19 minute read

Feitenreconstructie 2012-2017

Het is geen toeval dat deze aankondigingen – de NAM trekt zich terug (het goede nieuws) en mensen in het buitengebied krijgen niets uitgekeerd (het slechte nieuws) – op dezelfde dag naar buiten komen, aldus Alders in zijn openbaar verhoor.483

Tekstkader 6.15 De Schone Lei-voucherregeling

De NAM doet een aanbod aan alle bewoners met nog openstaande schadedossiers en aan alle bewoners met een afgesloten dossier waar alleen C-schade is geconstateerd (zonder dat de NAM de schades erkent). Deze bewoners ontvangen een voucher die zij kunnen gebruiken om een aannemer in te huren voor schadeherstel.

• In dossiers waar alleen C-schade is geconstateerd ontvangen de bewoners een voucher van €1.500 om de kosten van schadeherstel mee te betalen.

• In dossiers waarin (ook) sprake is van erkende A- of B-schade kan het bedrag van de voucher soms hoger ligger, afhankelijk van het vastgestelde schadebedrag.

Bewoners krijgen een jaar de tijd om een voucher te accepteren. Na acceptatie moet de voucher binnen vijf jaar verzilverd worden.

Uit cijfers van de NAM blijkt dat van de ruim 16.000 aangeboden vouchers er 6.890 zijn geaccepteerd, die bijna allemaal zijn verzilverd.

In de aankondiging van 31 maart 2017 komen verschillende zaken bij elkaar: NAM’s wens om – op haar voorwaarden – op afstand te komen staan van schade (het ‘NoA’-traject), de voor inwoners teleurstellende uitkomst van de proef Buitengebied en de mede daardoor ontstane behoefte aan een schone lei, en de alsmaar oplopende onvrede over het schadeafhandelingsproces. In de aanloop naar 31 maart is Alders druk bezig met het vergaren van steun voor zijn plannen. Hij richt zich voornamelijk op de NAM en de minister van Economische Zaken. De NAM komt halverwege maart met een notitie waarin zij zegt de plannen van de NCG te onderschrijven. Het plan is dan nog dat nieuwe (niet-kleine) schades met directe ingang beoordeeld worden op basis van de TNO-methode.484 Ook minister Kamp raakt overtuigd van de noodzaak voor een nieuwe schadeaanpak. In een nota aan Kamp wijzen zijn ambtenaren erop dat – om de voorstellen van Alders goed te laten landen – het een ‘absolute voorwaarde’ is dat “de regionale bestuurders zich openlijk en consequent committeren” aan Alders’ plannen.485 Intern tonen ambtenaren van Economische Zaken zich sceptisch over (de haalbaarheid van) de plannen. Ze vinden 1 juli een te strakke deadline.

Tekstkader 6.16 Plannen schadeaanpak 2.0

1. Bij een beving wordt een effectgebied op basis van het KNMI-meetnet vastgesteld.

2. Bij ‘kleine schades’ (niet gedefinieerd) binnen het effectgebied wordt de causaliteit niet nader onderzocht en volgt een aanbod tot herstel door een aannemer naar keuze.

3. Als a. iemand niet wil dat de schade wordt hersteld, b. het een ‘grote’ schade betreft of c. de schade buiten het effectgebied valt, zal de schadeoorzaak worden onderzocht.

4. De schadebeoordeling vindt door het CVW plaats op basis van de TNO-methodiek. Een onafhankelijke schadecommissie (OCS) toetst of de beoordeling voldoet aan vastgestelde kaders (protocol, handboek) en stelt vervolgens de omvang van de schade vast.

Bron: Ministerie van EZ, 2017486

Nadat de NAM en minister Kamp hun steun hebben toegezegd, gaat Alders met zijn plannen de boer op bij de lokale bestuurders en maatschappelijke organisaties. Gedeputeerde Eelco Eikenaar verklaart in zijn verhoor dat hij eind maart 2017 plotseling gevraagd werd voor een ‘spoedoverleg’ met Alders en de burgemeesters. “[…] de NAM zou ertussenuit gaan, dat was het hele verhaal. ”487 Hierna volgt nog een aantal overleggen waarin Alders zijn plannen voor een ‘schadeaanpak 2.0’ uiteenzet. Ook het Gasberaad en de Groninger Bodem Beweging praat Alders naar eigen zeggen bij. De betrokkenen kunnen zich vinden in het voornemen om de NAM verder op afstand te plaatsen van het schadeafhandelingsproces. Wel ontstaat er discussie over het plan om schades voortaan te beoordelen aan de hand van de TNO-methodiek, een methode die Witteveen+Bos toepast in onder meer de proef Buitengebied en waarop veel kritiek komt. De steun ontbreekt daarom voor het plan om nieuwe schadegevallen (die binnenkomen na 31 maart) op deze manier te beoordelen. “Uitgesproken is dat men nog steeds van mening is dat op 31 maart het huidige stelsel gesloten zou moeten worden, maar dat het aanvaardbaar is enige tijd te nemen voor de inrichting van het nieuwe stelsel, waarbij nieuwe meldingen worden geregistreerd, maar de inspecties pas plaats vinden nadat er overeenstemming bestaat over de schadebeoordelingssystematiek”, noteert Alders in een memo.488 En dus gaat de aankondiging van 31 maart gepaard met de mededeling dat, in afwachting van het nieuwe schadeprotocol, nieuwe schademeldingen niet worden afgehandeld: het schadeproces komt stil te liggen. Een situatie die uiteindelijk een heel jaar voortduurt.

Boek 3

Feitenreconstructie 2012-2017

Op 31 maart is de veronderstelling nog dat er op 1 juli een nieuw schadeprotocol ligt. Een haalbare deadline, gezien de uitgewerkte plannen voor een nieuwe aanpak die er liggen, zo verklaart Alders.489 Dat is ook de inschatting van secretaris-generaal Camps. “Het beeld bij ons allen was: we gaan stoppen, we kunnen in vrij korte tijd op basis van de contouren die we nu hebben een nieuw protocol maken en daar gaat iedereen voor zijn.” Maar, zo schetst Camps in zijn verhoor “eigenlijk bleek op diezelfde dag […] dat de steun voor die contouren begon af te brokkelen.”490 De moeizame zoektocht om te komen tot een nieuw schadeprotocol is in paragraaf 7.4.1 van hoofdstuk 7 beschreven.

6.4.8 Omkering van de bewijslast: van amendement tot de novelle Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen

Omkering van de bewijslast opnieuw geagendeerd Geruime tijd voordat het regeerakkoord van oktober 2017 en het Akkoord op Hoofdlijnen van juni 2018 tot stand komen, wordt omkering van de bewijslast weer onderwerp van debat in de Tweede Kamer, en wel vanaf 2014. Net als het op afstand zetten van NAM, is ook deze omkering van belang voor de schadeafhandeling. De discussie daarover, inclusief een wetsvoorstel met een advies van de Raad van State over de amendementen, duurt van 2014 tot 2016. Het traject loopt voor een deel gelijk op met de discussie over het op afstand zetten van de NAM, die in de paragraaf hiervoor aan de orde is gekomen.

Net als zijn voorgangers is minister Kamp tegen omkering van de bewijslast. Naar aanleiding van Kamervragen op 31 januari 2014 antwoordt hij dat hij omkering van de bewijslast niet nodig acht: “Met de combinatie van de risicoaansprakelijkheid in artikel 6:177 van het Burgerlijk Wetboek enerzijds en de ondersteuning die de Technische commissie bodembeweging biedt bij het onderzoeken van het causale verband tussen schade en bodembeweging anderzijds, acht ik voldoende verzekerd dat ontstane schade op laagdrempelige wijze door NAM vergoed zal worden. Een omkering van de bewijslast als uitgangspunt voor de NAM te verrichten herstelwerkzaamheden acht ik derhalve niet nodig.”491

Tweede Kamerlid Ouwehand denkt daar anders over en dient op 6 februari 2015 – bij een voorgestelde wijziging van de Mijnbouwwet – een amendement in dat omkering van de bewijslast regelt.492 Ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken adviseren minister Kamp om het amendement te ontraden.493 Tijdens een debat in de Tweede Kamer op 12 februari 2015 stelt minister Kamp wederom dat de bestaande regeling voldoet en dat hij geen voordeel ziet in omkering van de bewijslast. Op 15 april 2015 voegt Kamerlid Vos zich als mede-indiener bij het amendement.494

Verschillende partijen (de ministeries, de NAM en de Tcbb) zijn niet gelukkig met het amendement-Vos/Ouwehand. Ambtelijk bestaat er bij de departementen van Economische

489 Verslag openbaar verhoor van de heer Alders, 28 september 2022.

490 Verslag openbaar verhoor van de heer Camps, 28 september 2022.

491 Kamerstuk II 2013/14, 33529, nr. 30, p. 20.

492 Kamerstuk II 2014/15, 34041, nr. 8.

493 Ministerie van EZ. Mailbericht, 16 februari 2015, 15.43. Onderwerp: Onderzoek LA omkering bewijslast.

494 Kamerstuk II 2014/15, 34041, nr. 12.

Zaken, Algemene Zaken, en Veiligheid en Justitie weerstand tegen invoering van omkering van de bewijslast. In de ogen van verschillende ambtenaren hebben gedupeerden al een relatief sterke positie door de combinatie van risicoaansprakelijkheid van de mijnbouwexploitant en de mogelijkheid van de rechter om de bewijslast te verlichten of om te keren. Zij zijn van mening dat de rechter tot hetzelfde resultaat kan komen zonder omkering van de bewijslast wettelijk te regelen. Ook denken sommigen dat een wettelijke regeling van omkering van de bewijslast de positie van benadeelden zelfs kan verslechteren, omdat de rechter de bewijslast niet meer zelf redelijk en billijk kan verdelen.495

De NAM is eveneens tegen invoering van omkering van de bewijslast. De NAM is bang voor misbruik en verwacht meer rechtszaken. Bovendien komt er als gevolg van de risicoaansprakelijkheid al meer voor rekening van de NAM dan bij een gewone aansprakelijkheid het geval zou zijn geweest. De NAM maakt zich zorgen dat met een wettelijk bewijsvermoeden nog meer schade voor rekening van de NAM zal komen.496 Ook de Tcbb is geen voorstander van omkering van de bewijslast. Net als de NAM verwacht de Tcbb dat het aantal procedures zal toenemen en dat dit niet per definitie in het voordeel van de gedupeerde zal werken. De Tcbb adviseert de minister van Economische Zaken in haar brief van 3 mei 2015 dan ook een zodanige regeling te treffen, dat degene met schade er niet op achteruitgaat als gevolg van de omkering van de bewijslast.497

Kamp vraagt de Raad van State om ‘voorlichting’ De plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet vindt plaats op 22 en 25 april 2015. Minister Kamp laat de Tweede Kamer (per brief van 25 april 2015) weten dat hij de Raad van State graag voorlichting wil vragen over de omkering van de bewijslast. Daarom vraagt de minister om uitstel van de stemmingen tot de Raad van State de voorlichting heeft uitgebracht.498 De Tweede Kamer gaat niet mee in dit voorstel van de minister. Op 28 april 2015 stemt de Tweede Kamer over het wetsvoorstel en neemt vier amendementen aan, waaronder het amendement-Vos/Ouwehand over omkering van de bewijslast. In reactie daarop geeft de minister bij brief van 1 mei 2015 aan de Eerste Kamer aan dat hij – na overleg in de ministerraad – de Raad van State voorlichting heeft gevraagd over deze amendementen, omdat de Raad van State zich nog niet eerder heeft kunnen uitspreken over de fundamentele onderwerpen die de amendementen behelzen.499

Op 7 oktober 2015 brengt de Raad van State de gevraagde voorlichting uit over de vier aangenomen amendementen.500 De raad doet voor alle amendementen verbetervoorstellen. Hij constateert dat het amendement-Jan Vos/Ouwehand een wettelijk bewijsvermoeden introduceert. Het is volgens de raad noodzakelijk dat het bewijsvermoeden helder wordt

495 Ministerie van V&J. Notitie aan de minister van V&J inzake advies omkering bewijslast mijnbouwschade, 4 mei 2015; notitie van de landsadvocaat aan het ministerie van EZ inzake Omkering bewijslast mijnbouw – onderzoek Nederlands recht, 11 maart 2015.

496 Ministerie van EZ. Nota aan minister Kamp inzake samenwerkingsafspraken NAM-EZ in relatie tot omkering bewijslast mijnbouwschade, 29 oktober 2015.

497 TCBB. Brief aan minister Kamp inzake omkering bewijslast bij mijnbouwschade, 3 december 2015.

498 Kamerstuk II 2014/15, 34041, nr. 39.

499 Kamerstuk I 2014/15, 34041, B.

500 Kamerstuk II 2015/2016, 34041, nr. 43.

Boek 3

Feitenreconstructie 2012-2017

afgebakend. De afbakening is volgens de raad op twee punten niet duidelijk: op welk type schade het ziet en wat de afbakening van het effectgebied is.

Hoewel het amendement-Jan Vos/Ouwehand dus strikt genomen een ‘wettelijk bewijsvermoeden’ regelt, wordt in ambtelijke kringen nog een tijd gesproken van ‘omkering van de bewijslast’. Om die reden komt hierna ook nog vaak de term ‘omkering van de bewijslast’ in dit rapport voor (omdat anderen dit nog wel gebruiken).

NAM blijft zicht verzetten tegen wettelijk bewijsvermoeden

Minister Kamp wordt in een nota van 29 oktober 2015 door zijn ambtenaren voorbereid op een telefonische afspraak met Gerald Schotman, de directeur van de NAM, over omkering van de bewijslast. Ambtenaren schrijven dat de NAM erg bezorgd is dat het daadwerkelijk tot omkering van de bewijslast zal komen. Schotman zal de minister vragen te onderzoeken of invoering kan worden voorkomen door de afspraken die de NAM en Economische Zaken hebben uitgewerkt over een verbeterd proces van schadeafhandeling en geschillenbeslechting. Dit betreft de afspraken waarbij de NAM meer naar de achtergrond zal treden en het CVW en de NCG meer op de voorgrond zullen treden, zowel bij schadeafhandeling als bij versterking (zie paragraaf 6.4.5). Volgens de NAM komen de uitgewerkte afspraken door de omkering van de bewijslast op de helling te staan. De NAM vreest dat omkering van de bewijslast zal leiden tot oneigenlijke claims en meer rechtszaken. Een argument in de nota is ook dat het voor een ‘effectieve regie’ van de NCG beter kan zijn als er geen omkering van de bewijslast komt. In diezelfde nota wordt vervolgens aan de minister voorgesteld om te verkennen of met de PvdA-fractie kan worden onderhandeld over het onthouden van steun voor de omkering van de bewijslast. Voorgesteld wordt “een stevige binding van NAM aan een verbeterd proces met de NCG rond schade-afhandeling en een versterkte regeling rond onafhankelijke geschillenbeslechting”. Tevens kan de minister een toezegging doen over het verzekeren van rechtsbijstand in Groningen.501 Uit een e-mailwisseling tussen ambtenaren van de ministeries van Economische Zaken en Algemene Zaken van 6 november 2015 blijkt dat de PvdA-fractie niet meegaat in dit voorstel.502

Opname wettelijk bewijsvermoeden in een novelle Het ministerie van Economische Zaken komt vervolgens met het voorstel om een novelle in te dienen om het wettelijk bewijsvermoeden te regelen (zie tekstkader 6.17). Met die novelle worden de overige drie aangenomen amendementen geschrapt (onder andere het adviesrecht voor decentrale overheden). Deze zullen in een ander wetsvoorstel worden verwerkt: het wetsvoorstel naar aanleiding van het in 2015 verschenen OVV-rapport Aardbevingsrisico’s in Groningen. De fracties van de PvdA en de VVD kunnen zich in dit voorstel vinden.

Tekstkader 6.17 Wat is een novelle?

Het kan voorkomen dat tijdens de behandeling van een wetsvoorstel in de Eerste Kamer blijkt dat nog wijzigingen in het voorstel nodig of wenselijk zijn. Hierin kan niet meer door middel van een nota van wijziging of een amendement worden voorzien (dat kan alleen zolang een wetsvoorstel nog in behandeling is bij de Tweede Kamer). Het is dan nodig een voorstel tot wijziging van het bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel in te dienen bij de Tweede Kamer. Zo’n wijzigingswetsvoorstel wordt een ‘novelle’ genoemd. Met een novelle kunnen zowel technische als meer politiek getinte wijzigingen in een wetsvoorstel worden aangebracht. Doorgaans wordt in de Eerste Kamer de behandeling van het wetsvoorstel aangehouden, in afwachting van de novelle. Beide voorstellen worden vervolgens gezamenlijk afgehandeld. Een novelle doorloopt dezelfde procedure als een gewoon wijzigingswetsvoorstel.

In de daarop volgende week is het voorstel voor indiening van een novelle onderwerp van discussie bij verschillende departementen.

Uit een ambtelijke e-mail van Veiligheid en Justitie van 10 november 2015 blijkt dat het ministerie van Economische Zaken het advies van de Raad van State al aan de NAM heeft gestuurd, waardoor de NAM “MP [minister-president, red.] en minister bestookt. NAM wil geen wettelijke regeling en dreigt dwars te gaan liggen in het buitengerechtelijke traject (arbitrage en deskundigenadvies). NAM zal wel met een claim komen, want wil niet investeren in buitengerechtelijk en rechterlijk traject”. De minister van Veiligheid en Justitie is vooral beducht voor precedentwerking. Aandachtspunt is verder dat het ministerie van Economische Zaken de reikwijdte wil regelen via een ministeriële regeling. Dat betekent dat de minister vaststelt in welke gevallen het bewijsvermoeden van toepassing is. In de mail wordt betwijfeld of dit acceptabel is voor de Tweede Kamer en wordt aangegeven dat er mogelijk discussie zal volgen als de Tweede Kamer de contouren in de wet wil regelen.503

In een nota van diezelfde datum adviseren ambtenaren van Veiligheid en Justitie hun minister om wel in te stemmen met de novelle. Met de stemming in de Tweede Kamer en het advies van de Raad van State is het wettelijk bewijsvermoeden een gegeven. Hier alsnog tegenin gaan lijkt een gepasseerd station, aldus het ambtelijke advies.504

Tussen ambtenaren van Economische Zaken en Algemene Zaken vindt via de e-mail discussie plaats of in de oplegnotitie voor de ministerraad ook de optie van uitstel van de omkering

Feitenreconstructie 2012-2017

van de bewijslast moet komen te staan.505 Hoewel een ambtenaar aangeeft dat de optie van uitstel niet in overeenstemming is met de politieke afspraak die de minister heeft gemaakt om omkering van de bewijslast direct in te voeren, adviseert de top van Economische Zaken, directeur-generaal Dierikx en secretaris-generaal Camps, om de optie van uitstel wel in de oplegnotitie te laten staan. Dierikx schrijft: “Toch adviseer ik de 3de optie erin te houden omdat er massief verzet vanuit VNO-NCW aan het ontstaan is en met zo’n uitstel variant de nieuwe arbitrage volgens Alders een kans krijgt zonder directe interferentie door de omkering. De MR kan dan dit ook in de afweging meenemen. De minister kan natuurlijk transparant melden dat de PvdA niet vòòr de uitstel variant is.”506 Een ambtenaar van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat stelt dat er vanuit Algemene Zaken eveneens ‘sterk behoefte’ is om alle opties te beschrijven. Maarten Camps (secretaris-generaal Economische Zaken) vindt het ook beter om de uitsteloptie te laten staan, want ‘dan is palet helder en als ik het goed zie zou min [minister] zelf ook liever optie 3 [uitstel] willen.’507 De NCG wordt ook gekend in de concept-oplegnotitie voor de ministerraad. Bij de NCG is men inderdaad bezorgd dat de NAM de afspraken over de schadeafhandeling niet meer zal nakomen en arbitrage niet meer als een reële optie zal zien als omkering van de bewijslast wordt ingevoerd.508 Uiteindelijk stemt minister Kamp ermee in dat in de oplegnotitie wordt opgenomen dat de optie van uitstel in de afweging in beeld is geweest, maar dat hij deze optie niet realistisch vindt gelet op gebrek aan politiek draagvlak. De minister wil directe invoering van omkering van de bewijslast aan de ministerraad voorleggen.509

Op 11 november 2015 is bij het ministerie van Algemene Zaken een concepttekst klaar voor de minister-president over de novelle, die in de ministerraad van 13 november 2015 wordt behandeld.510 Het advies aan de minister-president is om in te stemmen met een novelle, maar de omkering van de bewijslast ‘ingekaderd’ in te voeren ‘(plaats, type schade, gaswinning)’, tenzij de ministerraad omkering van de bewijslast economisch of maatschappelijk onverantwoord vindt. De ambtenaren bedoelen met ‘inkadering’ in dit advies dat de werking van het bewijsvermoeden niet onbeperkt is, maar moet worden afgebakend. Dit is wat de Raad van State ook aangaf in zijn voorlichting over het amendement-Jan Vos/Ouwehand. De inschatting van de ambtelijk adviseurs is dat invoering van omkering van de bewijslast politiek onvermijdelijk is geworden. Enerzijds hebben de NAM en Shell grote bezwaren en leidt het tot verstoring van de werkzaamheden van de NCG, anderzijds zal de regio het niet-doorzetten van de omkering zien als zwichten van de overheid voor de NAM en als een bevestiging dat opbrengsten belangrijker zijn dan de belangen van de bewoners.

505 Mailwisseling tussen ministerie van EZ en ministerie van AZ, 11 november 2015. Onderwerp: Interdepartementaal overleg omkering bewijslast/oplegger.

506 Mailwisseling tussen ministerie van EZ en ministerie van AZ, 11 november 2015. Onderwerp: Interdepartementaal overleg omkering bewijslast/oplegger.

507 Mailwisseling tussen ministerie van EZ en ministerie van AZ, 11 november 2015. Onderwerp: Interdepartementaal overleg omkering bewijslast/oplegger.

508 NCG. Mailbericht, 11 november 2015, 8.22. Onderwerp: Re: Interdepartementaal overleg omkering bewijslast/oplegger; NCG. Mailbericht, 11 november 2015, 22.20. Onderwerp: Re: Interdepartementaal overleg omkering bewijslast/oplegger.

509 Mailwisseling tussen ministerie van EZ en ministerie van AZ, 11 november 2015. Onderwerp: Interdepartementaal overleg omkering bewijslast/oplegger.

510 Ministerie van AZ. Notitie aan minister-president Rutte inzake mr 13/11 pnt. Xx. Omkering Bewijslast bij Aardbevingsschade Groningen, 11 november 2015.

In de definitieve oplegnotitie van Economische Zaken voor de ministerraad van 13 november 2015 zijn drie mogelijkheden beschreven met betrekking tot het amendement-Jan Vos/ Ouwehand (“Het amendement tot omkering van de bewijslast regelt een wettelijk bewijsvermoeden”): ongewijzigd laten, intrekken of aanpassen door middel van een novelle. De minister van Economische Zaken stelt voor een novelle in te dienen. De oplegnotitie bevat wel een paragraaf over eventueel uitstel van invoering van de omkering van de bewijslast. Bij die optie wordt de inwerkingtreding gekoppeld aan de nieuwe schade-aanpak, waaronder de introductie van de Arbiter Aardbevingsschade, die in het meerjarenprogramma van de NCG wordt voorgesteld. Indien de schadeafhandeling niet verbetert door deze nieuwe aanpak, kan omkering van de bewijslast op een later moment alsnog worden ingevoerd.511

Op 13 november 2015 stemt de ministerraad in met het indienen van een novelle. Minister Kamp schrijft in zijn brief van 16 november 2015 aan de Tweede Kamer dat hij voornemens is een novelle in te dienen met betrekking tot het amendement-Jan Vos/Ouwehand, dat een bewijsvermoeden introduceert. De minister schrijft hierover: “Uitgaande van de wens van uw Kamer om tot omkering van de bewijslast te komen zal ik, met inachtneming van de door de Afdeling gegeven voorlichting, in de novelle een wettelijk bewijsvermoeden voor de Groningse situatie voor fysieke schade aan bouwwerken opnemen. Daarbij wijs ik er wel op dat verbetering van de schadeafhandeling in Groningen vooral gezocht moet worden in het effectief verbeteren van de schadeafhandelingsprocedure en niet in een juridische wijziging met betrekking tot de bewijslastverdeling. In de afgelopen periode heb ik samen met de Nationaal Coördinator Groningen en NAM gewerkt aan het verbeteren van de schadeafhandelingsprocedure. De uitwerking hiervan is beschreven in het concept van het meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen dat de Nationaal Coördinator Groningen op 4 november jl. heeft gepresenteerd. Onderdeel van deze verbeterde schadeafhandelingsprocedure is het aanstellen van een onafhankelijke Arbiter Aardbevingsschade. De verwachting is dat met de nieuwe procedure de stap naar de rechter minder snel gemaakt zal hoeven worden”.512

De Tcbb laat ook van zich horen en reageert per brief van 3 december 2015 op het voornemen van de minister van Economische Zaken om een novelle in te dienen.513 De Tcbb geeft aan dat zij verwacht dat het aantal procedures zal stijgen wanneer het bewijsvermoeden wordt ingevoerd. De Tcbb denkt dat het “voor de hand ligt” dat de NAM in de niet-routinematige gevallen, waarin de toestand van een gebouw “een niet onbelangrijke rol speelt”, een procedure zal starten met als argument dat de schade niet geheel of gedeeltelijk aan de gaswinning kan worden toegerekend. De benadeelde moet dan een deskundige inschakelen en de kosten daarvan zelf betalen. De Tcbb waarschuwt dat op deze manier de situatie van de vroegere Mijnwet terugkeert, “die onaanvaardbaar werd geacht en die leidde tot de instelling van de Tcbb. Sindsdien is procederen niet meer nodig, mede omdat de NAM in alle gevallen de adviezen van de Tcbb opvolgt”. De Tcbb herhaalt zijn eerdere advies aan de minister van mei van dat jaar om een zodanige regeling te treffen, dat degene met schade er niet op achteruitgaat als gevolg van de omkering van de bewijslast.

512 Kamerstuk II 2015/16, 34041, nr. 43.

Boek 3

Feitenreconstructie 2012-2017

Bij het opstellen van de novelle Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen wordt het ministerie van Veiligheid en Justitie betrokken; de minister van Veiligheid en Justitie wordt medeondertekenaar van de novelle. Op 23 december 2015 brengt de Raad van State voorlichting uit over de novelle.514 De voorlichting beslaat slechts twee bladzijden. De voornaamste opmerking van de Raad van State gaat over het overgangsrecht. Op 21 januari 2016 wordt vervolgens het Wetsvoorstel bewijsvermoeden gaswinning Groningen ingediend bij de Tweede Kamer ter vervanging van het amendement-Jan Vos/Ouwehand.515

Het kabinet volgt de voorlichting van de Raad van State op het punt van het overgangsrecht. Het wettelijk bewijsvermoeden wordt geregeld in het nieuwe artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek (zie tekstkader 6.18), dat op 31 december 2016 in werking treedt.

Tekstkader 6.18 Wettelijk bewijsvermoeden in het Burgerlijk Wetboek

Het wettelijk bewijsvermoeden is geregeld in artikel 6:177a Burgerlijk Wetboek (BW) en luidt:

1. Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld zou kunnen zijn, wordt vermoed dat die schade veroorzaakt is door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk.

2. De benadeelde kan zich slechts beroepen op het vermoeden, bedoeld in het eerste lid, indien hij de exploitant, bedoeld in artikel 177, op diens verzoek de relevante bescheiden betreffende het gebouw of werk ter inzage geeft indien hij daarover beschikt, en de exploitant genoegzaam gelegenheid geeft de schade te onderzoeken.

In dat artikel staat aanvankelijk dat de schade moet zijn ontstaan in ‘het effectgebied’, dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit effectgebied is echter komen te vervallen door een amendement-Jan Vos c.s.516 De indieners van het amendement zijn van mening dat de door hen voorgestelde tekst beter tegemoetkomt aan de eerdere voorlichting van de Raad van State over de novelle. Het schadebegrip wordt volgens de indieners eenduidiger omschreven dan in de oorspronkelijke formulering. In de toelichting op het amendement staat ook dat de route via de Tcbb in de praktijk te weinig heeft opgelost voor de gedupeerden en dat dat ook niet kan, zolang bewoners zelf moeten bewijzen recht te hebben op schadevergoeding.

514 Raad van State (7 oktober 2015).

515 Kamerstuk II 2015/16, 34390, nr. 2.

516 Kamerstuk II 2015/16, 34390, nr. 21.

Tijdens de plenaire behandeling op 6 juli 2016 komt de minister Kamp van Economische Zaken met een reactie op het amendement-Jan Vos c.s.517 De minister verzet zich daar niet tegen: “Met het amendement vervalt dus de door mij voorgestane regeling via een ministeriële regeling waarmee ik een effectgebied vaststel. Die zou dan niet meer hoeven, want dan zou het op deze manier wettelijk geregeld zijn. Ik denk dat dit amendement een redelijke uitwerking is van hetgeen de Kamer oorspronkelijk op initiatief van de heer Vos en mevrouw Ouwehand heeft beoogd op het gebied van het bewijsvermoeden. Wij hebben dat in de regel aangeduid als omkering van de bewijslast. Ik vind het een redelijke uitwerking. Als de Kamer het voorstaat om dat op deze manier te doen, zal ik mij daar niet tegen verzetten. […] Ik laat het oordeel over dit amendement dus over aan de Kamer.”

Het amendement wordt op 7 juli 2016 met algemene stemmen aanvaard. De Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen treedt op 31 december 2016 in werking.

6.4.9 Rechtspraak: aansprakelijkheid Staat, waardedaling en immateriële schadevergoeding

NAM ook aansprakelijk voor waardevermindering In deze periode staan de ontwikkelingen in de rechtspraak niet stil. De Stichting Waardevermindering door Aardbevingen Groningen (Stichting WAG), die is opgericht op 24 april 2013 om alle eigenaren van onroerende zaken in het getroffen gebied bij te kunnen staan bij het verhalen van schade op de NAM, zorgt voor een belangrijke uitspraak over waardevermindering. In de collectieve actie van de Stichting WAG en een aantal woningcorporaties oordeelt de Rechtbank Noord-Nederland op 2 september 2015 dat de NAM aansprakelijk is voor waardevermindering en dat woningeigenaren ook aanspraak kunnen maken op vergoeding van deze waardeverminderingsschade als zij hun woningen (nog) niet hebben verkocht en als nog geen sprake is van fysieke schade aan die woningen.518 De NAM gaat tegen deze uitspraak in hoger beroep.

Staat heeft onrechtmatig gehandeld bij gaswinning

De Rechtbank Noord-Nederland oordeelt op 1 maart 2017 dat de Staat van januari 2013 tot en met 18 november 2015519 onrechtmatig heeft gehandeld op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek.520 De minister was volgens de rechtbank gehouden om de gasproductie met het oog op de veiligheidsrisico’s voor inwoners in het Groningenveld zo veel mogelijk te beperken gelet op de leveringszekerheid. De Staat heeft niet aannemelijk gemaakt dat een eerdere reductie van de winning gelet op de leveringszekerheid niet mogelijk was. De rechtbank sluit zich aan bij het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de minister, gelet op de veiligheidsrisico’s in het aardbevingsgebied, een onjuiste afweging heeft gemaakt door de winningsplafonds hoger vast te stellen dan de hoeveelheid die volgens Gasunie Transport Services (GTS) met het oog op de leveringszekerheid in een gemiddeld jaar minimaal nodig is.

517 Handelingen II 2015/16, nr. 105, item 5. p. 18-19.

518 Rechtbank Noord-Nederland 2 september 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:4185

519 Dit is de datum van de uitspraak waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het instemmingsbesluit van de minister van EZ heeft vernietigd en heeft bepaald dat in 2015 maximaal 27 miljard Nm3 mag worden gewonnen (ECLI:NL:RVS:2015:3578).

520 Rechtbank Noord-Nederland 1 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:715.

This article is from: