L
educatieve uitgaven
Herdruk Auteur@ Tekeningen
2019/1254 Erik Billiaert Nick Claes
ISBN KB NUR Bestelnummer@
978 90 4862 195 8 D/2015/0147/250 191 60 1021 105
Verantwoordelijke@uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3 8000 Brugge © Copyright die Keure, Brugge RPR 0405 108 325
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
9 789048 621958
pje e o
2
Inhoudsopgave Soorten lettersð 4 Samenstellingenð6 Ik schrijf wat ik hoor.ð 9 ðMMKMð 10 ðMKMMð 11 ð MMK en MKð 12 ðMMKMMð 13 ð MMMK... en ...KMMMð 13 ð De e, een letter met veel klankenð 14 ðLidwoordenð ð Woordjes bij een werkwoordð ðVoorvoegselsð ð Woorden op el, en en erð ðVerkleinwoordenð ð Woorden met ng en nkð 16 ð Woorden met aai, ooi, oei, eeuw en ieuwð 17 Ik maak een afspraak.ð 19 ð 1ð Woorden met g, ch, gt en chtð 20 ð 2ð Woorden op d en tð 22 ð 3ð Woorden met twee delenð 23 ð Woorden als katten en berenð ð Woorden als honden, paarden en bloemenð Ik onthoud een stukje.ð 27 ð 1ð Woorden met eið 28 ð Woorden met ijð ð 2ð Woorden met au en auwð 30 ð Woorden met ou en ouwð ð 3ð Woorden met chð 20 ð 4ð Moeilijke woordenð 31 Ik zoek het op.ð 33 Trefwoordenð37 Inhoudsopgave
1
abc
2
abc
letters op het bord en op mijn mama’s schort letters in de soep ik schrijf ze op de stoep letters op een muur van de grote schuur letters op het plein en op een fles met wijn letters op straat en letters als ik praat letterkoekjes in een pak en letters in een zak letters lezen in de krant en letters schrijven in het zand boeken staan vol letters zoveel als regenspetters
Hoe schrijf ik een woord?
Ik vind het in mijn Loepje.
3
abc
abc Soorten letters klinkers kan ik hard roepen!
medeklinkers kan ik niet hard roepen!
klinkers die kort klinken
klinkers die lang klinken, tweetekenklanken
de doffe e
andere tweetekenklanken
að eð ið oð uð
kat pen ik mol mus
aaðhaan eeðbeer ooðboom uuðmuur
de het een
eiðtrein ijðijs
yð
baby
gevaar verhaal bezoek fietser sleutel
ouðoud auðauto euðdeur oeðpoes ieðdier uiðduif
dieren uwðsluw kusje deurtje
bð beer cð circus dð duif fðduif gðweg hð haan jð jas kðik lðmol mð mol nðan pð pen qð quad rðbeer sðjas tð tom vð vis wð weg xðbox yð yoga zð zon
meertekenklanken
tweetekenklanken
ouwðvrouw auwðblauw
ngðbang nkðbank
aaið fraai ooiðkooi oeiðgroei eeuwðleeuw ieuwðnieuw
chðlach sjðhuisje meertekenklanken schð schip schrð schroef
4
Hoe schrijf ik een woord?
Letters in woorden kip
kop
kap
mus
mes
mis
lus
zus
kus
maan
maal
maag
lees
leest
speel
speelt
Letters in klanken Woorden bestaan uit klanken. De klanken van woorden schrijf ik met letters en lettergroepen. m
+
a
=
ma
m
+
aa
+
n
=
maan
m
+
ui
+
s
=
muis
m
+
ooi
=
mooi
m
+
eeuw
=
meeuw
b
+
a
+
ng
=
bang
l
+
a
+
ch
=
lach
Hoe schrijf ik een woord?
5
abc
abc Samenstellingen
Ik kan nieuwe woorden maken door woorden samen te voegen. Het stappenplan … ð1ðIk hoor een samenstelling. ð2ðIk verdeel de samenstelling en ik denk na over elk woord. ð3ðIk kleef de woorden terug aan elkaar. zee
+
man
=
Eerst knippen,
6
zeeman
dan kleven!
zakdoek
zak
+
doek
=
zakdoek
voordeur
voor
+
deur
=
voordeur
roeiboot
roei
+
boot
=
roeiboot
achttien
acht
+
tien
=
achttien
Hoe schrijf ik een woord?
Ik schrijf een woord. Kan ik het woord schrijven door alleen te luisteren? Ja? Ik schrijf het woord zoals ik het hoor.ð
Nee? Er is een afspraak. Ik ken de afspraak.
Er is een onthoudstukje. Ik onthoud hoe ik het schrijf.
Of ik zoek het op in het Loepje.
Of ik zoek het op in een woordenlijst.
Hoe schrijf ik een woord?
7
abc
abc Ik schrijf een woord. Ik luister altijd goed. Ik schrijf wat ik hoor.
maan speel struik
fiets broers mee
bang op een bank een schip met een schroef leeuwen in kooien
Maar … Ik schrijf niet altijd wat ik hoor.ð
Soms leer ik een afspraak.
baard beren lucht
taart katten hij weegt
Zo, ik sta nu op.
Soms moet ik een stukje onthouden.
8
Hoe schrijf ik een woord?
een ijsje eten op reis met de trein een oud vrouwtje in een blauwe auto geld in het zand pech hebben
Ik schrijf wat ik hoor.ð
Ik schrijf wat ik hoor.
Ik kan alle letters schrijven. Ik kan met die letters klanken en woorden schrijven.
maan speel struik
fiets broers mee
tweetekenklanken
bang
bank
meertekenklanken
schip
schroef
We zwaaien naar de leeuwen in hun nieuwe kooien.
Ik schrijf wat ik hoor.
9
abc
abc MKM
Kaat
KM
eet
MKM
vis
M = Medeklinkerð Kð = Klinkerð
b, c, d, f, g … a, e, i, o, u …
Twee medeklinkers vooraanð MMKM bloem
knal
smal
broer
krom
snoep
druk
plus
spook
gras
prik
stam
kleur
slim
traan
Ik let op voor …
10
zw…
fl…
ðvl…
fr…ðvr…
zwaai zwaan zwaar zwak zwart zweef zweet zwem
fles fluit
vlag vlak vlam vlees vlek vlieg vloer vlug
fris friet fruit
Ik schrijf wat ik hoor.
vraag vrees
Twee medeklinkers achteraanð MKMM dorp
hulp
kamp
verf
film
kaars
lamp
korf
helm
kers
ramp
vork
kalm
paars
kans
werk
heks
wolf
mens
park
niks
zelf
vals
soms
bots
kast
fiets
kust
muts
mast
niets
rust
Woordenðmetðkleefletters …lk
…rg
…rm
balk melk volk welk wolk
berg zorg
arm warm vorm worm
Ik schrijf wat ik hoor.
11
abc
abc
Woorden op een klinkerðMMKðMK Woorden op ee Wat neem je mee naar de zee? Een snee brood met gelei of twee boterhammen met ei? O wee! Je zegt toch niet nee? Kijk daar! ðEen fee op een slee achter een ree!
Woorden op a, o en uð Ik hoor op het eind een lange aa, oo of uu. Ik schrijf a, o of u. Ja, ik sta nu op en ik ga met pa op stap. Zo zijn we op tijd bij ma. Opa en oma zijn er ook. We eten lekkere sla en als toetje een vla. En op onze hond zit een vlo!
12
Ik schrijf wat ik hoor.
Twee medeklinkers vooraan en achteraanð MMKMM Een naamwoord is een woord dat een naam geeft aan iets of iemand.
twee broers een klomp mijn plaats de prins
een klets een stomp eenðflits een twist
Een werkwoord is een woord dat zegt wat iets of iemand doet of wat gebeurt.
ik-vorm
+t-vorm
ik speel ik slaap ik stuur ik zwem
hij speelt hij slaapt hij stuurt hij zwemt
ð
Drie medeklinkers vooraan ð MMMK… of achteraan ð…KMMM straks strip stro
spreek spreuk sproet +t-vorm liefðliefst filmð films laatðlaatst
barst eerst korst helft
hij turnt hij helpt hij werkt hij fietst
Woorden met sch en schr s
c sch
h r
=
sch
=
schr
+t-vorm schaar school schuin
hij scheurt hij scherpt hij schuurt
+t-vorm schram schrift schroef
Lies schrijft ma schrikt pa schroeft Ik schrijf wat ik hoor.
13
abc De e, een letter met veel klanken de e van bel de e van spelen de e van de Lidwoorden Lidwoorden schrijf ik voor naamwoorden.
Er zit een vogel op de nok van het huis.
Woordjes bij een werkwoord je loopt ze spreekt we zingen ik was me
14
Ik schrijf wat ik hoor.
abc
Voorvoegselsð Ik maak een nieuw woord door vooraan een stukje toe te voegen. Dat stukje is een voorvoegsel. betaal bevel bezoek
gebouw geheim geluid
verhaal verkeer verlies
Woorden op el, en en er appel lepel
appels lepels
deken toren
dekens torens
moeder vader
moeders vaders
Verkleinwoorden + je
+ tje
+ pje
+ etje
huisje meesje popje wolkje
beertje muurtje
boompje raampje
kammetje sterretje
Ik schrijf wat ik hoor.
15
abc
abc Woorden met ng en nk bang
bange
bank
banken
ring
ringen
pink
pinkje
tong
tongen
vonk
vonken
ng en nk tweetekenklanken Nooit meer dan twee letters!
Werkwoorden met ngt en nktð
een bange tante op een bank
ð
Een werkwoord is een woord dat zegt wat iets of iemand doet of wat gebeurt.
16
ik-vorm
+t-vorm
zingen
ik zing
hij zingt
denken
ik denk
mama denkt
verlangen
ik verlang
hij verlangt
drinken
ik drink
papa drinkt
Ik schrijf wat ik hoor.
Woorden met aai, ooi, oei, eeuw en ieuw aai, ooi, oei, eeuw en ieuw meertekenklanken Die veranderen nooit! aai
ooi
oei
fraai fraaie kraaien zaaien zwaaien
kooi mooi mooie mooiste nooit
boei boeien groei groeien koeien
koeienvlaaien
leeuwenkooien
eeuw leeuw meeuwen sneeuw sneeuwen sneeuwbal
roeiboot
ieuw nieuw nieuwe nieuws nieuwste opnieuw
Ik schrijf wat ik hoor.
17
abc
18
abc
Ik maak een afspraak.ð
Soms leer ik een afspraak om een woord correct te schrijven.
1ðWoorden met g, ch, gt en cht
Ik lig in bed. De beer ligt toch dicht bij mij.
2ðWoorden op d en t
De man met een baard eet taart.
3ðWoorden met twee delen
Katten willen lekker kunnen rollen. Beren slapen rond grote vuren.
Ik maak een afspraak.
19
abc
abc
1ð Woorden met g, ch, gt en cht Ik hoor ‘g’, ik schrijf g.
brug nog vlug weg
De woorden met ch onthoud ik.
ach lach pech toch zich
Werkwoorden met ...g in de ik-vorm, ...gt in de +t-vorm.
buigen liegen vegen
ik buig ik lieg ik veeg
het buigt ze liegt hij veegt
ik leg ik lig ik zeg
hij legt hij ligt hij zegt
Pas op! leggen liggen zeggen Na de korte a, e, i, o of u schrijf ik cht.
20
Ik maak een afspraak.
nacht recht licht bocht zucht
Woorden met ch Jan valt. Hij heeft zich pijn gedaan. Dat is een tegenslag. Dat is pech! Ik maak plezier en ik lach. lach – l = ach Ik ben wel wat ziek, maar toch sta ik op.
Ik let op voor drie werkwoorden met gt. De soldaat is moe. Hij legt zijn geweer neer. Hij ligt in bed. Hij zegt niks meer.
Woorden met cht Papa ziet slecht en zucht. Het is midden in de nacht. In de bocht van de straat is er geen licht. nacht zacht kracht
recht slecht echt
licht zicht nichtje
bocht tocht vocht
lucht zucht vlucht
Ik maak een afspraak.
21
abc
abc 2ð Woorden op d en tð Welke eindletter hoor ik bij baard? Baard eindigt met de d van paard. Maak die woorden dan maar langer, dan hoor je paarden en baarden. Maar verleng ik het woord taart, of de woorden juist, krant of kaart, dan hoor ik juiste, kranten en kaarten en schrijf ik taart omwille van taarten. Een woord met eindletter d of t? Ik maak het woord langer. Dan hoor ik het. Ik hoor …
Ik maak het woord langer.
Ik schrijf …
woord
woorden
woord
vriend
vrienden
vriend
glad
gladde
glad
kort
korte
kort
prent
prenten
prent
Samenstellingen d of t?
22
tentzeil
tent
+
zeil
tenten
=
tentzeil
brandweer
brand
+
weer
branden
=
brandweer
landkaart
land
+
kaart
landen kaarten
=
landkaart
Ik maak een afspraak.
3ð Woorden met twee delen Woorden kan ik opdelen in deeltjes die ik in één keer kan uitspreken. Hoeveel deeltjes? Ik klap in mijn handen, dan weet ik het. woorden met één deel
woorden met twee delen
kat
katten
hond
honden
beer
beren
paard
paarden
bloem
bloemen
Ik luister naar de klinker in het eerste deel. de klinker klinkt kort
de klinker klinkt lang
a
katten en planten
aa
apen en kaarten
e
tellen en prenten
ee
beren en beesten
i
kippen en kisten
o
potten en borden
oo
broden en poorten
u
muggen en jurken
uu
muren en buurten
Met letters kun je bouwen: muren, daken en schouwen. In woorden als werken en spelen zitten niet één, maar twee delen. Woorden worden zinnen, dan kunnen we beginnen. Want met de woorden van onze taal maken we een mooi verhaal.
Ik maak een afspraak.
23
abc
abc Woorden als katten en beren
katten
beren
Katten willen lekker kunnen rollen.
Beren slapen rond grote vuren.
Ik hoor …
24
… één medeklinker na de korte klinker a, e, i, o of u.
… één medeklinker na de lange klinker aa, ee, oo of uu.
Ik schrijf de medeklinker dubbel.
Ik schrijf de klinker enkel.
Dit is de kattenafspraak.
Dit is de berenafspraak.
ð
ð
Ik maak een afspraak.
Woorden als honden, paarden en bloemen
honden
paarden
bloemen
Die wilde honden blaften, renden en rusten nu uit.
Vreemde paarden schuurden zich aan poorten.
Ruikers bloemen bloeien en kleuren de tuinen.
Ik hoor … … twee medeklinkers na de korte klinker a, e, i, o of u.
… twee medeklinkers na de lange klinker aa, ee, oo of uu.
… een andere klinker.
Ik schrijf wat ik hoor.
ð
ð
ð
Ik maak een afspraak.
25
abc
26
abc
Ik onthoud een stukje.ð
Soms moet ik een stukje onthouden.
1ð Woorden met ei
op reis met de trein een ijsje eten
Wat is het onthoudstukje? Wat is er moeilijk aan het woord?
2ð Woorden met au en auw
een oud vrouwtje een blauwe auto
3ð Woorden met ch
Ik heb pech.
Als ik twijfel, vraag ik het.
4ð Moeilijke woorden
een spin in een web
Ik onthoud een stukje.
27
abc 1ð Woorden met ei de ei van trein
abc
Ik onthoud de woorden met ei. De andere woorden schrijf ik met ij.
In de maand mei legt de vogel een ei. De koe staat in de weide en de geit loopt op de heide. Mama zei: Trap maar niet in de klei en werp niet met een kei! Straks gaan we op reis met de trein. We stappen eerst een heel eind naar het plein.
En Liesje klein, mijn kleine meid, niets zeggen aan papa, want het is nog een geheim. We gaan zeilen op het meer.
ei, eieren, eitje eind, einde, eindje geheim, geheimen, geheimpje geit, geiten, geitje hei, heide kei, keien, keitje klei klein, kleine, kleintje mei, de maand mei
28
Ik onthoud een stukje.
meid, meiden, meidje plein, pleinen, pleintje reis, reizen, reisje reizen, ik reis, hij reist trein, treinen, treintje wei, weide zei, oma zei zeil, zeiler zeilen, ik zeil, hij zeilt
Woorden met ij de ij van ijsje bij, bijen, bijtje bijl, bijlen, bijltje bijna blij, blije blijven, ik blijf, hij blijft dijk, dijken, dijkje fijn, fijne gelijk, gelijke glijbaan, glijbanen, glijbaantje gordijn, gordijnen, gordijntje grijs, grijze ijs, ijsje kijken, ik kijk, hij kijkt konijn, konijnen, konijntje krijgen, ik krijg, hij krijgt lijken, hij lijkt op je lijm, lijmen lijn, lijnen, lijntje lijst, lijsten, lijstje mij
opzij pijl, pijlen, pijltje pijn pijp, pijpen, pijpje prijs, prijzen, prijsje rij, rijen, rijtje rijk, rijke rijp, rijpe rijst schrijven, ik schrijf, hij schrijft tijd, tijden, tijdje tijger, tijgers, tijgertje vijand, vijanden, vijandje vijf voorbij vrij, vrije wijn, wijnen, wijntje wijzen, ik wijs, hij wijst zijn, ik ben, hij is
ð Ik onthoud een stukje.
29
abc
abc 2ð Woorden met au en auw de au-lijst
Ik onthoud de woorden met au en auw. De andere woorden schrijf ik met ou en ouw.
de au en auw van blauwe auto auto
Mama rijdt met de auto.
blauw
blauwe
De lucht is blauw.
flauw
flauwe
kinderachtig of flauw zijn
gauw nauw
vlug of gauw komen nauwe
paus
De doorgang is smal of nauw. Het hoofd van de katholieke kerk is de paus.
pauw
pauwen
een vogel met mooie veren of een pauw
saus
sausje
De saus maakt het eten lekker.
Woorden met ou en ouw de ou en ouw van oud vrouwtje bouwen, ik bouw, hij bouwt fout gebouw goud hout koud kous
mouw oud, oude, ouder, oudste ouders stout touw vrouw zout
Ik let op voor de drieletterwoorden met ou! Ik zou willen zeggen: Ik hou altijd en overal van jou. Ook in de kou.
30
Ik onthoud een stukje.
3ð Woorden met chð
20
ð
4ð Moeilijke woorden Heeft iemand geld om naar het toneel te gaan? Jullie spelen liever met speelgoed in het zand. Er is niemand die een antwoord geeft. Ik lees een boek uit de bieb. Mama koopt op de markt erwtjes, worteltjes en een banaan. Ze schieten met een kanon. Je mag me geen duw geven. Een agent met een uniform regelt het verkeer. Ik zie een spin in een web.
agent antwoord banaan bieb duw erwt geld iemand
jullie kanon markt niemand speelgoed toneel web zand
Ik onthoud een stukje.
31
abc
32
abc
Ik zoek het op.ð
Alle woorden met een onthoudstukje van het tweede leerjaar. Ik luister naar de eerste letter. Ken ik het alfabet? Twijfel ik aan een woord, dan zoek ik het op of vraag ik het.
Ik zoek het op.
33
abc
abc
AðBðCðDðEðFðGð HðIðJð KðLðMðNðOðPðQðRðSðTð UðVðWð XðYðZ
A
G
K
agent, agenten, agentje antwoord, antwoorden auto
gauw gebouw, gebouwen geheim, geheimen, ðgeheimpje geit, geiten, geitje geld gelijk glijbaan, glijbanen, ðglijbaantje goed gordijn, gordijnen, ðgordijntje goud grijs, grijze
kanon, kanonnen, ðkanonnetje kei, keien, keitje kijken, ik kijk, hij kijkt klei klein, kleine, kleintje konijn, konijnen, konijntje kou, koud, koude kous, kousen, kousje krijgen, ik krijg, hij krijgt
B banaan, bananen, ð ðbanaantje bieb bij, bijen, bijtje bijl, bijlen, bijltje bijna blauw, blauwe blij, blije blijven, ik blijf, hij blijft bouwen, ik bouw, hij bouwt
C
1
5
D
H
L
daarbij dijk, dijken, dijkje duwen, ik duw, hij duwt
hebben, ik heb, hij heeft hei, heide hoera hou, ik hou van jou hout
lach, lachje lachen, ik lach, hij lacht leggen, ik leg, hij legt liggen, ik lig, hij ligt lijken, ik lijk, hij lijkt op mij lijm, lijmen lijn, lijnen, lijntje lijst, lijsten, lijstje
E ei, eieren, eitje eind, einde, eindje erwt, erwten, erwtje
I iemand ijs, ijsje
F
jou, ik heb jou gezien jullie
2 Ik zoek het op.
M
J
fijn, fijne flauw, flauwe fout, fouten, foutje
34
3
4
markt, markten, marktje mei, de maand mei meid, meiden, meidje mij, geef het aan mij mouw, mouwen, mouwtje
6
AðBðCðDðEðFðGð HðIðJð KðLðMðNðOðPðQðRðSðTð UðVðWð XðYðZ
N
T
W
nauw, nauwe niemand
tijd, tijden, tijdje tijger, tijgers, tijgertje toch toneel, toneeltje touw, touwen, touwtje trein, treinen, treintje
web wei, weide wijn, wijnen, wijntje wijzen, ik wijs, hij wijst
O opzij oud, oude, ouder ouder, ouders
X
U
Y
P paus pauw, pauwen, pauwtje pech pijl, pijlen, pijltje pijn pijp, pijpen, pijpje plein, pleinen, pleintje prijs, prijzen, prijsje
7
Q R reis, reizen, reisje reizen, ik reis, hij reist rij, rijen, rijtje rijk, rijke rijp, rijpe rijst
11
9
V
Z
vijand, vijanden, vijandje vijf, vijfde vijfhoek vijftien voorbij vrij, vrije vrijdag vrouw, vrouwen, vrouwtje
zand zeggen, ik zeg, hij zegt zei, oma zei zeil, zeilen, zeiltje zeilen, ik zeil, hij zeilt zich zijn, ik ben, hij is zou, ik zou graag spelen zout, zoute
S saus, sauzen, sausje schrijven, ik schrijf, ð hij schrijft speelgoed stout, stoute
8
10
12 Ik zoek het op.
35
abc
36
abc
Trefwoorden +t-vorm alfabet achtervoegsel berenafspraak doffe e drieletterwoord eindletter ik-vorm kattenafspraak klank kleefletters kleven klinker knippen korte klinker lange klinker letter lidwoord medeklinker meertekenklank naamwoord samenstelling tweetekenklank verdubbelen verenkelen verkleinwoord verlengen verlengingsafspraak voorvoegsel werkwoord woord woorddeel
13, 16, 20 33 15 24 4, 14, 15 30 22 13, 16, 20 24 5, 9 11 6, 22 4, 10, 12, 23, 24, 25 6, 22 4, 23, 24, 25 4, 12, 23, 24, 25 4, 5 14 4, 10, 11, 13, 24, 25 4, 17 13, 14 6, 22 4, 16 24 24 15 22 22 15 13, 14, 16, 20 5, 7, 8 23
Trefwoorden
37
abc
38
abc
39
abc
40
abc