7 minute read

Feitenreconstructie 2012-2017

Ambtenaren van Financiën vragen in aanloop naar het vierhoekoverleg in een mail aan minister Dijsselbloem (wederom) tegengas te bieden aan een te snelle afbouw, omdat dit kan leiden tot de noodzaak van extra ‘ombuigingen’ (bezuinigingen). De ambtenaren adviseren negatief over een verlaging naar 40 miljard kubieke meter. “Het lijkt ons verstandig dat je vandaag contact opneemt met de mp en vice mp om hen te zeggen dat een eventueel voorstel van Kamp om de productie tot 40 mld m3 te beperken vanaf 2014 voor jou niet acceptabel is vanwege de extra ombuigingen die hiervan het gevolg kunnen zijn. Wij gaan ervan uit dat je uiteindelijk akkoord zou kunnen gaan met 42,5; 42,5; 40; en 40 mld m3). We zouden in dit stadium de optie niets doen met de productieomvang nog willen open houden.”121 Nog dezelfde dag laat Dijsselbloem in een mail weten dat die wens breder leeft: “Dat valt me mee, in de zin dat de laatste mail van minKamp op 40 mrd kuub per direct zat. Gegeven de geluiden uit D66 en PvdA mogen we blij zijn als we hiermee wegkomen.”122 In een notitie van 16 februari adviseren ambtenaren van het ministerie van Financiën hun minister nogmaals om een daling verder dan 42,5 miljard kubieke meter in 2014 of 2015 niet te steunen, aangezien er ook nog andere grote financiële tegenvallers dreigen in andere domeinen.123

Een raadsadviseur van de minister-president geeft in een notitie ter voorbereiding op de ministerraad van 17 januari 2014 aan dat de grootste onzekerheid het productieniveau van 2015 is (42,5 miljard kubieke meter). In de notitie staat dat het niet verder terugbrengen van de productie voor 2015 ‘primair budgettair’ is, “vanuit technisch perspectief (leveringszekerheid) zou dat wellicht wel kunnen.” De raadadviseur stelt voor om minister Kamp mee te geven niet verder terug te gaan in productie dan strikt noodzakelijk vanwege de budgettaire gevolgen. Tegelijkertijd adviseert de raadsadviseur om Kamp wel mandaat te geven om te bewegen, omdat het politiek zeer onwenselijk is als het overleg met de regio mislukt.124 Minister Kamp is op dat moment in onderhandeling met regionale bestuurders om te komen tot een bestuursakkoord (zie paragraaf 5.5.4).

De avond voor de ministerraad mailt de directeur van de Inspectie der Rijksfinanciën (IRF) minister Dijsselbloem over een telefonisch gesprek dat de directeur IRF heeft gevoerd met een van de raadsadviseurs van de minister-president. In het gesprek geeft de raadsadviseur te kennen dat het ministerie van Algemene Zaken verwacht dat minister Kamp in de ministerraad van 17 januari 2014 mandaat vraagt om voor 2015 terug te gaan tot 40 miljard kubieke meter. Dit is een verdere verlaging dan Financiën voor ogen heeft (namelijk 42,5 miljard kubieke meter). De dag voor de ministerraad ligt er nog een dilemma. Minister Kamp wil snel en met mandaat verder onderhandelen met de regio. Hij weet dat de regio zal inzetten op 40 miljard kubieke meter. Maar zijn collega Dijsselbloem draagt als minister van Financiën de verantwoordelijkheid voor de overheidsfinanciën, en een lagere winning, 40 miljard kubieke meter, betekent een extra budgettaire belasting van 1,3 miljard euro, waarmee het EMU-saldo boven de 3% uitkomt. De directeur IRF suggereert om hierover de volgende ochtend bilateraal met

121

122

123 de minister- president te spreken. Minister Dijsselbloem reageert hierop: “Dat is in strijd met hoe ik het met Kamp heb besproken en met de conceptbrief. Weinig koersvast en onnodig paniekvoetbal.”125

Uiteindelijk besluit de ministerraad op 17 januari 2014 tot een reductie van 80% van de productie in het zogenoemde kerngebied (de vijf clusters rond Loppersum). Daarnaast wordt er een bovengrens gesteld aan de totale productie van respectievelijk 42,5, 42,5 en 40 miljard kubieke meter voor 2014, 2015 en 2016. Minister Kamp vindt dat hij, anders dan in 2013 en ondanks het feit dat de analyses van de seismische risico’s nog veel onzekerheden kennen, nu wel een besluit kan nemen om de gaswinning te verlagen.

Een jaar later was dat kennelijk nog steeds het geval. Alleen, ik had een jaar wel heel veel meer informatie. Gelet op de urgentie van de veiligheidsproblematiek vond ik het toen niet verantwoord om te zeggen: nu gaan we eerst nog meer onderzoek doen voordat ik een besluit neem. Dus ondanks de onzekerheden en onvolledigheden die er waren, heb ik de doorslag laten geven dat er veel meer was dan eerst en dat het echt nodig was.

Openbaar verhoor Henk Kamp, 9 september 2022

Gasbaten leidend in keuze om de gaswinning niet verder te beperken dan 42,5 miljard kubieke meter

Bij het vaststellen van het plafond op 42,5 miljard kubieke meter in plaats van 40 miljard kubieke meter zijn de aardgasbaten de doorslaggevende factor. Zowel minister Kamp als directeur Energiemarkt Jos de Groot bevestigen dit in de openbare verhoren. Kamp verklaart dat het ‘financiële belang van het Rijk’ leidend was in de keuze.126 En op de vraag waarom is gekozen voor 42,5 miljard en niet voor 40 miljard kubieke meter, antwoordt De Groot: “Dat waren de baten.”127

Het ging mij om de veiligheid en de leveringszekerheid, maar we hadden altijd wel ook de financiële gevolgen voor de rijksbegroting in beeld. Ik vond het redelijk, net zoals hij [Dijsselbloem], om de omstandigheden zoals die toen waren, mee te laten wegen en het te brengen op 42,5. Dat verschil tussen 40 en 42,5 werd met name ingegeven door … De doorslag gaf het financiële belang van het Rijk.

Openbaar verhoor Henk Kamp, 9 september 2022

Boek 3

Feitenreconstructie 2012-2017

Ook minister Dijsselbloem geeft in zijn verhoor aan dat de aardgasbaten leidend waren in de besluitvorming rondom het gasbesluit van 17 januari 2014. Dijsselbloem wilde destijds wel terug “naar 40, maar ik wilde het geleidelijk doen. Dat had gewoon te maken met de begrotingsproblematiek”. In de Nederlandse begrotingssystematiek leiden lagere aardgasbaten niet tot bezuinigingen, omdat de aardgasbaten niet onder het uitgavenkader vallen. Dijsselbloem voert als reden hiervoor het behoud van stabiliteit in de begroting aan. Hij wijst er ook op dat de gasbaten zich moeilijk laten voorspellen doordat de gasprijzen sterk schommelen.128 Dit geldt niet voor de Europese begrotingssystematiek. In het Stabiliteits- en Groeipact is vastgelegd hoe het EMU-relevante financieringstekort wordt berekend en welk maximum dat mag hebben. Volgens de Europese begrotingsregels mag het tekort niet meer zijn dan 3% van het bruto binnenlands product, waarin de gasbaten wel worden meegenomen.

Dijsselbloem vindt bovendien de adviezen van SodM in deze periode niet helder genoeg en de onderbouwing onvoldoende. Hij voegt daaraan toe dat een daling van de gasproductie wel direct leidt tot minder aardgasbaten.

Ik was in die fase gewoon niet onder de indruk van de onderbouwing van de adviezen. Het was niet zo dat 40 een bepaalde zekerheid van veiligheid zou geven […] In die tijd was ik echt op zoek naar “geef me nou eens een helderder en strakker advies”. Dat was er niet, die kennis was er niet. Het was niet zo voorspelbaar. Daar staat de harde werkelijkheid voor Financiën tegenover: een begroting die nog steeds in de problemen was.

Openbaar verhoor Jeroen Dijsselbloem, 9 september 2022

Kort na het kabinetsbesluit van 17 januari 2014 vindt er op 5 februari 2014 in de Tweede Kamer een plenair debat plaats over de gaswinning in Groningen. Opvallend is dat er tijdens dit debat over het kabinetsbesluit geen discussie is over het EMU-saldo, terwijl dit een grote rol heeft gespeeld in de besluitvorming.

Tweede SodM-advies: vervanging van of aanvulling op eerder advies?

Naast het jaarlijkse productieplafond behelst het kabinetsbesluit van 17 januari 2014 ook een begrenzing van de productie in de Loppersumclusters. In 2013 is 17 miljard kubieke meter uit deze clusters geproduceerd.129 In dit gebied is echter sprake van een sterk verhoogde seismiciteit. Om die reden adviseert SodM in januari 2014 om de Loppersumclusters te sluiten.130

Volgens inspecteur Annemarie Muntendam-Bos was dit tweede advies van SodM een aanvulling op het eerder gegeven advies uit januari 2013. Dit was het advies om de Groningse gasproductie ‘zo snel mogelijk en zo veel als mogelijk en realistisch is, terug te brengen’.131 Volgens Muntendam-Bos is het tweede advies uit januari 2014 een nadere invulling van het advies van een jaar eerder, met de kennis die in de loop van 2013 is vergaard. Het vervangt niet het eerdere advies, aldus Muntendam-Bos. Het is een ‘aanscherping’: “dus in plaats van dat we zeiden “gooi in het hele veld alle clusters naar een lager niveau” was het advies om gericht in ieder geval de Loppersumclusters naar beneden te brengen. Daardoor krijg je nog steeds ook een reductie in het hele veld; als je die Loppersumclusters insloot, zou je 15 miljard naar beneden zijn gegaan”, aldus Muntendam-Bos.132

Het ministerie van Economische Zaken ziet dit tweede advies niet als aanvulling, maar als een nieuw advies dat het eerdere advies om de gaswinning ‘zo snel mogelijk en als realistisch terug te brengen’ vervangt. Directeur Energiemarkt Jos de Groot beaamt dit in zijn openbaar verhoor. “Ik heb begrepen dat dat weg was. […] Omdat het er niet meer stond, en dit een duidelijk advies was, en dat hebben we zo goed mogelijk overgenomen”, verklaart De Groot.133 Ook de bewindspersonen Kamp en Dijsselbloem zien dit tweede advies niet als een verdere specificering van het eerste advies, maar als een volledig nieuw advies.

Mij was bekend wat ik net heb gezegd, namelijk dat in het advies dat we kregen in januari 2014, niet weer opnieuw stond: zo snel en zo veel mogelijk verminderen, maar daar stond dat direct resultaat voor de mensen in Groningen het beste bereikt werd door de putten bij Loppersum voor ten minste drie jaar te sluiten. Dat was hun advies.

Openbaar verhoor Henk Kamp, 9 september 2022

Het klopt dat het eerder gegeven advies niet expliciet is herhaald in het tweede advies van SodM, waarin wordt gepleit voor het sluiten van de Loppersumclusters. Minister Dijsselbloem geeft tijdens zijn verhoor aan dat, naast de financiële belangen, de onderbouwing van de adviezen van SodM hebben bijgedragen aan het kabinetsbesluit van 17 januari. Dit was niet voldoende, aldus minister Dijsselbloem.

Nee, ik had zeker niet méér expertise, maar ik was ook niet onder de indruk van de kwaliteit van de onderbouwing van de [SodM-]adviezen die er wel lagen. […] U zegt dat die adviezen toch hard en helder waren, maar dat waren ze niet. Ik zeg dat met spijt. Waren ze maar hard en helder geweest, want dan hadden we ook eerder kunnen besluiten. Zo was het niet.

Openbaar verhoor Jeroen Dijsselbloem, 9 september 2022

131 SodM (januari 2013).

132

This article is from: