15 minute read

HALINA REIJN “Iedereen is

ANNUS MIRABILIS

2020 betekende niet voor iedereen in de modewereld kommer en kwel. Deze drie Belgen zagen hun carrière tijdens het afgelopen annus horribilis de hoogte in schieten en zetten hun naam definitief op de kaart.

Tekst Elspeth Jenkins

MARTINA BJORN. ISMAËL MOUMIN. PERS.

MERYLL ROGGE

Haar naam en showroom waren de talk of the town tijdens de modeweek van maart 2020 in Parijs, want pers en inkopers zakten massaal af naar het kleine appartement in de Marais, waar Rogge haar eerste collectie ‘The Last Days of Disco’ presenteerde. Iedereen wilde weten waar de buzz over ging, want de Belgische kranten spraken vol lof over de debuutcollectie van de ex-studente aan de Antwerpse modeacademie, die in 2008 de schoolbanken verliet om bij Marc Jacobs in New York aan de slag te gaan. Nadien fungeerde ze jarenlang als rechterhand van Dries Van Noten en nu was het tijd om haar creaties onder eigen naam voor te stellen. Een week nadat ze de deur van de showroom in Parijs achter zich dichttrok, was het prijs: de wereld ging in lockdown en iedereen hield de adem in. Wat nu? Voor Meryll Rogge werd 2020 een jaar vol uitdagingen, want niets is moeilijker dan jezelf en je merk lanceren in een crisis die harder toesloeg dan een komeet. En toch kwam ze eruit als het spannendste wat de (Belgische) modewereld in jaren heeft voortgebracht. Haar debuutcollectie was een hit en werd opgepikt door Net-aporter, ssense.com, én de New York Times. Over haar nieuwe collectie voor lente/zomer 2021 praat ze met Emilie Hammen, hoogleraar modegeschiedenis aan het Parsons-instituut Parijs en het Institut Français de la Mode, over de macht van het escapisme. Dat gaat, volgens Rogge, niet enkel over verre oorden, maar over de mogelijkheid om te dromen en om op een andere manier naar onze omgeving en de eigen wereld te kijken. Meryll: “Mijn verlangen naar exotisme is net voor de coronacrisis begonnen. Ik ben toen gaan rondreizen met een paar vrienden, ik had nood aan een break en verandering van omgeving na maanden hard werken. Na een paar weken Zuid-Afrika, ging de reis verder naar Mauritius. De landschappen die we ontdekten, bleven me bij: het licht, de lucht, de kleuren en de natuur die het zuidelijk halfrond te bieden heeft. Het gaf een vreemd gevoel, want de prachtige schoonheid van de natuur stond in schril contrast met de sociale wantoestanden die je als toerist niet kon negeren. Daarbij kwam die rare sfeer van het nieuws over de crisis dat begon binnen te sijpelen: luchthavens die dichtgingen, families die zich zorgen maakten over hun zaken die leegliepen en het gevaar dat toeristen deze onbekende ziekte met zich meebrachten. Hierdoor ben ik beginnen nadenken over de nood die artiesten vaak voelen over het ‘ergens anders’. De fantasie over een exotisch land met zijn beloftes van schoonheid en geluk. Maar ook de realiteit van sociale en politieke problemen. Dit deed mij denken aan de schilderijen van Gauguin. In welke mate hebben wij die bestemmingen veranderd? En wat trekt ons zo aan? Zijn werk herinnert aan wat er nog overblijft van het concept ‘paradijs’. In hoeverre is dit een constructie of een luchtspiegeling?”

LOUIS GHEWY

Rond zijn 14de werd het voor Louis Ghewy duidelijk wat hij wilde doen met zijn leven. De covers van I-D magazine van de hand van de Belgische topfotograaf Willy Vanderperre en stylist Olivier Rizzo waren voor hem de trigger om een carrière van fotoshoots voor modemagazines te ambiëren. Vanderperres pure stijl van fotografie inspireerde Ghewy om haarstylist te worden en om in de mode te werken. Zo vertrok hij op zijn 19de naar Londen, wat rond 2010 het epicenter van de magazinewereld was, dankzij tijdschriften als Dazed & Confused (nu Dazed), LOVE, en I-D Magazine. Amper tien jaar later wordt hij beschouwd als één van de beste hairstylists in de branche. Ondertussen werkt hij op regelmatige basis met het duo Vanderperre en Rizzo samen, het bewijs dat tienerdromen in de modewereld wel degelijk kunnen uitkomen. Ook Louis’ wereld stond in de lente van 2020 even stil. Toen Frankrijk heel snel was met de afkondiging van een eerste lockdown, besliste hij van de ene dag op de andere om bij zijn vriend in Parijs in te trekken. Louis: “Ik had de eerste lockdown echt nodig om te herademen. Mijn persoonlijkheid was volledig ingesteld op non-stop reizen.

2

4

3

1. Meryll Rogge lente/zomer 21 belooft escapisme in een tijd waarin we niet kunnen reizen. 2. Meryll Rogge. 3. Romeo Beckham voor L’Uomo Vogue. 4. Louis Ghewy.

Mijn laatste shoot voor de coronacrisis was in Barbados. En ik had al wel gemerkt dat alle gesprekken alleen nog maar over reizen en vertrekken gingen. Op één plek vast komen te zitten, bleek gek genoeg rustgevend te zijn. Ik had eindelijk tijd om research te doen, met mijn pruiken bezig te zijn, haar te sculpteren zoals ik het wil... Pruiken hebben mij echt bij mijn verstand gehouden tijdens de lockdown (lacht). Het was zalig om bij mijn lief in Parijs te zijn. Londen was heel traag in het reageren op de pandemie, en Londen zonder de energie en de mensen is een lelijke stad. Parijs heeft al magie wanneer je even uit het raam kijkt. Ook al is er geen kat op straat. Het is een postkaart. Maar tegen eind mei was het wel genoeg geweest: drie dagen na de eerste lockdown kreeg ik al een aanvraag voor een shoot, voor Fenty Beauty - het merk van Rihanna.” De grootste mijlpaal uit Ghewy’s carrière kwam er in november 2020, toen een bevriende booker hem belde of hij naar Londen kon afzakken voor een shoot voor L’Uomo Vogue. Op de cover: Romeo Beckham, zoon van ontwerpster Victoria en voormalig voetballer David Beckham. De editie lag eind januari van dit jaar in de winkel en bleek, zoals verwacht, Louis’ grote doorbraak te zijn. Louis: “We hebben met Mert en Marcus geshoot, een iconisch duo dat in hetzelfde rijtje als Vanderperre en Rizzo past. De dag voor de shoot werd Romeo’s haar platina gekleurd door celeb colourist Josh Wood, en ik was op de shoot verantwoordelijk voor de styling van zijn kapsel. Victoria Beckham was ook op de set. Moeder en zoon waren beiden heel gewoon en maakten deel uit van het creatieve denkproces. Zij was er ook van begin tot einde bij. Victoria stond op de set als mama, niet als celebrity of designer. De Britse kranten The Daily Mail en The Sun hebben het verhaal opgepikt en mijn naam vermeld, wat wel grappig was. Ik krijg veel positieve reacties, maar Covid-19 steekt terug een stokje voor mijn reisplannen, waardoor ik de Paul Smith-show en een M.A.C Cosmetics-campagne deze maand aan mijn neus voorbij heb zien gaan, omdat ik Londen momenteel niet binnenraak.”

1

1. Beste wensen van Courrèges. 2. Nicolas Di Felice.

2 2

NICOLAS DI FELICE

Een naam die misschien niet meteen een belletje doet rinkelen, ook al was de Belg jarenlang de protegé van Nicolas Ghesquière en stond hij mee aan het hoofd van de vrouwencollecties van Louis Vuitton. Daarvoor werkte hij samen met Raf Simons voor Dior. In september 2020 kwam Di Felice in het vizier van de modepers, toen bekend raakte dat hij de nieuwe creatieve directeur van het Franse modehuis Courrèges zou worden. Met hem breekt er een nieuw tijdperk aan voor het ingeslapen label dat in de jaren 60 bekendstond als leverancier van het uniform van de Parijse studentenrevolte: de minirok. De discussie over wie nu echt verantwoordelijk is voor de introductie van de minirok blijft tot vandaag voor verhitte discussies zorgen: was het Courrèges of zijn Londense tijdgenote Mary Quant? Het antwoord ligt ergens in het midden, want recent kwam aan het licht dat de twee zowat gelijktijdig hun iconische creatie uitgebracht moeten hebben. Soit. De boodschap die Di Felice de wereld instuurt alvorens zijn eerste collectie voor te stellen is er eentje van hoop. In december 2020 zond het merk zijn persoonlijke kerstboodschap uit, in de vorm van 1 woord: courage, in het lettertype van Courrèges. Voor de gelegenheid worden twee muren in de Marais en aan het Canal Saint Martin beschilderd met het woord ‘courage’ en verschijnt deze bemoedigende boodschap op de laatste pagina van de kranten Le Monde en Le Figaro, Libération. Optimisme is al 60 jaar het motto van Courrèges, dus dat belooft voor 2021. Courage!

DE TOEKOMST

ZAL VINTAGE ZIJN, OF NIET ZIJN

Nu steeds meer van onze kastruimte wordt ingenomen door tweedehandskleding, wagen ook de modemerken zich aan vintageplatforms. Een trend op maat van modefans. Dit is de stand van zaken.

Tekst Géraldine Dormoy-Tungate en Elspeth Jenkins Foto’s Peter Knapp

Alle schoenen staan netjes op een rij tegenover de ingang van de winkel. Mocassins in perfecte staat. Leren veterschoenen als nieuw. Alleen een paar Jodhpur-bottines in een bruine doos zien eruit alsof ze al zijn gedragen. We staan in de J.M. Weston-boetiek in de rue Saint-Honoré in Parijs. Al de beschreven schoenen zijn tweedehands. Ze zijn terug naar de winkel gebracht in ruil voor een aankoopbon. In Limoges werden ze hersteld door de ambachtslui van de fabrikant, en nu kosten ze de helft van de prijs van een nieuw paar. Ze behoren tot het Weston Vintage-aanbod dat in november 2019 werd gelanceerd. Samen met A.P.C. - en hun opgehaalde, gewassen en herstelde Butler-jeans - is het een van de eerste merken in Frankrijk dat zelf een tweedehandsaanbod voorstelt. Zulke initiatieven schieten trouwens als paddenstoelen uit de grond. In september 2020 lanceerde COS de Resellsite waar het merk zijn kleren opnieuw verkoopt, en in oktober volgde Levi’s met zijn SecondHand-platform, dat momenteel wordt getest op de Amerikaanse markt. Op hetzelfde moment maakte Gucci een partnership bekend met The RealReal, een Amerikaanse tweedehandsspecialist en introduceert Zalando het pre-owned segment. Kopers kunnen eerdere aankopen, al dan niet van Zalando, inruilen tegen een aankoopbon bij de online- retailer of aan een goed doel schenken. In de Verenigde Staten is het concept minder nieuw. Het Worn Wear-programma van Patagonia bestaat sinds 2017. Deze baanbrekende onderneming verzamelt en verkoopt de ongedragen kleren van klanten enerzijds, en anderzijds leren zij met behulp van foto’s en tutorials hoe hun kleren te herstellen. Eileen Fisher, een designer met oog voor duurzaamheid, heeft een tweedehandssite en twee winkels, waar gedragen stukken uit oude collecties worden verkocht. Lederwarenfabrikant Mark Cross beschikt zelfs over een vintage-afdeling op zijn site. In België kijken we o.a. richting Ramona Stoica van Helder Antwerp, die zich sinds het uitbreken van de coronacrisis toelegt op unieke stukken uit vintagestoffen.

TEGEN 2023 ZAL 27 % VAN ONZE GARDEROBE TWEEDEHANDS ZIJN

Al deze initiatieven volgen uit de groeiende vraag van de consument naar duurzamere mode. De wereldmarkt in tweedehandsproducten wordt door de Boston Consulting Group geschat op 30 tot zelfs 40 miljard dollar (25 tot 34 miljard euro). Volgens hun studie voor Vestiaire Collective die in oktober uitkwam, zou die markt de komende vijf jaar groeien met 15 tot 20 procent per jaar. Reeds gedragen kleding zal tegen 2023 naar schatting zo’n 27 procent van onze garderobe vertegenwoordigen (momenteel 21 procent). Volgens het verslag uit 2020 van ThredUP, een ander doorverkoopplatform, zou er in 2029 meer tweedehandskleding dan fast fashion worden verkocht. Een explosieve groei die het gevolg is van de haalbare prijs en de makkelijke beschikbaarheid – in het bijzonder dankzij onlineverkoop via platformen als Vinted en Depop – en van de aantrekkingskracht die een uniek stuk heeft, maar ook van het groeiende besef dat onze shopgewoontes moeten veranderen. De economische en ecologische impact van de gezondheidscrisis heeft het fenomeen alleen maar versterkt, zelfs bij de luxepaardjes. Volgens een peiling van de zoekmachine Tagwalk in november 2020 is 66 procent van de respondenten bereid evenveel neer te tellen voor een vintagestuk als voor een nieuw exemplaar. Deze context spoort grote merken aan open te staan voor upcycling: Natan brengt deze zomer een capsulecollectie uit, waarbij onverkochte stuks een nieuw design aangemeten krijgen: een broek van vorig seizoen wordt dit jaar een hip hemd of rok. Miu Miu heeft de voorbije herfst een collectie voorgesteld van vierentwintig vintage- jurken die een eigentijdse update hebben gekregen; Maison Margiela lanceerde Recicla, een lijn van oude kledingstukken die door John Galliano en zijn team werden getransformeerd; Stella McCartney gaat haar prototypes recycleren. Maar zullen ze een eigen tweedehandsplatform durven opstarten? Een geïntegreerde structuur heeft talrijke voordelen: zo kunnen ze bewuster gedrag

1 2

3

4

Christiana Steidten voor Daniel Hechter. In februari 1972 gefotografeerd door Peter Knapp voor Marie Claire. promoten, maar ook het verlangen aanwakkeren, terwijl ze het shoppen uit de schuldsfeer halen. ‘‘Hoe meer mensen kopen, hoe meer ze willen kopen”, analyseert Julien Sanders, consultant gespecialiseerd in vintagemode. “Het merk behoudt zijn coole uitstraling, die des te belangrijker wordt nu de tweedehandsmarkt ook mensen aanspreekt die niets met vintage hebben.” Deze activiteit genereert bezoekers in de winkels en op de e-shop, betrokkenheid bij de fans én klantenbinding op een markt die bekendstaat om haar vluchtigheid. Jen Sey, vicevoorzitter en marketingdirecteur bij Levi’s, heeft dat goed begrepen. “De klanten van SecondHand zijn dol op de jacht”, merkt ze op. “En ze vinden het geweldig om een nieuw oud stuk te vinden, een gedragen maar uniek kledingstuk, dat minder natuurlijke rijkdommen heeft gekost dan iets nieuws.”

DUURZAAMHEID, HOEKSTEEN VAN HET NIEUWE ECOSYSTEEM

Voor luxemerken biedt een doordacht tweedehandsaanbod nog andere voordelen. Thierry Oriez, CEO van J.M. Weston, ziet het als “een manier om de deskundigheid van onze ambachtslui en de kwaliteit van ons leder in de kijker te zetten”. Door schoenen met patina aan te bieden die de tijd hebben doorstaan, bewijst het merk zijn tijdeloosheid en waardeert het zijn erfgoed op. Het is ook een manier om weer controle over de bestaande tweedehandsmarkt te krijgen. “Elders gebeurt de tweedehandsverkoop zonder echtheidscontrole en herstelling”, merkt Thierry Oriez op. “Dus hebben we ervoor gekozen een speler op die markt te worden. Door die markt in de gaten te houden, kunnen we haar ook beter begrijpen. Zonder risico op kannibalisatie: Weston Vintage richt zich niet op hetzelfde publiek. Het is voor ons een manier om met een nieuwe generatie in contact te komen, en wie weet worden ze klanten voor onze nieuwe modellen.” Fanny Moizant, CEO en medeoprichter van het herverkoopplatform Vestiaire Collective, is het daar roerend mee eens: “In eerste instantie hebben tweedehandskopers geen koopkracht, maar dat kan veranderen. Als het merk hen ondertussen heeft overtuigd, is dat meegenomen.” Ze voelt zich zeker niet bedreigd, ze staat positief tegenover de komst van merkplatformen: “Daar controleert de gemeenschap zichzelf, de prijzen zijn niet vastgesteld en er is veel keuze. Bij een merk worden de prijzen en de producten gecontroleerd en wordt het aanbod beperkt tot de producten van een bepaald label.” Waarom wagen dan niet meer merken die stap? De remmingen zijn eerder van praktische dan van intellectuele aard. Thierry Oriez maakt er geen geheim van. “Het opzetten van Weston Vintage was lastiger dan voorzien. De eerste uitdaging is organisatorisch: om tweedehandsproducten te kunnen verkopen moet je ze eerst verzamelen. Maar onze klanten ervan overtuigen om schoenen die ze niet meer dragen terug te brengen, is niet eenvoudig”, vertelt hij. Daarom is het vintageaanbod momenteel beperkt: de vraag is groter dan het aanbod en er ontstaan wachtlijsten. Bij Levi’s botst Jen Sey op dezelfde beperkingen: “Tweedehandsverkoop is een ingewikkeld model. Elk product is uniek: er moet een foto van worden gemaakt, de prijs, maat en mate van slijtage moeten worden bepaald en aangegeven. De beschikbare aantallen schommelen. Vraag en aanbod op elkaar afstemmen is moeilijk.” Daarbij is er nog het lastige feit hoe je een tweedehandsproduct presenteert: dat wordt meestal heel rudimentair gehouden. Gezien al deze hindernissen rijst de vraag hoe het nanciële plaatje eruitziet: heeft een merk er economisch belang bij zich op de tweedehandsmarkt te wagen? Thierry Oriez geeft het grif toe: “Als je een paar schoenen terugneemt in ruil voor een aankoopbon van 100 euro, ze volgens de regels van de kunst herstelt en dan tegen halve prijs opnieuw verkoopt, is dat in het beste geval een nuloperatie.” Desondanks vindt hij het een noodzakelijke activiteit, omdat ze zinvol is: het merk toont dat het zijn verantwoordelijkheid neemt en bouwt een langdurige relatie met zijn klanten op. “We moeten af van het idee dat elke transactie rendabel moet zijn”, bevestigt Joëlle de Montgol er, specialist in de luxesector bij adviesbureau Bain & Company. “Voortaan moet het doel zijn de consument zijn hele leven te vergezellen.” Ook als dat betekent dat de marges kleiner worden. De meest succesvolle luxemerken bekleden echter een uitzonderingspositie. Naar hun duurzame producten is veel vraag bij verzamelaars, en die halen zulke hoge prijzen buiten het merk om, dat luxemerken er geen belang bij hebben om een speler te zijn op een soms uiterst speculatieve markt. Daarom is Hermès bijvoorbeeld afwezig op deze markt. Voor Chanel of Delvaux is een tweedehandsservice al evenmin aan de orde. Al deze huizen bieden wel een herstelservice aan van ‘oude’ modellen, maar gaan niet mee in het systeem van vintage resell. Hier komt nog bij dat deze drievuldigheid tot voor kort geen tassen online verkocht, het uitgelezen platform voor vintage. Enkel Delvaux vond afgelopen zomer de weg naar het worldwide web, een initiatief dat er kwam door de verplichte sluiting(en) van de winkels door de Covid-19- maatregelen. Bij veel andere merken wordt er wel over een vintagesegment nagedacht. “Elk label moet op basis van zijn DNA een eigen werkwijze vinden”, besluit Fanny Moizant. “Gaan ze voor een aanbod in de winkel of kiezen ze voor onlineverkoop? Willen ze de verandering binnen het bedrijf zelf aanpakken of met professionals samenwerken? Dat moet iedereen voor zich uitmaken.” Duurzaamheid is de hoeksteen van het nieuwe ecosysteem. Aangezien merken zich voortaan als doel stellen dat hun stukken worden overgedragen, wordt hun herverkoopwaarde het nieuwe instrument om te meten hoe begeerlijk ze zijn. Dat betekent daarom niet het einde van de fast fashion. “Er zal altijd een verlangen naar die snelheid blijven”, oordeelt Serge Carreira, lector bij Sciences Po. “Het gaat eerder om nieuwe complementariteit dan om een vervanging. Nu er steeds meer keuzes en combinaties mogelijk zijn, wordt de consument zijn eigen stylist.” Er staat ons nog heel wat klerenpret te wachten.

“Klanten zijn dol op de jacht. Ze vinden het geweldig om een gedragen, maar uniek stuk te vinden dat minder natuurlijke rijkdommen heeft gekost dan iets nieuws”

Jen Sey, vicevoorzitter en marketingdirecteur bij Levi’s.

This article is from: