7 minute read

Feitenreconstructie 2012-2017

afhandelingsproces en de koppelkansen te optimaliseren en de validatie van dat beeld via het Meet- en Regelprotocol en de toekomstige ‘event’ rapporten is de schade naar verwachting proportioneel in verhouding met de winning”, concludeert de NAM.

Maatregel

1 Drukverschillen tussen het noorden en het zuiden van het veld zo klein mogelijk te houden.

2 De gasafname van het veld zo te optimaliseren dat die voornamelijk in het zuiden van het veld plaatsvindt, om zo het veld rond Loppersum, waar tot nu toe de meeste bevingen hebben plaatsgevonden, te ontzien.

3 Het verlagen van de druk in de randblokken om die zo op gelijke druk met het hoofdgedeelte van het veld te brengen.

4 Verminderen van de maximale jaarlijkse gasafname van het veld.

5 Het zo veel mogelijk handhaven van de druk in het veld door het injecteren van een bepaald volume gas (stikstof), waardoor minder compactie ontstaat.

6 Het zodanig gelijkmatig produceren van het gasveld, dat snelle productiefluctuaties worden vermeden.

Bron: NAM, 2016105

Dit zegt de NAM over de effectiviteit:

“Het minimaliseren van drukverschillen over het veld is een algemeen aanvaarde en door de NAM tot 2013 gehanteerde ‘best practice’ binnen de industrie, die leidt tot een hogere productiecapaciteit en een efficiëntere winning van de totale volumes.” Na 2013 lukte dit door de insluiting van clusters niet meer. Dit principe wordt in 2016 alsnog verder onderzocht.

Vertraagt de aardbevingen, maar leidt niet tot een wezenlijke vermindering

Wordt niet verder onderzocht ‘gelet op de omvang en complexiteit van een dergelijk project’

Onderdeel van het onderzoeksprogramma van de NAM

In het verhaal dat de NAM naar het publiek voorbereidt, benadrukt de NAM dat het aardbevingsrisico ‘binnen aanvaardbare Nederlandse normen ligt’, ‘met een goed behapbaar programma voor de versterking van huizen’. “Verdere produktie-beperking levert marginale verbetering op, maar kost veel”, zo staat in de interne ‘story line’ uit december 2015.

Indien Groningen-produktie heel ver wordt teruggebracht (“omkeer-scenario”) dan kunnen honderden miljarden kubieke meters gas ongeproduceerd blijven en 100 miljard aan waarde worden vernietigd. Hiermee wordt ook de economische basis onder het Plan-Alders [de versterkingsoperatie, red.] weggehaald.” De NAM laat het feit buiten beschouwing dat bevingen, veroorzaakt door de gasproductie, tot grootschalige schade leiden.

De NAM wil naar buiten toe ook benadrukken dat het risico op aardbevingen daalt en dat er steeds minder onzekerheden zijn. Daardoor hoeven er minder huizen versterkt te worden:

4.000 bij een productie van 33 miljard kubieke meter per jaar. De NAM verwacht dat dit aantal daalt bij een nieuwe ronde onderzoeken. De nationale veiligheidsnorm uit december 2015, de eerdergenoemde Meijdamnorm, geeft volgens het bedrijf een toetsingskader voor het aardbevingsrisico.106

TNO: norm ontbreekt voor veel type schade

Na de publicatie van het winningsplan van de NAM vraagt SodM advies bij TNO over de relatie tussen piekgrondversnellingen en schade door aardbevingen. Is het mogelijk om te stellen dat er bij bepaalde versnellingen schade optreedt? En welke niveaus van schade zijn eigenlijk geaccepteerd? In een notitie van 27 mei 2016 slaat TNO een heel andere toon aan dan de NAM eerder deed. Zo benadrukt het kennisinstituut dat er voor schades in de tweede, derde en vierde categorie van de EMS-schaal geen normen of richtlijnen zijn. TNO schrijft: “Er zijn daarvoor derhalve geen expliciete keuzes bekend ten aanzien van de schade die wordt geaccepteerd.”

Op basis van eerdere studies en literatuur legt TNO uit dat het moeilijk is om een relatie vast te stellen tussen de verschillende grondversnellingen en de daaraan gerelateerde schade. Soms is er bij een zeer lage piekgrondversnelling (pga) al een kleine kans op schade. Met andere woorden: in Groningen zijn bij kleine bevingen veel grotere kansen op schade. TNO beveelt aan om meer onderzoek te doen en de schades uit de tweede (DS2) en derde categorie (DS3) in Groningen te analyseren. Want, benadrukt TNO: “DS2 schade is veel ingrijpender en moeilijker te repareren; DS3 schade leidt in veel gevallen tot het total loss zijn van bouwwerken. […] Het is uiteindelijk aan de overheid om bepaalde normen te stellen.”107

SodM: schade door gaswinning is niet acceptabel Voor toezichthouder SodM is het winningsplan van de NAM onvoldoende, blijkt uit het advies van 21 juni 2016. Zo ontbreekt het onder meer aan een berekening van de mate van schade voor EMS-categorieën 1, 2 en 3. Daardoor is de schade onderbelicht, terwijl de kans op onherstelbare schade op een groot aantal gebouwen volgens SodM ‘aanzienlijk groter is dan de kans op dodelijke slachtoffers’. SodM schrijft: “De beoordeling van NAM dat schade van niveau DS1 en zeker DS2 voor de inwoners van Groningen acceptabel zou zijn, wordt door SodM niet gedeeld DS2 schade (scheuren in meerdere muren) is naar de mening van SodM geen “hinder”. Bij DS3-schade zijn gebouwen dusdanig zwaar beschadigd dat herstel economisch niet meer haalbaar is en nieuwbouw noodzakelijk wordt.”

Feitenreconstructie 2012-2017

Over de maatregelen die de NAM heeft onderzocht om aardbevingen te voorkomen of te beperken, schrijft SodM, dat de beoordeling van de NAM ‘in belangrijke mate mede bepaald’ wordt door ‘de modelkeuzes en aannamen’ die het bedrijf maakt in het onderliggende rekenmodel. Het is volgens SodM niet mogelijk om de berekeningen van de NAM door een onafhankelijke partij te laten controleren. “De berekende effectiviteit van de verschillende maatregelen moet dan ook gerelativeerd worden.” Het valt SodM op dat de NAM alleen mitigerende maatregelen voorstelt en geen maatregelen om aardbevingen te voorkomen. Bovendien is het nog maar de vraag of een mitigerende maatregel zoals de versterking van huizen in Groningen mogelijk is, bijvoorbeeld als het gaat om monumenten. “Het voorkomen en beperken van schade zou het uitgangspunt moeten zijn bij de productie”, benadrukt SodM. “NAM geeft er onvoldoende blijk van dat dit ook voor hen een leidend criterium is.”

Ook over het meet-en-regelprotocol is SodM ontevreden. “Een belangrijke tekortkoming is gelegen in het feit dat NAM nog niet in staat is gebleken een systeem-optimalisatie en een bijhorende Meet- en regelcyclus te ontwikkelen die het seismisch risico nog verder zou kunnen reduceren, door te zorgen voor een optimale verdeling van de gaswinning over de verschillende deelgebieden”, aldus het advies. Ook staat in het advies: “SodM heeft er eerder op gewezen dat de productieverdeling over het gasveld moet plaatsvinden op basis van een adequaat risicobeheerssysteem, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen in de seismiciteit, het seismisch risico en de voortschrijdende inzichten”, vervolgt de toezichthouder. “In het winningsplan wordt gekozen voor het handhaven van de huidige verdeling van de productie over de productieclusters. Deze keuze wordt niet goed onderbouwd. Hiermee is de productieverdeling over de clusters niet ingericht op basis van het seismisch risico.”

Een andere belangrijke conclusie van SodM is dat de vraag wat een verantwoord winningsniveau is ondanks het toegenomen onderzoek ‘niet eenduidig’ te beantwoorden is.108 “Wij betwistten a de conclusie dat je bij 33 veilig zou kunnen produceren, omdat we de uitkomsten van de risicomodellen, de modellen door de NAM gebruikt wat betreft de risicogegevens, niet vertrouwden”, verklaart Van der Meijden tijdens zijn openbaar verhoor. “En b vonden wij de aanname dat je 4.000 huizen zou kunnen versterken in no time, want dat moest dan heel snel gebeuren, volstrekt ongeloofwaardig.”109

KNMI: seismische dreiging neemt af Op 30 juni 2016 publiceert het KNMI een nieuwe versie van de risicokaart met grondversnellingen in het aardbevingsgebied. In tegenstelling tot de oude versie neemt deze kaart ook de gevolgen van de ondiepe ondergrond in Groningen mee die uit klei, veen of zand bestaat. Deze ondergrond kan de aardbevingen verzwakken of versterken. Door de extra gegevens nemen de onzekerheden in de voorspellingen af, benadrukt het KNMI. De seismische dreiging kan daardoor ook naar beneden worden bijgesteld: in de gemeente Loppersum, het hart van het aardbevingsgebied, gaat de te verwachte grondversnelling (PGA) van 0,36g naar 0,22g (gebaseerd op een overschrijdingskans van eens in de 475 jaar).110

108 SodM (mei 2016).

109 Verslag openbaar verhoor de heer Van der Meijden, 27 september 2022.

110 KNMI (30 mei 2016).

Hoewel de NAM een andere methode gebruikt om de grondversnellingen te voorspellen – namelijk op basis van productiescenario’s in aanvulling op de aardbevingen die tot dan toe zijn opgetreden – zijn de verschillen volgens het KNMI klein. “De resultaten van de berekeningen van het KNMI moeten dan ook beschouwd worden als een onafhankelijke verificatie van de NAM dreigingsberekeningen.”111

Twee maanden na de publicatie van de nieuwe risicokaart van het KNMI, op 9 september 2016, maakt het KNMI bekend dat de effecten van minder gas winnen zichtbaar zijn in de metingen van het instituut. “Sinds 2014 is de seismiciteit rondom Loppersum afgenomen. Het zwaartepunt van het seismisch moment, een maat voor de vrijgekomen energie, verplaatst zich naar het zuiden van het Groningenveld.”112

Begin 2017 meldt het KNMI dat de trend zich heeft doorgezet: in 2016 zijn in totaal 13 aardbevingen geweest met een magnitude hoger dan 1,5. “Dit aantal werd voor het laatst in 2007 opgetekend”, aldus de seismologen. “In de tussenliggende jaren werd een maximum aantal van 32 bevingen in 2013 bereikt. Sinds 2014 daalt het jaarlijks aantal bevingen.”

Een half jaar later blijkt dat de dreiging door aardbevingen nauwelijks is gewijzigd. “In het noordelijk deel van het Groningen-gasveld is een lichte daling van de seismische dreiging te zien en in het zuidelijk deel een lichte stijging”, aldus het KNMI in een update op 15 juni 2017.113

“De berekeningen laten zien dat in het noordelijk deel van het Groningen-gasveld de seismische dreiging met maximaal 0,05g is afgenomen en in het zuidelijke deel met maximaal 0,05g toegenomen”, aldus het KNMI. “Deze af- en toename zijn vooral het gevolg van het verplaatsen van de bevingen naar het zuiden van het Groningenveld. De verplaatsing is vorig jaar al waargenomen in het seismisch moment, een maat voor de vrijgekomen energie. Het maximum van de te verwachte grondversnelling is licht gestegen van 0,22g in 2016 naar 0,24g.”114

Communicatie over risico’s is onduidelijk Doordat de kennis over de gevolgen van de gaswinning sterk toeneemt, veranderen de inzichten en inschattingen over de veiligheid in Groningen regelmatig. Dit leidt tot onduidelijkheid bij inwoners in Groningen, verklaart Muntendam-Bos van SodM in haar verhoor. “In de eerste jaren [2014] wisten we eigenlijk alleen wat over de seismische dreiging, dus over wat voor grondbewegingen er in Groningen kunnen optreden”, aldus Muntendam-Bos. “Eerst moesten al die huizen in Groningen in kaart gebracht worden: wat voor huizen staan daar, waar staan ze en waar staan ze ten opzichte van die grondbeweging? Dat moest goed in kaart gebracht worden. Ook moest geanalyseerd worden of de Nederlandse huizen slapper of minder slap zijn of steviger juist dan huizen gemiddeld genomen in het buitenland. Daar zijn heel veel proeven en analyses

111 KNMI. Schriftelijke inlichting met een chronologisch overzicht (tijdlijn) waarin is opgenomen in hoeverre door en binnen het KNMI, respectievelijk door derden die het KNMI hierover benaderden, risico’s zijn gesignaleerd die mogelijk verbonden waren aan de winning van aardgas, 8 april 2021.

112 KNMI. Schriftelijke inlichting met een chronologisch overzicht (tijdlijn) waarin is opgenomen in hoeverre door en binnen het KNMI, respectievelijk door derden die het KNMI hierover benaderden, risico’s zijn gesignaleerd die mogelijk verbonden waren aan de winning van aardgas, 8 april 2021.

113 KNMI. Schriftelijke inlichting met een chronologisch overzicht (tijdlijn) waarin is opgenomen in hoeverre door en binnen het KNMI, respectievelijk door derden die het KNMI hierover benaderden, risico’s zijn gesignaleerd die mogelijk verbonden waren aan de winning van aardgas, 8 april 2021.

114 KNMI (15 juni 2017).

This article is from: