12 minute read
Feitenreconstructie 2012-2017
7. De verwachtingswaarde voor de kans op een aardbeving met een grotere magnitude (M≥3,9) kan op een termijn van enkele jaren met ongeveer een factor twee worden verlaagd door de jaarlijkse productie uit Groningen veld in een keer te verlagen met een factor twee ten opzichte van de huidige productiesnelheid van ca. 50 miljard normal kubieke meter gas per jaar, gevolgd door een geleidelijke verdere afname. Een significante verwachtingswaarde voor de kans op een aardbeving met een grotere magnitude blijft ook dan bestaan.
8. Op basis van de gevonden relatie tussen het jaarlijks aantal bevingen, de productie en productiesnelheid zou de productiesnelheid tot circa 12 miljard kubieke meter per jaar verlaagd moeten worden om het risico op aardbevingen te minimaliseren. Het is daarom mogelijk dat bij die productiesnelheid na enkele jaren vrijwel geen aardbevingen met een magnitude ≥ 1,5 meer zouden optreden in het Groningenveld.”52
Het rapport van SodM wordt voorafgegaan door een position statement van het KNMI, waarin het KNMI de eerste drie conclusies van SodM, over de maximale magnitude, onderschrijft. Voor de overige conclusies is dat echter niet het geval. Deze worden volgens het KNMI niet wetenschappelijk onderbouwd. Dit ligt vooral aan het model dat SodM gebruikt om een uitspraak te doen over gevolgen van bepaalde productieniveaus voor de seismiciteit. Hoewel het model van SodM volgens het KNMI mogelijk gebruikt kan worden om de frequentie van zwaardere bevingen te voorspellen, benadrukt het instituut dat het hier gaat om een aanname. Het model is nog speculatief en moet beter worden onderbouwd en getest. Wel stelt het KNMI vast dat SodM en de NAM het erover eens zijn dat het jaarlijkse aantal bevingen afhangt van de cumulatieve productie. Het KNMI deelt het inzicht dat differentiële compactie een zeer waarschijnlijke drijvende kracht is achter de seismiciteit in het Groningenveld. Het model van SodM ziet het KNMI als een eerste poging die wat richting geeft en vooral nadere studie behoeft.53
“De eerste drie [conclusies van SodM, red.] die eruit kwamen waren gewoon een valide conclusie”, verklaart seismoloog Bernard Dost van het KNMI in zijn openbaar verhoor. “Die andere conclusies waren gebaseerd op het model dat ze ontwikkeld hadden. […] Volgens mij hebben wij gezegd in dat position statement dat het op dit moment nog niet wetenschappelijk voldoende onderbouwd was, maar dat het een goede eerste aanzet is om in die richting verder te studeren. Daarmee geef je eigenlijk aan dat het een goed idee is, maar dat er gewoon ontwikkeling nodig was om dat echt op een valide manier te bestuderen.”
Dat bij het ministerie van Economische Zaken vooral het beeld blijft hangen dat het KNMI het niet eens is met SodM, ligt volgens Dost niet aan het KNMI. “De taak van het KNMI is om […] de wetenschappelijke onderbouwing te geven van zaken en als een stuk niet goed onderbouwd is, dan zeggen wij dat ook. Het is misschien wat technocratisch, maar dat zijn wij zo gewend. Ook in de wetenschappelijke literatuur ga je op die manier daarmee om. En natuurlijk kan je iets positiefs zeggen, dat hebben wij naar onze mening ook gezegd in dat stukje, dus het is niet zo dat we zeggen: wat een onzin, dit kunnen we helemaal niet zien. Nee, we zeggen: het is een goed begin om dat verder te bekijken. We zien wel dat er een noodzaak is om wat zij constateren te bekijken, maar het is nog niet – hoe noem je dat? – volwassen genoeg om dat echt te gebruiken.”54
Inspecteur Annemarie Muntendam-Bos van SodM erkent in haar openbaar verhoor dat het ging om een prematuur en speculatief model, waarvan SodM ook zelf niet gezegd heeft dat het de waarheid betrof. Echter, zo stelt Muntendam-Bos, met deze poging probeert de toezichthouder wel te voldoen aan een verzoek dat door het ministerie van Economische Zaken bij SodM was neergelegd. “Wij waren gevraagd door EZK om een indicatie te geven van wat dit kan betekenen voor de productie, wat we dan met die productie moeten”, aldus Muntendam-Bos. Het model is een eerste poging om het ministerie een indicatie te kunnen geven.55
Ook de NAM kan zich niet vinden in de hypotheses en het model dat SodM in het rapport introduceert, zo blijkt uit een brief van NAM-directeur Bart van de Leemput aan minister Kamp van 24 januari 2013. Hoewel Van de Leemput de drie belangrijkste conclusies van SodM onderschrijft – de maximale magnitude van 3,9 is niet langer houdbaar, zwaardere bevingen zijn niet uitgesloten én er is een lineair verband tussen productiesnelheid en kans op bevingen – kan de NAM zich, net als het KNMI, niet vinden in de andere conclusies en theorieën in het rapport. Van de Leemput vindt nader onderzoek noodzakelijk.56
NAM en SodM zijn het niet eens over effectiviteit productiebeperking Het belangrijkste verschil van inzicht dat blijft bestaan, gaat over de effectiviteit van productiebeperking en het wel of niet gelijkmatig spreiden van de productie over het jaar. Tijdens een vergadering van het College van Beheer Maatschap op 24 januari 2013 wordt het verschil van inzicht als volgt omschreven:
“Het verschil van inzicht tussen SodM en NAM is gelegen in de stelling van Staatstoezicht dat de productie zoveel als mogelijk is zou moeten worden teruggebracht. Staatstoezicht vindt het aanwezige risico fors en gaat ervan uit dat productievermindering leidt tot een daling van het risico. NAM’s standpunt is dat vermindering van de productie de bevingen slechts uitspreidt over een langere periode. Staatstoezicht erkent dit laatste maar oppert dat, indien er in de komende jaren maatregelen worden gevonden die het risico verkleinen, er door het uitstellen van bevingen naar een later moment per saldo toch een positief effect qua vermindering van het totale risico wordt bereikt.”
Ondanks het lineaire verband tussen productiesnelheid en aardbevingen, zijn de partijen het er dus niet over eens dat het totale seismische risico zal veranderen. Volgens de NAM zal
54 Verslag openbaar verhoor van de heer Dost, 30 augustus 2022.
55 Verslag openbaar verhoor van mevrouw Muntendam-Bos, 29 augustus 2022.
56 NAM. Brief NAM-directeur Van de Leemput aan minister Kamp inzake nadere overwegingen bij seismologische inzichten Groningen gasveld, 24 januari 2013.
57 College van Beheer Maatschap. Notulen van de 509e (extra, telefonische) vergadering van het College van Beheer Maatschap, 24 januari 2013.
Boek 3
Feitenreconstructie 2012-2017
verlaging van de productiesnelheid (minder winnen per jaar, maar dan ook langer doorgaan met winnen) het aantal aardbevingen enkel spreiden over een langere periode. SodM ontkent dat niet, maar geeft aan dat tussentijds onderzoek mogelijk nieuwe aanknopingspunten kan bieden om wél het totale seismische risico te verlagen. SodM wijst bijvoorbeeld op de noodzaak voor onderzoek naar het reservoirmanagement en noemt het aannemelijk dat het zo veel mogelijk egaliseren van drukverschillen en stabiliseren van reservoirdruk een bijdrage kan leveren aan het verminderen of voorkomen van aardbevingen.58
Dit twistpunt komt ook in de openbare verhoren van de parlementaire enquêtecommissie regelmatig terug, waarbij getuigen verwijzen naar het al dan niet vertraagd afspelen van een film. De NAM, en ook haar aandeelhouders Shell en ExxonMobil, stellen zich eind 2012 op het standpunt dat een productievermindering alleen leidt tot uitstel van bevingen: ze doen zich iets later voor in de tijd.
Pieter Dekker, Vice President Joint Venture Governance bij Shell, verwoordt het in zijn openbaar verhoor als volgt: “Het is een soort film die je weliswaar wat sneller afdraait, maar waarbij de inhoud van de film niet verandert. De grootte van aardbevingen en de kans op grote aardbevingen veranderen niet als je een iets hogere productie hebt”. Volgens de NAM levert verlaging van de productie dan ook geen verlaging op van het risico. Shell ondersteunt dat standpunt. Het aantal bevingen verandert volgens de NAM en Shell niet, ze komen alleen later.59 En belangrijker nog, zo benadrukt ook Dick Benschop, de directeur van Shell Nederland: productievermindering is niet van invloed op de maximale zwaarte van de aardbevingen.60
Wij waren van mening dat een productievermindering niet bijdroeg aan het oplossen van het probleem.
Openbaar verhoor Pieter Dekker, 30 juni 2022
NAM houdt vast aan volledige productie van het Groningenveld Een belangrijke nuancering bij het standpunt van de NAM en Shell is dat de twee bedrijven ervan uitgaan dat het gehele Groningenveld volledig wordt leeggeproduceerd. Dat wil zeggen dat ‘de film’ hoe dan ook wordt uitgespeeld.
Jan van Elk, die het onderzoeksprogramma van de NAM naar de aardbevingen in Groningen leidt, onderkent deze nuancering in zijn openbaar verhoor. Hij wijst er bovendien op dat de NAM op dat moment vooral kijkt naar het veiligheidsbeeld over de totale levensduur van het veld. Vertragen van de productie en dus uitstellen van de bevingen heeft geen effect op het totale veiligheidsbeeld van het gasveld wanneer het Groningenveld volledig wordt leeggeproduceerd.
58 Bijlage bij Kamerstuk II 2012/13, 33529, nr. 1.
59 Verslag openbaar verhoor van de heer Dekker, 30 juni 2022.
60 Verslag openbaar verhoor van de heer Benschop, 8 september 2022.
“Begin 2013 zaten we echt meer op het pad van de veiligheid over de productie van het gasveld, over het resterende leven van het veld”, aldus Van Elk in zijn verhoor. “Als je dus kijkt naar de veiligheid over het resterende leven van het veld, dan is dat een argument. Maar dan ga je er dus van uit dat je het hele veld gaat leegproduceren, dat dat een gegeven is.”
Volgens Van Elk kijkt de NAM pas later in 2013 voor het eerst naar het veiligheidsbeeld in Groningen per jaar. De NAM moet dan een nieuw winningsplan opstellen. “Je moet het echt zien in een beeld waarin onze ideeën over veiligheid aan het evolueren waren. Later in 2013, en zeker toen we het winningsplan moesten schrijven en nadachten over wat dan de aardbevingsnorm was, zaten we wel echt op het pad van een veiligheidsbeeld per jaar.”61
SodM-inspecteur Annemarie Muntendam-Bos noemt het ‘gevaarlijk’ dat de NAM in haar redenering uitgaat van het geheel leegproduceren van het veld.
Je wilt juist tijd kopen om eventueel een paar jaar extra te kunnen studeren om meer onzekerheden en een betere relatie [tussen productiesnelheid en seismiciteit, red.] te kunnen krijgen. Dat was ook onze boodschap: neem nou alsjeblieft de tijd, koop tijd, om goed te kijken wat hier gebeurt en hoe het verder kan, of het verder kan, maar verlaag in de tussentijd nou alsjeblieft zo snel mogelijk dat risico dat de Groningers de komende jaren lopen.
Openbaar verhoor Annemarie Muntendam-Bos, 29 augustus 2022
Inspecteur-generaal Jan de Jong noemt de aanname van de NAM dat het niet mogelijk is om tot een lager aantal aardbevingen te komen ‘prematuur’, verklaart hij in zijn openbaar verhoor. Zo zijn er wellicht andere manieren van produceren van het veld, die wel invloed hebben op de aardbevingen. “Als je het veld anders gaat produceren dan tot dan toe, zal dat ook effect hebben op aardbevingen”, aldus De Jong. “Als je veel meer gaat sturen op bijvoorbeeld drukvereffening, op zorgen dat in alle compartimenten in het veld aldoor dezelfde druk is – misschien moet je daar een paar putten voor bij boren – dan is er een grotere kans dat je minder aardbevingen krijgt. Dus het is prematuur om te zeggen dat je ze toch allemaal krijgt.”62
In het advies van SodM aan minister van Economische Zaken Kamp op 22 januari 2013 omschrijft SodM het als volgt: “De opvatting van de NAM over het niet veranderen van het totale aantal aardbevingen gedurende de gehele levensduur van het veld is prematuur. De door de NAM genoemde studies bevatten ook het zoeken naar andere manieren om het veld te produceren, een ander reservoirmanagement, bijvoorbeeld zodanig produceren dat de drukverschillen over breuken zoveel mogelijk worden geminimaliseerd, enz. Als dit soort maatregelen kunnen worden toegepast zal dat leiden tot minder spanningen over breuken en dus tot minder seismiciteit.
Boek 3
Feitenreconstructie 2012-2017
Daarom kan op dit moment nog geen uitspraak worden gedaan over de hele resterende periode van het gasveld.”63
De NAM blijft volhouden dat met één jaar tijd kopen het probleem in Groningen niet wordt opgelost. Van de Leemput wijst erop dat met uitstel van een beving die in plaats van over 10 maanden, over 11 maanden komt, de Groningers ook niet geholpen zijn. De NAM legt daarom prioriteit bij het doen van nader onderzoek en het treffen van maatregelen om schades waar mogelijk te voorkomen.64
Twistpunt twee: de noodzaak van vlakker produceren
Een tweede twistpunt dat in de discussies tussen SodM, de NAM en het KNMI in het najaar van 2012 speelt, gaat over het nut of de noodzaak van vlakker produceren uit het Groningenveld door het jaar heen (ook wel egaliseren van de productie genoemd).
In conceptversies van het rapport van SodM wordt hierover geschreven, maar er wordt geen overeenstemming bereikt op dit punt. De hypothese van de toezichthouder dat productiefluctuaties mogelijk een rol kunnen spelen, stelt de NAM (en in mindere mate ook het KNMI) ter discussie.
Volgens de NAM produceren de productieclusters rond Loppersum (het gebied waar zich de meeste bevingen voordoen) al relatief constant. Bovendien is de invloed van drukverschillen door productiefluctuaties in andere delen van het veld (met name de zuidelijke clusters) klein, omdat er meerdere jaren voor nodig zijn voordat die drukverschillen het noordelijk deel van het veld bereiken. Egaliseren van de productie over het hele veld is daarom volgens de NAM geen effectieve maatregel.65
Het definitieve rapport van SodM bevat dan ook geen conclusies of adviezen over vlakker produceren. Desalniettemin gaat de theorie van vlakker produceren vanaf 2013 wel een rol spelen in de besluitvorming op het ministerie. Vlakker produceren keert vanaf 2015 terug in de adviezen van de toezichthouder. Themahoofdstuk IV over vlakke winning beschrijft de discussies die gevoerd worden over de theorieën met betrekking tot vlakke winning en de rol die vlakke winning speelt in (latere) besluitvorming over de hoogte van de gaswinning.
4.2.6 SodM dringt bij EZ aan op ingrijpen gaswinning Groningen
Ongevraagd advies SodM: verlaag de gaswinning zo veel en zo snel als mogelijk Bij het rapport over de aardbevingen in Groningen dat SodM op 22 januari 2013 aan het ministerie van Economische Zaken verstuurt, zit ook een ongevraagd advies aan minister van Economische Zaken Henk Kamp. Dat de toezichthouder met een ongevraagd advies komt, is een duidelijk signaal. De medewerkers van SodM zijn van mening dat de bevindingen dusdanig serieus zijn, dat iedereen hiervan op de hoogte moet zijn, temeer nu de belangrijkste bevindingen door andere experts gedeeld worden. De toezichthouder realiseert zich dat de impact van de boodschap groot zal zijn en onrust zal veroorzaken in de regio. Maar ook al is de boodschap geen welkome, zeker niet midden in een economische crisis, het gevoel van urgentie overheerst.66
63 SodM. Brief van Inspecteur-generaal De Jong aan minister van Economische Zaken Kamp inzake aardbevingen in de provincie Groningen, 22 januari 2013.
64 Verslag openbaar verhoor van de heer Van de Leemput, 31 augustus 2022.
65 Bijlage bij Kamerstuk II 2012/13, 33529, nr. 1.
Dit kunnen we niet langer voor ons houden. Dit moeten we echt actief naar buiten brengen. Hier moeten ook de burgers van Groningen van op de hoogte zijn.
Openbaar verhoor Annemarie Muntendam-Bos, 29 augustus 2022
De kernboodschap is een oproep aan de minister om “de gasproductie uit het Groningse gasveld zo snel mogelijk en zo veel als mogelijk en realistisch is, terug te brengen.” En, schrijft inspecteur-generaal Jan de Jong in de begeleidende brief aan de minister van Economische Zaken: “Omdat op dit moment geen uitspraak kan worden gedaan over de maximum sterkte is de verwachtingswaarde voor de kans op een aardbeving met een sterkte van 3,9 of hoger in Groningen niet nauwkeurig te bepalen. Gedurende de komende 12 maanden is de verwachtingswaarde voor die kans ongeveer 7% (indien de maximaal mogelijke sterkte 5 zou zijn). […] Dit betekent dat er per geregistreerde aardbeving (groter dan 1,5) een kans is van één op de driehonderd dat de sterkte groter is dan 3,9. Dit is dus een verhoogd risico ten opzichte van eerdere inschattingen.”
Gezien de gevolgen van een dergelijke aardbeving, zou die kans volgens de inspecteurgeneraal geclassificeerd moeten worden als een hoog risico (risico = kans x effect). De inspecteur-generaal stelt dat het niet de verwachting is dat het aantal bevingen op korte termijn zal afnemen. Dat zou alleen kunnen door de gasproductie drastisch te reduceren of zelfs te stoppen. Hij begrijpt “dat een dergelijke ingrijpende maatregel, vanuit een breder perspectief dan alleen veiligheid, niet heel realistisch is.”
Tegelijkertijd ziet SodM een significante reductie van de gaswinning wel als de enige maatregel die op korte termijn genomen kan worden én waarvan het effect na 12 tot 16 maanden gemerkt zou moeten worden. Productievermindering geeft volgens SodM een evenredig effect. Zo leidt 40% minder gaswinning naar verwachting tot 40% minder verwachte aardbevingen. De kans op een aardbeving sterker dan 3,9 neemt in diezelfde mate af. Daarom adviseert SodM, ‘vanuit het oogpunt van veiligheid voor de inwoners van Groningen, die boven aardbevingsgevoelige gebieden van het Groningse gasveld wonen en werken, en geredeneerd vanuit het voorzorgsbeginsel’ de minister tot snelle besluitvorming over te gaan, de NAM een productiebeperking op te leggen en niet de aangekondigde onderzoeken af te wachten (die vergen ongeveer twaalf maanden volgens de NAM).67
SodM doet dus in het advies zelf geen concreet voorstel tot welk niveau de gaswinning verlaagd zou moeten worden. Dit komt doordat de toezichthouder geen inzicht heeft in het
66 Verslag openbaar verhoor van mevrouw Muntendam-Bos, 29 augustus 2022.
67 Bijlage bij Kamerstuk II 2012/13, 33529, nr. 1.