![](https://static.isu.pub/fe/default-story-images/news.jpg?width=720&quality=85%2C50)
3 minute read
Feitenreconstructie 2012-2017
6.2.8 Onzekerheden over aardbevingsrisico’s blijven groot
SodM adviseert een ‘lagere, maar stabiele gasproductie’
De nieuwe studies van het KNMI en de NAM over de seismische risico’s in Groningen zijn belangrijke bouwstenen voor het winningsplan waar de NAM voor de periode 2016-2021 aan werkt en voor het advies dat SodM over dit nieuwe winningsplan moet geven. In december 2015 vat SodM de belangrijkste conclusies samen in een advies aan het ministerie van Economische Zaken.101
In een presentatie over dit advies in het provinciehuis in Groningen legt SodM uit dat de studies laten zien dat de seismiciteit en de seismische dreiging in Loppersum lager zijn dan in mei 2015. De seismische dreiging bij de stad Groningen en Delfzijl is vergelijkbaar. In vergelijking met twee jaar eerder is de seismiciteit in Delfzijl toegenomen. De studie van de NAM laat daarnaast zien dat bij een gasproductie van 33 miljard kubieke meter ongeveer 4.000 gebouwen een veiligheidsrisico hebben (oftewel een veiligheidsrisico tussen de 10-4 en 10-5). De NAM noemt dit volgens SodM een ‘verantwoord niveau van gaswinning’ en vindt het aantal gebouwen ‘behapbaar’.102
SodM heeft meerdere kanttekeningen bij de voorspellingen over de aardbevingsrisico’s. Zo zijn de onzekerheden in de gebruikte rekenmodellen ‘nog steeds groot’. Ook benadrukt SodM dat de gunstige gevolgen van minder productie bij het Loppersumcluster tijdelijk zijn. “Uit nader onderzoek zal moeten blijken of het voor een evenwichtige verdeling de compactie van het gasvoerende gesteente verstandig is om op enig moment weer enkele clusters bij te zetten.”
SodM adviseert onder meer om de gasproductie terug te brengen naar een niveau ‘waarbij het seismisch risico geminimaliseerd en zoveel mogelijk gestabiliseerd wordt, maar waarbij zodanig gelijkmatig wordt geproduceerd, dat snelle productiefluctuaties (tijdsduur week/maand) vermeden worden’. Ook moet het seismisch risico leidend zijn voor de manier waarop de NAM in een jaar de productie over de verschillende clusters in het Groningenveld verdeelt. De berekeningen die de NAM hiervoor gebruikt en die de basis vormen voor de eerdergenoemde risicokaarten zouden door een onafhankelijke instantie moeten worden gemaakt.103
Winningsplan NAM: veiligheid inwoners is gewaarborgd In april 2016 dient de NAM het definitieve nieuwe winningsplan in. De NAM benadrukt dat de veiligheid voor bewoners een leidraad is, net als een voortvarende afhandeling van schades en versterking ‘waar noodzakelijk’. Ook zet de NAM in op een ‘zo gelijkmatig mogelijke productie’ (zie themahoofdstuk IV over vlakke winning) en een ‘doelmatige gaswinning voor de operator’. De NAM concludeert: “De bovengrens voor de jaarproductie voor langere termijn in dit Winningsplan is 33 bcm [miljard kubieke meter] per gasjaar. Volgens de meest recente inzichten is bij dit productieniveau (en de lagere productieniveaus die NAM heeft doorberekend) een gelijkmatige productie mogelijk en is de veiligheid voor bewoners in voldoende mate gewaarborgd. Voor het eerstvolgende gasjaar (2016-2017) stelt NAM voor om de huidige jaarproductie van 27 bcm en de heersende verdeling over de clusters te handhaven.”
Volgens de NAM is het mogelijk om in de toekomst de productie jaarlijks ‘neerwaarts of opwaarts op een beheerste en gelijkmatige wijze’ aan te passen. Dit doet de NAM op basis van een ‘meet-en-regelprotocol’ dat op verzoek van de minister van Economische Zaken is gemaakt. In dit plan staat hoe de NAM de productie en verdeling wil bijstellen op basis van actuele gegevens over het aantal aardbevingen, de gemeten grondversnellingen en de voortgang van de versterkingsoperatie.
In de delen over de seismische risico’s benadrukt de NAM dat er tot nu toe geen kwantitatieve relatie is tussen de gasproductie en de sterkte van aardbevingen. “Onderzoek daarnaar is in volle gang en is in belangrijke mate afhankelijk van de gegevens uit de diverse meetnetwerken.” Ook geeft de NAM aan dat aardbevingen met een magnitude groter dan 5,0 zeer onwaarschijnlijk zijn. Wel komt er een workshop met internationale experts, om de maximale magnitude in Groningen te definiëren.
De NAM wil ook de maatschappelijke gevolgen van de aardbevingen in Groningen beter in beeld brengen. “De inventarisatie beschrijft daarmee, naast de situatie eind 2015, ook de onderwerpen waar aanvullende informatie wenselijk is en welke aanpassingen van maatregelen de effectiviteit kunnen vergroten”, aldus de NAM.
Uit het winningsplan blijkt dat het overgrote deel van de schademeldingen valt in de eerste categorie van de schadegradaties volgens de Europese Macroseismische Schaal (zie paragraaf 1.2.3 van hoofdstuk 1). Deze schaal geeft de intensiteit van de aardbeving weer en de mogelijke schade aan gebouwen. In de eerste categorie (DS1) gaat het om ‘verwaarloosbare tot lichte schade’, zoals haarscheurtjes in muren en loszittende stenen die vallen. Ook is er een ‘gering aantal’ schades in de tweede categorie van deze schaal (DS2), oftewel lichte constructieve schade zoals scheuren in meerdere muren en vallende delen van schoorstenen. In een ‘tiental’ gevallen is er schade uit de derde categorie (DS3) gemeld, oftewel aanzienlijk tot zware schade. Het gaat dan om ‘matige constructieve schade’, zoals grote en diepe scheuren in de meeste muren van een gebouw, dakpannen die wegglijden, schoorstenen die breken of een breuk van niet-constructieve onderdelen in een huis. De NAM voegt daar direct aan toe dat er bij dit type schade vaak ook andere oorzaken zijn, zoals een slechtere staat van de woning. “De aangetroffen (complexe) schadegevallen in DS3 zijn veelal multi-causaal en à priori niet eenduidig of uniek toe te wijzen aan aardbevingen.”
De NAM benadrukt dat er in de toekomst een ‘gering aantal’ zware schades zullen ontstaan en dat schades uit de eerste en tweede categorie zullen blijven optreden. Omdat het bij deze schades ‘meer om een maatschappelijk effect dan een levensbedreigend effect’ gaat, wil de NAM inzetten op maatregelen en monitoring. Het bedrijf denkt onder meer aan het verbeteren van het schadeprotocol, ‘innovatie in schadeherstel’ en ‘koppelkansen’, zoals het combineren van schadeherstel, nieuwbouw en verduurzaming bij bijvoorbeeld boerderijen.104
“Door een scherper beeld van de schades en het schadepotentieel, de maatregelen om het