7 minute read

Feitenreconstructie 2012-2017

Bart Jan Hoevers, in 2012 projectmanager bij GTS, verklaart in zijn openbaar verhoor dat het ministerie van Economische Zaken in het najaar van 2012 nooit contact heeft gezocht met GTS over de inzetbaarheid van de installaties. Hij stelt dat de installaties zeker niet ‘verstoft’ waren. De apparatuur had weliswaar lang niet actief gedraaid, maar werd goed onderhouden. De inzetbaarheid zou volgens Hoevers wellicht niet meteen op 100% zitten, maar zeker op 85%. Desgevraagd geeft Hoevers in het verhoor aan dat het voor GTS geen probleem zou zijn geweest om op korte termijn 20 miljard kubieke meter gas om te zetten met de stikstofinstallaties. De vraag is echter nooit gesteld. Pas in februari 2013 legt het ministerie voor het eerst contact met GTS.140

Vanuit leveringszekerheid helemaal niet ingrijpen in de productie had niet aan de orde hoeven zijn. Ik denk dat algemeen bekend was dat er stikstofinstallaties waren die het nodige konden doen.

Openbaar verhoor Bart Jan Hoevers, 3 oktober 2022

Ook Shell beseft: gaswinning kan omlaag Het ministerie van Economische Zaken is in het najaar van 2012 niet de enige partij die kijkt naar mogelijkheden om de productie uit het Groningenveld omlaag te brengen. Pieter Dekker, Vice President Joint Venture Governance bij Shell, tevens een van de leden van de NAM-Raad, ontvangt op 4 november 2012 een analyse van een Shell-adviseur over mogelijkheden om de productie te beperken. De medewerker noemt productieniveaus van 35 tot 40 miljard kubieke meter (10 tot 15 miljard minder dan begroot), die binnen bereik komen door het benutten van de capaciteit voor stikstofconversie.141

Hoewel Shell, zo beaamt ook Pieter Dekker, tot de conclusie komt dat een productiebeperking mogelijk is zonder consequenties voor de leveringszekerheid, wordt deze kennis niet breder gedeeld en niet ingebracht in bijvoorbeeld het College van Beheer Maatschap. Dekker wijst erop dat Shell, net als de NAM, van oordeel is dat het verlagen van de productie niet bijdraagt aan het oplossen van het probleem en ziet dan ook geen reden om de mogelijkheden voor een productiebeperking in te brengen in de discussie.142

Een verlaging van de productie was technisch mogelijk, zeker.

Openbaar verhoor Pieter Dekker, 30 juni 2022

140 Verslag openbaar verhoor van de heer Hoevers, 3 oktober 2022.

141 Shell. Mailbericht, 4 november 2012 08:02. Onderwerp: Groningen oftake policy & earth tremors: gasgebouw considerations.

142 Verslag openbaar verhoor van de heer Dekker, 30 juni 2022.

4.3.4 GasTerra blijft zo veel mogelijk Groningengas te verkopen Terwijl in het najaar van 2012 de NAM en het College van Beheer Maatschap druk doende zijn met de gevolgen van de aardbeving bij Huizinge en de nieuwe inzichten van SodM, speelt in de andere poot van het gasgebouw, bij GasTerra en het College van Gedelegeerde Commissarissen, een heel andere discussie over de verkoopstrategie van het gas uit Groningen.

Strategie van GasTerra: vergroten van de markt voor Groningengas Zoals in paragraaf 3.3.4 is beschreven, heeft GasTerra nadrukkelijk de doelstelling en opdracht van de aandeelhouders meegekregen om het vastgestelde Groningenplafond zo dicht mogelijk te naderen. In 2012 is GasTerra dan ook volop bezig met het uitbreiden van haar mogelijkheden om meer Groningengas te verkopen. Sinds de invoering van de kwaliteitsloze markt (zie paragraaf 3.3.2 van hoofdstuk 3) gaat het voorspoedig met de verkopen van GasTerra.

Aangezien er in de jaren 2006 tot en met 2010 minder gas uit Groningen is verkocht dan had gemogen, is er een inhaalslag nodig om alsnog het tienjarig plafond voor 2015 zo dicht mogelijk te benaderen. Het einde van deze periode van tien jaar komt in zicht, en dus wil GasTerra in 2012 alles op alles zetten om het plafond te halen. De directie gaat op zoek naar mogelijkheden om meer Groningengas te kunnen verkopen, zo blijkt onder meer uit het businessplan van GasTerra voor 2012 met de veelzeggende illustratie op de voorpagina (zie paragraaf 3.3.4).143

Gedurende het jaar 2012 is GasTerra bezig met deze opdracht. Een maatregel die geen geld kost is voorkomen dat hoogcalorisch gas (H-gas) wordt vermengd in laagcalorisch gas (L-Gas, of G-gas wanneer het uit het Groningenveld komt). Dit wordt ook wel blending of verrijking genoemd. Deze strategie vereist wel de medewerking van Gasunie Transport Services (GTS).

In maart 2012 komt deze maatregel aan de orde in de Aardgas Coordination Meeting (ACM), waar de top van de NAM en Shell aanwezig is. De ACM is een belangrijk overlegorgaan van Shell, waarin de besluitvorming over het gasgebouw vanuit de Shell-organisatie wordt voorbereid. Uit een presentatie in de ACM op 23 maart 2012 blijkt dat de afname uit het Groningenveld tot 2015 nog iets vergroot kan worden, mits de markt voor laagcalorisch gas wordt vergroot.

Als actiepunten voor Shell Upstream (de tak van Shell die zich bezighoudt met de olie- en gaswinning) wordt genoemd: het beïnvloeden van GTS door directe contacten, beïnvloeding van GTS door GasTerra, beïnvloeding via de NAM in het door de Staat gesponsorde L-gasonderzoek (EDGAR) en beïnvloeding via de Staat.144 Een andere mogelijkheid is het verminderen van bijmenging in Grosse Kneten (in Duitsland). Hier staat ook een mengstation. In de ACM wordt gesteld dat idealiter een commercial agreement over dit punt wordt opgesteld tussen Shell Energy (de energieleverancier van Shell) en GasTerra. Pieter Dekker (Shell) zal dat opnemen met Anton Broenink (GasTerra), zo staat in de notulen.145

143 GasTerra. Business Plan 2012, 9 januari 2012.

144 Shell. Presentatie t.b.v. Aardgas CM inzake Groningen Volumes, 23 maart 2012.

145 Shell. Notulen van Aardgas Coordination Meeting, 23 maart 2012.

Feitenreconstructie 2012-2017

In juli 2012 spreekt de Aardgas Coordination Meeting nogmaals over de ambitie om de markt voor laagcalorisch gas te vergroten. De aanwezigen constateren dan dat dit de volledige aandacht heeft van GasTerra.146

Een andere maatregel om meer Groningengas te verkopen, maar die wel kostbaarder is dan eerdergenoemde maatregel, is het aangaan van nieuwe contracten voor laagcalorisch gas. GasTerra sluit in 2012 een belangrijk nieuw contract met een energiecentrale in Limburg: de Clauscentrale in Maasbracht. Deze centrale is eigendom van het Duitse energiebedrijf RWE. Deze centrale draait op hoogcalorisch gas, maar in het contract wordt met RWE afgesproken dat de centrale overstapt op laagcalorisch gas. Het doel van deze overeenkomst is puur om de afzet van Groningengas te vergroten.

Dit doel staat ook expliciet beschreven in een ambtelijk memo ter voorbereiding van een vergadering van het College van Gedelegeerde Commissarissen op 6 juli 2012: “Met dit contract wil GasTerra de L-gasmarkt vergroten mede met het oog op het halen van het Groningenplafond.” Hoewel het ministerie het halen van het plafond niet als doelstelling ziet, blijkt uit het memo dat het ministerie het voorstel steunt. Het ombouwen van H-gas naar L-gas vergt overigens wel een investering. Tegen kosten van ongeveer 1,7 miljoen euro per jaar kan de kwaliteit worden omgezet van H-gas naar L-gas (ofwel Groningengas). Deze kosten worden verdeeld tussen GasTerra en RWE. Het ministerie van Economische Zaken acht deze kosten ‘aanvaardbaar’.147

Bovengenoemde ontwikkelingen laten zien dat GasTerra in het jaar 2012 volop bezig is met de eerder ingezette strategie om de vraag naar laagcalorisch (Groningen)gas zo veel mogelijk te vergroten. De COO van GasTerra, Anton Broenink, geeft in zijn openbaar verhoor aan dat dit ook nadrukkelijk zijn opdracht was. Dit doet GasTerra onder meer door Gasunie te vragen om zo veel mogelijk Groningengas te mengen met hoogcalorisch gas (door de variatie binnen de zogeheten ‘Wobbegrenzen’ te benutten, zie paragraaf 1.3.5 van hoofdstuk 1). Ook de ombouw van de Clauscentrale draagt bij aan een hogere verkoop van het Groningengas.

Het volledig minimaliseren van de inzet van stikstofconversie (zoals geïllustreerd is op het voorblad van het businessplan 2012, zie paragraaf 3.3.4) past ook binnen de strategie van GasTerra om de verkoop van Groningengas te maximaliseren. Deze strategie werd met volledig medeweten en goedkeuring van alle aandeelhouders uitgevoerd, zo benadrukt Broenink.148

GasTerra wil verkoopstratie voortzetten

Het is tegen deze achtergrond en met deze langjarige strategie dat de partners in het gasgebouw en GasTerra in het najaar van 2012 het nieuwe businessplan voor het jaar 2013 vaststellen. In dezelfde maanden waarin de gasgebouwpartners aan de productiekant bezig zijn met het maken van technische analyses over aardbevingsrisico’s en productiescenario’s en in afwachting zijn van het SodM-advies, vinden aan de verkoopkant gesprekken plaats over voortzetting van de strategie van GasTerra.

Deze gesprekken in de twee verschillende onderdelen van het gasgebouw worden door grotendeels dezelfde mensen gevoerd. Het College van Beheer Maatschap (CBM) bestaat immers uit dezelfde personen als het College van Gedelegeerde Commissarissen (CvG) van GasTerra. Dit is een zogenoemde personele unie (zie paragraaf 1.3.3 van hoofdstuk 3). Het businessplan van GasTerra moet worden vastgesteld door de raad van commissarissen. Deze raad bestaat uit de leden van het College van Gedelegeerde Commissarissen, aangevuld met een tweede vertegenwoordiger van Shell, ExxonMobil en het ministerie van Economische Zaken.

De directie van GasTerra staat volledig buiten de discussies die in het najaar van 2012 in het College van Beheer Maatschap plaatsvinden over de situatie in het Groningenveld en de ontwikkelingen op het gebied van seismiciteit. De directie van GasTerra bereidt zich eind 2012 voor op het nieuwe jaar, waarin GasTerra weer een hogere afzet wil realiseren. Deze doelstellingen krijgen een plaats in het businessplan voor 2013. Daarin bouwt GasTerra voort op de strategie die enkele jaren eerder al is ingezet (zie hierover paragraaf 3.3.4 van hoofdstuk 3), namelijk zo veel mogelijk Groningengas trachten te verkopen (binnen de grenzen van het tienjarig productieplafond).

Aangezien de discussies en analyses over de aardbevingsrisico’s zich grotendeels buiten het zichtveld van GasTerra afspelen, beïnvloeden deze discussies en analyses de processen bij GasTerra niet.

Op dat moment was bij mij nog niet bekend wat er allemaal speelde tussen Staatstoezicht op de Mijnen en het ministerie van Economische Zaken. Ik moet u zelfs bekennen dat de aardbeving bij Huizinge niet op mijn netvlies stond.

Openbaar verhoor Gertjan Lankhorst, 2 september 2022

Sterker nog, in de vergadering van de Adviescommissie van Aandeelhouders (AvA) van GasTerra van 30 november 2012 wordt geconstateerd dat succesvol uitvoering is gegeven aan de strategie om de potentiële vraag naar G-gas te vergroten, waardoor het behalen (zo dicht mogelijk naderen) van het productieplafond voor de periode 2006-2015 haalbaar lijkt.149

De doelstelling voor 2013 is als volgt omschreven in het businessplan: “Het bereiken van het Groningenplafond door in 2013 de gehele potentiële vraag naar Groningen gas te beleveren.” GasTerra ziet dit als voortzetting van de strategie die het bedrijf in de jaren daarvoor al uitvoerde: “Over de afgelopen jaren heeft GasTerra gestreefd naar een zo hoog mogelijke afname uit Groningen.” Bij deze doelstelling wordt geen streefgetal genoemd. In de begroting bij het businessplan wordt wel een verwachte verkoop van 48,9 miljard kubieke meter genoemd (en 25,5 miljard kubieke meter uit kleine velden).150

149 GasTerra. Vergadering Adviescommissie van Aandeelhouders, 30 november 2012.

150 GasTerra. Business plan 2013, 4 december 2012.

This article is from: