![](https://static.isu.pub/fe/default-story-images/news.jpg?width=720&quality=85%2C50)
8 minute read
Feitenreconstructie 2012-2017
de productie betekent voor de gasvoorziening en hoe dat zich vertaalt naar de operationele activiteiten van GTS.”142
Op 15 januari 2014 stuurt Bart Jan Hoevers, manager netwerk ontwikkeling bij GTS, een mail naar het ministerie van Economische Zaken over de effecten op de leveringszekerheid van een productiebeperking van de vijf Loppersumclusters. Hoevers geeft aan dat hij vier scenario’s van de NAM heeft ontvangen:
A. vijf clusters volledig in bedrijf;
B. beperking op de vijf clusters met 50%;
C. beperking op de vijf clusters met 75%;
D. volledige sluiting van de vijf clusters.
Hoevers schrijft: “De totale leveringscapaciteit van het Groningenveld in de scenario’s B en C is nagenoeg gelijk aan de capaciteit in scenario A”. GTS heeft de effecten van de verschillende scenario’s op de leveringszekerheid op hoofdlijnen geanalyseerd (op basis van dezelfde uitgangspunten die in onderzoek 7 zijn gehanteerd). GTS komt tot de conclusie dat bij de scenario’s A, B en C er geen gevaar is voor de leveringszekerheid (ook niet bij ‘zware omstandigheden’). Dit komt doordat de maximale capaciteit van het Groningenveld bij de beperkingen in scenario B en C nog steeds beschikbaar is.
Dit geldt niet voor scenario D. Het volledig sluiten van de vijf clusters – wat in lijn zou zijn met het SodM-advies – brengt mogelijk risico’s met zich mee voor de leveringszekerheid. Het gaat dan niet zozeer om het volume, maar om de capaciteit, dat wil zeggen de productie op piekmomenten. Hoevers mailt dat afhankelijk van de gehanteerde Wobbe-waarde de leveringszekerheid vanaf de winter van 2014-2015 of 2016-2017 niet geborgd zal zijn.143
De risico’s voor leveringszekerheid gelden voornamelijk voor het jaar 2016-2017 en niet al in 2014. In 2014 zouden deze risico’s enkel gelden in het geval van een zeer strenge winter in combinatie met het feit dat enkel aardgas met een Wobbe-waarde van 53 (of meer) in de markt beschikbaar zou zijn. Mocht dit extreme scenario zich voordoen, dan zouden de gasopslagen gebruikt kunnen worden. De inzet van gasopslag in een extreem scenario vormt echter wel een beperking van de vrijheid in de markt, hiertoe dienen dan wel afspraken gemaakt te worden. De gasopslagen worden dan ingezet om de leveringszekerheid te waarborgen en kunnen door commerciële partijen niet gebruikt worden vanuit een puur financieel oogpunt (in de zomer gasopslagen vullen om vervolgens in de winter het aardgas duurder verkopen).
In een vervolgmail, na een telefoongesprek met een ambtenaar van Economische Zaken, vult Hoevers aan dat in scenario D de capaciteit van het Groningenveld beperkt is en de back-upcapaciteit van het Groningenveld niet meer hetzelfde is. Dit wordt in onderzoek 7 als vereiste genoemd voor het waarborgen van de leveringszekerheid. Het volledig sluiten van de Loppersumclusters gaat ten koste van de capaciteit (van 234 naar 176 miljoen kubieke meter per dag) en dus van de flexibiliteit (minus 25%). Hoevers schrijft: “Met een capaciteitsreductie van Groningen naar 176 miljoen m3 per dag belanden we dit jaar in een wereld die in de opgave van GasTerra pas in de winter van september 2019 was voorzien. Zoals ook bij jullie bekend voorzagen wij een noodzakelijke uitbreiding van de stikstofinstallaties rond 2019-2020. Met andere woorden: dat de capaciteitsreductie die met volledig sluiten van Loppersum samen gaat in zware situaties niet meer de leveringszekerheid kan garanderen is een logische consequentie.”144
SodM adviseert in januari 2014 de Loppersumclusters te sluiten. In aanloop naar het kabinetsbesluit van 17 januari 2014 is een verdere vermindering van het volume tot onder de 40 miljard kubieke meter geen onderdeel van de discussie, omdat SodM hier niet expliciet over heeft geadviseerd. De minimale productie van 40 miljard kubieke meter is het gevolg van het (gedeeltelijk) sluiten van de Loppersumclusters, waarbij nog zo vlak mogelijk wordt geproduceerd.145 Deze clusters produceren in 2013 rond de 17 miljard kubieke meter aardgas, maar het ministerie besluit om deze clusters voor circa 80% te sluiten ten opzichte van de jaren 2011 en 2012 (in beide jaren is circa 15,3 miljard kubieke meter geproduceerd uit deze clusters). Door deze gedeeltelijke sluiting van 80% komt het plafond volgens de berekening uit op circa 42,5 miljard kubieke meter, uitgaande van de totale productie in 2013.146
Dit SodM-advies is volgens de directeur Energiemarkt De Groot ook een aanpassing van de eerder gehanteerde filosofie. “De deskundigen schatten in dat dat, gegeven de compactie in het gebied, de beste maatregel was om het risico te beperken, door juist bij die putten of die clusters waar de meeste bevingen waren, maatregelen te treffen”, aldus de Groot.147 Dit wijkt af van de eerdere productiestrategie om de druk in het veld gelijkmatig te houden. Mede hierdoor, naast de financiële belangen zoals eerder uiteengezet, lijkt er binnen het departement van Economische Zaken geen prikkel te zijn om het volume ook in andere clusters te beperken. Opmerkelijk is dat juist het tegenovergestelde het geval blijkt te zijn. Om 42,5 miljard kubieke meter te kunnen produceren en de Loppersumclusters te sluiten, dient uit andere clusters deels meer geproduceerd te worden.
Want 80% in Loppersum was ook gebaseerd op wat er technisch mogelijk was en wat technisch optimaal was, dus daar heeft dat ophogen vanuit de andere clusters ook een rol in gespeeld.
Openbaar verhoor Jos de Groot, 1 september 2022
Tijdens het plenaire debat in de Tweede Kamer op 5 februari 2014 geeft minister Kamp aan dat de ondergrens van de leveringszekerheid 40 miljard kubieke meter is indien wordt uitgegaan van een vlakke winning, en 30 miljard kubieke meter ingeval van deze productiefilosofie wordt afgeweken. Minister Kamp zegt hierover: “Als je een zo vlak mogelijke maandelijkse productie wilt, omdat je denkt dat dat voor beperking van het aantal en de sterkte van de aardbevingen van belang is, is 40 miljard de ondergrens. Zou je op grond van nader onderzoek dat de komende jaren
144 GTS. Mailbericht, 16 januari 2014, 10.41. Onderwerp: Re: Groningenproductie en leveringszekerheid.
145 Kamerstuk II 2014/15, 33529, nr. 28.
146 Kamerstuk II 2014/15, 33529, nr. 92.
147 Verslag openbaar verhoor van de heer de Groot, 1 september 2022.
Boek 3
Feitenreconstructie 2012-2017
zal worden verricht en op grond van metingen in het Groningenveld, de conclusie trekken dat deze vlakke productie niet noodzakelijk is, dan is 30 miljard kubieke meter de ondergrens.”148
Tijdens het debat geeft minister Kamp ook aan dat gekeken is naar de vraag hoever de gaswinning rondom de Loppersumclusters verlaagd kan worden zonder dat de leveringszekerheid in gevaar komt op momenten dat het bijzonder koud is of er iets fout gaat in de keten. Dit blijkt volgens minister Kamp 80% te zijn.149 De minister geeft tijdens dit debat echter niet aan waarop de productiefilosofie van ‘vlakke winning’ is gebaseerd.
Opvallend is dat ‘vlakke winning’ als argument gebruikt wordt om een hoge ondergrens van leveringszekerheid te hebben, terwijl dit niet in het officiële SodM-advies is terechtgekomen en dit pas later, in 2015, weer een rol ging spelen in de SodM-adviezen. Zie themahoofdstuk IV Vlakke winning, voor een nadere toelichting op de verschillende interpretaties van vlakke winning en de rol die dit gespeeld heeft in de besluitvorming.
5.3.3 Aanloop naar besluit vanuit perspectief de NAM en haar aandeelhouders
NAM en haar aandeelhouders zien geen wetenschappelijk bewijs voor productiebeperkingen
Op 29 november 2013 stuurt de NAM haar geactualiseerde Winningsplan Groningenveld 2013 naar de minister van Economische Zaken, samen met een meet- en monitoringsplan. Zoals beschreven in paragraaf 5.2.4 stelt de NAM in het winningsplan zelf geen wijzigingen voor in de productieniveaus.
Uit interne mailwisselingen van de NAM (op werkniveau) blijkt echter dat in september 2013 binnen de organisatie wel discussie is gevoerd over de vraag of men zelf, proactief, een beperkte productiebeperking moet voorstellen. Uit deze mailwisseling komt naar voren dat naar inschatting van de NAM een lichte beperking van de productie niet leidt tot een significante wijziging in het risicoprofiel. Volgens de NAM is de verwachting van ‘political experts’ echter dat de uitkomst van besluitvorming zeer waarschijnlijk wel tot een productiebeperking zal leiden (van circa 10 of 20%). Dat roept binnen de NAM de vraag op of de organisatie dan zelf niet beter kan voorsorteren op die uitkomst. “If it is likely to be the outcome (for political reasons), how would we prefer to arrive at that outcome (‘jump or pushed’)?”150 Van de Leemput zegt tijdens zijn verhoor dat rond deze periode inderdaad wordt besproken of de NAM zelf een productiebeperking dient te adviseren. Niet zozeer vanuit veiligheidsoptiek, maar om te anticiperen op wat waarschijnlijk al door de minister zal worden besloten.151
De NAM en Shell keren zich tegen een productiebeperking. Volgens de NAM levert een beperking een ‘false sense of security’ op. De NAM is van oordeel dat een productiebeperking de kracht van bevingen niet verandert, en alleen van invloed is op de frequentie en de kans op een beving. Volgens de NAM en Shell is er geen wetenschappelijke basis om te bepalen
148 Handelingen II 2013/14, nr. 50, item 7. Debat
149 Handelingen II 2013/14, nr. 50, item 7.
150 Shell. Mailwisseling, 9-17 september 2013, 20.52.
151 wat een ‘juiste’ productiebeperking is. Zelf een productiebeperking voorstellen zou ten onrechte de indruk wekken dat deze bijdraagt aan een grotere veiligheid. Daarnaast blijft de versterkingsopgave volgens de NAM en Shell hetzelfde, onafhankelijk van de vraag of de gasproductie wel of niet wordt beperkt: “Not sure there is a relationship to other measures. E.g. there is no logic that you need less preventive strengthening if you do production curtailment.”152
NAM-directeur Bart van de Leemput herhaalt in zijn verhoor dat productiereductie enkel zorgt voor het uitstellen van aardbevingen en dat de NAM het belangrijk vindt om dit bij de minister op tafel te leggen. De theorie van de ‘vertraagde film’ is volgens Van de Leemput ook in deze periode de gangbare theorie. De ‘vertraagde film’ is ook langsgekomen in paragraaf 4.2 van hoofdstuk 4. In zijn verhoor stelt Van de Leemput: “als we met 10% schuiven, dan gaat die beving 10% naar achteren. Dat vinden we niet de moeite waard. Dat gezegd hebbende, dat verhaal lag wel bij de minister op tafel, dus die kon dat meenemen in zijn besluit over: wat gaan we produceren?” […] Als de minister gedacht had dat het veilig was als hij de productie reduceerde, dan was dat ook een foute gedachte geweest.”153
Een productieverlaging komt dan ook niet terecht in het winningsplan of de aanbiedingsbrief van de NAM. In de technische bijlage Technical Addendum to the Winningsplan Groningen 2013 worden wel de gevolgen en risico’s voor verschillende productiescenario’s doorgerekend. De NAM wijst op het versterken van kwetsbare huizen als belangrijkste maatregel om de veiligheid in Groningen te vergroten. Het ingediende winningsplan wordt volledig gesteund door de aandeelhouders. Dick Benschop, president-directeur Shell Nederland, verklaart in zijn openbaar verhoor dat Shell nauw betrokken is geweest bij het opstellen van het winningsplan. Shell heeft onder meer experts beschikbaar gesteld aan NAM.154
Op 27 november 2013, twee dagen voordat de NAM haar winningsplan indient, vindt er een extra telefonische vergadering van het College van Beheer Maatschap plaats, onder meer over de correcte omgang met aardbevingsrisico’s en het winningsplan van de NAM. Een medewerker van Shell geeft tijdens de vergadering aan dat de NAM voor de volgende jaren een gebalanceerd programma heeft ontwikkeld om de risico’s in Groningen te beheersen. Het programma bestaat uit een monitoringsplan en -protocol in combinatie met (preventieve) versterking van gebouwen De Shell-medewerker geeft aan: “Het programma is erop gericht om na te gaan of het risico binnen de grenzen blijft. Mocht dit echter niet het geval zijn dan is er een ‘remweg’-scenario nodig. Inmiddels is gebleken dat een verlaging van de jaarlijkse productie naar 40 of 30 bcm niet helpt.”155
Dat een productieverlaging volgens Shell geen direct nut heeft, komt voornamelijk voort uit de onderzoeken van de NAM waar ook Shell-medewerkers aan hebben gewerkt. Het gaat opnieuw om de metafoor van de ‘vertraagde film’. Uit het openbaar verhoor met Van de Leemput blijkt dit eind 2013 nog steeds de heersende opvatting binnen de NAM en Shell te zijn. Daarnaast
152 Shell. Mailwisseling, 9-17 september 2013, 20.52. Onderwerp: Re: production reduction scenarios – framing.
153 Verslag openbaar verhoor de heer Van de Leemput, 31 augustus 2022, pp. 96, 102.
154 Verslag openbaar verhoor de heer Benschop, 8 september 2022.
155 College van Beheer Maatschap. Notulen van de 530e (extra, telefonische) vergadering College van Beheer Maatschap, 27 november 2013, p.1.
Boek 3