8 minute read
Feitenreconstructie 2012-2017
De Veiligheidsregio benadrukt dat een zware aardbeving van magnitude 5,0 ook kan leiden tot de uitval van elektriciteit, drinkwatervoorziening, gasvoorziening en ICT-infrastructuur. In het scenario dat de organisatie voorbereidt, gaat het om een combinatie van ‘maatschappelijke onrust, eventueel verstoring van de openbare orde; uitval van telecommunicatie, verbindingen (C2000) en computers; schade aan dijken; verstoring energievoorziening; verstoring drinkwatervoorziening; verstoring rioolwaterafvoer en afvalwaterzuivering; verkeersincidenten (weg/spoor); incidenten met stationaire inrichtingen (bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt) waarbij gestopt (moet) worden met het productieproces’.6
Tegenover de NOS zegt waarnemend burgemeester Ruud Vreeman van Groningen dat het belangrijk is dat de Veiligheidsregio naast de onderzoeken die door andere partijen worden gedaan ook zelf expertise over aardbevingen opbouwt. “We moeten zelf een onafhankelijk oordeel kunnen vormen. Er komen nu allerlei onderzoeken aan van de NAM en de rijksoverheid. De Veiligheidsregio moet z’n eigen oordeel kunnen vormen, wij moeten het vertrouwen van onze regio houden, van onze burgers.”7
Veiligheidsregio vindt kennis en inzicht in aardbevingen ‘volstrekt onvoldoende’
Een jaar later, in maart 2015, laat de Veiligheidsregio Groningen opnieuw van zich horen. De Veiligheidsregio waarschuwt voor de impact van de gevolgen van de gaswinning op de leefbaarheid van de regio en op de veiligheid en het welzijn van de inwoners. De Veiligheidsregio benadrukt dat het risicogebied ruim 300.000 bouwwerken telt, waarvan ongeveer 145.000 woningen waar in totaal 450.000 mensen wonen. “Op dit moment is er volstrekt onvoldoende kennis en inzicht in de reële seismische dreiging en de daaruit voortvloeiende veiligheidsrisico’s”, aldus de veiligheidsregio. “Specifieke informatie over huizen, gebouwen en bodemgesteldheid in Groningen ontbreekt.”
Volgens de Veiligheidsregio is het niet acceptabel om ‘duizenden inwoners bloot te stellen aan omvangrijke risico’s op basis van een ‘back of the envelop berekening’’. De organisatie doelt daarmee op de kansberekeningen van de NAM waaruit blijkt dat er in de periode 2013-2016 een kans van 50% is dat er een aardbeving optreedt met een magnitude van 3,4, een kans van 10% op een beving met een magnitude van 4,1 en een kans van 2% op een beving met een magnitude van 4,6. Bij een gelijkblijvende gasproductie neemt de kans op zwaardere bevingen toe.
De Veiligheidsregio uit deze kritiek in een reactie op een instemmingsbesluit van het ministerie van Economische Zaken over de gaswinning in Groningen. Volgens de Veiligheidsregio is er geen normenkader ‘waar veiligheidsrisico’s van aardbevingen aan getoetst kunnen worden’ en is er geen risicobeleid. Ook de veiligheidsnorm die het ministerie heeft aangekondigd, zal niet meteen alle onzekerheden kunnen adresseren. “Concluderend: “het is niet acceptabel duizenden inwoners bloot te stellen aan omvangrijke risico’s op basis van een ‘back of the envelop berekening’. De VRG [Veiligheidsregio Groningen] blijft de mening toegedaan dat alleen het hanteren van het voorzorgsbeginsel recht doet aan de situatie.”8
Veiligheidsregio Groningen start lesprogramma op scholen De aardbevingen, die blijven plaatsvinden, leiden tot vragen van scholen en wethouders aan de Veiligheidsregio Groningen, meldt het Dagblad van het Noorden op 9 december 2015. Op sociale media delen ouders hun ervaringen. Zij schrijven dat hun kinderen wakker zijn geworden en vragen zich af hoe ze uit kunnen leggen wat er aan de hand is. Met een speciaal lesprogramma wil de Veiligheidsregio aan de vragen van ouders en leerlingen tegemoetkomen. De organisatie werkt onder meer samen met de GGD, de Rijksuniversiteit Groningen en de NAM.
“Drie pijlers staan centraal”, aldus een woordvoerder van de Veiligheidsregio in het artikel. “Wat te doen voor, tijdens en na een aardbeving, hoe verwerk je een aardbeving en informatie over gaswinning en aardbevingen. […] Wat kun je zelf doen om je veiligheid te vergroten? Loop rond je school of huis en kijk welke elementen een gevaar zouden kunnen zijn.”
Een directeur van een basisschool legt uit dat leerlingen niet constant bang zijn, maar na een beving wel in de klas over hun ervaringen vertellen. “Ze weten al dat je een dinky toy op je hoofd kunt krijgen, dat boeken uit de kast kunnen vallen en dat het beter is geen spiegel boven het bed te hangen.”9
6.2.2 SodM krijgt nieuwe inspecteur-generaal, overdracht loopt moeizaam
Inspecteur-generaal De Jong neemt afscheid van SodM
Jan de Jong, inspecteur-generaal van SodM, meldt op 3 april 2014 bij minister Kamp van Economische Zaken dat hij per 1 september vervroegd met pensioen gaat. De Jong reageert daarmee op berichten in de media die suggereren dat hij, dan 63 jaar, eerder vertrekt ‘vanwege zijn kritische houding’.10 In zijn bericht aan minister Kamp ontkent De Jong deze geruchten en legt hij uit dat hij jaren geleden al heeft besloten om vervroegd met pensioen te gaan. In de zomer van 2013 heeft hij dit voornemen aangekondigd bij secretaris-generaal Maarten Camps en directeur-generaal Mark Dierikx van het ministerie van Economische Zaken. “Mijn vertrek is zoals hierboven aangegeven een reeds lang geplande actie en heeft absoluut niets te maken met het Groningen dossier noch met negatieve gevoelens die daarover bij mij zouden bestaan.”11
De Jong benadrukt dat SodM sinds de aardbeving in Huizinge onafhankelijk heeft kunnen opereren. “Ook in de afgelopen anderhalf jaar zijn wij in staat gesteld onze rol die wij hebben in het bewaken van de veiligheid van de mensen in Groningen, op een onafhankelijke wijze te spelen. […] Ik ben heel dankbaar voor de ruimte en het vertrouwen die wij hebben gekregen en ik ben heel trots op mijn dienst voor wat betreft de professionele wijze waarop onze bijdrage aan het
8 Veiligheidsregio Groningen. Brief aan leden van de Tweede Kamer inzake beroepschrift tegen instemmingsbesluit minister mbt gaswinning Groningenveld, 12 maart 2015.
9 Sandman (9 december 2015), p. 24.
10 RTV Noord (2 april 2014).
11 SodM.
Feitenreconstructie 2012-2017
gehele besluitvormingsproces gestalte is gegeven. Dit zijn de belangrijkste gevoelens die ik bij het aardbevingen dossier heb en hier en daar ook op gepaste wijze uit.”12
Ministerie overweegt om adviestaak van SodM te schrappen
Het ministerie van Economische Zaken weet enkele maanden eerder al van het vertrek van De Jong en houdt hem op de hoogte van het functieprofiel van zijn opvolger. In het profiel dat in februari 2014 door de directie Bedrijfsvoering van het ministerie van Economische Zaken is opgesteld, staat dat ‘in discussie is welke verhouding er moet zijn tussen de toezichts- en adviestaken’. SodM is namelijk niet alleen verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Mijnbouwwet, maar kan volgens artikel 127 in de Mijnbouwwet de minister van Economische Zaken ook gevraagd en ongevraagd adviseren over beleid en wetgeving.
De Jong stelt voor om de zin uit het functieprofiel te schrappen, omdat die binnen SodM ‘tot grote onrust’ kan leiden. “En daar is niemand bij gebaat.” De Jong vervolgt in zijn verhoor “Toen werd gevraagd of ik iets kon vinden van de functiebeschrijving die ze bij de advertentie wilden plaatsen of linken of wat dan ook En in die functiebeschrijving stond ineens die adviestaak niet meer”. “Daar had ik al woorden over gehad […] met Mark Dierikx en met Maarten Camps.” Dat de (wettelijke) adviestaak van het SodM in de functiebeschrijving ontbreekt, noemt De Jong in zijn verhoor ‘heel vreemd’. “Ik heb daar ook meteen op gereageerd en gezegd: dat klopt niet, enzovoort. Ik denk dat het daarna nog aangepast is.”13
Directeur-generaal Dierikx bevestigt in zijn verhoor dat er tussen het ministerie en SodM discussie was over de advies- en toezichtstaken van de toezichthouder. “Noem het een ambtelijke beleidsdiscussie over hoe zuiver het is om toezichthouder en adviseur tegelijk te zijn”, verklaart Dierikx. “Toen ik op Verkeer en Waterstaat werkte, had ik daar ook discussies over met de Inspectie Infrastructuur en Leefomgeving. Daar hebben we de adviesfunctie die daarin zat, zelfs teruggebracht naar het beleid, omdat daar spanning zat. En wil je dat wel? Daar hebben we een open discussie met elkaar over gevoerd, met de conclusie dat het zo moest blijven. Het stond ook in de wet.”14
Dat de zin over de discussie tussen toezicht- en adviestaken in februari 2014 toch in het functieprofiel terechtkomt, is volgens Dierikx een ‘test’. “Zo nu en dan wordt er weleens een notitie gemaakt om eventjes te testen en nog eens een discussie uit te lokken over de vraag: hoe hard willen we dit … Daar hoeft u niet zo veel achter te zoeken. Uiteindelijk is de conclusie – en dat is materieel van waarde – dat we het zo gelaten hebben.”15
Zoektocht naar een nieuwe inspecteur-generaal: olie- en gas brancheorganisatie zit in selectiecommissie
Nadat De Jong zijn vertrek in de zomer van 2013 bij Dierikx en Camps heeft gemeld, polst De Jong onder meer via de NAM of er bij Shell potentiële kandidaten zijn voor zijn functie. Hij vindt
13
14
15 het namelijk belangrijk dat zijn opvolger kennis heeft van de ondergrond, de olie- en gaswereld en veiligheid.
Het ministerie is ongelukkig met de actie van De Jong, zo blijkt uit een ambtelijke nota van 13 augustus 2013. “Zeker gezien het Groningen-dossier (dat zeker nog enige jaren zijn actualiteit zal behouden) en de rol van Shell daarin, is het de vraag of het handig is om iemand fris uit Shell [te benoemen, red.] gezien de publieke opinie verantwoordelijk te maken voor het toezicht daarop. Dit element zal goed in de besluitvorming meegenomen moeten worden.”16
Jan de Jong bevestigt in zijn verhoor dat hij meerdere namen heeft doorgegeven aan het ministerie: “Ik heb proactief om ons heen gekeken wie daar eventueel voor in aanmerking zouden komen. Ervan uitgaande dat de directeur-generaal, zoals ook in het verleden, degene zou zijn die dat moest organiseren, heb ik dus een paar namen bij Mark Dierikx laten vallen. […] Daarna heb ik er niks meer mee gedaan.”17
De zoektocht van het ministerie van Economische Zaken naar een mogelijke kandidaat ‘via Shell’ (op basis van de tips van De Jong) is niet succesvol, meldt secretaris-generaal Camps op 11 december 2013 aan minister Kamp. Hij stelt voor om de functie open te stellen via de Algemene Bestuursdienst (ABD), die helpt bij de werving en selectie van topambtenaren. Na akkoord van Kamp gaat het ministerie op zoek naar kandidaten voor de selectiecommissie.18
Camps is voorzitter van de selectiecommissie, die bestaat uit zes leden. “In de voorbereiding is gesproken over het opnemen van een extern commissielid, in de persoon van Bart vd Leemput, NAM”, schrijft een senior adviseur van de directie bedrijfsvoering op 19 februari 2014 aan Camps. “Gezien de directe toezichtsrelatie van de SODM met NAM, stelt Mark Dierikx voor om Jo Peters, Secretaris-generaal van de branche organisatie NOGEPA op te nemen in de commissie”, aldus de adviseur.19 Nogepa (inmiddels omgedoopt tot Element NL) is de brancheorganisatie van olie- en gasbedrijven die in Nederland actief zijn. De NAM is een van de twaalf leden.20
In mei 2014 bespreekt de ABD mogelijke kandidaten met Peters van Nogepa. Peters stelt voor om Harry van der Meijden, oud-directeur van Shell Nederland, serieus in overweging te nemen. Hij was al een mogelijke kandidaat. Na verschillende voorgesprekken, waaronder een met Van der Meijden, gaat Camps akkoord met het voorstel om Van der Meijden uit te nodigen voor een gesprek met de selectiecommissie op 3 juni 2014. Het ministerie informeert Peters over de stand van zaken.21
Secretaris-generaal Camps licht tijdens zijn verhoor de keuze voor Van der Meijden toe. “De heer Van der Meijden had ervaring in de olie- en gassector en had dus ervaring met de thematiek
16 Ministerie van EZ. Nota aan directeur-generaal Energie Dierikx inzake gesprek met Jan de Jong op vrijdag 16 juni om 11:00, 13 augustus 2013.
17 Verslag openbaar verhoor van de heer J. de Jong, 30 augustus 2022.
18 Ministerie van EZ. Mailbericht minister Kamp aan secretaris-generaal Camps, 12 december 2013, 9.37. Onderwerp: RE: diversen
19 Ministerie van EZ. Onderbouwende stukken bij schriftelijke inlichting over de werving en sollicitatieprocedure van Inspecteurs-Generaal der Mijnen, 8 juni 2022.
20 Nogepa (2022).
21 Ministerie van EZ. Onderbouwende stukken bij schriftelijke inlichting over de werving en sollicitatieprocedure van Inspecteurs-Generaal der Mijnen, 8 juni 2022.