N-VA
Milieudossiers: te moeilijk voor de politiek? Als we het over de milieuproblematiek hebben, hebben we het per definitie over de toekomst van onze samenleving. Ook politiek zou zich per definitie met die toekomst moeten bezighouden. Dat is helaas niet steeds zo. De perceptie van het ogenblik is te belangrijk voor de korte termijn, lees “tot aan de volgende verkiezingen”. Politici zoeken dus thema’s die op korte termijn zichtbare resultaten opleveren. Dat wil nog wel eens lukken met natuurdossiers - zichtbaar en tastbaar - of de vervuiling van oppervlaktewater, maar het klimaatdossier, fijn stof, straling en noem maar op, zijn vaak te abstract. Niet alleen voor de politici trouwens, maar ook voor de mensen.
augustus-september 2015 | 4
Wilfried Vandaele is ondervoorzitter van het Vlaams Parlement (N-VA) en senator.
22
Zeg ik hiermee dat de politiek de milieuthema’s links laat liggen? Nee, want alle partijen besteden in hun programma in veel of weinig paragrafen aandacht aan de thematiek en ze hebben ook alle een aantal parlementsleden die zich met de thema’s bezighouden. Hoewel je de echte ‘vakspecialisten’ op een paar vingers kunt tellen. In de huidige samenstelling van de parlementen is het zelfs niet noodzakelijk zo dat de groene partijen op dat vlak boven de andere uitblinken. Een gegeven is wel dat onze Vlaamse en federale regeringen geen inspanningen willen leveren die verder gaan dan wat anderen doen. ‘Level playing field’ en ‘no gold plating’ zijn de ordewoorden. Op ons eentje kunnen we de milieuproblemen inderdaad niet oplossen. Daar is een internationale, zelfs mondiale aanpak voor nodig. ‘No gold plating’ dus. En als bedrijven verhuizen naar andere landen, waar minder strenge normen gelden, dan is het milieu daar ook niet bij gebaat, integendeel. Het speelveld is dus liefst zo gelijk mogelijk. Maar laat dat geen wet van Meden en Perzen zijn. Sommige van onze bedrijven - een Umicore bijvoorbeeld - zouden de lat maar wat graag iets hoger gelegd zien. Wie die hoge lat aankan, heeft immers een voorsprong op de concurrentie. In tijden van werkloosheid en besparingen willen burger en politiek vooral de economie extra kansen geven. De keuze tussen een bos - Ferraris of niet - en de uitbreiding van een transportfirma is dan snel gemaakt. Het morele argument dat we onze planeet in goede conditie aan het nageslacht moeten doorgeven, lijkt onvoldoende krachtig om de bevol-
king en de politici tot actie te bewegen. De horizon ligt te veraf. Maar we leven minder gezond en minder lang door fijn stof en ozon. De factuur voor ziektekosten en werkverlet stijgt. Onze bedrijven kunnen onvoldoende proper oppervlaktewater capteren en voelen het tekort aan grondwater. De opbrengst van landbouwgewassen daalt door te hoge ozonconcentraties. De opwarming van de aarde verplicht ons tot zware investeringen om straks de fikse zomerbuien op te vangen en onze voeten droog te houden nu de zeespiegel stijgt. Vandaag morren we over honderdduizenden politieke vluchtelingen. Maar tegen 2050 verwachten we 150 miljoen migranten als gevolg van de klimaatverandering. We moeten dus echt op de lange termijn denken. Met de huidige stand van de wetenschap en de informatiestromen kan niemand zeggen dat hij niet op de hoogte is. Met name voor de milieubeweging blijft het een opdracht om het milieudiscours te stofferen met concrete voorbeelden dicht-bij-de-mensen. En tot slot, voor wie er aan twijfelde: ik ben een Vlaams-nationalist en dat kan je in mijn definitie niet zijn zonder ook ecologist te zijn. Wie zich inspant voor het welzijn van zijn gemeenschap, of met een gezwollener term “zijn volk”, kan niet anders dan bezorgd zijn voor het milieu. Wat voor zin heeft het immers om te bouwen aan de toekomst van onze kleinkinderen als die straks geen schone lucht meer kunnen ademen?