3 minute read

Feitenreconstructie 2012-2017

Tekstkader 4.2 KNMI in november 2012: de maximale magnitude is stabiel

In november 2012 brengt het KNMI het Status rapport 2010 uit, waarin een analyse staat van de seismiciteit in Noord-Nederland. Het rapport is in 2011 geschreven en is daarna aan de leden van het Technisch Platform Aardbevingen voorgelegd (het samenwerkingsverband van olie- en gasbedrijven en kennisinstituten). Omdat het commentaar van sommige leden lang op zich laat wachten, is het rapport bij de aardbeving van Huizinge in augustus 2012 nog niet gepubliceerd.

“Toen Huizinge kwam, dacht ik: dat moet gewoon zo snel mogelijk openbaar, met de tekst van juli 20212”, verklaart seismoloog Bernard Dost, een van de vier auteurs, in zijn openbaar verhoor. “Als we moesten wachten op de laatste mensen die er toch nog iets over wilden zeggen, dan was het op een gegeven moment helemaal niet meer relevant.”25 Het rapport dat het KNMI in november publiceert, is dus na juli 2012 niet meer aangepast.

In het rapport analyseert het KNMI de data van aardbevingen in de periode 1986-2010. De onderzoekers hebben daardoor meer dan twee keer zoveel data over aardbevingen als bij de vorige analyse, uit 2006 (die was gebaseerd op de aardbevingen in de periode 1986-2003).

In tegenstelling tot in eerdere rapporten, maakt het KNMI in dit rapport voor het eerst een aparte analyse van het Groningenveld. Hieruit blijkt dat het Groningenveld zich anders gedraagt dan de andere gasvelden. Zo neemt vooral het aantal kleine aardbevingen, kleiner dan magnitude 1,5, toe.

In het rapport formuleert het KNMI deze bevinding als volgt: “Since 2003 the Groningen field dominates in activity, with an increase in mainly smaller magnitude (M <1.5) events. This behaviour is reflected in the calculation of the GutenbergRichter parameter b, which shows a significant difference between the Groningen field (b=1.0) and the other fields (b=0.6). Other parameters of importance to hazard calculations did not change significantly.” Gutenberg-Richter is het model dat gebruikt wordt om aardbevingen te voorspellen. De parameter b geeft het karakter van het veld weer, oftewel de verhouding tussen kleine en grote bevingen. Ondanks het andere karakter van het Groningenveld is de maximale magnitude stabiel op 3,9, benadrukt het KNMI in de samenvatting.26

SodM dringt aan op directe actie van NAM

Op 13 september 2012 wordt ook de NAM geïnformeerd over de voorlopige bevindingen van SodM. Inspecteur-generaal Jan de Jong presenteert die dag de bevindingen aan NAM-directeur Bart van de Leemput. De toezichthouder verzoekt de NAM in dit gesprek om per direct een reeks acties in gang te zetten. Die acties zijn onder andere: vaststellen welke maatregelen genomen moeten worden, onderzoeken wat de mogelijke consequenties zijn van zwaardere bevingen, onderzoek doen naar drukverschillen en de relatie met productiesnelheid, en een uitgebreidere monitoring van de seismiciteit in het Groningenveld.

De NAM geeft aan dat het bedrijf al verschillende acties in gang heeft gezet op het gebied van schadeafhandeling, reputatiemanagement (transparantie) en onderzoek naar correlaties, geologie en reservoirmanagement. Inspecteur-generaal De Jong benadrukt dat hij een voortvarende houding van de NAM verwacht, zo blijkt uit een gespreksverslag. SodM wijst op eerdere verzoeken aan de NAM, die volgens de toezichthouder onvoldoende voortvarend zijn opgepakt. Het gaat daarbij ook om onderwerpen die volgens de toezichthouder raken aan de license to operate van de NAM. Van de Leemput geeft in dit overleg aan dat hij het onbehagen van de toezichthouder begrijpt en de risico’s voor de NAM erkent. Hij zegt toe ermee aan de slag te gaan.27

Ook in zijn openbaar verhoor met de parlementaire enquêtecommissie verklaart Van de Leemput dat hij geschrokken was van de mededeling van de inspecteur-generaal op deze dag. Hij verklaart: “Wij hebben gezegd: dit is verontrustend en dit is belangrijk”.28 Net als vele anderen heeft de NAM tot dat moment zelf nooit kanttekeningen geplaatst bij de maximale magnitude van het Groningenveld.

Wij leefden gewoon onder de perceptie dat die 3,9 het maximum zou zijn. Daar leefde iedereen onder.

Openbaar verhoor Bart van de Leemput, 31 augustus 2022

De boodschap van SodM is voor de NAM een verontrustend signaal, dat aanzet tot nader onderzoek. Dat verklaart ook NAM-medewerker Jan van Elk (Development Lead van het Groningenveld) tijdens zijn openbaar verhoor. Hij wijst erop dat de bevindingen van SodM een ‘hoeksteen’ van de redenering rond veiligheid in Groningen ter discussie stelden, en daarmee dus van grote betekenis zijn. “We hebben natuurlijk eerst met de mensen in de afdeling die daarnaar hadden gekeken, rond de tafel gezeten”, aldus Van Elk. “Het heeft, denk ik, wel een paar weken geduurd voordat we echt binnen de NAM … Daar gaan wel wat gesprekken en vergaderingen over voordat het echt een NAM-positie is, maar ik denk dat het midden september al echt het inzicht ook van de NAM was geworden.”29

This article is from: