
2 minute read
Feitenreconstructie 2012-2017
Bron: Ministerie van Financiën, 8 januari 2014
Een ander advies in de nota van Economische Zaken gaat over de vermindering van de gaswinning tot 42,5 (2014), 42,5 (2015) en 40 (2016) miljard kubieke meter door de productie uit de clusters rondom Loppersum zo veel mogelijk terug te brengen. Hiervoor zijn afspraken met de NAM nodig of is toepassing van artikel 50 van de Mijnbouwwet noodzakelijk op basis waarvan de minister kan besluiten tot beperking van de gasproductie. De aanbeveling van de stuurgroep die de veertien onderzoeken in 2013 begeleidde om het gebied rondom Loppersum te ontlasten, wordt gesteund door de Technische Begeleidingscommissie Ondergrond (TBO), de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) en Staatstoezicht op de Mijnen, zo blijkt.117
In de nota staat dat er ook is gekeken naar alternatieve winningsmethodieken om de drukdaling en compactie in het gasveld te minimaliseren, zoals de injectie van stoffen om het geproduceerde gas te vervangen. Daarover wordt opgemerkt: “Stikstofinjectie lijkt op dit moment geen acceptabel alternatief productiescenario gezien de hoge kosten.”118 Dit geldt zowel voor de investeringen (6 à 10 miljard euro), als voor de operationele kosten (40 à 110 miljoen euro per jaar).
In de tussentijd stuurt minister Kamp op 10 januari 2014 een mail naar minister Dijsselbloem. Kamp brengt zijn collega op de hoogte van de onderhandelingen die hij voert met de commissaris van de Koning Max van den Berg, gedeputeerde William Moorlag en de burgemeesters van Loppersum en Delfzijl over een mogelijk bestuursakkoord. Kamp krijgt van de bestuurders ‘indringend het advies om niet af te wijken van het SodM-advies’, dat neerkomt op een winning van 40 miljard kubieke meter in 2014. Als Kamp zou besluiten om toch af te wijken van het advies “wordt dat – zeggen de bestuurders – in het gebied niet geaccepteerd en zal dat tot groot verzet leiden”, mailt Kamp aan Dijsselbloem. “[Het] zou mooi zijn als we voor 40 mld m3 op één lijn kunnen komen met de SodM en de bestuurders in het gebied.”
Op 11 januari stuurt Dijsselbloem vanuit Singapore een mail terug aan Kamp: “Ik begrijp dat de Groningse bestuurders samen willen optrekken natuurlijk onder de voorwaarde dat we het SodM volgen. Gezien de forse extra bezuinigen al op korte termijn, kan ik dat niet steunen. Een geleide verlaging zoals besproken is al een aderlating voor de begroting.”119 De onderhandelingen met de Groningse bestuurders resulteren uiteindelijk in een bestuursakkoord. In paragraaf 5.5 wordt de aanloop en het uiteindelijke bestuursakkoord 2014 verder behandeld.
Op 13 januari 2014 brengt SodM zijn advies uit aan minister Kamp. Dit wijkt niet af van het eerdere mondelinge advies op 14 december 2013 (zie paragraaf 5.2.4).
Het ministerie van Economische Zaken komt op 13 januari 2014 met een concept-Kamerbrief die wordt besproken in de ‘vierhoek’: een overleg tussen de minister van Economische Zaken, de minister van Financiën, de minister-president en de vicepremier. In een voorbereidende notitie aan de minister-president staat dat in de Kamerbrief onder andere zal worden ingegaan op de budgettaire consequenties van een productievermindering en de vraag hoe het kabinet hiermee omgaat. De inzet is om op termijn aan te sluiten op het SodM-advies (sluiting van de putten bij Loppersum). “Direct volledig stoppen is financieel, maar ook vanuit leveringszekerheid riskant. Dit is een inhoudelijk argument om het SodM-advies niet één-op-één over te nemen”, staat in de notitie aan de minister-president.120