![](https://static.isu.pub/fe/default-story-images/news.jpg?width=720&quality=85%2C50)
7 minute read
Feitenreconstructie 2012-2017
der Steenhoven. Op de vraag van SodM hoe het vertrouwen tussen SodM en het KNMI hersteld kan worden, geeft Van der Steenhoven aan dat het KNMI bereid is om “de samenwerking te ondersteunen, vanuit […] onderscheiden rollen”. “Daarbij heb ik vooral herhaald dat het helemaal niet gek is als je met verschillende uitgangspunten resultaten boekt, zolang je daar maar open over spreekt met elkaar.”
Directeur-generaal Dierikx is volgens Van der Steenhoven blij met de toenadering, maar vraagt zich “terecht af of dit in de praktijk wel zou gaan werken”. Dierikx stelt daarom voor om als directeuren vaker met elkaar om tafel te zitten, inclusief TNO. Op deze manier wil Dierikx vaststellen “of er geen onnodige misverstanden ontstaan”. Van der Steenhoven heeft geen bezwaar tegen dit extra overleg. “Het zal ons in staat stellen om het subtiele verschil in rollen en wetenschappelijke onafhankelijkheid enerzijds en samenwerkingsgerichtheid anderzijds, nogmaals onder het voetlicht te brengen.”83
Tekstkader 6.3 Gezamenlijke publicaties KNMI en NAM
In het onderzoeksprogramma dat de NAM na de aardbeving in Huizinge in augustus 2012 start, staan duidelijke afspraken over de samenwerking tussen de NAM en het KNMI. Zo belooft de NAM om direct contact met het KNMI te vermijden, om zo de onafhankelijke positie van het KNMI als adviseur van het ministerie van Economische Zaken niet te schaden. “For the present study program, it has been agreed to avoid direct contact between NAM and KNMI to ensure KNMI’s independence as an advisor to the Ministry of Economic Affairs. Any contact with KNMI, e.g. on data acquisition and monitoring programs, will be agreed with EZ prior to the engagement.”84
Uit de inlichtingen die het KNMI met de enquêtecommissie heeft gedeeld, blijkt dat de NAM en het KNMI na 2012 meerdere keren bij dezelfde publicaties betrokken waren, bijvoorbeeld als opdrachtgever of financier.85
Onderzoeksleider Jan van Elk van de NAM benadrukt dat het KNMI geen onderdeel is geweest van het studieprogramma en dat het KNMI alleen op eigen initiatief de onderzoeken heeft uitgevoerd. “Ze hebben echt hun eigen onderzoeken gedaan, op eigen initiatief, zonder enige NAM- of medewerking van mensen die werden betaald door NAM of wat dan ook”, aldus Van Elk in zijn openbaar verhoor. En, legt Van Elk uit: “Wij betalen ze wel voor het onderhoud van het netwerk en voor het behandelen van de data uit het netwerk, maar dat is de enige financiële link tussen KNMI en ons. Ze doen echt hun eigen onderzoek. Sommige van die onderzoeken waren echt heel waardevol en de resultaten daarvan zijn ook ons opgenomen in ons werk.”86
83 KNMI. Mailbericht, 24 juli 2015, 9.05. Onderwerp: Re: verslag overleg EZ en SodM.
84 Elk, van & Doornhof (november 2012), p. 8.
85 Aantal voorbeelden: 1. Bourne et al. (2015). A Monte Carlo Method for Probabilistic Hazard Assessment of Induced Seismicity due to Conventional Natural Gas Production. Opdrachtgever: NAM, Shell, KNMI; 2. Bommer et al. (2017). Framework for a Ground-Motion Model for Induced Seismic Hazard and Risk Analysis in the Groningen Gas Field, The Netherlands. Financiers: Imperial College London, University of Liverpool, KNMI, Shell, Virginia Tech, Deltares, NAM, Engineering Consultant; 3. Noorlandt et al. (2017). Characterisation of ground motion recording stations in the Groningen Gas Field. Financiers: Deltares, Shell, KNMI, University of Liverpool, Virginia Tech, Imperial College London, NAM.
Ook Bernard Dost van het KNMI verklaart dat de NAM geen opdrachtgever was van KNMI-onderzoek. “NAM gaf geen opdrachten voor onderzoek. In die zin is het geen opdrachtgever. Maar we hadden natuurlijk wel een contract met NAM over de kosten voor het onderhoud en beheer en laten werken van het netwerk.”
De studies die het KNMI in het overzicht voor de enquêtecommissie heeft genoemd, zijn volgens Dost studies die met zoveel mogelijk wetenschappers tot stand zijn gekomen. “De studies waar u op doelt, waren studies met zo veel mogelijk wetenschappers, om ervoor te zorgen dat we daar het beste resultaat bij hadden. In zo’n context waren er verschillende wetenschappers die door de NAM ingehuurd waren. Die zaten tezamen met anderen van bijvoorbeeld TNO en KNMI of Deltares om een gezamenlijke studie te doen. Iedereen had z’n eigen inbreng daarin. Vandaar dat ook mensen van de NAM of gefinancierd door de NAM bij dit soort studies stonden.”87
6.2.7 Beter meetnetwerk en vrees voor aardbevingen die komen
KNMI en NAM breiden meetnetwerk uit
In 2015 rondt de NAM de langverwachte uitbreiding van het meetnetwerk af en draagt het over aan het KNMI. Het meetnetwerk telt eind 2015 vijftig boorgatseismometers: in elk boorgat van 200 meter diep hangt om de 50 meter een microfoon die trillingen kan registreren.88 Tientallen extra versnellingsmeters aan het oppervlak meten de beweging van de bodem.
De uitbreiding is van grote betekenis: door de extra meetpunten kan het KNMI de aardbevingen door gaswinning veel nauwkeuriger volgen en voor het eerst alle aardbevingen tussen magnitude 1,0 en 1,5 registreren. Ook registreert het netwerk een ‘aanzienlijk deel’ van de bevingen tussen magnitude 0,5 en 1,0. Voor 2015 lukte dit niet.89 In de periode 2014-2017 telt het KNMI ruim 430 aardbevingen in de provincie Groningen, variërend van magnitude 0,1 tot 3,1. Van 23 aardbevingen heeft het KNMI ook de grondversnellingen geregistreerd. De
86 Verslag openbaar verhoor van de heer van Elk, 7 september 2022.
87 Verslag openbaar verhoor de heer Dost, 30 augustus 2022.
88 KNMI (n.d. H6).
89 KNMI (n.d. H6).
Feitenreconstructie 2012-2017
hoogste grondversnelling die in deze periode is geregistreerd is 0,08g, bij de aardbeving op 5 november 2014 in Zandeweer (magnitude 2,9).90
Aardbeving Hellum: ‘Weg is de hoop dat het ergste achter de rug is’ De sterkste aardbeving in de periode 2014-2017 – magnitude 3,1 – vindt plaats op 30 september 2015 in Hellum, in de gemeente Slochteren.91 Burgemeester Geert-Jan ten Brink krijgt van inwoners berichten over huilende kinderen en rinkelende kopjes bij mensen thuis. Hij is aangedaan, meldt het Dagblad van het Noorden op 1 oktober 2015. “Weg is de hoop dat het ergste achter de rug is”, vat de krant het sentiment in de regio samen. “De theorieën over aardbevingen die steeds minder erg worden kunnen de ijskast in”, benadrukt Ten Brink in de krant. “Deze zware beving geeft aan dat we vaart moeten zetten achter het versterkingsprogramma van huizen. […] Veiligheid staat voorop.”92
Ook leerlingen van basisschool De Ent in Hellum hebben de aardbevingen opgemerkt. Ze omschrijven de aardbeving als ‘een groot schudden’, aldus het Dagblad van het Noorden op 2 oktober 2015. Ook de leerkracht is geschrokken. “Dit was heftiger dan alle voorgaande aardbevingen. De vorige waren meer implosies, iets dat zich diep in de grond afspeelde, nu waren er twee harde knallen achter elkaar en schudde de grond.” Een echtpaar met een oude woonboerderij vindt vooral de onzekerheid erg. “Schade is vervelend, maar kan worden hersteld. Onze grootste zorg is wat er in de grond beneden ons gebeurt. Wat staat ons nog te wachten?”93
In een achtergrondartikel legt het Dagblad van het Noorden uit dat de provincie rekening moet blijven houden met lichte en enkele zware aardbevingen. “Daarover verschillen experts niet van mening. De gaswinning gaat immers door en dus neemt de druk in het gasveld verder af, waardoor de spanningen in de bodem ontstaan die zich in een aardbeving kunnen ontladen.”
Hoe de bodem precies reageert op veranderingen in de gasproductie is volgens de krant niet bekend. Ook de aardbevingen zelf zijn nog altijd lastig te doorgronden, aldus KNMI-seismoloog Dost. “Het is enorm complex.” De wetenschappers lopen volgens de krant vooral op tegen een gebrek aan gegevens over de aardbevingen voor 2012. Daardoor is het ook lastig om uitspraken over aardbevingen in de toekomst te doen.
KNMI: aardbevingsrisico’s in Groningen kleiner dan verwacht, GBB twijfelt aan conclusie Doordat het meetnetwerk is uitgebreid, heeft het KNMI steeds meer data over aardbevingen door gaswinning. Doordat de versnellingsmeters de grondversnellingen realtime en continu meten, is de dataset sinds eind 2013 zelfs verdubbeld. Het KNMI kan daardoor nieuwe berekeningen maken over de seismische dreiging boven het Groningenveld.
Op 16 oktober 2015, twee weken na de aardbeving in Hellum, publiceert het KNMI de eerste nieuwe inzichten in de zogeheten ‘Probabilistic Seismic Hazard Analysis for Induced Earthquakes in Groningen’ (PSHA in jargon) op basis van gegevens tot 1 juni 2015. Uit deze studie blijkt dat seismische dreiging ‘boven het Groninger-gasveld kleiner is dan in eerdere berekeningen’. “In de Groningse gemeente Loppersum waar de seismische dreiging het grootst is, is de maximaal te verwachten grondversnelling gedaald met 14 procent. Op grotere afstand van Loppersum is de daling 40 tot 50 procent”, aldus het KNMI 94
90 KNMI. Schriftelijke toelichting over de maximale magnitude, grondversnellingen en grondsnelheden van aardbevingen in Noord-Nederland in vergelijking met aardbevingen in andere regio’s van Nederland en/of het buitenland, 15 juni 2022.
91 KNMI (n.d. H6).
92 Dagblad van het Noorden (1 oktober 2015).
93 Kelckhoven, van (2 oktober 2015).
Secretaris van de Groninger Bodem Beweging (GBB) Derk Kleijer twijfelt aan de conclusies van het KNMI, schrijft hij op 21 oktober 2015 in een opinieartikel in het Dagblad van het Noorden. Kleijer vindt de berichtgeving van het KNMI en het onderliggende rapport veel te vaag. Bewoners met vragen over bijvoorbeeld de situatie in Hellum kunnen er volgens hem niet mee uit de voeten. Wat betekent een daling van 14% bijvoorbeeld in absolute getallen? En slaat de opmerking over de daling van het seismisch risico ‘op grotere afstand van Loppersum’ op Hellum, hemelsbreed 12 kilometer van Loppersum? Met andere woorden, vraagt Kleijer zich af, kunnen inwoners rustiger gaan slapen?
Het is voor de Groninger Bodem Beweging niet duidelijk of het rekenmodel van het KNMI op wetenschappelijke wijze is getoetst. Een reactie van een KNMI-woordvoerder dat deskundigen hebben meegekeken, vindt Kleijer onvoldoende. “Wij, als inwoners van dit gebied, willen exact weten hoe en door wie het geheel onafhankelijk wordt getoetst. Immers, het maakt voor de geloofwaardigheid nogal wat uit als de meekijkende deskundologen bijvoorbeeld in dienst van de NAM of Shell zijn. En welke kwalificaties hebben deze meekijkers eigenlijk?”
“Vanuit een soort black box worden de voorspellingen in het openbaar gedumpt”, concludeert Kleijer. De secretaris benadrukt dat de conclusies van de OVV veel inwoners levendig voor de geest staan. “Kort gezegd kwamen deze neer op het volgende: met de veiligheid van de inwoners is nooit serieus rekening gehouden. De weinig transparante en daardoor ook weinig geloofwaardige voorspellingen over meevallende pga’s [de grondversnellingen, red.] door het KNMI roepen dat rapport in herinnering.”95
Nieuwe berekeningen brengen grondversnellingen in kaart
De belangrijkste uitkomst van de studie van het KNMI zijn zogenoemde ‘hazardkaarten’, oftewel kaarten van het aardbevingsgebied in Groningen die laten zien met wat voor grondversnellingen de regio rekening moet houden. Deze waardes zijn cruciaal om de schade in de toekomst in te schatten. De kaarten kunnen onder meer gebruikt worden voor een risicoanalyse van het winningsplan van de NAM, de beoordeling en versterking van gebouwen en het bepalen van prioriteiten, leggen het KNMI en TNO op 23 november 2015 uit in een toelichting aan SodM.96
94 Dost & Spetzler (oktober 2015).
95 Kleijer (21 oktober 2015).
96 KNMI & TNO (23 november 2015).