ecoTips maart 2020 over Klimaat & Omgeving

Page 1

JAAR

TRENDS in SUSTAINABLE BUSINESS

KLIMAAT EN OMGEVING Jos Delbeke over Europees klimaatbeleid CO2-neutraal worden als bedrijf, hoe begin je eraan? Burgerbewegingen, ook interessant voor bedrijven ecoTips 20.01 - Jaargang 25, nummer 1 (jan/feb/maa 2020)


Ecoklik www.co2logic.com

We berekenen, verminderen en compenseren uw CO2-uitstoot CO2logic is gespecialiseerd in het berekenen, verminderen en compenseren van CO2-uitstoot. Wij begeleiden en helpen bedrijven bij het identificeren, rapporteren en uitvoeren van hun strategie voor duurzame ontwikkeling. Elk bedrijf is verschillend, daarom kiezen we voor een ‘op maat’ benadering. Sommige zijn aanwezig in de dienstensector terwijl andere industriële bedrijven zijn. Er zijn multinationals met veel sites overal ter wereld, anderen hebben één hoofdkantoor vanwaar alles gebeurt,... Maar ze hebben allemaal één ding gemeen, namelijk een CO2-

2. VERMINDEREN:  CO2 verminderingsadvies (kantoren, productie, fleet, logistics, gedrag...)  Energie-audits  Financiële analyse van de verschillende verminderingsscenario’s om prioriteiten te stellen  Change Management 3. COMPENSEREN:  Niet reduceerbare CO2-uitstoot compenseren om CO2 Neutral te worden  CO2-neutraliteit advies  Carbon management (‘Kyoto’ en ‘Voluntary’)  Advies en ontwikkeling van Gold

“By opting for CO2 neutrality, a company or organisation chooses to take responsibility for the true impact of its CO2 emissions instead of shifting it to society” voetafdruk afkomstig van verschillende maar gelijkaardige bronnen: energie (elektriciteit, gas, stookolie,…), transport (vloot, bedrijfsvluchten, logistiek,…), afval (papier, plastiek, organisch),… CO2logic helpt u een overzicht van deze CO2-uitstootbronnen te krijgen, opportuniteiten of dreigingen te identificeren, strategieën voor duurzame ontwikkeling ontplooien, prioriteiten voor vermindering toepassen, intern en extern communiceren,… We berekenen, verminderen en compenseren uw CO2-uitstoot. 1. BEREKENEN:  Carbon footprinting/auditing gebruik makende van het Bilan Carbone® (ADEME gecertificeerd) en/ of het GHG Protocol van het World Resource Institute/World Business Council on Sustainable Development, beide compatibel met ISO 14064.  Analyse van de levenscyclus (Life Cycle Analysis) en product/service carbon footprinting (PAS 2050 BSI) 14

ecoTips 17.1 - circulaire economie

Standard, CDM, VCS of andere VER projecten (bijvoorbeeld CO2-credits verdienen bij het ontwikkelen van CO2-reductieprojecten) 4. COMMUNICEREN:  Samen met uw departement communicatie of PR-/marketing-/ reclamebureau

 We zorgen ervoor dat deze communicatie duidelijk en correct is  Het is onze overtuiging dat bedrijven die iets positiefs doen voor het milieu door iedereen gezien en gekend moeten worden Cases:Lotus ION,Bakeries Proximus, Boortmalt, Cases: en MVO, Delta WWF,wordt Audide Brussels, Stad Lloyd eerste CO2-neutrale Gent, Haven van in Brussel, levensverzekeraar België, CMB, Strategisch

Interparking, Bakeries, advies voor de Lotus Vlaamse Overheid, Paradise City,… departement LNE. CO2logic is de eerste Carbon Disclosure Project (CDP) accredited provider voor de Benelux en ondersteunt de CO2prestatieladder in België.

Huidevettersstraat 60A, Rue d’Accolay 15-17, 1000 1000 Brussel Bruxelles Tel. +32 (0)478 41 30 07 info@co2logic.com www.co2logic.com


Toen de dieren nog spraken (maar niet over klimaat…) Er zitten veel klimaatgerelateerde onderwerpen in deze ecoTips. Dat is logisch aangezien klimaat een dagelijks nieuwsitem is in zowat alle zichzelf respecterende media. Het gaat dan vooral over het klimaat nu: smeltende gletsjers, recordtemperaturen in en op de polen, bosbranden, droogtes, stormen en overstromingen … Of over het antwoord van het beleid op die uitdagingen: de Europese Green Deal of het gebrek aan beleid in ons eigen land bijvoorbeeld. ecoTips belicht een ander aspect van het onderwerp. We hadden de kans om een paar mensen aan het woord te laten die al jaren met de problematiek bezig zijn. Jos Delbeke is er één van. Hij stelde in februari in Leuven zijn nieuwe boek over het onderwerp voor. Antoine Geerinckx is een andere deskundige. Hij startte, lang voor klimaat en CO2 hippe woorden waren, een bedrijf dat organisaties ondersteunt om hun CO2-emissies te verminderen. Het is interessant om te lezen hoe hij de markt en de perceptie zag veranderen.

klimaatzaak ook voor ons land van belang is. Nog zo’n burgerinitiatief zijn de repaircafés die overal te lande georganiseerd worden. Een groot Europees project, Sharepair, zal pogen deze bewegingen te ondersteunen via een geïntegreerde aanpak. Ook voor bedrijven interessant! Ten slotte nodig ik je met veel plezier uit om deel te nemen aan de ecoTips Bizzclub die we op 23 maart organiseren. We kunnen je vanuit ecoTips namelijk wel veel informatie via het magazine en de website geven, maar het blijft toch nog altijd interessant om iets met je eigen ogen te gaan bekijken, en in discussie te gaan met andere deelnemers. Haast je dus naar de website en schrijf je in! Ik zie je zeker in Antwerpen op 23 maart. Tot dan!

Hoofdredacteur

Van burgerbewegingen voor het klimaat, was er jaren geleden amper sprake. Ondertussen kreeg Urgenda in Nederland gelijk van de rechter en is er ook in België een rechtszaak tegen de overheid lopende. Advocaat Daan Vandenbroucke bekijkt hoe de Nederlandse

Cover door Jan Van Craesbeeck (VIZOOG) Vleugels, gemaakt van aangespoeld hout, symboliseren de natuur die de aarde beschermt. De achtergrond is een illustratie van de verbindingen tussen de neuronen in ons hoofd.

klimaat en omgeving - ecoTips 20.1

03


COLOFON ecoTips wordt samengesteld op basis van gegevens beschikbaar binnen de wetenschappelijke, technologische en juridische actualiteit op datum van het ter perse gaan. De uitgever neemt geen verantwoordelijkheid voor informatie waarvan blijkt dat zij onvolledig, niet meer actueel of achterhaald is. De uitgever en de auteurs kunnen niet aansprakelijk gesteld worden voor geschillen of schade, van welke aard ook, die het gevolg zijn van handelingen of beslissingen die gebaseerd zijn op bedoelde informatie.

Adviesraad Raf Bouckaert, HSEQ Expert Peter De Bruyne, M-tech Karel Gemmeke, VAL-I-PAC Evert Vermaut, Vinรงotte Kris Merckx, Sertius Filip Raymaekers, Profex Guido Redant, Stichter ecoTips Dirk Reynaert, Bureau Veritas Joerdi Roels, QUESS Philippe Tavernier, POM Werkten mee aan deze editie Ruben Baert, Lies Bamelis, Hilde De Wachter, Jan Larosse, Eric Meers, Walter Mondt, Wouter Polspoel, Profex, Peter Thoelen, Daan Vandenbroucke, Toon Van Elst Kaftontwerp VIZOOG Fotografie Cogen, LEUC, Pixabay, Koning Boudewijnstichting, CO2logic, Hilde De Wachter, Landboom

ecoTips magazine verschijnt 4 keer per jaar in print en digitaal Abonnees krijgen bovendien extra artikels digitaal toegestuurd Juni 2020 - Ecoknowledge & Opleidingen

Focus op kennis, opleidingen, netwerken, innovatie en ecodesign

September 2020 - Bedrijf & Maatschappij Focus op circulaire economie, ecofinance, materialen, MVO

December 2020 - Energie & Innovatie Focus op energie, mobiliteit en slimme technologie

Vormgeving Ken Moens, Drukkerij Verspecht, Londerzeel Hoofdredactie & Online redactie Hilde De Wachter Abonnementen Pergamino bvba info@ecotips.org +32 (0)13 29 46 04 Een ecoTips abonnement kost 65 euro (incl. btw) en omvat 4 edities van ecoTips magazine (online en in print), online toegang tot extra artikels en achtergrondinformatie. Overschrijven doe je op INGโ จIBAN: BE28 3350 3225 9620; SWIFT / BIC: BBRUBEBB Advertenties, publiciteit en partnerships Hilde De Wachter hilde.dewachter@ecotips.org +32 (0)491 377 377

Elke 2 weken een ecoTips Bizznews in je digitale postbus? Meld je aan via ecotips.org.

Verantwoordelijke uitgever: Pergamino Hilde De Wachter Steenweg Diest 4 3271 Scherpenheuvel-Zichem Drukkerij Verspecht springt bewust om met natuurlijke grondstoffen en vertaalt dit in de praktijk door het gebruik van bio-inkten, FSC-papier, en een 100% chemieloze prepress. Meer info: verspecht.be

04

ecoTips 20.1 - klimaat en omgeving


ecoTips maart 2020

KLIMAAT EN OMGEVING 03 Intro: Toen de dieren nog spraken (maar niet over klimaat)

08

07 Ecopinie: Urban development vs environmental impact 08 Burgers spannen rechtszaak aan tegen Belgische overheden voor ambitieuzer klimaatbeleid

10

10 Grondlegger Europees klimaatbeleid Jos Delbeke stelt boek voor te Leuven Emissietrend licht omgebogen maar ommezwaai blijft noodzakelijk 15 Sinds 1 januari 2020 moet MER-coördinator erkend zijn

16

16 Interview met Antoine Geerinckx, stichter van CO2logic CO2-neutraliteit wordt benchmark

22

19 Nieuwe ontwikkelingen in de Europese nitraatrichtlijn 22 In België is 7,5% van alle banen circulair 24 Europees samenwerkingsproject Sharepair wil burgers afhelpen van wegwerpmentaliteit

26

26 Gemeentelijk klimaatbeleid: hoe zorgen voor een effectieve impact en realiseerbare klimaatdoelstellingen? 28 WKK speelt essentiële rol in Europese langetermijnstrategie

ECOR EPOR TAGE EN ECOK LIK ZIJN PUBL ICITA IRE FORM ULES

30 Papier en karton spelen cruciale rol in Europese Green Deal

Marlex Legal Architects is een partner voor ondernemingen met gezonde ambitie. Ons team is multidisciplinair samengesteld waarbij iedereen over zijn/haar expertise beschikt. Het team ‘Overheid & Omgeving’ binnen Marlex begeleidt u bij de complexe materie van het omgevingsrecht: • • • • • • dirk martensstraat 23 8200 brugge marlex.be

t +32 50 83 20 38 f +32 50 83 20 36 advocatenkantoor@marlex.be

Bodem en materialen Overheidsopdrachten & -contracten Agrarisch recht & pacht Handhaving Onteigeningen Hernieuwbare energie

Dankzij onze multidisciplinaire samenwerking binnen het kantoor, hebben we ook expertise in de fiscale en burgerrechtelijke aspecten van deze domeinen.


Bedrijfszeker Bedrijfszekermilieumilieu-en enveiligheidsadvies veiligheidsadvies • Remy-Toren, • Remy-Toren, Vaartdijk Vaartdijk 3 bus 3 bus 202, 202, 3018 3018 Wijgmaal Wijgmaal (Leuven). (Leuven). TelTel (016) (016) 31 31 70 70 80 80 • Deinsesteenweg • Deinsesteenweg 114, 114, 9031 9031 Drongen Drongen (Gent). (Gent). TelTel (09) (09) 321321 77 77 80 80 • Avenue • Avenue Alexander Alexander Fleming Fleming 12,12, 1348 1348 Louvain-la-Neuve, Louvain-la-Neuve, TelTel (010) (010) 23 23 79 79 30 30

Bedrijfszeker Bedrijfszekermilieumilieu-en enveiligheidsadvies veiligheidsadvies Gille Gille Van Van Burm Burm Vangeenberghe Vangeenberghe Gille & Gille & Partners Partners Van Van Burm Burm Vangeenberghe Vangeenberghe Partners && Partners

• Remy-Toren, • Remy-Toren, Vaartdijk Vaartdijk 3 bus 3 bus 202, 202, 3018 3018 Wijgmaal Wijgmaal (Leuven). (Leuven). TelTel (016) (016) 31 31 70 70 80 80 www.sertius.be www.sertius.be • info@sertius.be • 9031 info@sertius.be • Deinsesteenweg • Deinsesteenweg 114, 114, 9031 Drongen Drongen (Gent). (Gent). TelTel (09) (09) 321321 77 77 80 80 • Avenue • Avenue Alexander Alexander Fleming Fleming 12,12, 1348 1348 Louvain-la-Neuve, Louvain-la-Neuve, TelTel (010) (010) 23 23 79 79 30 30

Juridisch Juridisch advies advies – Bodemonderzoek – Bodemonderzoek enen -sanering -sanering – OVR– OVRSWA-VR SWA-VR – – Managementsystemen Managementsystemen (ISO (ISO 14001, 14001, ISO ISO 45001,…) 45001,…) – Interne – Interne audit audit – MER – MER – – www.sertius.be www.sertius.be •– info@sertius.be •– info@sertius.be Milieucoördinator Milieucoördinator Due Due Diligence Diligence – Ruimtelijke – Ruimtelijke ordening ordening – Omgevingsadvies – Omgevingsadvies – – Technische Technische enen haalbaarheidsstudies haalbaarheidsstudies (water, (water, lucht) lucht) Juridisch Juridisch advies advies – Bodemonderzoek – Bodemonderzoek enen -sanering -sanering – OVR– OVRSWA-VR SWA-VR – – Managementsystemen Managementsystemen (ISO (ISO 14001, 14001, ISO ISO 45001,…) 45001,…) – Interne – Interne audit audit – MER – MER – – Milieucoördinator Milieucoördinator – Due – Due Diligence Diligence – Ruimtelijke – Ruimtelijke ordening ordening – Omgevingsadvies – Omgevingsadvies – – Technische Technische enen haalbaarheidsstudies haalbaarheidsstudies (water, (water, lucht) lucht)

Trots op onze partners in duurzaamheid DEME ENVIRONMENTAL CONTRACTORS NV (DEC)

SUSTATOOL Koning Albert-II laan 35 1030 Brussel Tel +32 (0)2 553 43 52 info@mvovlaanderen.be www.sustatool.be

Scheldedijk 30 – Haven 1025 2070 Zwijndrecht T : +32 250 54 11

INDEA ENERGIE ADVISEURS

THE SHIFT

Spaarzaamheidstraat 2A 9300 Aalst Tel: 0479 / 239 009 valerie.degroote@indea.be www.indea.be

Hoogstraat 139 1000 Brussel Tel: +32 (0)2 503 54 18 hi@theshift.be theshift.be

PAPER CHAIN FORUM

VAL-I-PAC

Marsveldplein 2 1050 Elsene Tel: +32(0)2 626 98 29 info@paperchainforum.org paperchainforum.org

Koningin Astridlaan 59A bus 11, 1780 Wemmel Tel. +32 (0)2 456 83 10 info@valipac.be www.valipac.be

PROFEX Tel: 0800 59 002 info@profex.be www.profex.be

RESPONSIBLE OFFICE Bruyndonckxstraat 31, 1780 Wemmel Tel. +32 (0)477 56 43 65 info@responsible-office.be www.responsible-office.be

SUSTATOOL

OMGEVING | BODEM | ENERGIE

WERNER & MERTZ PROFESSIONAL BENELUX Drève Richelle 161 K box 29 1410 Waterloo Tel: +32 (0)2 352 04 00 infoS@werner-mertz.com www.wmprof.com

Uw logo en contactgegevens hier? Neem contact op met ecoTips!


Urban development vs. environmental impact Beeld: Hilde De Wachter Op 21 november 2019 organiseerde VLAMEX, een Vlaamse milieugerelateerde sectorfederatie, in samenwerking met de Vlaamse vereniging voor Ruimte en Planning vzw het network event Urban Environmental Challenge. Walter Mondt, voorzitter van VLAMEX, opende de avond die doorging in het nieuwe Antwerpse provinciehuis met een bevlogen welkomstwoord. In deze Ecopinie doet hij dat nog eens over.

D

e combinatie van een alsmaar sneller toenemende bevolkingsgroei en een nog sterkere groei van onze verstedelijking, heeft een steeds grotere impact op de klimaatopwarming. Urban development vs. environmental impact is dan ook dé uitdaging voor de toekomst. De kernvraag luidt: hoe houden we onze groeiende metropolen leefbaar met een minimale milieu-impact en de vooropgestelde CO2-neutraliteit? Het antwoord is evident: een aangepast beleid, samen met nieuwe inzichten omtrent ruimtelijke en stedelijke ontwikkeling, is absoluut noodzakelijk om de milieueffecten van die groeiende bevolkingscentralisatie te neutraliseren of op z’n minst te minimaliseren. De concretisering van dat antwoord is helaas een pak minder eenvoudig dan vanzelfsprekend. De kans is daardoor groot dat Vlaanderen de vooropgestelde milieudoelstellingen, een reductie in de uitstoot van broeikasgassen van 17,5% in 2020 en 35% in 2030 in vergelijking met 2005, niet tijdig zal behalen. We zitten vandaag ondanks alle reeds genomen maatregelen onder de noemer ecorealisme aan slechts 10%... Het Europese doel voor meer groene energie zal wellicht ook niet gerealiseerd worden, ondanks de huidige Vlaamse inspanningen op het vlak van energiebesparing en -transitie, maar vooral op het vlak van transport en gebouwen lopen we dus het meest

achter, waardoor onze steden ver verwijderd zijn van de erkenning als 'smart city'. Dwangsommen betalen voor het nietbehalen van deze klimaatdoelstellingen – voor Vlaanderen zo’n 40 miljoen euro – is geen optie, want dan doen we niets aan het probleem. Een onderzoek van de universiteit van Zürich goot dat probleem in cijfers. Volgens de onderzoekers zullen het vooral de steden zijn die warmer worden. Zo wordt een gemiddelde temperatuurstijging voorspeld van 1,8°C voor Brussel tegen 2050, 2,1°C voor Madrid en zelfs 3°C voor Stockholm. Termen als ‘Brussel als het nieuwe Canberra aan de Zenne’ zijn in die context al gevallen…

De overheid moet rond al die concepten in overleg met alle betrokken partijen een doelgericht handhavingsbeleid uittekenen. Dat doet ze al met onder meer kilometerheffingen, ecotaksen en emissienormen, maar het kan nog een pak beter. Daarin willen wij met VLAMEX een faciliterende rol spelen.

Daarom: nieuwe concepten zoals de vergroening van onze steden, het streven naar CO2 – of nog beter klimaatneutraliteit, hergebruik van energie en warmte, optimalisatie van isolatie en een duurzaam water – en afvalbeheer zijn dan ook dagelijkse, niet meer weg te denken bekommernissen van onze huidige ruimtelijke planners, architecten, projectontwikkelaars, milieudeskundigen enzovoort. Maar dat moet in samenwerking met het beleid op zowel lokaal, regionaal als federaal niveau.

Walter Mondt is voorzitter van VLAMEX

klimaat en omgeving - ecoTips 20.1

07


Burgers spannen rechtszaak aan tegen Belgische overheden voor ambitieuzer klimaatbeleid Tekst: Daan Vandenbroucke, advocaat bij Marlex De vzw Klimaatzaak heeft, in navolging van soortgelijke burgerinitiatieven in het buitenland, een procedure ingeleid tegen de vier bevoegde Belgische overheden omdat die niet ambitieus genoeg zouden zijn in hun acties om de klimaatdoelstellingen te behalen. De zaak is momenteel hangende. Tegen het einde van dit jaar wordt een uitspraak verwacht. Daan Vandenbroucke van het Brugse advocatenkantoor Marlex – dat overigens niets met de rechtszaak te maken heeft – laat in dit artikel zijn licht schijnen over de zaak. Hij acht de kans zeker reëel dat de vzw haar slag thuis haalt.

W

e konden er in 2019 niet naast kijken: de klimaatdiscussie bereikte een ongezien hoogtepunt. Overal ter wereld trokken mensen massaal de straat op om van hun overheid meer aandacht voor het klimaat te eisen. En sommigen gingen verder dan betogen alleen. In diverse landen werd al aan de rechter gevraagd om de overheid te dwingen meer te doen voor de bescherming van het leefmilieu en te ageren tegen de klimaatopwarming. En nu dus ook in België. De vzw Klimaatzaak leidde een procedure in tegen de vier bevoegde Belgische overheden. Het initiatief, dat ondersteund wordt door 58.586 burgers, tracht via de burgerlijke rechtbank een ambitieus klimaatbeleid af te dwingen. De procedure is momenteel hangende. Tegen eind 2020 wordt een uitspraak verwacht. Een nobel streven, maar volstrekt onhaalbaar, denkt u nu misschien? Toch niet, op 20 december 2019 deed de Nederlandse Hoge Raad – de hoogste rechtsprekende instantie in het land – definitief uitspraak in de zogenaamde Urgenda-zaak, de Nederlandse klimaatzaak. In heldere bewoordingen stelt de Hoge Raad dat een rechter de overheid wel degelijk kan dwingen meer te doen voor het klimaat. Reeds in 2015 werd klimaatorganisatie Urgenda door een Nederlandse rechter in het gelijk gesteld. Men oordeelde dat de staat een zorgplicht heeft voor de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Concreet werd toen een doelstelling van 25 procent CO2-reductie tegenover 1990 opgelegd. De

08

ecoTips 20.1 - klimaat en omgeving

uitspraak deed bij velen de wenkbrauwen fronsen, maar werd in 2018 in beroep wel integraal bevestigd. Rechten van de Mens In haar arrest van 20 december 2019 bevestigt de Nederlandse Hoge Raad dus nogmaals die rechtspraak. Om tot die beslissing te komen, baseerde de Hoge Raad zich op twee bepalingen uit de Mensenrechten, namelijk het recht op leven, artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, en het recht op familieleven, artikel 8. De Hoge Raad concludeerde dat er sprake is van een reële dreiging van een gevaarlijke klimaatverandering, waardoor er een ernstig risico bestaat dat de huidige generatie zal worden geconfronteerd met verlies van leven en/of verstoring van het gezinsleven. Alle argumenten pro en contra ten spijt, lijkt klimaatrechtspraak ten gevolge van het arrest een belangrijke nieuwe factor te worden waar Nederlandse beleidsmakers danig rekening mee zullen moeten houden. Ook de Vlaamse beleidsmakers zullen met enig onbehagen kennis hebben genomen van de recente evoluties bij onze noorderburen. Op de klimaatconferentie van Madrid in december stelde men reeds vast dat België van de 31ste naar de 35ste plaats was gezakt op de internationale Climate Change Performance Index (CCPI), waardoor we meer en meer tot de zwakste leerlingen van de klas behoren.

In de Nederlandse klimaatzaak stelde de Hoge Raad dat een rechter de overheid wel degelijk kan dwingen meer te doen voor het klimaat

Het Vlaamse klimaatplan dat op 9 december 2019 werd gelanceerd, blaakt ook niet bepaald van ambitie. Hoewel de EU van België een

Op de klimaatconferentie van Madrid in december stelde men reeds vast dat België van de 31ste naar de 35ste plaats was gezakt op de internationale Climate Change Performance Index (CCPI), waardoor we meer en meer tot de zwakste leerlingen van de klas behoren.

uitstootbeperking van 35% verwacht, wordt slechts voorzien in een uitstootbeperking van 32,6%. Het Vlaamse klimaatplan staat verder in zeer schril contrast met de zeer ambitieuze doelstellingen in de Europese Green Deal die zowat gelijktijdig werd bekendgemaakt en die tegen 2050 van Europa het eerste klimaatneutrale continent wil maken. De Vlaamse Regering focust sterk op haalbaarheid en betaalbaarheid van klimaatmaatregelen binnen een strak afgelijnd budgettair kader. Dat is lovenswaardig, maar volgens velen gezien het urgente karakter van de klimaatproblematiek eveneens onvoldoende. Om écht het verschil te maken, zijn meer doeltreffende maatregelen nodig om groene investeerders te ondersteunen. We doen daarom een aantal suggesties. De verlaging van de maximumsnelheid op de ring van Brussel is eigenlijk niet meer dan een druppel op een hete plaat. Wil de regering echt het verschil maken op vlak van mobiliteit, dan is een slimme kilometerheffing, een snellere vergroening van de Lijnbussen en een significante vergroening van het goederenvervoer echt wel nodig. De suggestie van de oppositie om de eigenaars van salariswagens te viseren, zonder dat aan hen onvoldoende groene alternatieven worden aangereikt, is al te gemakkelijk. Ondanks de premies voor zero-emissiewagens worden die


bijvoorbeeld amper aangekocht, wegens het duidelijke tekort aan laadinfrastructuur. Ook daar moet dringend in worden geïnvesteerd. NIMBY-mentaliteit en tijdrovende vergunningsprocedures De tweede suggestie: de verplichte renovatie na aankoop weer invoeren. Het woningenpark in Vlaanderen veroudert razendsnel. Toch koos de regering ervoor de verplichte renovatie na verkoop te schrappen. Dit is een gemiste kans. Ook projectontwikkelaars die vol goede bedoelingen knappe renovaties of efficiënte nieuwbouwprojecten uit te grond willen stampen, worden al te vaak belemmerd. De doorgedreven not in my backyard-mentaliteit en de zeer tijdrovende vergunningsprocedures staan een snellere vergroening van het woningenpark danig in de weg.

Op vlak van hernieuwbare energie zijn de problemen mogelijks nog acuter. De Vlaamse Regering stelt wel een aantal doelstellingen, maar laat na om hier concrete maatregelen aan te koppelen. Ondertussen blijven heel wat klimaatminnende ondernemers botsen op de voorgenoemde problemen. Ontwikkelaars van windmolenparken stuiten keer op keer op buurtcomités, die wel gewonnen zijn voor klimaatmaatregelen, maar liefst zo ver mogelijk van hun eigen voordeur. Uitbaters van biogascentrales verliezen meer en meer de juridische strijd met de enkelingen die in de buurt van hun installaties gaan wonen. Ondertussen viel Grey Day, de dag waarop alle groene energie die we in België produceren zou zijn opgebruikt mochten we 100% op eigen groene energie draaien, dit jaar al op 5 februari.

De slaagkansen van een ambitieus, maar toch haalbaar Vlaams klimaatbeleid hangen dus vooral af van de bereidheid van investeerders, industrie, lokale overheden én burgers om te investeren in duurzame projecten. De Vlaamse Regering mag niet nalaten een realistische piste aan te reiken voor die investeerders, die de voortrekkers van de klimaatstrijd zullen moeten worden. De tijd dringt dus. Gelet op het arrest van de Hoge Raad loert een klimaatstrijd via de rechtbanken om de hoek. De keuze tussen een onvoorspelbare klimaatstrijd via de rechtbanken en een doordacht klimaatbeleid met moedige investeerders als vaandeldragers, dient liever vandaag dan morgen gemaakt te worden.

Daan Vandenbroucke, advocaat bij Marlex: “Wil de regering echt het verschil maken op vlak van mobiliteit, dan is een slimme kilometerheffing, een snellere vergroening van de Lijnbussen en een significante vergroening van het goederenvervoer echt wel nodig. De keuze tussen een onvoorspelbare klimaatstrijd via de rechtbanken en een doordacht klimaatbeleid met moedige investeerders als vaandeldragers, dient liever vandaag dan morgen gemaakt te worden.”

klimaat en omgeving - ecoTips 20.1

09


Grondlegger Europees klimaatbeleid stelt boek voor in Leuven Emissietrend licht omgebogen, maar radicale ommezwaai blijft noodzakelijk Tekst: Peter Thoelen Beeld: LEUC Op 28 januari vond in de Leuvense zaal De Hoorn een lezing plaats van Jos Delbeke, die er zijn boek ‘Towards a climate neutral Europe - curbing the trend’ kwam voorstellen. Delbeke is één van de grondleggers van het klimaatbeleid van de Europese Commissie. Dat beleid heeft recent geleid tot de radicale milieu- en klimaatdoelstelling die Commissievoorzitter Ursula von der Leyen aankondigde in de Green Deal: van Europa het eerste klimaatneutrale continent maken, tegen 2050. In het boek leggen Delbeke en een aantal co-auteurs uit hoe het Europese beleid gegroeid is. De boodschap is dat geen enkele maatregel op zichzelf de uitstoot van broeikasgassen omlaag kan halen. Het is de samenwerking van het beleid op alle niveaus en in alle sectoren die de enige garantie is op succes.

O

ndanks het feit dat er heel wat verwarring gezaaid wordt en een aantal spelers de discussie over de al dan niet door de mens veroorzaakte klimaatopwarming blijven opstoken, is het vanuit wetenschappelijk oogpunt duidelijk: sinds het begin van de temperatuurmetingen – 1750 à 1800, al naargelang het land – liggen de hoogst gemeten temperaturen allemaal in de laatste twee decennia. “Het is werkelijk uit de hand gelopen vanaf de jaren 50”, zegt Jos Delbeke. “De feiten zijn duidelijk en de wetenschappelijke consensus over de klimaatopwarming is algemeen, wat men daarover ook beweert.” Klimaatverandering moeten we volgens hem bekijken vanuit geologische tijdschalen. Delbeke: “De recente verandering van het wereldwijde klimaatsysteem is ongezien in de afgelopen 800.000 jaar. Momenteel bevinden we ons geologisch in het Holoceen.

10

ecoTips 20.1 - klimaat en omgeving

Normaal gezien, volgens de natuurlijke opwarmings- en afkoelingsperiodes op aarde, zou de planeet nu moeten afkoelen, maar de laatste honderd jaar is de temperatuurcurve plots omgeslagen, en dat versnelt de jongste decennia alleen maar. Er is wetenschappelijke eensgezindheid over het feit dat de temperatuursverhoging plaatsvindt sinds het verbranden van fossiele grondstoffen door de mens: steenkool, aardolie, aardgas … Daarbij maakt het niet uit waar de uitstoot plaatsvindt: de ophoping van broeikasgassen wordt verspreid over de hele atmosfeer. Als we niets doen, dan komen we aan een opwarming van 5°C tegen 2100. Dat voedt ecologische veranderingen waarbij het voor wetenschappers niet altijd duidelijk is wat er precies zal gebeuren.”

“De recente verandering van het wereldwijde klimaatsysteem is ongezien in de afgelopen 800.000 jaar. Volgens de natuurlijke opwarmingsen afkoelingsperiodes op aarde, zou de planeet nu moeten afkoelen.”

Tegenwoordig spreekt men dan ook over een nieuw geologisch tijdperk: het Anthropoceen. Jos Delbeke: “Hierin staat de mens centraal. Omdat we met zo veel zijn, beïnvloeden we zelf de klimaattijdperken.

Rond 1900 waren er 1 miljard mensen op aarde. Vandaag zijn er dat 6,5 miljard, in 2050 wordt het wellicht 10 miljard. Men is het erover eens dat de maximumgrens voor temperatuurstijging, ten opzichte van 1950, 2°C mag zijn. Daarboven worden onomkeerbare effecten op het klimaatsysteem en dus op het leven op aarde in gang gezet. En eigenlijk hebben we de ‘wetenschappelijke richtwaarde’ van 1,5 °C dan al opgetrokken. Vandaag zitten we aan 1,1 °C opwarming in vergelijking met zowat honderd jaar geleden. Alle indicaties wijzen erop dat de globale temperatuurcurves steeds verder afwijken van de ‘normale’ geologische cycli van afkoeling en opwarming.” Er beweegt wat op de Noordpool De grafieken over de spreiding van de uitstoot wereldwijd, maken Jos Delbeke ongerust: “Met een boutade zou je kunnen zeggen dat de huidige klimaatopwarming veroorzaakt is door de Westerse landen, maar de klimaatopwarming waarmee ons nageslacht te maken krijgt, zal veroorzaakt zijn door de vandaag opkomende industrielanden.” Zo steeg alleen al de uitstoot van China van 10% aan het einde van de vorige eeuw naar meer dan 1/3 van de wereldwijde uitstoot vandaag. De zichtbare indicaties van de klimaatveranderingen zijn bijvoorbeeld de bosbranden in Australië en het smelten van gletsjers. Los van de ecologische catastrofe die dat betekent, zijn er ook miljoenen mensen wereldwijd afhankelijk van gletsjerwater voor drinkwatervoorziening. “Op de Noordpool trekt het zomerijs steeds verder weg; op vele plekken is het al verdwenen. Dat zorgt voor geostrategische problemen: de Noordpool was vroeger quasi ondoordringbaar en onontginbaar. Vandaag liggen op 1.000 à 1.500 km daar vandaan


verscheidene staten die de Noordpool wel kunnen ontginnen als het ijs verdwijnt: Canada, Alaska (VS), Groenland (Denemarken), IJsland, Noorwegen, Zweden of Rusland. De exploratie naar ertsen en fossiele brandstoffen is al begonnen. De bijzonder grote voorraad aan kostbare ertsen op de Noordpool zorgt vandaag ook al voor de militarisering van dat gebied, door verscheidene staten. Doordat de Noordpool een soort ‘niemandsland’ was, omdat niemand er economisch gebruik kon van maken, zijn er geen bindende afspraken over, waardoor verscheidene landen er intussen ‘hun vlag plantten’ en een stuk van het gebied opeisten. De eerste militaire basissen zijn een feit. Vandaag al bouwen China en Rusland er nieuwe havens, om de trafiek en de navigatie over de noordelijke zeeroute te beheersen.” “Ook in Europa zullen de gevolgen van de klimaatverandering enorme economische en dus ook politieke en militaire consequenties hebben. Vruchtbare lager gelegen gebieden zoals grote delen van Nederland en Oost- en West-Vlaanderen zullen onderlopen als de zeespiegel met 30 à 50 cm stijgt tegen het einde van deze eeuw, wat de verwachting is. En dat gaat verder dan verlies van landbouwareaal. Grote industriële oppervlaktes rond belangrijke havens liggen immers in lager gelegen gebieden: in Antwerpen, Rotterdam, Duinkerke, Hamburg … Dat zorgt dan weer voor grote sociale veranderingen en mogelijk spanningen, denk aan interne migratie binnen onze landsgrenzen.”

“Wat er dus in elk geval moet gebeuren: produceren met véél minder milieu-impact én ons consumptiegedrag aanpassen. Met andere woorden: technologische innovaties en gedragswijziging. Het alternatief van een andere bevolkingspolitiek, die leidt tot minder mensen op aarde, kun je echter moeilijk verkocht krijgen in bijvoorbeeld Afrika of India”, aldus Delbeke.

“De impact van de Green Deal van de Europese Commissie gaat verder dan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Het zal leiden tot een fundamentele transformatie van onze maatschappij”

De recente bosbranden in Australië zijn volgens Delbeke niet meer dan de oogst van wat we zaaiden.

klimaat en omgeving - ecoTips 20.1

Foto: Pexels

Bevolkingsgroei “De bevolkingsgroei, gekoppeld aan het economisch groeimodel met de facto meer vervuiling, staat haaks op het humanistisch ideaal dat iedereen evenveel rechten heeft, en op z’n minst op een redelijke levensstandaard. Dat ideaal is beleidsmatig vertaald in de SDG’s of Sustainable Development Goals van de VN. Iedereen op het huidige Westerse leefniveau brengen is feitelijk niet mogelijk. Alleen al de energievraag zou dan tegen 2030 toenemen met 40% ten opzichte van vandaag. Een gelijkaardig verhaal geldt voor waterverbruik en voedselproductie, bouw en infrastructuur en landinname voor stedelijke uitbreiding. Vermoedelijk zal 80% van de mensen tegen 2050 in steden wonen. Dat vergt enorme veranderingen op vlak van transport, infrastructuur, urbanisatie … We spreken wat dat laatste betreft niet over kleine steden zoals we die in Vlaanderen kennen, maar over reusachtige steden van 30 à 40 miljoen en meer mensen.”

11


Conventies, protocollen en akkoorden In Rio de Janeiro werd in 1992 een eerste Klimaatverdrag afgesloten. “Dat bevatte nogal veel wollige taal”, meent Jos Delbeke. Het daaropvolgende Kyoto-protocol van 1997 stond nog in het teken van een intussen achterhaalde indeling in ‘rijke industrielanden’ en ‘arme ontwikkelingslanden’. Dat omvatte echter maar 12% van de uitstoot aan broeikasgassen van vandaag: de sinds de eeuwwisseling in 2000 bijzonder snel ontwikkelende industriestaten, moesten onder het Kyoto-protocol immers niets doen. Intussen is de wereldwijde uitstoot zo massaal toegenomen, dat we niet anders kunnen dan wereldwijd met zo veel mogelijk staten samenwerken. Delbeke: “Door het Parijs-akkoord van 2015 is 98% van de landen gedekt, zij het dat Trump roet in het eten gooit. Dankzij diplomatie en wat druk op de handelsvoorwaarden, is Europa erin geslaagd om andere, twijfelende landen, zoals Brazilië en Indonesië, te weerhouden om het voorbeeld van de VS te volgen. Met de duidelijke taal die Ursula von der Leyen enkele weken geleden in Davos sprak aan het adres van de VS, zit er mogelijk een handelsconflict met als inzet ‘respect voor de klimaatakkoorden van Parijs’ aan te komen.” Elk land dat het Parijs-akkoord ratificeerde, heeft een klimaatplan moeten opmaken. En volgens Jos Delbeke hebben die klimaatplannen wel degelijk effect. De uitvoering ervan heeft de verwachte opwarming momenteel beperkt tot 3,2°C. Om aan de gewenste norm van 2°C en nog liever 1,5°C te geraken, moeten we dus een tandje bijsteken. “Dat is precies wat de EU doet met de Green Deal, en ze wil de rest van de wereld daarin meetrekken. We buigen wel af, maar we moeten nog veel radicalere maatregelen nemen”, zegt Delbeke.

“De Noordpool was vroeger quasi ondoordringbaar en onontginbaar. Vandaag liggen in een straal van 1.500 km verschillende staten op de loer om deze regio te exploiteren.”

12

ecoTips 20.1 - klimaat en omgeving

Europa “De impact van de Green Deal van de Europese Commissie gaat verder dan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. De deal zal leiden tot een fundamentele transformatie van onze maatschappij.” “De inspanningen die Europa leverde tussen 1990 en 2005 hebben niet zo veel zoden aan de dijk gebracht. Maar sindsdien verminderen we onze uitstoot elk jaar met 1,5%. De Green Deal wil de inspanningen verdubbelen en aan een jaarlijkse daling van 2,5% geraken. Idealiter zouden we 90% minder uitstoot moeten realiseren. Voor sommige energie-intensieve industriesectoren – bijvoorbeeld de productie van cement of staal, de chemische sector en de landbouwsector – wordt dat technologisch een zeer radicale aanpassing. Bedrijven zijn vandaag dan ook bezig met de ontwikkeling van alternatieven voor de uitstoot van fossiele brandstoffen. En de Green Deal zorgt voor een beleidskader dat voor die bedrijven duidelijkheid brengt over de langere termijn. Tot 2030 zal de Europese Investeringsbank dan ook 1.000 miljard euro extra inzetten voor klimaatinvesteringen. De EU neemt ook maatregelen en voorziet fondsen voor een ‘just transition’: ervoor zorgen dat mensen die uit de boot vallen door het klimaatbeleid – bijvoorbeeld mijnwerkers en doelgroepen van protestbewegingen zoals de ‘gilets jaunes’ – andere jobs en alternatieven krijgen. De Green Deal bevat een enorm transitieprogramma voor de komende vijf jaar, waarin alle beleidsdomeinen onder de loep genomen worden. Bovendien gaat het niet enkel over een engagement van de EU-lidstaten, maar van het hele Europese continent, inclusief Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Groot-Brittannië.”

Europa heeft gefocust op drie grote beleidslijnen. “Ten eerste het systeem van emissiehandel. Hierbij wordt een prijs gezet op de uitstoot van één ton CO2. Vandaag ligt die op zowat 25 euro per ton. Dit systeem is in 2005 opgestart. In 2018 zaten we aan een daling van 29% ten opzichte van 2005, door die prijszetting. Bedrijven die te veel CO2-certificaten kochten, en dus minder uitgestoten hebben dan hetgeen ze ‘mochten’ uitstoten, kunnen die certificaten doorverkopen aan andere bedrijven, die meer uitstoten dan waar ze ‘recht’ op hebben. Deze handel dekt ongeveer de helft van de uitstoot van broeikasgassen in Europa. Daardoor is bijvoorbeeld de productie van elektriciteit uit steenkool veel duurder geworden dan elektriciteit uit gas of hernieuwbare energie.” “Ten tweede: de energieopwekking uit hernieuwbare bronnen. In 2006 was die goed voor minder dan 10% van de energieopwekking in Europa. Daarvan was zowat 80% afkomstig uit waterkrachtcentrales. Een richtlijn stelde intussen dat tegen 2020 minstens 20% van de elektriciteit uit hernieuwbare bronnen moet komen, verschillend verdeeld over de lidstaten. Voor België is dat 13%. Intussen zijn de richtwaarden opgetrokken en moeten we tegen 2030 minimaal 30% hernieuwbare energie voorzien. Door die EU-maatregel is er interesse vanuit de industrie ontstaan en de kosten zijn door schaalvergroting gedaald. Energieproducenten die niet tijdig mee waren met productie uit hernieuwbare bronnen, hebben veel marktaandeel verloren.” “Ten derde is er de aanscherping van de normen rond energie-efficiëntie. Zo heeft de EU de uitstootnormen voor auto’s verstrengd. Niet alleen om het broeikaseffect te milderen, maar ook om de Europese autoindustrie


te sturen in de richting van de ‘auto van de toekomst’. Niet elke sector kan Europawijd aangepakt worden. De mobiliteit en de bouwsector zijn in zowat elke lidstaat anders georganiseerd. Vandaar dat de Europese Commissie voor verschillende lidstaten andere taken oplegt. Het verschil is verdeeld volgens de rijkdom van de betrokken lidstaat. België moet bijvoorbeeld 35% minder uitstoten, Duitsland 38%, Zweden en Luxemburg 40%. Armere lidstaten zoals Bulgarije en Roemenië moeten geen daling realiseren.” België en Vlaanderen Tegen 2020 had ons land 15% emissiereductie moeten leveren. “We hebben nauwelijks 12% behaald. Op alle relevante sectoren scoren we slecht. Alleen op vlak van emissiehandel doen we het beter. België is er bovendien niet in geslaagd om een plan te maken waarbij onze EU-doelstelling van 35% emissiedaling tegen 2030 waargemaakt wordt. Nochtans heeft België deze Europese en dus dwingende wetgeving mee goedgekeurd. Erger: volgens de Green Deal moet België naar 45% minder uitstoot. Door een gebrek aan ambitieuze doelstellingen en ondersteuningsmaatregelen vanuit een toekomstgericht beleid, wordt het uitermate moeilijk voor onze industrie om de noodzakelijke drastische ommezwaai te realiseren. In het Brussels en Waals Gewest is de boodschap intussen doorgedrongen in regeringskringen. In Vlaanderen nog niet.” “Lidstaten die niet voldoen aan de emissiedoelstellingen, zullen verplicht worden om emissierechten te kopen van landen die

Vruchtbare lager gelegen gebieden zoals grote delen van Nederland en Oost- en West-Vlaanderen zullen onderlopen als de zeespiegel met 30 à 50 cm stijgt tegen het einde van deze eeuw, wat de verwachting is. En dat gaat verder dan verlies van landbouwareaal. Grote industriële oppervlaktes rond belangrijke havens liggen immers in lager gelegen gebieden.

een overschot hebben. Commissaris Frans Timmermans heeft al aangekondigd dat hij de ingediende plannen zal laten beoordelen en een ‘name and shame’-politiek zal voeren, zoals Europa ook doet bij de controle op de begrotingen van de lidstaten.” Just transition Jos Delbeke vindt dat de ‘klimaatjongeren’ een belangrijk aandachtspunt op de agenda gezet hebben: climate justice. “De klimaatopwarming die we vandaag

Jos Delbeke, de grondlegger van het Europese klimaatbeleid: “Volgens de Green Deal moet België naar 45% minder uitstoot. Door een gebrek aan ambitieuze doelstellingen en ondersteuningsmaatregelen vanuit een toekomstgericht beleid, wordt het uitermate moeilijk voor onze industrie om de noodzakelijke drastische ommezwaai te realiseren.”

kennen, is veroorzaakt door de Westerse industriestaten en dus is het logisch dat zij de grootste inspanningen inzake emissies nu moeten leveren. Onze ‘schuld aflossen’ betekent echter niet dat we voor de geleden schade zouden moeten betalen. Wel dat we als laboratorium voor innovatie en CO2arme technologie moeten functioneren en die kennis moeten delen met de rest van de wereld. Innovatie is cruciaal, maar moet leiden tot investeringen die jobs in nieuwe sectoren aantrekken.”

Jos Delbeke Jos Delbeke is bij het brede publiek bekend als klimaatexpert of klimaatonderhandelaar. Na een doctoraat aan de KU Leuven in de economische wetenschappen, werkte hij voor het IMF in Washington. In 1986 stapte hij over naar de Europese Commissie. Eerst op het Directoraat-generaal Sociale Zaken, later op het Directoraat-generaal Milieu, waar hij mee aan de basis lag voor de regelgeving voor het op de markt brengen van chemische stoffen (REACH), het Kyoto-protocol en de handel in CO2uitstootrechten. In 1999 nam hij als Europees hoofdonderhandelaar deel aan de vergaderingen van het UNFCCC (United Nations Framework Climate Convention on Climate Change). Van 2010 tot februari 2018 was hij de eerste directeur-generaal Klimaat van de Europese Commissie, toen dat departement een aparte afdeling naast het Directoraat-generaal Milieu werd. Vandaag doceert hij aan de KU Leuven en aan het European University Institute in Firenze.

klimaat en omgeving - ecoTips 20.1

13


LEUC & Leuven 2030 De lezing van Jos Delbeke werd georganiseerd door LEUC en Leuven 2030. LEUC (Leuven-Europa Club) is een vereniging van Leuvense burgers die in een Europese instelling werken of er gewerkt hebben. LEUC promoot de Europese gedachte en wil netwerking en interactie tussen de EU en actoren in de Leuvense regio promoten. Leuven 2030 is een coalitie van de stad, bedrijven, de universiteit, middenveldorganisaties en inwoners die de klimaattransitie op Leuvens niveau waarmaakt via verscheidene concrete plannen, acties en realisaties. Thema’s uit de vragenronde Zeldzame grondstoffen Er is een probleem van massale ontginning van nieuwe en soms zeldzame grondstoffen. Dat is echter de aard van de technologische vooruitgang. Innovatie is vaak gebaseerd op de toepassing van nieuwe grondstoffen. Die moeten we zo verantwoord en rationeel mogelijk ontginnen. De toepassing van nieuwe materialen onmogelijk maken, beknot vaak de technologische vooruitgang. Daardoor zouden we bij de oude consumptiepatronen blijven. Bredere ecologische voetafdruk De milieuproblemen beperken tot de uitstoot van broeikasgassen is vrij eenzijdig. In feite zouden we de volledige ecologische voetafdruk van productie en consumptie moeten nagaan. Daarbij moeten we echter opletten om niet in een antihandelsdiscours terecht te komen, bijvoorbeeld door de import of export van goederen en grondstoffen aan banden te leggen omwille van de ecologische voetafdruk daarvan. Handel en handelsvoorwaarden zijn net een instrument dat je kunt gebruiken om naties onder druk te zetten om te doen wat gedaan moet worden op vlak van klimaatopwarming. Fiscale maatregelen De fiscaliteit afstemmen op klimaatdoelstellingen – zoals de invoering van een koolstoftaks – is zowat het moeilijkste wat je kunt wensen. Kijk naar de weerstand tegen het aanpakken van de salariswagens bij ons. Fiscaliteit is heel erg gebonden aan nationale en regionale gewoontes en regels. Jos Delbeke: “Ik heb me de laatste tien jaar van m’n carrière uitgesloofd om een Europese CO2-taks uit te werken. Dat is telkens gebotst op de verschillende nationale taksculturen. Zoiets invoeren op wereldvlak lijkt me dan ook helemaal onmogelijk.” Kritiek op emissiehandel Op het ETS-systeem is heel wat kritiek gekomen, bijvoorbeeld vanuit de milieubeweging. Het systeem staat immers toe dat vervuilende bedrijven zich ‘vrijkopen’ door te blijven vervuilen en ergens anders emissierechten te kopen. Die kritiek is ten dele terecht, maar dat belet niet dat daardoor 14

ecoTips 20.1 - klimaat en omgeving

de emissies in Europa globaal gedaald zijn. Je kunt ook niet van vandaag op morgen alle nog functionerende vervuilende installaties afbreken en vervangen door schone technologie. Het ETS-systeem heeft er wel voor gezorgd dat een aantal installaties versneld afgeschreven en vervangen werden. Als de uitstootnormen bovendien verstrengen, zoals de Europese Commissie nu gedecreteerd heeft, zal de prijs van de certificaten verhogen. Als bedrijven innovatief genoeg zijn om uitstoot te voorkomen, daalt de prijs weer. “Het mooie daaraan is dat niemand die prijzen zal moeten opleggen, maar dat de vraag- en aanbodmarkt dat reguleert. Wellicht zal de prijs voor een ton CO2-uitstoot binnen tien jaar dubbel zo hoog zijn als vandaag. En hoe hoger de prijs, hoe meer een bedrijf inspanningen zal leveren om de uitstoot te toen dalen”, concludeert Delbeke. Luchtvaart Transport is een sector die zeker aangepakt zou moeten worden. Jos Delbeke wijdde jarenlang tijd aan het voorstellen van CO2taksen aan de luchtvaartsector, maar dat moet via internationale organisaties gebeuren. “In die internationale organisaties zijn we op zo’n koude douche getrakteerd, het leek er soms op dat we in een kolonialistisch dovemansgesprek terechtgekomen waren. De luchtvaartsector is ongeveer voor 40% in Amerikaanse, 40% in Europese en 10% in Chinese handen. De overige 10% zijn verdeeld over andere landen. Opkomende landen kijken naar Europa als een continent dat alles kan hebben: luchttransport aan bijzonder lage prijzen, de mogelijkheid om CO2-taks te betalen enzovoort. De ontwikkelende landen hebben die mogelijkheden niet en willen toch groeien in die sector. De luchtvaart en de maritieme sector zijn dan ook de enige sectoren die niet afgedekt zijn in het Parijs-akkoord.” Wat Jos

Delbeke betreft, mag Europa best z’n tanden laten zien op dat vlak. “Bijvoorbeeld door te eisen dat elk vliegtuig dat in Europa vertrekt, een CO2-bijdrage moet betalen.” Kernenergie Wat kernenergie betreft zijn de investeringen in nieuwe centrales intussen zo duur en zo langdurig geworden, dat geen enkele private speler er nog in geïnteresseerd is, buiten een Franse groep die al een paar keer failliet gegaan is. Intussen wordt hernieuwbare energie steeds goedkoper. De vraag is wat je in tussentijd doet met de bestaande kerninstallaties die afgeschreven zijn: wat is de kost om die te onderhouden en nog een tijdlang te laten draaien tot we voldoende alternatieven hebben?

In het boek leggen Delbeke en een aantal coauteurs uit hoe het Europese beleid gegroeid is. ‘Towards a Climate-neutral Europe - Curbing the trend’, is te koop bij Routhledge maar ook gratis digitaal te downloaden via https://ec.europa.eu/ clima/sites/clima/files/toward_climate_neutral_ europe_en.pdf.


Sinds 1 januari 2020 moet MER-coördinator erkend zijn Tekst: Toon Van Elst, Olfascan/eco-scan Beeld: Departement Omgeving Voor bepaalde plannen of projecten die een omgevingsvergunning nodig hebben, moet ook een milieueffectenrapportage (m.e.r.) gebeuren. Om een goed uitgewerkt, duidelijk en objectief milieueffectenrapport (MER) te bekomen, is het cruciaal dat het MER inhoudelijk en organisatorisch een samenhangend geheel vormt en dat de verschillende disciplines op elkaar worden afgestemd. Dat verwezenlijken is de taak van de MER-coördinator. Nieuw sinds dit jaar is dat die officieel erkend moet zijn.

W

anneer je plan of project een omgevingsvergunning nodig heeft, en dus ook een milieueffectenrapport, zijn er verschillende opties wat betreft dat MER. Afhankelijk van de omvang van het project dient er ofwel een MER-screening te gebeuren, kan een aanvraag tot ontheffing van de MER-plicht worden ingediend of moet er een volledig plan- of project-MER opgemaakt worden (zie afbeelding). Voor de uitwerking van de verschillende disciplines in een dergelijk rapport kan de initiatiefnemer een beroep doen op erkende MER-deskundigen. Daartoe bestaan er allerlei erkenningen, die persoonsgebonden zijn. Er zijn deskundigen in de disciplines biodiversiteit, bodem, geluid en trillingen, klimaat, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, lucht, mens en ten slotte ook in water. De meeste van deze disciplines worden nog verder onderverdeeld in subdomeinen. De MER-coördinator heeft daarbij de leiding over het team van erkende MER-deskundigen en staat in voor de organisatorische aspecten binnen het MER, zoals onder meer communicatie met de verschillende partijen en aansturing en coaching van het team. Daarnaast is de MER-coördinator ook verantwoordelijk voor de scoping – de uitwerking van de disciplines die binnen het MER niet als sleuteldiscipline worden

beschouwd en waarvoor dus ook geen erkend MER-deskundige optreedt – en voor de uitwerking van de algemene hoofdstukken – inleidende en besluitende hoofdstukken – en de niet-technische samenvatting van het dossier.

milieueffectrapporten, en dit binnen vijf jaar voorafgaand aan de erkenningsaanvraag. Tot slot moet de aanvrager een opleiding van minstens 140 uur hebben gevolgd waarin minstens de volgende competenties en kennis aan bod kwamen:

Tot voor kort bestond er geen officiële erkenning voor MER-coördinatoren en werd deze taak vervuld door één van de erkende MER-deskundigen die meewerkten aan het rapport. Tussen beide taken is er echter een belangrijk verschil op te merken: daar waar een MER-deskundige een expert is en in de inhoud duikt, is een MER-coördinator eerder een generalist, die het overzicht dient te behouden. Op 1 januari 2020 is er daarom een wijziging in de regelgeving doorgevoerd. De MER-coördinator moet voortaan ook officieel erkend zijn.

competenties (minstens 40 uur): - leiding geven - plannen en organiseren - samenwerken - communicatieve en participatieve vaardigheden - coachen - overtuigingskracht - redactionele vaardigheden basiskennis met betrekking tot alle disciplines die aan bod komen in een milieueffectrapport (minstens 100 uur)

Met de invoering van de omgevingsvergunning en de integratie van de milieueffectrapportage binnen de vergunningsprocedure wordt de rol van de MER-coördinator nog belangrijker aangezien het MER binnen een zeer strakke timing afgewerkt zal moeten worden en een goede organisatie van de opmaak nog crucialer wordt dan vroeger. Zoals vermeld hoeft een MER-coördinator dus geen MER-deskundige meer te zijn, hoewel dat wel kan. Om erkend te worden als MER-coördinator dient de aanvrager – een natuurlijk persoon – vanzelfsprekend aan een aantal voorwaarden te voldoen. Hij of zij moet minstens de graad van bachelor of een daarmee gelijkgeschakelde graad behaald hebben. Bovendien moet de aanvrager minstens drie jaar praktische ervaring hebben in het meewerken aan de coördinatie van

Net zoals voor erkende MER-deskundigen wordt de erkenning als MER-coördinator in principe verleend voor onbepaalde duur. De erkenning kan geheel of gedeeltelijk opgeheven of geschorst worden als de erkende MER-coördinator niet meer voldoet aan een of meer van de erkenningsvoorwaarden of als hij zijn verplichtingen niet nakomt, zoals onder meer het volgen van jaarlijkse bijscholing. In bepaalde gevallen kan de erkenning ook vervallen van rechtswege. Tot slot dient vermeld te worden dat de MERcoördinatoren, net als de erkende deskundigen, een jaarlijkse retributie moeten betalen voor de uitoefening van het toezicht op de erkenning. Op het moment van opmaak van dit artikel, waren er volgens www.milieuinfo.be 32 MERcoördinatoren erkend.

Bijlage I = projecten waarvoor de initiatiefnemer altijd een project-MER moet opmaken. Bijlage II = projecten waarvoor de initiatiefnemer in principe een project-MER moet opmaken, maar waarvoor hij een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan indienen. Bijlage III = projecten waarvoor de initiatiefnemer in principe ook een project-MER moet opmaken, maar via een project-m.e.r.screeningsnota kan aantonen dat het project geen aanzienlijke milieueffecten zal veroorzaken.

klimaat en omgeving - ecoTips 20.1

15


Interview met Antoine Geerinckx, stichter van CO2logic "CO2-neutraliteit wordt benchmark voor consumenten en overheden" Tekst: Wouter Polspoel Beeld: CO2Logic ’t Kan verkeren. CO2logic kende na zijn opstart in 2006 enkele moeilijke jaren. Voor oprichter Antoine Geerinckx bestonden de dagen toen haast uitsluitend uit het contacteren van potentiële klanten. Vandaag hangt hij nog steeds dagelijks aan de telefoon, maar wel omdat die roodgloeiend staat. “We kunnen de vraag naar onze dienstverlening – bedrijven helpen CO2-neutraal te worden – amper bijhouden en zijn zelfs op zoek naar extra personeel. Bedrijven beseffen dan ook dat CO2-neutraliteit binnenkort een benchmark zal worden in het keuzegedrag van consumenten en overheden.”

C

O2logic helpt bedrijven (deels) CO2-neutraal te worden. Daarvoor ontwikkelde het in 2007 een vierstappenplan. De eerste stap bestaat erin de huidige CO2-voetafdruk van het bedrijf te berekenen en beoordelen. Die berekening kan uitgevoerd worden voor het bedrijf an sich, producten, diensten, acties,

evenementen … De berekening laat toe de CO2-gerelateerde opportuniteiten en risico’s objectief te definiëren. Zo krijgt het bedrijf een globaal overzicht van de verschillende impacten in CO2-equivalenten. In een volgende stap worden de meest dringende en meest interessante CO2-verminderingskansen gedefinieerd, waarna CO2logic het bedrijf begeleidt in de organisatie van diverse CO2reducerende acties en financiering door derden. CO2-neutraliteitslabel Stap 3: wat momenteel niet gereduceerd kan worden, de zogenaamde CO2-restuitstoot, wordt gecompenseerd via de ondersteuning van gecertificeerde klimaatprojecten. Het is belangrijk hierbij op te merken dat alleen gecertificeerde klimaatprojecten voldoende waarborgen bieden voor een sterke klimaatstrategie. CO2logic staat op dat vlak gekend als dé Belgische expert. Communiceren over de genomen acties is de vierde en laatste stap. Bedrijven die een

inspanning doen om hun klimaatimpact te verlagen, verdienen daar volgens CO2logic immers ook erkenning voor. CO2logic ondersteunt de bedrijven dan ook in hun interne en externe communicatie gericht aan alle stakeholders. Het voltooien van het vierstappenplan leidt tot het internationaal erkende CO2-Neutral label. Zwarte sneeuw “In 2006 heb ik CO2logic opgericht. De eerste jaren waren zeer, zeer moeilijk. Ik heb toen heel veel telefoontjes gepleegd. Telkens met dezelfde vraag: wij kunnen u helpen om uw CO2-uitstoot te berekenen en verminderen. Hebt u daar interesse in? Het antwoord was toen heel vaak ‘neen’”, vertelt Antoine Geerinckx, oprichter van CO2logic. “Ik herinner met zelfs een bankdirecteur die antwoordde ‘Maar meneer, wij stoten niets uit. Neem eerst eens contact op met Electrabel of ArcelorMittal’, terwijl een bank toen rond de 6 ton CO2 per werknemer per jaar uitstootte. Gelukkig waren er toch een paar visionaire

Je kan echt wel spreken van een shift van zero awareness naar full awareness

Een van de klimaatprojecten van CO2logic: het heraanplanten van mangrovebossen in Benin.

16

ecoTips 20.1 - klimaat en omgeving


CEO’s die wél geloofden in het (toekomstig) belang van CO2-neutraliteit, vooral bedrijfsleiders van familiebedrijven, viel op.” Europa koploper Vandaag belt CO2logic zelf geen bedrijven meer op omdat het constant zelf gecontacteerd wordt. Het bedrijf volgt gewoon de vraag. “Je kan echt wel spreken van een shift van zero awareness naar full awareness. We willen anticiperen op de bijkomende vraag en gaan dit kwartaal 3 tot 5 extra mensen aannemen. Drie nieuwe collega’s zouden morgen al kunnen beginnen. Vandaag zijn we met zeventien en slagen we erin 2% van de totale Belgische CO2-uitstoot te verminderen en te compenseren, toch niet niks. En ook in Europa zijn we goed bezig. We zijn koploper op het vlak van het reduceren van de CO2-uitstoot, al gaat het nog altijd te traag. We moeten ook opletten dat we koploper blijven. Elk land heeft wel één equivalent van CO2logic, maar we zouden het aantal organisaties dat doet wat wij doen, overal moeten kunnen optrekken.“

CO2-compensatie had, meestal door onbegrip, een negatieve connotatie, omdat je eigenlijk niet rechtstreeks iets doet aan je eigen uitstoot, maar we stellen vast dat bedrijven die compenseren hun CO2-uitstoot veel sneller reduceren dan bedrijven die dat niet doen

Geerinckx ziet met lede ogen aan hoe België achterblijft met het invoeren van een CO2bijdrage op fossiele brandstoffen die we zouden kunnen gebruiken voor zaken met een toegevoegde waarde: energiezekerheid, eigen hernieuwbare energie, waterstofinfrastructuur, energie-efficiëntie … “Bedrijven kunnen ook voor zichzelf een vrijwillige CO2-taks invoeren. Ze plakken dan een fictieve prijs op een ton CO2. Dat zal ze stimuleren om minder uit te stoten, daar zijn experten het wereldwijd over eens. CO2-uitstoot die ze niet gereduceerd krijgen, kunnen ze dan vervolgens compenseren via klimaatprojecten. Het bedrag dat ze daarin investeren, is dan gelijk aan hun fictieve CO2-prijs maal het aantal uitgestoten ton. CO2-compensatie had, meestal door onbegrip, een negatieve connotatie, omdat je eigenlijk niet rechtstreeks iets doet aan je eigen uitstoot, maar we stellen vast dat

De voordelen van gecertificeerde klimaatprojecten op het vlak van lokale & globale Sustainable Development Goals (SDG’s) zijn volgens een studie van Imperial College London indrukwekkend.

bedrijven die compenseren, na het berekenen en verminderen ervan, hun CO2-uitstoot veel sneller reduceren dan bedrijven die dat niet doen, omdat ze ervoor betalen.” Klimaatproject moet gecertificeerd zijn “Het is wel belangrijk dat ze investeren in gecertificeerde klimaatprojecten. Een bedrijf kan intekenen op een plan dat voorziet in het planten van heel wat bomen, maar hoeveel CO2 wordt met dat project juist gecompenseerd? En voor hoelang? En wat als die bomen ooit verdwijnen? Onze klimaatprojecten in ontwikkelingslanden als Burkina Faso, Benin, Congo, Oeganda … zijn gecertificeerd. We waren zelfs het eerste bedrijf ooit om een Gold Standard-certificaat te behalen, in Burkina Faso bijvoorbeeld. Het is meetbaar hoeveel CO2 ze compenseren, en hoelang. Zo’n certificaat behalen voor een klimaatproject is trouwens niet evident. Het kost ons twee tot vijf jaar. Wij werken in onze klimaatprojecten altijd met lokale ngo’s en kiezen bewust voor ontwikkelingslanden. Veel zaken – ontbossing, niet-duurzame landbouw … – die een invloed hebben op het klimaat in ontwikkelingslanden zijn te wijten aan armoede. De inwoners moeten hun grondstoffen verkopen om inkomsten te genereren. En ze putten die grondstoffen ook zelf uit. In ontwikkelingslanden koken nog te veel mensen op houtskool. Je kan hen dat niet kwalijk nemen, want hoe zouden ze het anders moeten doen? Maar productie van houtskool is een van de grootste oorzaken van illegale ontbossing in ontwikkelingslanden. Daar proberen we met onze oventjesprojecten – waarin we inwoners voorzien van een efficiënter oventje zodat ze tot 50% minder hout of houtskool gebruiken – bijvoorbeeld iets aan te doen, en dat financieren we dus met geld dat bedrijven

ons betalen om hun CO2-uitstoot die we niet kunnen reduceren, te compenseren. Zonder de financiële bijdrage van bedrijven zouden die projecten niet kunnen doorgaan en zou er meer ontbossing en dus CO2-uitstoot zijn.” Een studie van de Stanford University wees volgens Geerinckx trouwens uit dat de echte kost voor de maatschappij per uitgestoten ton CO2 220 dollar bedraagt. Een bedrag dat helaas niemand op zich neemt en momenteel eigenlijk doorgeschoven wordt naar toekomstige generaties.” Geerinckx voorspelt dat de competitiviteit tussen bedrijven zich in de toekomst ook zal afspelen op vlak van CO2-neutraliteit. “En dat is natuurlijk alleen maar toe te juichen. Heel wat bedrijven beginnen te beseffen dat in een samenleving waarin de nadruk steeds meer komt te liggen op duurzaamheid, CO2neutraliteit een benchmark zal worden voor consumenten en overheden. Zodra de hele bedrijfswereld van dat idee overtuigd is, zal het snel gaan.” Microsoft geeft goede voorbeeld Het goede voorbeeld wordt alvast gegeven door Microsoft en andere bedrijven die het CO2-Neutral label dragen. De Verenigde Staten hebben nog geen CO2-taks, maar toch heeft het computerbedrijf zichzelf als doel gesteld nog dit jaar volledig CO2neutraal te zijn. Bijzonder is dat het ook voor zijn historische klimaatimpact zijn verantwoordelijkheid wil opnemen. Het wil al de CO2 die het sinds zijn oprichting in 1975 geproduceerd heeft, compenseren. Nog meer diensten Naast bedrijven helpen om CO2-neutraal te worden, biedt CO2logic nog meer diensten aan. Zo onderzocht het bedrijf twee jaar klimaat en omgeving - ecoTips 20.1

17


geleden met machines die het daarvoor speciaal bestelde in Frankrijk de luchtkwaliteit van het eigen kantoor. “Daaruit bleek dat de luchtkwaliteit in de namiddag niet zo goed was en er te veel CO2 in de lucht hing en we op woensdagavond formaldehydepieken hadden. Vanuit de bewustwording dat dat waarschijnlijk bij veel andere bedrijven ook het geval is, ontstond Airscan.org, als een spin-off van CO2logic. Met Airscan.org bieden we bedrijven dus een kwantitatieve evaluatie aan van hun luchtkwaliteit in het gebouw. De

www.m-tech.be

insteek is dezelfde als die van de corebusiness: met cijfers aantonen dat het anders moet.” Green-Tripper.org is dan weer een online platform van CO2logic dat mensen en bedrijven in staat stelt verschillende vervoersmiddelen te vergelijken op het vlak van CO2-impact. Heel binnenkort wordt ook nog Naturalogic, een jong Brussels bedrijf dat bedrijven wil begeleiden in de transitie naar een bewustere omgang met ons natuurlijk kapitaal, geïntegreerd in CO2logic.

www.m-tech.be BruggenBouwers tussen milieu en ondernemerschapBruggenBouwers tussen milieu en ondernemerschap De oventjesprojecten van CO2logic – waarin mensen een efficiënter oventje ter beschikking krijgen zodat ze tot 50% minder hout of houtskool gebruiken – worden gefinancierd met geld dat bedrijven betalen om hun CO2-uitstoot die CO2logic niet kan reduceren, te compenseren. Zonder de financiële bijdrage van bedrijven zouden die projecten niet kunnen doorgaan en zou er meer ontbossing en dus CO2-uitstoot zijn.

"Een studie van de Stanford University wees uit dat de echte kost voor de maatschappij per uitgestoten ton CO2 220 dollar bedraagt, een bedrag dat helaas niemand op zich neemt en momenteel eigenlijk doorgeschoven wordt naar toekomstige generaties."

www.m-tech.be www.m-tech.be

BRUGGENBOUWERS BruggenBouwers Onze expertise TUSSEN MILIEU EN – Omgevingsvergunningen tussen milieu en – Milieuadvies ONDERNEMERSCHAP – Milieucoördinatie

ondernemerschap

– Milieueffectrapport – Veiligheidsrapport – Natuur

Vestigingen Hasselt - Brussel - Gent - Namen - Roermond

Onze expertise – Omgevingsvergunningen – Milieuadvies – Milieucoördinatie

– Milieueffectrapport – Veiligheidsrapport – Natuur


Nieuwe ontwikkelingen in de Europese nitraatrichtlijn Tekst: Lies Bamelis en Ruben Baert, United Experts De nitraatrichtlijn van 1991 is een van de eerste wetgevingen die de toenmalige Europese Economische Gemeenschap uitbracht tegen vervuiling. Ze maakt integraal deel uit van de kaderrichtlijn Water en is één van de belangrijkste instrumenten voor de bescherming van de wateren tegen de druk van de landbouw. Het is het belangrijkste stuk Europese (EU-)regelgeving voor het verminderen van de milieueffecten van stikstof en fosfor van mest en voor het verhogen van de efficiëntie van het stikstofgebruik en is tevens nauw verbonden met andere EU-beleidsmaatregelen die betrekking hebben op lucht- en waterkwaliteit, klimaatverandering en landbouw.

V

ia deze richtlijn worden een aantal maatregelen opgelegd waaraan de lidstaten moeten voldoen: het monitoren van alle types waterlichamen, het identificeren van wateren die verontreinigd zijn of het risico lopen te worden verontreinigd, het aanwijzen van nitraatgevoelige zones en het vaststellen van codes van goede landbouwpraktijken en nationale actieprogramma's.

aanwezig is in het gras, waardoor de productie (en uitstoot) van stikstof door datzelfde vee ook lager zal liggen. Anderzijds verminderen eveneens de risico’s op het uitlogen van stikstof naar het grond- en oppervlaktewater, waardoor de nitraatconcentraties in deze milieucompartimenten dalen. Dit heeft een belangrijke positieve invloed op het risico op eutrofiëring - de overmatige algengroei die het leven in rivieren en zeeën verstikt.

Globaal kan er gesteld worden dat de nitraatrichtlijn ook de vermindering van negatieve milieueffecten van voedselproductie ondersteunt door de verbetering van de waterkwaliteit en de vermindering van de vervuiling van zoet water en ecosystemen. Hierdoor draagt ze ook bij tot de verwezenlijking van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de Verenigde Naties (SDG 6, SDG 14 en SDG 15).

Ook op hoger niveau heeft de nitraatrichtlijn een zekere invloed: regio’s met een grotere bezetting van dieren (en dus meer mestproductie per vierkante km) dienen extra focus te leggen op een goed beheer van de veestapel en een optimale bemestingsstrategie. Het gaat zelfs zo ver dat de nitraatrichtlijn bijdraagt aan de discussie over de afbouw van de veestapel in sommige landen of regio’s.

Stand van zaken nitraatverontreiniging Ondanks deze positieve algemene trend blijven nitraatvervuiling en eutrofiëring in veel lidstaten problemen veroorzaken. Bijna 30 jaar na de implementatie van de nitraatrichtlijn vormt de nitraatverontreiniging van het grondwater nog steeds een ernstige bedreiging voor de ecosystemen en de menselijke gezondheid. De nitraatdoelstelling van 50 Overview aanpak in het Nutri-2-Cycle project

Wat is de impact van de nitraatrichtlijn? De nitraatrichtlijn leidde tot belangrijke beperkingen die een evenwichtige stikstofbemesting moeten ondersteunen: het opbrengen van kunstmest kan enkel in beperkte periodes en ook het opbrengen van stikstof uit mest werd sterk ingeperkt, met extra focus op hellende bodems, tijdens natte omstandigheden, en in de buurt van waterlopen (vermindering van de stikstofuitloging). Het belang van deze evenwichtige stikstofbemesting is velerlei: enerzijds verlaagt het de stikstofinput naar het vee doordat er minder stikstof

klimaat en omgeving - ecoTips 20.1

19


mg/l in het grondwater wordt in verschillende regio's in Europa nog steeds overschreden. Ook de globale gezondheid van onze bodem heeft niet overal de vlucht vooruit genomen: de beperking op het uitrijden van mest, heeft mogelijk in sommige landen geleid tot een groter aandeel van chemische bemesting: eenzelfde hoeveelheid nutriënten werd op het veld gebracht, zonder de toevoeging van de (broodnodige) organische koolstof, wat leidde tot afname van het organisch materiaal of het verarmen van de bodem. Een herziening van de richtlijn dringt zich op De meest recente ontwikkelingen in het kader van de herziening van de nitraatrichtlijn worden door het Directorate-General Environment en het Joint Research Center bestudeerd onder de naam “SafeManure”. Het doel is om geharmoniseerde criteria vast te stellen op grond waarvan stikstofmeststoffen, die geheel of gedeeltelijk afkomstig zijn van mest, als even betrouwbaar (“Safe”) beschouwd kunnen worden als kunstmest (= chemische meststoffen). Op die manier kan de mest welke voldoet aan deze vooropgestelde criteria alsnog gebruikt worden in gebieden met waterverontreiniging, volgens dezelfde bepalingen uit de nitraatrichtlijn als voor kunstmest (op voorwaarde dat er voldoende landbouwkundige voordelen gegarandeerd zijn). Dergelijke meststoffen worden aangeduid als RENURE (Recovered Nitrogen from manure, vertaald als “herwonnen stikstof uit mest”). Richtlijnen moeten de lidstaten dan de mogelijkheid bieden om landbouwers RENURE te laten gebruiken ter vervanging van chemische meststoffen, bovenop de drempelwaarde van 170 kg/ha N die in de nitraatrichtlijn is vastgesteld. Dit zal waarschijnlijk gebeuren via een ontheffingssysteem. Wel moeten er maatregelen genomen worden om de uitspoeling van nutriënten, de verliezen door afspoeling en de uitstoot van ammoniak door RENURE te voorkomen of tot een minimum te beperken. Wat zijn RENURE-materialen? Om als RENURE-materiaal beschouwd te kunnen worden moet minstens 90 procent

20

ecoTips 20.1 - klimaat en omgeving

De Europese nitraatrichtlijn draagt bij tot de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de Verenigde Naties, namelijk aan SDG 6, SDG 14 en SDG 15.

van de stikstof aanwezig in minerale vorm voorkomen. Ook mag globaal gesteld de totale organische koolstofinhoud (C) maximaal driemaal zo hoog liggen als de totale stikstofinhoud (N) (het uiteindelijke fabricageproces kan mogelijk nog invloed hebben op de uiteindelijk toegelaten koolstof/ stikstof of C/N-verhouding). Ook voor koper, kwik en zink worden er grenswaarden voorgesteld. Welk type materiaal kan aan de voorwaarden voldoen? Ammoniumnitraat en ammoniumsulfaat zijn beide zijstromen welke (onder andere) ontstaan bij de luchtbehandeling van stallen of in het proces van een mestverwerkingsinstallaties, welke mogelijk als RENURE-stroom erkend kunnen worden. Ook het minerale concentraat dat als reststroom overblijft na het proces van omgekeerde osmose bij het finaal zuiveren van (mest)stromen tot gezuiverd water zou de RENUREerkenning moeten kunnen bekomen. Deze stromen worden binnen de SafeManure-studie beschouwd als hoge prioriteit gezien ze geacht worden een belangrijke impact te kunnen realiseren: door het betere statuut voor deze stromen zal er immers meer ingezet worden op het recupereren van nutriënten onder de vorm van mineraal concentraat, ammoniumnitraat of –sulfaat, wat de algehele milieu-impact van de landbouw ongetwijfeld ten goede zal komen. Andere stromen hebben dan weer slechts

een gemiddelde prioriteit: digestaat (dit is vergiste biomassa en is een restproduct van de biogasproductie), de afgeleide dunne (vloeibare) fractie van het digestaat, en struviet (wordt gevormd bij de reiniging van afvalwater, bijvoorbeeld bij dik vloeibaar mesttankwater). Stromen zoals onbehandelde mest, vloeibaarvast afgescheiden mest zonder behandeling, concentraat van vacuümverdamping of stripping, en gedroogd vezelig organisch materiaal hebben een lage prioriteit. De vlucht vooruit? Hoewel de SafeManure-studie nog niet volledig werd afgerond, kunnen reeds volgende verbeteringen verwacht worden door het toepassen van RENURE-producten: - de meeste verontreinigende stoffen die aanleiding geven tot nieuwe bezorgdheid (Contaminants of Emerging Concern of CEC’s) liggen in het algemeen lager in RENURE-stromen in vergelijking met de ruwe meststoffen. Op die manier kan mestverwerking de doorstroom van diergeneesmiddelen in het milieu verminderen en de totale antibioticabelasting doen dalen. Dit zal uiteraard een positief effect hebben op het bodemleven en de biodiversiteit waardoor de bodemkwaliteit zal stijgen. - Wanneer RENURE-materialen kunnen toegepast worden volgens de richtlijnen van kunstmest, zal de belangstelling voor het


recupereren van nutriënten sterk toenemen in de sector. Ook de (markt)waarde van de producten zal aanzienlijk stijgen. Dit zal een stimulans zijn in de richting van mestverwerking t.o.v. het afzetten van ruwe mest op het land. - Het totale effect is waarschijnlijk een verminderde netto-instroom van stikstof (welke industrieel geproduceerd wordt via het energie-intensieve Haber-Bosch-proces) en fosfor (geïmporteerd fosfaatgesteenteafgeleide meststoffen) in onze Europese agro-ecosystemen. De nutriënten (stikstof en fosfor) zullen veel meer gerecupereerd en hergebruikt kunnen worden. - Een mogelijke vermindering van de input van CEC’s in de landbouwgrond en het milieu kan positieve effecten hebben op het bodemleven en de biodiversiteit, waardoor mogelijks de bodemkoolstofniveaus kunnen stijgen, de stikstofretentie kan toenemen en de stikstofverliezen kunnen afnemen en het potentieel van de bodem om fosfor in zijn organisch materiaal op te slaan kan toenemen, waardoor de verliezen voor het milieu kunnen worden verminderd. - Europa zet via het ondersteunen van innovatieprojecten reeds verscheidene jaren in op de recuperatie van nutriënten uit mest en van mest afgeleide stromen. Er zijn verschillende technieken nog in onderzoek en/of in demo- of testfase. Ook binnen het Nutri-2-Cycle project wordt er ingezet op onderzoek en optimalisatie van nutriëntenstromen binnen de verschillende pijlers van de landbouw. Sommige

technieken zijn reeds bewezen in dergelijke onderzoeksprojecten, maar vinden weinig (of geen) toegang tot de markt door de te lage marktwaarde van de gerecupereerde nutriëntenstromen. Het is te verwachten (hopen) dat door het opmaken van de mogelijke erkenning als RENURE-materiaal, ook de doorstroom van innovaties rond nutriëntenrecuperatie in de landbouwsector een stuk vereenvoudigd zal worden.

Nutri2Cycle Nutri2-Cycle is een Europees project dat gesteund wordt binnen het Horizon 2020innovatieprogramma. De focus van het project ligt op het sluiten van de koolstof- en nutriëntenkringloop tussen de akkerbouw en de veeteelt, waarbij anaerobe vergisting als een verwerkingsstap kan functioneren. De huidige Europese landbouw wordt nog altijd gekenmerkt door een hoge uitstoot van broeikasgassen en een grote mate van inefficiëntie als het gaat om de terugwinning van koolstof en het hergebruik van de nutriënten voor planten (stikstof N en fosfor P). Door een ketenbenadering van landbouwbedrijf tot de eindgebruiker, waarbij zowel gewerkt wordt rond het uitwerken van nieuwe bedrijfsmodellen en technieken, als rond marktbevraging en mogelijkheden tot labeling van de bekomen eindproducten, wil het project het verschil maken en de kringloop sluiten. Het project brengt vooraanstaande experts op het gebied van nutriëntencycli samen die eerder ook al actief betrokken waren bij voorgaande nationale en Europese projecten, alsmede bij de EIP-focusgroep voor nutriëntenrecycling, gecoördineerd door de Europese Commissie. In het verlengde van het Europese project, wordt er ook een Vlaams platform opgericht rond nutriëntrecuperatie met ondersteuning van de Vlaamse overheid en de diverse milieuagentschappen die Vlaanderen rijk is. De vertaalslag van internationale ontwikkelingen naar lokale context en taal maken een belangrijk onderdeel uit van die platformwerking.

De juni-editie van ecoTips gaat over

ECOKNOWLEDGE opleidingen, netwerken, innovatie, ecodesign

Boek nu je publiciteit! info@ecotips.org +32 (0)13 29 46 04

JA AR


In België is 7,5% van alle banen circulair Tekst: Wouter Polspoel Van schoenmaker tot ingenieur van een windpark: 7,5% van alle banen in België is circulair. Dat blijkt uit een rapport van de Koning Boudewijnstichting en de Nederlandse sociale onderneming Circle Economy. Het rapport vormt een nulmeting van de werkgelegenheid in de Belgische circulaire economie en wil overheden, werkgevers, sociale partners en andere stakeholders informeren om tot een doeltreffend en inclusief circulair arbeidsmarktbeleid te komen.

D

e circulaire economie biedt een alternatief voor de lineaire ‘takemake-waste’-economie waarin grondstoffen worden ontgonnen, gebruikt en weer weggegooid. Ze houdt in de mate van het mogelijke hulpbronnen en materialen in de kringloop en maakt zo komaf met verspilling en afval, wat absoluut noodzakelijk is voor mens en planeet. Circulaire jobs zijn banen die bijdragen aan die kringloopeconomie, via activiteiten op het gebied van hernieuwbare energie, herstel en onderhoud, recyclage, digitale technologie, ontwerp, nieuwe businessmodellen en samenwerking. Het gaat zowel om de

installateur van zonnepanelen als om een architect die gebouwen ontwerpt waarvan het materiaal na de gebruiksfase kan worden hergebruikt, een data-analist die het gebruik van grondstoffen in kaart brengt en optimaliseert en de verbindingen tussen de actoren in de toeleveringsketen versterkt via digitale online platformen, een beheerder van een autodeelplatform en een schoenmaker. Uit het rapport van de Koning Boudewijnstichting en de Nederlandse sociale onderneming Circle Economy blijkt dat in België 7,5% van alle jobs als circulair te bestempelen valt. Het rapport is het resultaat van een sectoroverschrijdend onderzoek. Het biedt inzicht in de aard van de banen, vormt een nulmeting van de werkgelegenheid in de Belgische circulaire economie en wil beleidsmakers, werkgevers, sociale partners en andere stakeholders informeren om tot een doeltreffend en inclusief circulair arbeidsmarktbeleid te komen. Drie soorten circulair werk Het rapport maakt een onderscheid tussen drie soorten circulair werk. Er bestaat primair, ondersteunend en indirect circulair werk. Primaire circulaire banen dragen rechtstreeks bij aan een gesloten grondstoffencyclus en omvatten activiteiten in verband met

7,5%, dat zijn 262.000 jobs. Daarvan is 32% primair, 25% ondersteunend en 43% indirect circulair

hernieuwbare energie, recyclage en herstel. Ondersteunend circulaire banen steunen de versnelling en opschaling van de primair circulaire activiteiten, en omvatten activiteiten als leasing, engineering en digitale technologie. Indirect circulaire banen ten slotte leveren diensten aan de primair en ondersteunend circulaire activiteiten, via werk als onderwijs, logistiek en overheidsadministratie. Verdeling per gewest Van alle banen in België is dus 7,5% circulair of 262.000 jobs. Daarvan is 32% primair, 25% ondersteunend en 43% indirect circulair. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er 58.000 circulaire banen of 8,1% van alle arbeidsplaatsen. Bijna de helft van die jobs wordt gecreëerd door ondersteunend circulaire activiteiten, met amper 10.000 banen in primair

Het aantal circulaire jobs en de verdeling ervan in België en per gewest. (credit: Koning Boudewijnstichting)

22

ecoTips 20.1 - klimaat en omgeving


circulaire sectoren, 17% van alle circulaire arbeidsplaatsen in het gewest. In Vlaanderen zijn er 148.000 circulaire jobs, 7,5% van alle banen. Zoals typisch is voor een gewest van deze omvang zijn de circulaire banen in Vlaanderen vooral van het primaire en indirect circulaire type. Maar met meer dan 30.000 (21%) banen in ondersteunend circulaire activiteiten doet Vlaanderen het ook goed in de meer dienstgerichte circulaire sectoren. Antwerpen en Gent zijn belangrijke centra voor werkgelegenheid in de circulaire economie. In Wallonië zijn er 56.000 circulaire banen, 6,8% van alle arbeidsplaatsen, vooral van het primaire circulaire type en in de sectoren die indirect ondersteuning bieden aan de kringloopeconomie, respectievelijk 40% en 45% van alle circulaire arbeidsplaatsen.

Circulaire jobs zijn banen die bijdragen aan de kringloopeconomie, via activiteiten op het gebied van hernieuwbare energie, herstel en onderhoud, recyclage, digitale technologie, ontwerp, nieuwe businessmodellen en samenwerking.

Foto: Pixabay

Dit rapport is de eerste publicatie van de Koning Boudewijnstichting over de circulaire economie. De meting moet volgens de initiatiefnemer over twee tot drie jaar herhaald worden. De volgende metingen zullen een uitgebreidere interpretatie van de cijfers mogelijk maken.

Oprichting Nutricycle Vlaanderen is een feit Tekst: Nutricycle Vlaanderen

V

laanderen zet volop in op de transitie naar een circulaire economie. Ook minerale nutriënten (N, P) en organisch materiaal maken deel uit van deze kringloop. Door in te zetten op nutriëntrecuperatie kunnen we de omslag naar een duurzamere agrovoeding en een groene chemie realiseren.

Aangezien de huidige verwerkingstechnieken voor reststromen en mest nog maar beperkt gericht zijn op nutriëntrecuperatie, zullen we in de komende periode moeten inzetten op de implementatie van technieken voor bijkomende nutriëntrecuperatie (stikstof, fosfor, kalium …). Om het onderzoek en de ontwikkeling van technologieën voor nutriëntrecuperatie te ondersteunen en katalyseren en vervolgens de opschaling en uitrol van die technologieën te versnellen, heeft de Vlaamse minister voor Leefmilieu beslist de oprichting van het NUTRICYCLE VLAANDEREN-platform te ondersteunen.

Het platform zal een aanspreekpunt zijn voor het bedrijfsleven, kennis- en onderzoeksinstellingen, de landbouwsector, de overheid, het middenveld en zal kennisuitwisseling en samenwerking faciliteren. Met zijn helikopterview over lopend onderzoek en projecten, zal het platform een coördinerende, informerende en verbindende rol spelen.

Meer weten? Contacteer : anne.adriaens@ugent.be

Een kernteam aan de Universiteit Gent, vakgroep Groene Chemie en Technologie onder de hoede van dr. Evi Michels en Prof. Erik Meers zal instaan voor de goede operationele werking van het platform. Thematische werkgroepen zullen worden opgericht rond specifieke werkpunten waarbij de verschillende actoren in de nutriëntentransitie nauw betrokken zullen worden. De inzet voor de komende drie jaar is te komen tot effectieve implementatie op het terrein met bijzondere aandacht voor demonstraties en realisaties ten velde. klimaat en omgeving - ecoTips 20.1

23


Europees samenwerkingsproject Sharepair wil burgers afhelpen van wegwerpmentaliteit Tekst: Jan Larosse Op 26 maart wordt de kick-off gegeven van Sharepair, een nieuw Europees samenwerkingsproject dat als doelstelling heeft burgers aan te zetten kapotte producten meer te herstellen in plaats van weg te gooien. Dat objectief wordt nagestreefd door een innovatieve integratie van verschillende digitale en fysieke tools en een infrastructuur die burgers helpt om de beslissing te nemen om zelf te herstellen, samen te herstellen of te laten herstellen door professionele dienstverleners.

H

et idee voor Sharepair vindt zijn oorsprong in Leuven en meer bepaald in het fenomeen van de repaircafés, vrijwilligersinitiatieven om mensen te helpen kapotte spullen een nieuw leven te geven. Die kleinschalige initiatieven werden groter en groter en zo ontstond Maakbaar Leuven, een beweging, bestaande uit vrijwilligers, partnerorganisaties en bedrijven, met een hart voor herstellen en duurzaamheid. Deze beweging weigert zich neer te leggen bij de vuilnisbak als ultieme bestemming voor kapotte toestellen en voorwerpen en wil via allerlei initiatieven Leuven upcyclen tot een circulaire stad. Maakbaar Leuven kreeg het idee voor het Europees samenwerkingsproject nadat het de eerste stappen had genomen om een repair app te ontwikkelen, met informatie over wat op welke manier kan hersteld worden. Zo’n digitale tools kan je dan beter ineens aanmaken voor veel meer gebruikers, dachten de medewerkers. Hence: de blik op Europa. Maakbaar Leuven vond de Stad Leuven bereid om als lead partner op te treden van een breed partnership om samen tools te ontwikkelen voor beslissingsondersteuning en die met een pilot in de praktijk te zetten binnen steden met een groene ambitie. Dat project werd na een jaar voorbereiding en twee selectierondes goedgekeurd binnen het transnationaal programma Interreg Noordwest-Europa, binnen de prioriteit Resource Efficiency. Het project kreeg een budget van 7,7 miljoen euro voor de driejarige periode 2020- 2022. Het gaat om een partnership tussen zeventien leden bestaande uit vier herstelorganisaties uit België en het VK, vier steden (Leuven, Roeselare,

24

ecoTips 20.1 - klimaat en omgeving

Dit project is een unieke experimenteerruimte voor nieuwe gebruikersgerichte maak-en herstelpraktijken in de context van versnelde omschakeling van ons lineair productie- en consumptiemodel naar een circulair model

Ottignies- Louvain-la-Neuve en Apeldoorn), de consumentenorganisatie Test Aankoop, vijf universiteiten (Leuven, Manchester, Delft, Limrick en Galway) en enkele partijen die zorgen voor de technische ondersteuning, met softwarebedrijf Statik als belangrijkste. Sharepair kan daarnaast rekenen op een netwerk van 23 geassocieerde partners, onder meer bedrijven uit de circulaire economie, steden, kennisinstellingen, gespecialiseerde bedrijven … Objectief De algemene doelstelling is om met een geïntegreerde aanpak burgers te helpen meer te herstellen en daardoor de afvalberg te verminderen, in het bijzonder voor elektrische en elektronische toestellen. WEEE of Waste of Electrical and Electronic Equipment is één van de snels stijgende afvalstromen, met meer dan 3% per jaar. Dat hangt

samen met een vermindering van de levensduur van die toestellen, die goedkoop worden aangeboden. Onderzoek van het European Environmental Bureau wees uit dat de verlenging van de levensduur van smartphones met één jaar de milieuimpact in Europa zou verminderen met het equivalent van twee miljoen voertuigen. In de circulaire economiestrategie wordt vooral gefocust op de recyclage van materialen – van bijvoorbeeld de edelmetalen in smartphones – maar wordt te weinig het potentieel van de binnenste cirkels – hergebruik, herstellen, delen – aangewend. Herstel behoudt de waarde van het product. Het in gebruik houden van toestellen is in de meeste gevallen vanuit klimaatoogpunt ook beter dan recyclage. Sharepair focust op die onderontwikkelde binnenste cirkel en stelt zich als doel om met een Repairgids voor de burgers en andere tools 110 ton afval te vermijden in de vier steden in 2023. Hoe? De strategie van Sharepair is om de expertise van de repairbeweging te bundelen en aan te bieden aan een veel groter publiek in steden, die hun burgers willen mobiliseren voor de circulaire economie, en aan consumentenorganisaties.


Het pilootproject moet een kritische massa aan data genereren over herstel, waardoor niet alleen de lokale tools kunnen verbeterd worden, maar ook een netwerkeffect ontstaat dat andere spelers aantrekt en nieuwe beleids- en bedrijfsmodellen moet bewerkstelligen. Wat hebben bedrijven aan Sharepair? Wat is de rol van de aanbodzijde, de bedrijven die de producten maken en die hersteldiensten aanbieden? Dit project is een unieke experimenteerruimte voor nieuwe gebruikersgerichte maaken herstelpraktijken in de context van versnelde omschakeling van ons lineair productie- en consumptiemodel naar een circulair model. Met de Europese Green Deal wordt het signaal gegeven dat circulaire economie geen carrousel van recycleerbare wegwerpproducten is. De materiaalstromen staan voor bijna 50% van onze CO2-uitstoot, dus die moeten drastisch verlagen door meer duurzame en meer herstelbare producten te ontwerpen. Bedrijven kunnen verschillende circulaire innovatieopportuniteiten aangaan, bijvoorbeeld burgers vanop afstand helpen bij onderhoud en herstellen via augmented reality, productiestromen monitoren via Internet of Things … De uitdaging is om nieuwe waardeketens te ontwikkelen waarin zowel de vraag- als de aanbodzijde de nieuwe repaircultuur omarmen.

Foto: Alexander Andrews, Unsplash

Foto: Skitterphoto, Pexels

Op 27 maart vindt in Leuven in het kader van het Sharepair-project ‘Repair is the future’ plaats, het beleidssymposium, in aanwezigheid van Minister Demir, Europese en nationale beleidsmakers en schepen Thomas Van Oppens. Een dag later is het aan het ‘Repair & Share Fest’ in het Leuvense OPEK. Je kan er terecht voor een divers programma bestaande uit workshops, demonstraties, lezingen, repaircafés …

klimaat en omgeving - ecoTips 20.1

25


Gemeentelijk klimaatbeleid: Hoe zorgen voor een effectieve impact en realiseerbare klimaatdoelstellingen? Tekst: Profex Het afgelopen decennium stond 2020 symbool als kaap voor het behalen van klimaatdoelstellingen, zowel op Europees – de ‘2020 targets’ – als op regionaal vlak via beleidsplannen op federaal, Vlaams en gemeentelijk niveau. Sommige targets werden gehaald, andere niet. Dus worden er nieuwe doelen uitgezet voor de komende jaren. In die context formuleerden heel wat Vlaamse gemeentes hun ‘beleidsplan 2020-2025’ en ondertekenden nu in totaal al 269 van de 300 Vlaamse gemeentes het zogenaamde burgemeesterconvenant. Maar welke lessen werden getrokken uit de afgelopen jaren? Met andere woorden: welke doelstellingen zijn realistisch?

B

ij het doornemen van een aantal beleidsplannen die besturen recent publiceerden, komen bepaalde speerpunten vaak terug: een sterk en doorgedreven klimaatbeleid, duurzame mobiliteit, verminderen van het energiegebruik in openbare gebouwen,

versterken van biodiversiteit en koesteren van onroerend erfgoed. Mooie doelstellingen. Dat het Burgemeesterconvenant – de reguliere Europese beweging met deelname van lokale en regionale overheden die vrijwillig toezeggen de energie-efficiënte en het gebruik van duurzame energiebronnen op hun grondgebied te verhogen – inmiddels door bijna alle Vlaamse gemeentes ondertekend werd, is ook alleen maar toe te juichen. Maar toch zijn we nog niet waar we moeten zijn. En dus rijst de vraag: wat is een realistische aanpak? Hoe kunnen gemeentes zorgen voor een effectief gerealiseerde impact en kunnen al de verschillende druppels op de hete plaat de uiteindelijke afkoeling van diezelfde plaat wél in de hand werken? We legden ons oor te luisteren bij een aantal experts ter zake. Hieronder volgt een bloemlezing van de mogelijkheden – niet enkel toepasbaar voor gemeenten, maar evenzeer voor bedrijven of kleinschaligere projecten – elk verder uit te werken volgens de specifieke noden of vragen van de initiatiefnemer.

Een visie rond energieverbruik in (openbare) gebouwen Gebouwen zijn goed voor ca. 20% van onze CO2-uitstoot, en minder dan 5% van onze gebouwen voldoet aan de energienormen die ze in 2050 moeten halen. Het is belangrijk voor overheden en besturen, net als voor industriële spelers en kmo’s, om een goed onderbouwde toekomstvisie te ontwikkelen voor hun gebouwenpark en het daaraan gelinkte energieverbruik. De gemeente kan hierbij zowel sterk inzetten op het uitbouwen van een toekomstvisie voor de eigen gebouwen, als de bedrijven op haar grondgebied stimuleren om een stap in de goede richting te nemen. Zo voerde studiebureau Exergie in opdracht van het Vlaams Energiebedrijf meer dan 100 energieprestatiediagnoses op maat uit bij zorginstellingen. Daarin combineren ze een energieaudit van het gebouw met een overzichtelijke rapportering van mogelijke maatregelen, inclusief investeringsbudgetten en terugverdientijden. Op basis daarvan

Het is belangrijk dat de natuurontwikkelingsprojecten de begeleiding krijgen die ze verdienen: niet elke boom heeft dezelfde bijdrage tot biodiversiteit, de boomsoort en de inplanting zijn bepalend enzovoort.

Foto: Landboom

De eigenschappen van ons historisch patrimonium lijken soms diametraal te staan tegen de vereisten van een eigentijds duurzaam gebouw. Nog te vaak wordt de oplossing getrechterd tot het plaatsen van dubbel glas en buitenschilisolatie. Maar er zijn veel meer mogelijkheden.

26

ecoTips 20.1 - klimaat en omgeving


Burgemeestersconvenant Welke gemeente tekende?

Een overzicht van de Vlaamse gemeentes die het Burgemeesterconvenant ondertekenden. De gemeentes in het lichtblauw streven naar een CO2-reductie van 20% tegen dit jaar. Die in het donkerblauw naar een vermindering van 40% tegen 2030. (Bron : https://www.vvsg.be/kennisitem/vvsg/269-gemeentenonderschreven-burgemeestersconvenant))

stellen ze dan een energieactieplan op voor alle gescande gebouwen. Maar er kan nog veel meer gestimuleerd worden: voor heel wat steden en gemeenten is studiebureau Exergie aangesteld als energiecoach voor ondernemers, wat betekent dat lokale bedrijven die hierop intekenen ondersteuning krijgen om hun onderneming op een betaalbare manier energie-efficiënter te maken. Erfgoed en ‘eeuwige’ duurzaamheid De eigenschappen van ons historisch patrimonium lijken soms diametraal te staan op de vereisten van een eigentijds duurzaam gebouw, zoals een hoge isolatiegraad, BEN, ventilatienormen ... Allemaal termen die moeilijk te rijmen lijken met bouwkundig erfgoed. Nog te vaak wordt de oplossing getrechterd tot het plaatsen van dubbel glas en buitenschilisolatie. Maar er zijn veel meer mogelijkheden. Architectuur- en adviesbureau Erfgoed & Visie is vertrouwd met de afwegingskaders, opgemaakt door het Agentschap Onroerend Erfgoed, om dergelijke energetische maatregelen toe te passen in monumenten en kan elke eigenaar van een historisch pand op een professionele manier inlichten over de mogelijkheden ervan. Erfgoed & Visie pleit ervoor om een BREEAM-geïnspireerd denken toe te passen op ons bouwkundig erfgoed. Er zit zeer veel ingebedde energie in ons patrimonium dat in hoofdzaak is opgebouwd uit duurzaam, vaak lokaal geproduceerd en nagenoeg altijd recupereerbaar materiaal. Het bureau adviseert dan ook meer in te zetten op het onderzoek van de intrinsieke en eeuwenoude duurzaamheid. Ook bij advisering van projecten zal het noodzakelijke ingrepen steeds in dat kader afwegen.

Minder afbreken, minder vervangen, reversibele toevoegingen in duurzaam en natuurlijk materiaal en intelligent omgaan met ons ‘eeuwig’ duurzaam erfgoed zijn aandachtspunten voor de toekomst. Vergroening en versterken van biodiversiteit Meer dan vroeger is natuur een issue bij projectontwikkeling en stadsinrichting. Het ontwikkelen van groen in de stad is niet alleen een belangrijke stap vooruit in de ondersteuning van de biodiversiteit, het draagt ook recht evenredig bij aan onze gezondheid en welzijn. In dat kader is het van belang zowel bestaande natuurwaarden te optimaliseren als nieuwe natuur te ‘maken’. Ook hier moet elk project afzonderlijk bekeken worden, binnen het geheel van ecosysteemdiensten in parken, nieuwbouwprojecten of voor hele gemeenten. Idealiter start men met het in kaart brengen van de huidige situatie, de noden en de opportuniteiten. Op basis van die inventarisatie kunnen dan de optimale strategieën gezocht worden. Natuurinclusief bouwen, extensief groenbeheer en bomenbeheer zijn maar enkele van de strategieën die men kan implementeren. Bomen spelen hierbij steeds de hoofdrol, omwille van hun intrinsieke bijdrage aan de biodiversiteit – op één zomereik leven al honderden soorten – en als structurerend element in het stadslandschap. Ook het beschermen van (waardevolle) bomen bij werken, gaande van infrastructuur- en bouwwerken tot parkaanleg, is cruciaal voor het verweven en versterken van biodiversiteit in de stad. Het is belangrijk dat de natuurontwikkelingsprojecten de begeleiding krijgen die ze verdienen – niet elke boom heeft dezelfde bijdrage tot biodiversiteit,

de inplanting is cruciaal, de boomsoort en aanplantingen kunnen bepalend zijn voor de beleving van de natuur enzovoort. Pragmatische boombeschermingsplannen die op een kostenefficiënte wijze bijdragen aan de biodiversiteit, zijn een belangrijk instrument. Samen voor een asbestvrij Vlaanderen Ook het verwijderen van asbest blijft één van de werkpunten die steeds terugkomen in de beleidsplannen. In het Materialendecreet werd vastgelegd dat alle publieke constructies met risicobouwjaar (= bouw voor 2001) voorzien moeten worden van een asbestinventaris en dat de losgebonden- en de buitentoepassingen van asbest moeten verwijderd worden voor 2034. Bovendien is de asbestinventaris een verplichte bijlage bij de overdracht van alle constructies die gebouwd werden voor 2001. Het actieplan ‘asbestveilig Vlaanderen 2040’ van de OVAM ondersteunt sterk in het aanpakken van de asbestproblematiek. Het rolt de juiste tools uit voor een optimale inventarisatie, gevolgd door een correcte verwijdering en wordt bovendien ondersteund door subsidiëring en projecten. Naast het asbestinventaris werd sinds 2018 ook de implementatie van het sloopopvolgingsplan sterker doorgedreven in het kader van vergunningsaanvragen waarin sloop vervat zit. Momenteel dienen enkel niet-residentiële constructies met een bouwvolume groter dan 1.000 m3 of infrastructuurwerken met een bouwvolume groter dan 250 m3 hier rekening mee te houden. Het sloopopvolgingsplandocument geeft een totaaloverzicht van alle materialen, inclusief asbest, die kunnen voortkomen uit het slopen van een constructie. Op basis van dit document is het mogelijk de steenachtige fracties goedkoper af te voeren door middel van een conformverklaring van Tracimat vzw, de sloopbeheersorganisatie. klimaat en omgeving - ecoTips 20.1

27


WKK speelt essentiële rol in Europese langetermijnstrategie voor 2050 Tekst: Wouter Polspoel Beeld: COGEN COGEN Vlaanderen, de sectororganisatie voor warmtekrachtkoppeling (WKK), organiseerde op 5 december in de Brabanthal in Leuven de studiedag ‘Vlaamse industrie en de energietransitie’. De centrale vraag luidde: welke uitdagingen wacht – in het kader van het Europese energiebeleid richting 2050 – de Vlaamse industrie in de transitie naar een duurzaam, betrouwbaar en betaalbaar energiesysteem en welke rol kan WKK daarin spelen?

W

armtekrachtkoppeling staat voor het realiseren van een primaire energiebesparing door een gelijktijdige productie van zowel elektriciteit als warmte, wat de gebruikte brandstof ook is. De hogetemperatuurwarmte of hoge exergiewaarde die ontstaat bij het inzetten van een brandstof wordt daarbij maximaal omgezet voor de productie van elektriciteit, terwijl de resterende warmteontwikkeling omgezet wordt naar een bruikbare warmtedrager, bijvoorbeeld stoom, heet of warm water of gewoon hete lucht. Die warmtedrager kan gebruikt worden om te voldoen aan de specifieke warmtevraag van een kantoorgebouw, ziekenhuis, industrieel bedrijf ... Het grote voordeel van WKK is dus dat bij gezamenlijke opwekking van warmte en elektriciteit de in de brandstof aanwezige energie efficiënter wordt benut. Daardoor is minder brandstof – primaire energie – nodig dan bij de klassieke gescheiden productie van eenzelfde hoeveelheid warmte en elektriciteit. Dankzij die primaire energiebesparing zorgt WKK ervoor dat de CO2-uitstoot gereduceerd wordt. Groeiende interesse en toepassingen Naast meer hernieuwbare energie zijn energie-efficiëntie en CO2-emissiereductie de kerndoelstellingen van Europa haar duurzaam energiebeleid. In bepaalde sectoren zoals de glastuinbouw, de industrie en de zorgsector, kent WKK reeds decennialang toepassingen. Aangespoord door de Europese doelstellingen vindt het principe van warmtekrachtkoppeling de laatste jaren ook steeds meer ingang bij kmo's en op het residentiële niveau. Met de introductie van concepten als energiedelen

28

ecoTips 20.1 - klimaat en omgeving

en lokale energiegemeenschappen zal WKK steeds vaker haar intrede doen in appartementsgebouwen en andere vormen van collectieve huisvesting. Bovendien worden WKK’s vaak opgenomen in zogenaamde energieprestatiecontracten of EPC’s, waarbij het beheer en onderhoud van een gebouw wordt uitbesteed aan een derde partij, vaak een Energy Service Company (ESCO). De investeringen die de ESCO doet om het energieverbruik te reduceren, worden met het uitgespaarde energiebudget terugbetaald op een termijn van 10 à 15 jaar. Die groeiende interesse in WKK en de ruimere geografische spreiding, dragen bij tot een geheel van vele kleinere, decentrale productie-eenheden. Dat is een voordeel voor de bevoorradingszekerheid en beperkt de verliezen in het elektriciteitsnet. Systeemoplossing voor de energiebehoefte van België Volgens COGEN is WKK een systeemoplossing. Ze draagt enerzijds bij aan een betrouwbare brandstofen emissiebesparende, flexibele elektriciteitsproductie en anderzijds faciliteert ze de verdere ontplooiing van hernieuwbare energie en de verduurzaming van de warmteproductie.

Elektriciteit, flexibiliteit en synchroniciteit In België is het opgestelde elektrische WKKvermogen van zo'n 2.700 MW ongeveer even hoog als dat van de vier kernreactoren van Doel. Bovendien is er een potentieel van nog eens 1.000 MW dat kan worden ontplooid tegen 2030. Voor COGEN moet er dus rekening worden gehouden met WKK als het gaat over de bevoorradingszekerheid. Wanneer de kerncentrales zullen sluiten, bieden niet enkel klassieke gascentrales, maar ook meer efficiënte WKK-installaties een alternatief. Daarnaast stelt de vzw vast dat WKK’s steeds flexibeler uitgebaat worden. Een WKKinstallatie hoeft niet meer continu te draaien. Onder andere in de tuinbouwsector worden WKK’s vaak opgesteld in combinatie met thermische buffers. Zo kunnen bedrijven inspelen op de noden van het moment in het elektriciteitsnet en vormen de WKK’s een interessante aanvulling op de intermittente hernieuwbare energiebronnen. Naast flexibiliteit is ook synchroniciteit een belangrijke troef van WKK, volgens de sectororganisatie. De vraag naar warmte en die naar elektriciteit vallen vaak samen. Een

Doorgaans draait een WKK op aardgas. Biobrandstof op basis van biogas kan een groener alternatief bieden.


Een WKK (rechts) heeft minder primaire energie nodig voor dezelfde output. Bovendien gaat er minder energie verloren.

WKK draait dus doorgaans op het moment dat er ook een belangrijke elektriciteitsvraag is. In de industrie is dit samenvallen van de warmte- en de elektriciteitsvraag niet verwonderlijk. Bij gebouwenverwarming is er echter ook een duidelijke synchroniciteit tussen de verhoogde vraag naar warmte en een grotere vraag naar elektriciteit in de winter. Bij een verdere elektrificatie van onze warmteproductie door warmtepompen stijgt dus de vraag naar elektriciteit bijkomend op de momenten dat er een warmtevraag is en WKK’s volop aan het draaien zijn. Bij een evenwichtige spreiding van warmtepompen en WKK’s op wijkniveau kunnen de WKKinstallaties tijdens zo’n periode lokaal en energie-efficiënt elektriciteit opwekken voor de warmtepompen. Een warme uitdaging In het hele energiedebat lag tot voor kort de nadruk vooral op groene elektriciteit. Dat terwijl warmte goed is voor 50% van het primaire energieverbruik, dubbel zoveel als elektriciteit. Zolang men warmte dus niet verduurzaamt is het onmogelijk om de duurzaamheidsdoelstellingen te behalen. Het mag duidelijk zijn: Europa wil tegen 2050 CO2-neutraal zijn en dus worden warmtenetten onontbeerlijk in een klimaatneutraal landschap. COGEN ziet ook hier een belangrijke rol weggelegd voor warmtekrachtkoppeling. WKK kan namelijk fungeren als bron voor een warmtenet, maar ook als facilitator voor de uitbreiding van een warmtenet. Door bijvoorbeeld gebruik te maken van meerdere WKK-eenheden is een geleidelijke opbouw van een warmtenet mogelijk. Daarnaast kunnen ze faciliterend werken bij de uitkoppeling van restwarmte uit de industrie. Een WKK kan, tijdens de opbouw van een warmtenet, fungeren als een betrouwbare warmtebron op middellange termijn. Deze zekerheid biedt restwarmte uit de industrie, die meestal geen garanties kan bieden voor levering van warmte op langere termijn, wel de mogelijkheid om op een warmtenet aan te

sluiten. Deze troeven maken van WKK een essentieel onderdeel van het energiesysteem. Praktijkvoorbeelden in binnen- en buitenland – Denemarken, Duitsland, Nederland … – bewijzen deze duurzame complementariteit tussen warmtenetten en WKK. Vergroening van gas, warmte en elektriciteit Ook de evolutie naar vergroening van WKK’s zet zich met rasse schreden voort. Doorgaans draait een WKK op aardgas en dus op een fossiele brandstof. Biobrandstof op basis van biogas kan hierin een alternatief bieden. Met de opening van de eerste GFTvergistingsinstallatie die biomethaan – groen gas – in het aardgasnetwerk injecteert, realiseerde IOK in Beerse in dat opzicht een belangrijk pioniersproject voor België. Het zorgt er namelijk voor dat het biogas niet enkel lokaal in een WKK kan worden gebruikt, maar door opwaardering naar biomethaan via het gasnet als duurzame brandstof kan dienen in WKK’s overal in België. Naast biomethaan uit reststromen en organisch afval is er nog aan andere vorm van groen gas waarvan het belang sterk zal toenemen: het zogenaamde synthetisch gas. Dat gas wordt duurzaam geproduceerd uit overschotten hernieuwbare elektriciteit. Die overschotten zullen toenemen naarmate het aandeel hernieuwbare elektriciteitsproductie stijgt. Via elektrolyse kunnen deze overschotten worden omgezet naar groene waterstof. Die waterstof kan dan ingezet worden om te verwarmen en/ of elektriciteit op te wekken (WKK) of voor transporttoepassingen. Waterstof kan nog verder worden opgewaardeerd tot synthetisch methaan, dat ook in het gasnetwerk kan worden geïnjecteerd. Op die manier vormt de gasinfrastructuur een grote buffer voor langetermijnopslag van overschotten groene elektriciteit. Groen gas zal verhandeld kunnen worden op basis van een systeem vergelijkbaar met dat voor groene elektriciteit. Op die manier zullen WKK’s die op de aardgasnetten zijn aangesloten dus ook op groen gas kunnen draaien en zo op een energie-efficiënte manier groene stroom en groene warmte opwekken.

In het hele energiedebat lag de nadruk tot voor kort vooral op groene elektriciteit. Dat terwijl warmte goed is voor 50% van het primaire energieverbruik. Zolang men warmte dus niet verduurzaamt, is het onmogelijk om de duurzame doelstellingen te behalen.

klimaat en omgeving - ecoTips 20.1

29


Paper Chain Forum: “Papier en karton spelen cruciale rol in Europese Green Deal” Tekst: Wouter Polspoel De Europese Commissie publiceerde eind december haar Green Deal, een roadmap om het eerste klimaatneutrale continent ter wereld te worden. Een nieuwe toekomstvisie om anders om te gaan met grondstoffen en een groeistrategie daarnaartoe vormen de kern van de Green Deal. Het Paper Chain Forum (PCF), dat de meerderheid van de Belgische actoren in de papierketen groepeert, staat achter de principes van de Green Deal.

D

e Europese Green Deal beoogt een duurzamere Europese economie en een klimaatneutrale EU tegen 2050. De Europese Commissie ziet klimaaten milieuproblemen als kansen op alle beleidsterreinen en wil zorgen voor een eerlijke en inclusieve transitie voor iedereen. De slagzin die de Green Deal meekreeg, luidt niet voor niets ‘Leave no one behind’. Deze maand, in maart, moet die Green Deal bekrachtigd worden met een klimaatwet, die de doelen concretiseert. Het belangrijkste objectief: vanaf 2050 mag Europa netto geen CO2 meer uitstoten. Meer laadpalen, meer renovaties, maar ook een uitbreiding van het systeem van emissierechten naar andere sectoren dan de industrie- en energiesector moeten daarvoor zorgen. Net als het op een totaal andere manier omgaan met (natuurlijke) grondstoffen. Samengevat: we moeten naar een klimaatvriendelijke circulaire economie.

“Bio-economie speerpunt” Het Paper Chain Forum, dat de meerderheid van de Belgische actoren in de papierketen groepeert, is zich bewust van zijn fundamentele rol in de beoogde transitie. “Papier en karton zijn biobased materialen die aan hoge percentages gerecycleerd worden. Beide eigenschappen zijn belangrijke troeven in de circulaire economie”, vertelt Willem van Veen, senior advisor sustainability en Food Safety bij inDUfed, een platform dat drie Belgische industriële sectoren verenigt: de productie en transformatie van glas, de productie van

Milieu-impact

Nieuwe groeistrategie Commissievoorzitter Ursula von der Leyen: “De Europese Green Deal is onze nieuwe

groeistrategie, een strategie voor een groei die meer opbrengt dan hij kost. De strategie laat zien hoe we onze manier van leven, werken, produceren en consumeren kunnen veranderen om ons leven gezonder en onze bedrijven innovatiever te maken. We kunnen allemaal meedoen aan die transitie en ook allemaal profiteren van de kansen. Als we snel handelen, kan onze economie wereldleider worden. We moeten slagen, voor onze planeet en alles wat erop leeft, voor het natuurlijk erfgoed van Europa, voor de biodiversiteit, voor onze bossen en onze zeeën. En als we de rest van de wereld laten zien dat we duurzaam en toch concurrerend zijn, kunnen we andere landen overtuigen om ons te volgen.” “In ons plan staat hoe we de uitstoot terugbrengen, het milieu gezonder maken, de natuur beschermen, nieuwe economische kansen scheppen en onze levenskwaliteit verbeteren”, vult uitvoerend vicevoorzitter Frans Timmermans aan. “Er is voor iedereen een belangrijke rol weggelegd.”

-X%

+X%

Minimale milieu-impact

Hoeveelheid verpakking per gewicht/volume

Te weinig verpakking

30

ecoTips 20.1 - klimaat en omgeving

Te veel verpakking

Deze grafiek toont de milieuimpact van het product in functie van zijn verpakking (bron: Fost Plus gebaseerd op Sörås-curve).

“Een biobased materiaal, een slim design en een hoge recyclagegraad: het is duidelijk dat papier en karton terecht een belangrijke plaats hebben in de circulaire economie”

pulp, papier en karton en de verwerking van papier- en kartonproducten. “De bio-economie moet daarom een speerpunt vormen in de transitie naar een klimaatneutraal Europa. De Europese Commissie heeft in haar forest strategy en de recentere bioeconomy strategy het plan uitgewerkt om een brug te slaan tussen bio-economie, duurzaamheid en circulariteit. Papier en karton zijn mainstream materialen die perfect in die strategie passen. Toch zou meer de nadruk mogen gelegd worden op hernieuwbaarheid als deel van de circulaire economie. Papier en karton scoren al heel goed op het vlak van recyclage, maar ook het begin, de oorsprong van het materiaal, is belangrijk in het circulaire verhaal.” “Bossen slaan koolstof op in de houtvezels van de bomen. Die koolstofopslag blijft behouden in de papierproducten, ook na recyclage, maar uiteraard moeten die bossen wel duurzaam beheerd en hernieuwd worden. In 2019 werd daarom met het kabinet van minister van Leefmilieu Marghem een sectoraal akkoord onderhandeld om het aandeel houtproducten dat afkomstig is van bossen die het certificaat van duurzaam beheerd bos dragen, te laten groeien. Het Paper Chain Forum roept de toekomstige, nieuwe federale regering nadrukkelijk op dat akkoord zo snel als mogelijk te erkennen en ondertekenen.” Green Deal en verpakkingssector Het PCF pleit niet voor onnodig gebruik van papier, maar in de verpakkingssector kunnen we papier nu eenmaal moeilijk vermijden. Die sector is volgens van Veen dan ook van cruciaal belang in het kader van de Europese Green Deal. “Verpakking is en blijft noodzakelijk. Verlies van goederen door te weinig verpakking is een grotere


Zwitsers zakmes van de economie “Daarnaast zal het erop aankomen veel efficiënter te verpakken. Oververpakking is vandaag immers nog steeds een aandachtspunt. Ecodesign is waar we naartoe moeten. Het drukt het streven uit om bij het ontwerp van een proces of product niet alleen rekening te houden met economische, technische, functionele en menselijke criteria, maar ook met milieucriteria. Voor verpakkingen betekent dat concreet dat ze vertrekkende van hun functie zo ontworpen moeten worden dat ze makkelijk in te zamelen, sorteerbaar en recycleerbaar zijn. Het gebruikte papier en karton zijn daarenboven nog eens afkomstig uit duurzaam beheerde bossen of zelf al gerecycleerd. De functionaliteit van een verpakking blijft natuurlijk centraal staan bij ecodesign. Een verpakking heeft een waaier aan functies te vervullen. Ze is het Zwitsers zakmes van de economie. Daarom is het belangrijk dat er al vooraf wordt gecommuniceerd in de keten, bij voorkeur in de ontwerpfase. Door samen te werken – van cruciaal belang in een circulaire economie – kan één verpakking immers meerdere van die functies dienen. Shelf Ready Packaging is een goed voorbeeld want een eerste stap in de juiste richting. Een SRP-verpakking vervult meerdere functies: het is tegelijkertijd een transport- én verkoopsverpakking – waardoor je dus al één verpakking uitspaart. Ze bestaat daarnaast uit monomateriaal, wat de recyclage ten goede komt. Bovendien is een SRP zo ontworpen dat de handelingskosten voor de distributie verminderd worden doordat ze voorgeperforeerd is en er bij het openen geen mes meer aan te pas komt. Daar komt bij dat ze ook bijdraagt aan de veiligheid van de werknemers, want het risico op arbeidsongevallen daalt.” “Kortom,” besluit van Veen, “papier en karton scoren al heel goed op vlak van milieubelasting en circulariteit, maar ze hebben op beide vlakken in de markt nog een groot potentieel en dat moeten we in het kader van de Europese Green Deal absoluut gaan aanboren.”

Retail Ready (RRP) en Shelf Ready Packaging (SRP) zijn verpakkingsconcepten die ontwikkeld zijn om producten in één beweging op het schap te zetten in plaats van ze afzonderlijk uit te pakken

“Bossen slaan koolstof op. Die koolstofopslag blijft behouden in de papierproducten, ook na recyclage, maar uiteraard moeten die bossen wel duurzaam beheerd en hernieuwd worden”, aldus van Willem van Veen van Paper Chain Forum.

Foto: ¨Pixabay

belasting voor het milieu dan de verpakking zelf, dat werd bevestigd in een onderzoek dat OVAM in 2015 uitvoerde. Verpakking speelt een belangrijke rol in de economie. Het is onmogelijk alles in goede banen te leiden zonder een enkele vorm van verpakking. De toekomstige verpakkingsconcepten zullen er echter anders uitzien. De focus zal meer komen te liggen op verpakkingen uit monomaterialen, of verpakkingen die zogenaamd omkeerbaar samengesteld zijn, zodat de consument de kunststoffolie kan verwijderen en recyclage van de te recycleren materialen mogelijk blijft. In België sorteert de consument zeer goed, het resultaat van jarenlange communicatie en sensibilisering. Een stap verder gaan, moet dus mogelijk zijn. Een biobased materiaal, een slim design en een hoge recyclagegraad: het is duidelijk dat papier en karton terecht een belangrijke plaats hebben in de circulaire economie.”

klimaat en omgeving - ecoTips 20.1

31


2020 = 25 jaar ecoTips Vier mee met 25 jaar trends in duurzaam ondernemen en kijk vooruit naar 2030 #showyourCSR

Gratis voor abonnees! Neem op 23 maart deel aan de ecoTips B izzclub bij B lue Gate Antwe rpen (mét a ttest permanente vorming vo or erkende mil ieucoördina toren).

Alle info op ecotips.org .

Alle info over dit feestjaar: info@ecotips.org +32 (0)13 29 46 04 www.ecotips.org

JA AR

TRENDS in SUSTAINABLE BUSINESS


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.