5 minute read

Feitenreconstructie 2012-2017

Bron: KNMI, augustus 201326

Naast de technische onderzoeken zijn voor de minister van Economische Zaken ook de onderzoeken die gericht zijn op de gasmarkt van groot belang (over leveringszekerheid, gascontracten en gasbaten). De uitkomsten van de onderzoeken 7, 8 en 9 komen in deze paragraaf aan bod.

Door onderzoeken meer zicht op leveringszekerheid, gascontracten en gasbaten

In januari 2013 vormen onzekerheden over de gasmarkt een zwaarwegende reden om de productie nog niet te beperken. Ook niet uit voorzorg, zo stelt minister Kamp: het is dan onzeker wat een productiebeperking zou betekenen voor de continuïteit van gaslevering aan huishoudens in binnen- en buitenland. In opdracht van de minister worden daarom in 2013 drie onderzoeken uitgevoerd: een onderzoek gericht op de mogelijkheden voor het toepassen van stikstofconversie (het omzetten van hoogcalorisch gas naar laagcalorisch gas door middel van het toevoegen van stikstof)27 en de gevolgen daarvan voor de leveringszekerheid (onderzoek 7), een onderzoek naar de gevolgen van een eventuele verlaging van de gaswinning voor de gasbaten (onderzoek 8) en een onderzoek naar leveringscontracten, hoofdzakelijk gericht op de langlopende contracten van GasTerra met (buitenlandse) afnemers (onderzoek 9).

Onderzoek 7: gasproductie Groningenveld beperken door stikstofconversie Onderzoek 7 wordt uitgevoerd door gastransporteur Gasunie Transport Services (GTS), tevens de eigenaar van de apparatuur waarmee stikstofconversie kan worden uitgevoerd. Het uitvoeren van stikstofconversie is een wettelijke taak van GTS op grond van de Gaswet. Het onderzoek is gericht op de vraag hoeveel laagcalorisch gas (pseudo-G-gas) er geproduceerd kan worden door enerzijds gebruik te maken van de mogelijkheid tot verrijking en anderzijds de bestaande stikstofinstallaties voor stikstofconversie te gebruiken, om zo de productie uit het Groningenveld te verminderen.

In het onderzoek worden twee scenario’s uitgewerkt. Het eerste scenario wordt ‘Groningen minimaal’ genoemd. In dit scenario wordt de Groningenproductie zo ver mogelijk verlaagd, hoewel hierbij wel seizoenseffecten kunnen optreden. De uitkomst van dit scenario is dat er door middel van stikstofconversie 19 tot 23 miljard kubieke meter hoogcalorisch gas omgezet kan worden naar laagcalorisch gas. De productie van het Groningenveld kan dan omlaag met 21 tot 35 miljard kubieke meter in 2014 (afhankelijk van de temperatuur). Ter vergelijking: in 2013 is de geplande productie van het Groningenveld 49 miljard kubieke meter.

Het tweede scenario betreft een scenario waarbij het Groningenveld over het hele jaar gelijkmatig produceert (‘Groningen vlak’ genoemd). De beschikbare stikstofinstallaties zullen dan niet het hele jaar op volle sterkte draaien. In dit scenario kan de productie uit Groningen worden beperkt tot 34 à 42 miljard kubieke meter (en moet er conversie van 9 tot 12 miljard kubieke meter hoogcalorisch gas plaatsvinden).

In beide scenario’s is de leveringszekerheid gewaarborgd. GTS benadrukt dat in beide gevallen een heel andere inzet van conversie- en verrijkingscapaciteit van GTS wordt gevraagd, die leidt tot andere eisen aan de middelen. Als op korte termijn de installaties ingezet moeten worden, is het voor de leveringszekerheid nodig dat twee stikstofinstallaties worden gezien als back-upvoorziening (dit is meegenomen in de berekeningen) en dat het Groningenveld als back-up beschikbaar blijft voor onvoorziene omstandigheden.28

Onderzoek 8: minder gaswinning heeft grote financiële consequenties

Onderzoek 8 wordt uitgevoerd door het ministerie van Economische Zaken zelf, en brengt in beeld wat de consequenties voor de gasbaten zijn bij vier verschillende productiescenario’s (namelijk 40, 35, 30 of 20 miljard kubieke meter gasproductie uit het Groningenveld). Deze scenario’s worden afgezet tegen het basisscenario met een productie van 46 à 47 miljard kubieke meter Groningengas over 2014 tot en met 2017 conform het meerjarige winningsplafond. Op basis van een ‘omgevingsschets’ wordt geconcludeerd “dat er voldoende gas

27 Dit wordt ook wel ‘kwaliteitsconversie’ genoemd, zo ook in de onderzoeken zoals opgenomen in tabel 5.2.

Boek 3

Feitenreconstructie 2012-2017

beschikbaar is voor Noordwest Europa. Er wordt aangenomen dat het overige aanbod voor Europa (exclusief Groningen) zodanig flexibel is dat zonder prijseffecten tenminste 10 miljard m3 reductie van het Groningengas kan worden opgevangen.” In tabel 5.3 is weergegeven wat de verwachte financiële consequenties zijn per scenario en per jaar.29

Beperking tot 40 miljard m3 tot 35 miljard m3 tot 30 miljard m3 tot 20 miljard m3

Bron: Ministerie van Economische Zaken, resultaten onderzoek 8

Onderzoek 9: beroep op ‘force majeure’ bij buitenlandse contracten ingewikkeld

Na het SodM-advies uit januari 2013 om de productie uit het Groningenveld te reduceren, worden de exportcontracten een belangrijk discussiepunt op het ministerie van Economische Zaken en bij de directie van Gasunie. Het onderzoek naar de gascontracten (onderzoek 9) wordt uitgevoerd door GasTerra. Het betreft een inventarisatie van de langlopende contracten van GasTerra en de ontbindende voorwaarden waarop GasTerra zich mogelijk zou kunnen beroepen in het geval van een productiebeperking. In de rapportage staat dat GasTerra langetermijncontracten (tot minimaal 2020, soms tot 2030) heeft met België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Zwitserland. In 2014 moeten deze landen op basis van die contracten 30 tot 35 miljard kubieke meter aan laagcalorisch gas en 19 tot 25 miljard kubieke meter aan hoogcalorisch gas van GasTerra afnemen. Er zijn geen ontbindende voorwaarden in de contracten waar GasTerra een beroep op zou kunnen doen in geval van een productiebeperking. GasTerra schrijft dat dergelijke clausules niet gebruikelijk zijn in de Europese gasmarkt.

Een beroep op overmacht (force majeure) sluit GasTerra in eerste instantie niet uit. Wel wordt de kanttekening geplaatst dat de aanleiding van de productievermindering niet aan de NAM en GasTerra mag worden toegerekend. Mocht GasTerra zich op overmacht willen beroepen, zal de NAM eerst force majeur jegens GasTerra moeten claimen.

Later, als conclusie van onderzoek 9 en na beoordelingen van juristen bij het ministerie van EZ, wordt een beroep op overmacht toch minder waarschijnlijk geacht. Mocht GasTerra bij een productiebeperking wel onverminderd aan de Nederlandse, binnenlandse markt blijven leveren en de levering aan andere landen opschorten, dan handelt GasTerra in strijd met het Europese mededingingsrecht. Dit zou een beroep op overmacht bemoeilijken. Een beroep op overmacht tegen enkel buitenlandse afnemers is weliswaar denkbaar, maar de verwachting is dat afnemers dat zeer waarschijnlijk (succesvol) juridisch zullen aanvechten, zich beroepend op de Europese mededingingsregels die bepalen dat een partij niet discriminatoir mag handelen ten opzichte van afnemers uit een ander land.30

Joost Haenen, de voorzitter van de beide technische begeleidingscommissies (de Technische Begeleidingscommissie Ondergrond en de Technische Begeleidingscommissie Bovengronds), stelt ten behoeve van de behandeling van deze onderzoeken in de stuurgroep Onderzoeken Aardbevingen Groningen nog een korte review op van de drie studies. Haenen merkt op dat onderzoek 7 en 9 door GTS en GasTerra zelf zijn uitgevoerd, en daarmee niet onafhankelijk zijn. Over het GTS-onderzoek constateert de voorzitter dat het eigen belang van GTS mogelijk tot “enig conservatisme in de aannames heeft geleid”, wat vanuit voorzieningszekerheid bezien wellicht ook wel wenselijk is. Haenen stelt desondanks dat het onderzoek van GTS voldoende objectief is. De uitkomsten ervan bieden volgens hem voldoende basis voor besluitvorming door de minister. Ook ten aanzien van het onderzoek dat is uitgevoerd door GasTerra is er bij de technische begeleidingscommissies geen enkele twijfel over de juistheid van de verstrekte informatie. Ook dit rapport biedt voldoende basis voor besluitvorming, zo is de conclusie.

Bijna twee jaar na de oplevering van onderzoek 9 door GasTerra krijgt de landsadvocaat het verzoek van het ministerie van Economische Zaken om de conclusies van dit rapport nog eens te toetsen. De landsadvocaat krijgt hiervoor inzage in acht langetermijncontracten van GasTerra (voor een combinatie van laag- en hoogcalorisch gas). De landsadvocaat komt in een notitie van 21 september 2015 tot dezelfde conclusie als GasTerra: “De ruimte om de lange termijncontracten open te breken en de hoeveelheden te leveren gas terug te brengen is ook naar ons oordeel uiterst beperkt. Bovendien zal een beperking van de leveringen aan buitenlandse afnemers gepaard moeten gaan met een evenredige vermindering van de binnenlandse afzet. Anders zal ook een beroep op overmacht niet slagen”.31

This article is from: