9 minute read

Feitenreconstructie 2012-2017

speelt met name ‘onderzoek 6’ een belangrijk rol in de verklaring die de NAM en Shell geven voor het ontbreken van nut en noodzaak van een productiebeperking. De NAM concludeert dat de verschillen tussen de meeste productiescenario’s relatief klein zijn, omdat de effecten van de maatregelen pas met een vertraging van vijf jaar zichtbaar worden.

Uit een mailwisseling binnen de NAM en Shell in september 2013 blijkt dat er twijfels zijn of zij niet zelf proactief dienen te handelen. De verwachting is namelijk dat het ministerie wel een productiebeperking op zal leggen. Uit de mails blijkt ook dat de NAM de overtuiging heeft dat productiebeperking op korte termijn geen invloed heeft op de kracht van bevingen, maar enkel op de frequentie van de bevingen en de kans op bevingen in de loop van de tijd. Zij beschouwt een productiebeperking dan ook als een schijnveiligheid. Deze redereneerlijn geldt ook nog grotendeels in december 2013, als de NAM haar winningsplan al heeft ingediend. De NAM en haar aandeelhouders benadrukken het gebrek aan wetenschappelijke kennis voor productiebeperkingen.

Modellen van Shell en de NAM geven ook geen zekerheid over effecten

Uit de modellen van Shell en de NAM komt geen eenduidig beeld naar voren van wat een veilig productieniveau is. Binnen de NAM leidt dit tot vragen. Zo stelt een manager binnen het Earthquake Team hierover eind november en begin december 2013 een aantal vragen aan de onderzoeksafdeling van Shell in Rijswijk. Op 28 november stuurt zij een mail met de vraag hoe snel de effecten van een beperkte productievermindering zichtbaar worden. “We lijken nog steeds te zeggen dat als we minder gaan produceren dat de film dan langzamer afgespeeld wordt, maw frequentie van bevingen gaat naar beneden. De vraag die nog moeilijker te beantwoorden lijkt is wanneer dit effect merkbaar wordt: meteen, na 1 jaar of geleidelijke toenemend over een periode van 10+ jaar.”156

Uit de mailwisseling die ontstaat blijkt dat op dit moment het nog onduidelijk is wanneer de effecten van een productievermindering zichtbaar worden. Er is sprake van grote bandbreedtes, die liggen tussen drie en zestien jaar. Daarnaast blijkt het niet mogelijk om voor de periode 2014-2020 per jaar aan te gegeven hoeveel aardbevingen er zullen plaatsvinden bij een productieniveau waarbij niet wordt ingegrepen (de basissituatie), en bij een productie van 30 miljard kubieke meter. “Even if the table could be populated now we are concerned it would be misleading given the very large random variability and epistemic uncertainty in annual event numbers. These uncertainties would mask the differences between annual event rates for the two production scenarios.” Daarnaast geven de onderzoekers van Shell aan dat de seismische risico’s niet uitgedrukt dienen te worden in magnitudes vanwege de significante verschillen in de ondergrondbeweging (grondversnellingen en grondsnelheden).157 Ook wordt er een aantal keer verwezen naar onderzoek 6, het onderzoek naar de opties voor alternatieve manieren van gaswinning en productiebeperking om hiermee de bevingen te beperken.158

156 NAM. Mailwisseling met Shell, 28 november 2013, 9.25. Onderwerp: Re: response time.

157 De magnitude geeft de kracht van de aardbeving weer, maar zegt weinig over de gevolgen van een schade voor mensen en bebouwing. Grondversnellingen en grondsnelheden zijn daarvoor betere indicatoren, omdat ze aangeven hoe hevig de grond tijdens een aardbeving beweegt. In paragraaf 1.2.3 is een uitleg over de begrippen opgenomen.

158 NAM. Mailwisseling NAM en Shell, 18 november–5 december 2013, 12.21. Onderwerp: Re: response time.

Dezelfde Earthquake Teammanager van de NAM stuurt een mail, ook aan Van de Leemput, waarin zij schrijft dat het moeilijk te verklaren is waarom de NAM wel met zekerheid kan stellen dat een productiebeperking tot 30 miljard kubieke meter geen significante invloed heeft op de risico’s, maar tegelijkertijd op basis van de eigen modellen niet kan zeggen hoe snel ‘de film’ zal vertragen. Uit de mail blijkt dat zij beseft dat dit antwoord belangrijk is voor de politieke besluitvorming: “Kamp and TK will also want some clear answers on this so I think we all have to push for better answers than given below.”159

NAM wil besluit minister, geen eigen voorstel in het winningsplan Van de Leemput geeft op 31 december 2013 via een interne mail een terugkoppeling van zijn overleg bij het ministerie van Economische Zaken diezelfde middag. Minister Kamp geeft in het overleg aan dat veel van zijn adviseurs het verstandig vinden om Loppersum zo veel mogelijk te ontzien. Volgens van de Leemput gaat de voorkeur van de minister uit naar een productie van 40 miljard kubieke meter, waarbij de vijf clusters rondom Loppersum gesloten worden, onder meer om ‘tijd te kopen’ zodat in de tussentijd huizen verstevigd kunnen worden.160

Van de Leemput schrijft dat hij een aantal technische punten naar voren heeft gebracht, waaronder dat het ontzien van de Loppersumclusters kan leiden tot een risico op ongelijke drukverdeling over het veld. Verder stelt hij dat het scenario van 40 miljard kubieke meter mogelijk leidt tot meer aardbevingen. Het ministerie van Economische Zaken zal dit samen met TNO en andere technische adviseurs onderzoeken. Tegelijkertijd steunt Van de Leemput het feit dat er maatregelen worden genomen. Van de Leemput stelt ook dat de aandeelhouders (Shell en ExxonMobil) op de hoogte zijn van de Haagse plannen.

De UK/NL Joint Interest Manager van ExxonMobil antwoordt op 2 januari 2014 dat ze de druk om iets te doen begrijpt. Voor ExxonMobil is het echter moeilijk om een productiebeperking te steunen zonder technische basis. Dit heeft vooral betrekking op de productiebeperking van 40 miljard kubieke meter in combinatie met het sluiten van de Loppersumclusters. Volgens de medewerker van ExxonMobil staat dit op gespannen voet met het balanceren van druk. Zij doet Van de Leemput de suggestie dat het onderzoeksteam van ExxonMobil (Upstream Research Company, URC) hier wellicht bij kan helpen.

De NAM-directeur antwoordt hierop dat hij de zorgen van ExxonMobil deelt en de technische risico’s duidelijk met de overheid wil delen. Hiervoor zouden de opvattingen van het onderzoeksteam van ExxonMobil helpen. In de tussentijd wil Van de Leemput weten wat de impact is van dergelijke scenario’s. Hij verzoekt de NAM daarom om calculaties. Daarnaast wil Van de Leemput de juridische context verduidelijkt hebben: wie adviseert er, wie bepaalt er en wat voor impact heeft dat op de juridische positie van de NAM en haar aandeelhouders?

Deze vragen legt hij neer bij Shell en ExxonMobil.161 Een zorgpunt van Shell is dat de Loppersumclusters definitief worden gesloten, zoals geadviseerd door het SodM.

159 NAM. Mailbericht, 5 december 2012, 21.21. Onderwerp: Re: Response time.

160 NAM. Mailbericht, 31 december 2013, 15.39. Onderwerp: feedback ministry.

161 NAM. Mailbericht, 2 januari 2014, 13.24. Onderwerp: Re: feedback ministry.

Boek 3

Feitenreconstructie 2012-2017

In reactie op de mail van Van de Leemput schrijft een medewerker van Shell op 3 januari 2014 dat hij niet tegen de notie is om ‘Loppersum te ontzien’, maar dat hiervoor wel een wetenschappelijke basis moet zijn en dat als die er niet is, het beter is dat de minister deze beslissing neemt dan dat de NAM besluit dit op te nemen in haar winningsplan. In dezelfde mail uit de Shell-jurist zijn zorgen over de term ‘insluiten van clusters’. Hij vindt het belangrijk dat als er gesproken wordt over de mogelijkheid van het insluiten van clusters, benadrukt wordt dat het gaat om een tijdelijke sluiting en niet om het definitief insluiten van bepaalde clusters. Shell geeft er de voorkeur aan om per cluster een productielimiet in te stellen en niet om een heel cluster in te sluiten.162

Zorgen bij de NAM en haar aandeelhouder over sluiten van Loppersumclusters

Op 3 januari 2014 is er tevens een vergadering van het College van Beheer Maatschap, waar het conceptadvies van SodM en de risicoanalyses van de NAM ter sprake komen. Stan Dessens van EBN vindt het vreemd dat een afzonderlijke inspectiedienst de normen bepaalt voor wat maatschappelijk aanvaardbaar is. Hij vindt dit eerder een zaak van het ministerie. Verder meent hij dat bij de afweging van risico’s een algemeen kader toegepast dient te worden. Volgens directeur-generaal Dierikx stamt het meest recente vastgestelde kader uit 2006. In dat kader staat dat het groepsrisico per casus beoordeeld dient te worden. Door gebrek aan een duidelijk kader gebruikt SodM de risicoanalyse van de NAM, die SodM echter als onvoldoende kwalificeert. Dierikx laat weten: “Het ministerie poogt om Staatstoezicht te bewegen in de richting van de visie van professor Helsloot.” Dessens geeft aan dat de minister op grond van de bevindingen van Helsloot (zie paragraaf 5.2.4 voor de inhoud van het onderzoek van Helsloot) kan zeggen dat hij enige afstand neemt van het advies van SodM.163 Het is opmerkelijk dat Dessens als overheidscommissaris (EBN) hier de rol van SodM en zijn advies bagatelliseert en pleit voor de bevindingen van professor Helsloot.

NAM-directeur Van de Leemput zegt in dezelfde vergadering dat de NAM ten aanzien van Loppersum bekijkt of het binnen een scenario van 40 miljard kubieke meter mogelijk is om de vijf noordelijke clusters te sluiten. Hierbij moet ook worden gekeken naar de mogelijkheden die gasopslagen (zoals UGS Norg) daarbij kunnen bieden, aldus Van de Leemput. Van de Leemput geeft later in de vergadering aan dat de NAM al heeft gekeken naar een scenario waarbij het productieniveau 40 miljard kubieke meter is: “in een dergelijk scenario is er ruimte om rond Loppersum een paar jaar minder te produceren en de betreffende clusters alleen in te zetten voor peakshaving.” Het is daarom belangrijk om de Loppersumclusters operationeel te houden. Uit de notulen blijkt dat Dierikx deze lijn onderschrijft: “De heer Dierikx zegt dit verstandig te vinden en geeft aan dat de clusters inderdaad niet definitief moeten worden ingesloten, opdat deze op een later moment indien nodig weer in bedrijf kunnen worden genomen. Hij bevestigt dat er een stevige neiging bestaat om voor de jaren 2014, 2015 en 2016 een productieniveau van 40 bcm voor te schrijven.”

Het idee bij dit productiescenario is om tijd te winnen, zodat het versterkingsprogramma kan worden uitgevoerd. De NAM deelt de doelstelling om de Loppersumclusters te ontzien, maar ziet wel als bezwaar dat hierdoor ondergrondse drukverschillen worden gecreëerd. Het voorstel van de NAM is om prioriteit te geven aan de ontwikkeling van de randblokken om hiermee drukverschillen in het veld te vermijden. De Tcbb geeft hierover tegenstrijdig advies volgens de NAM. De Tcbb is namelijk voorstander van het ontwikkelen van randblokken, maar acht ook het ontzien van de Loppersumclusters nuttig, aldus Van de Leemput. De NAM onderzoekt ook nog een variant waarbij drie van de vijf clusters worden ingesloten. Dierikx begrijpt het bezwaar van de NAM, maar geeft aan dat een dergelijk productiescenario niet permanent is, maar slechts voor drie jaar geldt, om zo Loppersum te ontzien en tijd te winnen. Van Roost, CEO van ExxonMobil Nederland, concludeert dat het idee is om uit te gaan van een jaarproductie van 40 miljard kubieke meter en dat daardoor het tienjarige afnameplafond voor 2005-2015 niet zal worden gehaald. Dierikx geeft te kennen dat er een sterke neiging is om voor de jaren 2014, 2015 en 2016 telkens uit te gaan van 40 miljard kubieke meter, waarna er een verdere daling optreedt.

Dick Benschop van Shell trekt de resultaten en opvattingen in twijfel. Benschop wil een meer getrapte afbouw, omdat de technische onderzoeken aantonen dat drukegalisatie nuttig is. Hij zegt dat de nieuwe aanpak onverwachts komt en haaks lijkt te staan op eerdere bevindingen. “Dit voorstel lijkt uit te gaan van wat Staatstoezicht uitspreekt, zonder dat dit is getoetst”. Hierop antwoordt Dierikx dat het TNO-rapport ook laat zien dat sluiting van clusters rond Loppersum zorgt voor lagere seismische risico’s.164

Binnen de NAM en haar aandeelhouders leven er twee grote zorgen. Allereest is dat de productieverlaging, maar ook de capaciteitsbeperking door het sluiten van de Loppersumclusters is een punt van zorg. Door de capaciteitsbeperking raakt de NAM flexibiliteit kwijt en kan er mogelijk op piekmomenten niet meer maximaal worden geleverd, waardoor het totale volume in de toekomst kan afnemen.

Shell en de NAM willen veiligheid door versterking, niet door productieverlaging Op zondag 5 januari 2014 stuurt Bart van de Leemput intern binnen de NAM en extern aan Shell en ExxonMobil een mail waarin hij in vervolg op de mail van 3 januari een voorstel doet over de vraag hoe verder te gaan. De focus moet volgens hem liggen op interactie met de overheid en op het vinden van een praktische oplossing voor de reductie in productie uit het gebied rond Loppersum, in plaats van op escalatie via de aandeelhouders. Escalatie is nog wel een optie als significante technische risico’s worden voorzien of als de oliemaatschappijen in een hoek geduwd worden en de operationele flexibiliteit al te zeer zien afnemen.

In zijn mail schrijft Van de Leemput dat de minister inmiddels de meeste adviezen heeft ontvangen (het SodM-advies volgt een dag later) en deze zal laten samenkomen in de volgende besluiten:

1. Goedkeuring voor het winningsplan met als voorwaarde een productielimiet van 40 miljard kubieke meter voor drie jaar (de NAM stelde voor het eerste jaar 45 miljard kubieke meter voor).

2. Een productiewijze waarbij de impact op Loppersum wordt gemitigeerd. Veel adviserende instanties vinden dit een goed idee, aangezien hierdoor tijd gewonnen kan worden voor de versterkingsopgave.

3. Sneller en pro-actiever handelen door de NAM bij versterkingsoperaties.

This article is from: