerd. Er is in elk geval één Kamerlid dat dat onderschrijft (zie p. 11). De man of de vrouw in de klas, daar draait het altijd maar weer om. Wat heeft die nodig behalve een goed salaris en faciliteiten? Wij denken: nuchtere feiten. Bijvoorbeeld dat uit onderzoek blijkt dat met het antipestprogramma KiVa het aantal pestslachtoffers slinkt (p. 15). En nuanceringen, bijvoorbeeld over verkeerde verwachtingen en valkuilen van samen met collega’s leren (p. 32-33). Herkenning en inspiratie: hoe benutten andere scholen nou sociale media? (p. 16-21). En eigenwijze meningen. Zoals van Gert Biesta die zegt dat leraren vooral niet louter dingen moeten doen ‘omdat dat uit onderzoek blijkt’ (p. 22-23). We hopen hiermee het gesprek over goed onderwijs levend te houden. Veel leesplezier!
Reageer! via mail, Twitter, Facebook of in onze LinkedIn groep: redactie@didactiefonline.nl @didactiefOnline Facebook.com/ DidactiefOnline LinkedIn groep: DidactiefOnline
november 2013
3
BOEKENBOOM CURRICULUMMONITOR
INHOUD
THUISONDERWIJS INTERVIEWS
8
8 Dolf van Veen: ‘Wat is in vredesnaam Passend Onderwijs?’ 22 Gert Biesta: ‘Pedagogische intuïtie is aan het verdwijnen’ 44 De favoriete leraar van gitarist Rocco Hueting
ONDERZOEK 13 Winnaar TopTalentPrijs 2013: Fleur Deuling 24 De onderzoekende student 26 Flip de klas: thuis theorie, oefenen op school 32 Samenwerkend leren 34 Leerplan: Curriculummonitor 35 Onderzoek Kort: Q&A, Kort & Goed, Waardevol onderwijs, Al fietsend hogere punten halen, Buitenland, Eiwitten leren snappen 40 Vernieuwing taalonderwijs 46 Cito op de Bahama’s?
COLUMNS
13 26
15 Jo Kloprogge: Meten is weten? 21 Frank Jongbloed: Dingen die je dikwijls in de school hoort
ELKE MAAND 3 Van de hoofdredacteur 6 Inbox, tweet & meer 7 Wandelen met Sjoerd Karsten 11 Rondje Binnenhof: Tanja Jadnanansing 12 Praktijknieuws: Socrates, Boekenboom 14 D to Know Nieuws 29 Dode pedagogen: John Holt 30 De biotoop van Jamila Abarkan 38 Didactief Dating 42 Beeldspraak: Vlaamse schooluniformen 50 D to Go en Onderwijsmuseum 52 Boeken 55 Colofon & Volgende maand
4
november 2013
32 40 &
46
Passend Onderwijs Interview met Dolf van Veen (geestelijk vader Zorg- en Advies Teams). Hij is teleurgesteld in de overheid die nalaat inhoudelijke criteria te formuleren voor een van de grootste onderwijsoperaties van de komende jaren: ‘Wie kan mij uitleggen wat in vredesnaam Passend Onderwijs is? De inhoudelijke stip op de horizon ontbreekt!’
TopTalentPrijs 2013 Pabo-studente Fleur Deuling van Stenden Hogeschool Emmen was een van de twee winnaars. Waardoor viel zij zo op? Een portret.
Flip de klas! Hoe creëer je meer ruimte voor differentiatie en samenwerking? Laat leerlingen thuis de theorie bestuderen met opgenomen videofragmenten, oftewel: ‘Flip de klas’. Onderzoek toont aan dat leerprestaties niet verbeteren, wel werken leerlingen meer samen.
Samen leren Een school waarin leraren van en met elkaar leren om onderwijs te vernieuwen en verbeteren. Dit blijkt helemaal niet eenvoudig. Emoties en opvattingen spelen een rol, ontdekte Jannet Doppenberg. Weerstand tegen verandering is van alle tijden. Lees hoe je vernieuwing kunt verknoeien, in 7 stappen: © Taalunie NL.
Cito op de Bahama’s? Met dank aan de Wet Openbaarheid Bestuur: ons drieluik over toetsleverancier Cito. Deze maand: hoe OCW vergat het intellectueel eigendom over de Cito-organisatie goed te regelen en het Auditrapport achterhield.
ERVIEW INTERVIEW
Pleidooi voor de virtuoze leraar ‘Die hele basale pedagogische intuïtie is uit het onderwijs aan het verdwijnen. Als je niet meer weet met welk doel je onderwijs geeft, dan ben je bezig de agenda’s van anderen uit te voeren’, zegt Gert Biesta.
H
oogleraar en onderwijspedagoog Gert Biesta wil de pedagogische dimensie terugbrengen in het onderwijs. ‘Op het moment is de slinger veel te veel aan de kant van het meten en een hele beperkte visie op wat goed
onderwijs is. Sommige dingen zijn niet meetbaar. PISA als een definitie van goed onderwijs? Scholen moeten duidelijk maken dat er veel meer is dat telt. Iedereen heeft het over “goed onderwijs”, maar het gaat om de vraag waarvoor dat onderwijs dan goed is. Wat is het doel? Die vraag lijkt uit het onderwijs te zijn verdwenen. Als je daar niet zelf expliciet over nadenkt, bepalen anderen waar het onderwijs om gaat. Ik wil dat teruggeven aan het onderwijsveld.’ Wat is volgens u goed onderwijs? ‘Ik heb geen blauwdruk en wil die ook niet geven. Er moet een brede discussie over zijn, tussen de beroepsgroep, de politiek, beleidsmakers, ouders en andere maatschappelijke betrokkenen. De doelen van het onderwijs beslaan in elk geval drie terreinen. Ten eerste het terrein van de kwalificatie, de overdracht en verwerving van kennis en vaardigheden. Maar het onderwijs is meer. Het gaat ook om socialisatie – de manier waarop het kind zich leert verhouden tot tradities en praktijken, en om subjectivering – hoe wordt een kind een eigen individu, een persoon die in onze democratie kan meedoen. We zitten vast in een bepaalde manier van denken die vooral kijkt naar wat meetbaar is en vooral is geïnteresseerd in prestaties in het domein van de kwalificatie. Het probleem is dat er niet langer een taal lijkt te zijn voor de andere dimensies van het onderwijs. Het is heel belangrijk dat we de juiste woorden vinden, juist voor dingen die moeilijk of niet te meten zijn. Zodat leraren kunnen spreken over het onderwijs in brede zin, en een weerwoord hebben wanneer ze louter op prestaties in het domein van de kwalificatie worden aangesproken en afgerekend.’ Dat is nodig? ‘De onderwijsinspectie – maar nog meer de politici en beleidsmakers – zijn vaak alleen geïnteresseerd in de kwalificatiefunctie van het onderwijs. Als school dien je er op te wijzen dat dit niet het enige doeldomein van het onderwijs is. Dat ook socialisatie en
22
maand 2013 november 2013
tekst Carola Schoor beeld Anje Kirsch
subjectivering belangrijk zijn. En daarbinnen moeten keuzes gemaakt worden, omdat prestaties in het ene domein soms juist ten koste gaan van prestaties in het andere domein. Denk bijvoorbeeld aan wat de druk op prestaties in het kwalificatiedomein kan doen met de persoon (subjectivering), en met een impliciete visie dat competitie het uiteindelijk altijd wint van samenwerking. Veel denken over effectief onderwijs, en ook veel onderzoek, kijkt slechts een-dimensioneel, en vergeet de complexe pedagogische dilemma’s die voortkomen uit het feit dat onderwijs tegelijkertijd op een aantal verschillende doeldomeinen is gericht.’ U spreekt over drie doeldomeinen van onderwijs. Wat is het verschil met de oude tweedeling in ‘onderricht en vorming’? ‘Het is belangrijk te zien dat die vorming uit twee zaken bestaat, de subjectivering en de socialisatie. In Nederland bestond van oudsher veel aandacht voor vorming, bijvoorbeeld in de klassieke vernieuwingsscholen. Daar is een tendens om het accent vooral op het kind en dus op de subjectivering te leggen. Het is belangrijk om dat in balans te brengen met de socialisatie en de kwalificatie – en die balans is momenteel in veel gevallen zoek door de te grote aandacht voor kwalificatie. Het onderwijs is uit balans geraakt. Dat het in het onderwijs altijd ergens om gaat – dat er altijd doelen aan de horizon zijn – is een van de belangrijkste redenen voor mijn kritiek op de idee van de docent als “facilitator van leerprocessen”. Het gaat er in het onderwijs niet om dat kinderen leren, maar altijd dat ze iets leren, dat ze het met een bepaald doel leren, en dat ze het van iemand vinden. Dat laatste, de relatie, is cruciaal. Voor mij doet een leraar ertoe als leraar, als iemand die werkt in het domein van gezagsrelaties – niet macht – en die daar verantwoordelijkheid voor neemt.’ Veel leraren zeggen: ik geef een vak. Laten ouders maar opvoeden. ‘Als ouders hun opvoedingstaak niet vervullen, moeten ze daar natuurlijk op worden aangesproken. Maar het is wel óók de taak van leraren. Opvoeding is de verantwoordelijkheid van de hele samenleving, maar ieder op zijn eigen manier. Politici bijvoorbeeld: de manier waarop zij de samenleving vormgeven heeft ook een vormend effect. De discussie over gezag in het Nederlandse onderwijs is gemarginaliseerd. Ik denk vanwege de verwarring met autoritair gedrag, waar kritiek op was. Maar ik denk niet dat er te weinig autoriteit is in het onderwijs en de samenleving. Er is juist een teveel, maar van de verkeerde soort. De reclame, de economie dicteert precies wat leerlingen doen. Daar moet je als leraar je pedagogisch gezag tegenover proberen te stellen.’
U gelooft niet in evidence based onderwijs, las ik. ‘Het idee van evidence based werken komt uit de gezondheidszorg, en vooral uit de meer technische hoek, waar het gaat om één-dimensionele relaties tussen bepaalde interventies – bijvoorbeeld medicijnen of therapie – en de effecten ervan. Een van de unieke aspecten van onderwijs is dat er altijd effecten zijn in drie dimensies, kwalificatie, socialisatie en subjectvorming. Voor het onderzoek is er daarom altijd de vraag hoe ‘effect’ in een domein van invloed is op de andere domeinen – en soms is daar synergie, maar vaak ook niet. Evidence-based benaderingen zijn in die zin veel te simplistisch omdat ze niet uit een brede kijk op het onderwijs voortkomen. En het uiteindelijke oordeel over wat pedagogische gezien wenselijk is, ligt mijns inziens bij de docent – niet bij de wetenschap of het beleid. Daarvoor moet de docent wel op een professionele manier omgaan met de drie dimensies zodat ze op een brede, onderwijspedagogische mannier naar de praktijk kijken. Ik noem dat de ‘ virtuositeit’ van de leraar. Het gaat namelijk niet alleen om de kennis of de competenties van de docent, maar ook om het vermogen om pedagogisch te kunnen oordelen en handelen. Leraren moeten een praktische wijsheid hebben waardoor ze weten wat het doel is van hun handelen, waarom ze bepaalde keuzes maken.’
‘Het onderwijs is geen machine van leeropbrengsten’
Heeft zo’n virtuoze leraar dan helemaal geen onderzoek nodig om te weten hoe hij moet handelen? ‘Op zich heb ik niks tegen meten en onderzoek dat dat soort informatie genereert, maar je moet oppassen dat je niet in de valkuil trapt van aantrekkelijke schijnzekerheden. Onderzoek geeft alleen een abstracte mogelijkheid. Dat moet vertaald worden naar een concrete wenselijkheid. Je moet nooit zomaar iets doen ‘omdat dat uit onderzoek blijkt’ of omdat dat ‘volgens de richtlijnen’ is. Dan stop je met nadenken over waar je mee bezig bent. Richtlijnen waarvoor? En is dat ook wat hier nodig is? Als protocollen het denken in de praktijk gaan overnemen, dan heb je geen onderwijs meer maar een machine. Het systeem wordt dom. Je neemt zelf geen verantwoording meer. Op deze manier ben je professionaliteit aan het vernietigen.’ ■
Van Biesta verschenen onlangs: ‘Goed Onderwijs en de cultuur van het meten. Ethiek, politiek en democratie, Boom/ Lemma, Den Haag en The Beautiful Risk of Education, Paradigm Publishers, USA.
Gert Biesta is hoogleraar theorie en beleid van onderwijs en opvoeding aan de universiteit van Luxemburg. Meer info: www.gertbiesta.com.
november 2013
23
DODE PEDAGO DODE PEDAGOGEN tekst Anne Burgers
John Holt (1923-1985) Kinderen falen niet ondanks, maar dankzij de inspanningen van school en docenten, vond John Holt. Hij zou uitgroeien tot pionier van het thuisonderwijs.
J
ohn Holt werd geboren in New York als oudste van drie kinderen. Hij groeide op in New England, waar hij ook aan de prestigieuze universiteit Yale studeerde. Met zijn diploma op zak trad hij in dienst van de marine. Door de aanval op Pearl Harbour was Amerika inmiddels betrokken geraakt bij de Tweede Wereldoorlog, en twintiger John droeg zijn steentje bij vanaf een onderzeeër in de Grote Oceaan. Omdat Holt geloofde dat kernwapens de grootste bedreiging vormen voor een stabiele wereldvrede, sloot hij zich na de oorlog aan bij de Wereld
Federalisten Beweging: een organisatie die streeft naar een mondiale overheid voor problemen die te groot zijn om op nationaal vlak aan te pakken. Hoewel John zich snel opwerkte van postjongen tot hoofd van de New Yorkse afdeling, verliet hij de beweging na een paar jaar. Het gebrek aan daadkracht van de organisatie had hem behoorlijk ontgoocheld. Inmiddels zonder carrière besloot Holt begin jaren vijftig basisschoolleraar te worden. Jarenlang stond
hij voor de klas, totdat hij besloot om ook eens achterin te gaan zitten. Hij wilde met eigen ogen zien hoe die kindertjes zich nu eigenlijk gedragen, en hoe ze de stof tot zich nemen. Zijn bevindingen – gebaseerd op jarenlange observaties – publiceerde hij in een boek met de veelzeggende titel How Children Fail (1964). Holts conclusie was simpel, maar keihard: het traditionele schoolsysteem maakt meer kapot dan ons lief is. Kinderen zijn van nature intelligent en leergierig, maar deze eigenschappen worden door school en leraren stukje bij beetje vernietigd. In de klas gaat het er alleen om te scoren, het goede antwoord op de juiste vraag te geven en erkenning te krijgen van de juf of meester. Het pleasen van de leraar staat centraal, wat bange, faalangstige kinderen creëert. Uitdagingen worden vermeden en fouten worden verdrongen. School verpest de kinderlijke nieuwsgierigheid en de aangeboren liefde voor leren en ontdekken. Na zijn ontluisterende ontdekkingen kon Holt natuurlijk niet anders dan school volledig afzweren, al helemaal omdat hij besefte dat ingrijpende veranderingen binnen de schoolmuren voorlopig toch niet gerealiseerd zouden worden. Maar hoe moet het dan wel? In zijn tweede boek, How Children Learn, pleitte hij voor een strategie waarbij het leerproces volledig wordt afgestemd op het tempo, de interesses en de motivatie van het kind zelf. No pressure, en ook: niet zomaar iets uitleggen aan een kind zonder dat daarom gevraagd wordt. Holt hing zijn krijtjes en schoolbord aan de wilgen, en ging lezingen geven op universiteiten en congressen. Hij startte een tijdschrift over thuisonderwijs, waarmee hij voor veel ouders een messias werd op dat gebied. Op zijn negenendertigste begon hij nog met cellolessen. Hierover schreef hij een boek, om te laten zien dat je nooit te oud bent om te leren. En die boodschap zal zelfs zijn grootste criticus inspireren. ■
Meer over John Holt, ook film- en geluidsmateriaal, is te vinden op www. johnholtgws.com
november 2013
25
LEERPLAN LEERPLAN
tekst Filip Bloem beeld Shutterstock
De Curriculummonitor Nederlandse scholen hebben relatief veel vrijheid om hun eigen curriculum in te richten. Maar er bestaat nog weinig systematische kennis over hoe ze met die ruimte omgaan. De Curriculummonitor moet daar verandering in brengen.
‘Z
it er genoeg samenhang in uw onderwijsaanbod?’ ‘Heeft u voldoende zicht op de leerinhouden en -doelen van de vakken die u geeft?’ Het zijn maar enkele van de vragen uit de dit jaar voor het eerst uitgevoerde Curriculummonitor, samengesteld door SLO, nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkeling. Zo’n vierhonderd leraren en schoolleiders uit het basisonderwijs en ruim duizend uit het voortgezet onderwijs vulden de uitgebreide online vragenlijst in, die inzicht moet geven in de manier waarop scholen vormgeven aan hun curricula. De respondenten wordt gevraagd naar hun ervaringen met thema’s als het aanbrengen van samenhang in het lesprogramma, het inpassen van vakoverstijgende vaardigheden, het omgaan met verschillen en het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen. Het achterliggende idee is dat toekomstige projecten op het gebied van leerplanontwikkeling
34
november 2013
kunnen profiteren van de door de Curriculummonitor verzamelde inzichten. Projectleider Annette Koopmans is nog volop bezig met het verwerken van de resultaten en moet de antwoorden nog nader uitsplitsen naar schooltype, maar signaleert al wel een paar opvallende punten. Zo geven veel scholen aan dat ze moeite hebben samenhang in het lesprogramma aan te brengen. Ook hebben ze lang niet altijd het idee dat er genoeg ruimte is om eigen keuzes te maken. Het overvolle lesprogramma zou daar onder andere debet aan zijn. Verder geeft een aanzienlijke groep van de respondenten aan dat ze bij de toetsing meer mogelijkheden wil om maatwerk te kunnen leveren. Last but not least: een flink deel van de leraren in het basisonderwijs laat weten bij bepaalde vakken niet goed zicht te hebben op de belangrijkste doelen en inhouden. Het meest genoemd worden: kunstzinnige oriëntatie, burgerschap en natuur & techniek. Prikkelende punten, maar Koopmans waakt voor snelle conclusies. Neem bijvoorbeeld de behoefte aan nadere uitwerkingen voor bovengenoemde vakken. Koopmans: ‘Voor het ene vak is hier meer behoefte aan dan voor het andere. De vraag is waar het dan om gaat: tussendoelen en leerlijnen, concrete lesmaterialen of iets heel anders.’ Ook is niet direct duidelijk wat de roep om meer differentiatie bij toetsing precies betekent. Geven de huidige toetsen daar te weinig mogelijkheden voor, of zijn die er wel maar worden ze niet optimaal benut? Kortom: ‘We moeten deze gegevens nog verder analyseren om ze goed te kunnen interpreteren.’ Eind dit jaar hoopt Koopmans met een uitgebreide analyse van de resultaten van de monitor te komen. Om de bevindingen te verhelderen worden bepaalde punten nog nader onderzocht door middel van aanvullende interviews en schoolbezoeken. Het is de bedoeling dat de Curriculummonitor elke twee à drie jaar herhaald wordt. / FB
THEE, CUPCAKES & KINDERRECHTEN!
Laat uw leerlingen op een originele en gezellige manier kennismaken met kinder- en mensenrechten tijdens de AmnesTeaTime! In de periode van 20 november tot 20 december vindt op veel scholen voor basisen voortgezet onderwijs weer een AmnesTeaTime plaats. Een informatief feestje in de klas met behulp van het AmnesTeaTime-pakket vol thee, een kinderrechtenquiz, een speciale actie, kinderrechtenboekjes, recepten voor cupcakes en veel meer...! Op 20 november 1989 werd het Verdrag voor de Rechten van het Kind door de Verenigde Naties aangenomen. In het verdrag staan rechten die voor alle kinderen, waar ook ter wereld, gelden. Jaren eerder is de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aangenomen, op 10 december 1948. Daarom viert Amnesty International ieder jaar rond 20 november de Dag van de Rechten van het Kind en op 10 december de Dag van de Rechten van de Mens. Doe mee met uw leerlingen en vraag het gratis AmnesTeaTime-pakket aan op www.amnestyopschool.nl/teatime U kunt ook een gratis gastles of een uitgebreid lespakket aanvragen via www.amnestyopschool.nl
Amnesty International maakt zich sterk voor mensenrechteneducatie met als doel een cultuur van respect voor elkaar én voor elkaars rechten te creëren. Naast het verwerven van kennis over rechten komt daarbij aan bod: het versterken van vaardigheden, zoals luisteren naar elkaar en samenwerken, en werken aan je houding, zoals het leren herkennen van je eigen vooroordelen.
AMN EST EAT IME