Voorbeeldkatern SPQR onderbouw 3e editie tekstboek

Page 1


S • P • Q • R

GYMNASIUM ONDERBOUW

Inhoud

In dit katern

In dit katern

In dit katern

In dit katern

Inleiding Romani

v De Latijnse taal leren 8

v Senatus Populusque Romanus 10

v Romeinse letters en cijfers 12

v Romeinse geschiedenis in drie periodes 14

v Het Romeinse Rijk in 117 n. Chr. 16

Thema 1 Forum

Prima — Het centrum van de stad 20

1 Flumen 22

2 Lupa 24

3 Regnum 26

NB — Godenverering 28

4 Capitolium 30

5 Ignis Vestae 32

6 Castor et Pollux 34

7 Numen deorum 36

Etc. — Godenparade 38

Thema 2 Ludi

Prima — Spanning en amusement 42

8 Triumphus 44

9 Gladiatores 46

10 Spectacula 48

NB — Het Colosseum 50

11 Pugna 52

12 Circus Maximus 54

13 Theatrum 56

14 Spectatores 58

Etc. — Naspel 60

Thema 3 Familia

Prima — Gezinsleven 64

15 Matrona 66

16 Toga virilis 68

17 Funus 70

NB — Rangen en standen 72

18 Servi 74

19 Fugitivus 76

20 Spartacus 78

21 Patronus 80

Etc. — Naar school 82

Thema 4 Pompeii

Prima — De verdwenen stad 86

22 Pictura 88

23 Thermopolium 90

24 Triclinium 92

NB — Straatbeeld 94

25 Fullonica 96

26 Pistrina 98

27 Thermae 100

28 Vesuvius 102

Etc. — Pompeii teruggevonden 104

Thema 5 Mare Nostrum

Prima — Carthago 108

29 Hannibal 110

30 Ad portas 112

31 Scipio 114

NB — De Griekse wereld 116

32 Alexander 118

33 Alexandria 120

34 Philosophus 122

35 Graecia capta 124

Etc. — Wereldwonderen 126

Thema 6 Caesar

Prima — Politicus en veroveraar 130

36 Bellum Gallicum 132

37 Alesia 134

38 Vercingetorix 136

NB — Het leger 138

39 Alea iacta est 140

40 Veni, vidi, vici 142

41 Idus Martiae 144

42 Galli 146

Etc. — Spot in de strips van Asterix & Obelix 148

Thema 7 Imperium

Prima — Augustus 152

43 Livia 154

44 Claudius 156

45 Nero 158

NB — Pax Romana 160

46 Flavii 162

47 Iulius Civilis 164

48 Batavi 166

49 Germani 168

Etc. — Einde van het Imperium 170

v Alfabetische woordenlijst 194

v Lijst van gebruikte afkortingen 209

SPQR Senatus Populusque Romanus

SPQR is de afkorting van Senatus Populusque Romanus: senaat en volk van Rome. In het oude Rome was de senaat de regering en over belangrijke kwesties besliste het volk mee in de volksvergadering. Alle besluiten begonnen dan ook met de letters SPQR. De senaat en het volk van Rome konden bijvoorbeeld besluiten om een tempel te bouwen voor de goden, om het leger op pad te sturen voor een oorlog of om de overwinning te vieren met een triomftocht. De letters SPQR kon je onder meer zien staan op tempels en andere openbare gebouwen, op de vaandels van de Romeinse legers en op triomfbogen en erezuilen ter ere van grote overwinningen.

Zo werd SPQR het logo van de stad. En dat is het gebleven. Wie in Rome rondloopt, ziet de letters SPQR niet alleen op oude monumenten uit de Romeinse tijd, maar ook op rioolputten, lantaarnpalen, bushaltes, voetbalshirts: het Rome van nu kiest SPQR nog steeds als beeldmerk van de stad.

In navolging van Rome maakten later ook steden in Nederland een afkorting die begon met SPQ, senaat en volk van … Zo vind je SPQA in Amsterdam, SPQH in Haarlem, SPQG in Groningen.

Van streektaal tot wereldtaal

Het Latijn was de taal van de streek die Latium heette. In die streek lag het dorpje dat zou uitgroeien tot de stad Rome. De inwoners van Rome veroverden steeds meer grondgebied: heel Latium, heel Italië, heel WestEuropa en het hele kustgebied van de Middellandse Zee. Het Latijn werd de gemeenschappelijke taal voor het enorme gebied dat de Romeinen hadden veroverd: met Latijn kon je terecht van de Schotse grens tot in Egypte. Lang niet overal was het Latijn ook de taal van alledag, maar in het hele Rijk werd het wel geschreven en begrepen.

Van wereldtaal tot klassieke taal

In de 5de eeuw n. Chr. viel het Romeinse Rijk uiteen. In de gebieden ver van Italië kregen de eigen talen van de plaatselijke stammen nu de voorkeur boven het Latijn. Toch werd het op sommige terreinen nog belangrijk gevonden om in dezelfde taal met elkaar te kunnen communiceren: in de rechtbank, aan de hoven van vorsten en vooral in de christelijke kerk. Omdat de taal niet veel meer gesproken werd, bestudeerden de monniken, priesters en edelen de teksten van de oude Romeinen, om zo toch goed Latijn te leren. De taal was dus niet meer in ontwikkeling: iedereen leerde hetzelfde oude Latijn.

Het Latijn kreeg rond 800 een nieuw duwtje in de rug van keizer Karel de Grote. Die zag het belang in van een lingua franca, een gemeenschappelijke taal die overal in zijn enorme keizerrijk gesproken werd. Hij liet overal scholen oprichten waar Latijn werd onderwezen. Eeuwenlang hield dit onderwijs stand. Overal in Europa schreven en spraken studenten uit verschillende landen Latijn op school en op de universiteit. Zelfs in de kroeg zongen ze hun liederen in het Latijn. Waar je ook was, in het Latijn kon je praten met iedereen die iets te betekenen had.

In de 15de eeuw werd het bestuderen van Latijn weer echt populair. Geleerden probeerden de klassieke werken na te doen en schreven gedichten in het Latijn. Wetenschappelijke werken werden altijd in het Latijn geschreven. Deze vanzelfsprekende positie begon het Latijn rond 1800 te verliezen: bestuur, rechtspraak en onderwijs werden steeds meer in de eigen landstaal gedaan. Tegelijkertijd bleek het Latijn ongeschikt voor sommige nieuwe vormen van wetenschap. In de katholieke kerk bleef het Latijn nog tot halverwege de 20ste eeuw in gebruik, maar als internationale voertaal wordt het Latijn niet meer gebruikt. Toch had de taal van de Romeinen zich mét de Romeinse cultuur voorgoed in ons gebied gevestigd.

Doorkijkje vanaf het Capitool: in Rome zie je monumenten uit alle perioden van de geschiedenis. Ook kom je overal nog steeds de letters SPQR tegen.

1 Flumen

De rivier

Het begin Aan de westkust van Midden­Italië is rond 800 v. Chr. nog niets te merken van de grote stad Rome, die eens zal ontstaan op de zeven heuvels bij de rivier de Tiber. Op de heuvels wonen herders en boeren in eenvoudige paalhutten. Deze mensen behoren tot het volk van de Latini, de Latijnen, bewoners van de landstreek Latium. Hun taal is het Latijn.

Een van de dorpjes in Latium heet Alba Longa. Volgens de bekendste mythe over het ontstaan van de stad Rome, leven hier twee jongemannen met hun vader. Numitor, de oudste, is verlegen en bescheiden. Zijn broer Amulius is in alles zijn tegendeel: driftig, hebberig en eerzuchtig. Hun vader is de koning van de streek. Op een dag roept hij zijn zonen bij zich en zegt: ‘Als ik er niet meer ben, is alles wat ik heb voor jullie: mijn macht en mijn bezit. Vertel eens, Numitor. Omdat jij de oudste bent mag je kiezen: wil je na mij koning zijn of al mijn bezittingen hebben?’ Geschrokken zegt Numitor: ‘Ik wil er helemaal nog niet aan denken dat u er later niet meer bent!’ Maar de sluwe Amulius roept meteen: ‘Vader, laat Numitor maar koning zijn. Ik ben wel tevreden met uw bezit.’

De tweeling En zo gebeurt het: Numitor wordt koning. Maar in feite is Amulius de baas, omdat hij rijk is en mensen gemakkelijk voor zijn karretje kan spannen. Hij wil zelf koning zijn. Op een dag verzamelt hij mannen uit de streek om met geweld Numitor te verdrijven. Numitor vlucht. Zijn dochter Rhea Silvia wordt door Amulius gedwongen om priesteres van Vesta te worden: Vestaalse Maagden mogen geen enkel contact hebben met mannen, en dus kan er ook niet een zoon worden geboren die later het onrecht komt wreken. Dat denkt Amulius tenminste. Maar de goden beslissen anders. Mars, god van de oorlog, sterk en stoer met zijn helm, speer en schild, komt bij Rhea Silvia als ze ligt te slapen. Ze wordt zwanger en brengt een tweeling ter wereld. Koning Amulius is woest als hij het hoort. Hij laat de moeder en haar zoontjes door slaven ophalen. Haar zet hij in de gevangenis. En de baby’s?

Het verhaal van Numitor, Amulius en Rhea Silvia is ook te lezen in een Middeleeuws handschrift uit de 15de eeuw.

Flumen

Rex servum vocat.

Servus venit.

Infantes audit.

Corbem videt.

In corbe duo pueri iacent.

Pueri clamant et lacrimant.

Rex servum pueros necare iubet.

Servus regem timet.

Ideo mandatum non recusat.

Pueros tamen non necat.

Servus corbem tollit et pueros ad flumen portat.

Corbem in flumen imponit. Corbis natat.

Flumen corbem portat ad locum, ubi aqua inter arbores fluit.

Ibi corbis haeret.

de geboortestreek van de tweeling.

flumen, flumina rivier

1 rex, reges koning servus slaaf vocare 1 roepen 2 noemen

2 venire komen

3 infans, infantes baby audire horen

4 corbis, corbes mandje vidēre zien

5 in corbe in het mandje puer, pueri jongen iacēre liggen

6 clamare schreeuwen et 1 en 2 ook lacrimare huilen

7 necare doden iubēre bevelen, een bevel geven

8 timēre vrezen, bang zijn voor

9 ideo daarom mandatum opdracht non niet recusare weigeren

10 tamen toch

11 tollere optillen ad + acc 1 naar, tot 2 bij portare dragen

12 in + acc in, naar imponere in plaatsen in ponere plaatsen natare (blijven) drijven

13 locus plaats

14 ubi waar aqua water inter + acc 1 tussen 2 tijdens arbor, arbores boom fluere stromen

15 ibi daar haerēre blijven steken

Roma
Alba Longa
Tiberis
LATIUM
Latium,

Etc. — Godenparade

De Romeinse godenwereld is gebaseerd op die van de Grieken. Net als de Griekse goden hebben de Romeinse goden allemaal een eigen functie en een attribuut waaraan ze gemakkelijk te herkennen zijn. Ze zien eruit als mensen maar aantrekkelijker en groter, in de meeste gevallen tenminste. Bovendien gedragen ze zich ook als mensen: ook de goden zijn jaloers, kwaad, zorgzaam, humoristisch of oneerlijk

v Jupiter was de oppergod, die heerste over hemel en aarde. Hij had een bliksemschicht in zijn hand, die hij naar de aarde slingerde als hij boos was of als hij de mensen een teken wilde geven. De adelaar was zijn heilige vogel: wanneer de mensen er één zagen vliegen, zagen ze er een teken van Jupiter in.

v De vrouw van Jupiter was Juno, de godin van het huwelijk. Zij had het niet gemakkelijk, omdat Jupiter voortdurend affaires had met andere vrouwen. Zij wordt meestal afgebeeld met een pauw, maar op het Capitool in Rome had zij haar heilige ganzen.

v Minerva was een dochter van Jupiter. Op een dag was zij, in volle wapenrusting, uit zijn hoofd tevoorschijn gekomen. Zij was de godin van wijsheid, kunst en techniek. Ook zij had een heilige vogel: de uil. Ze wordt meestal afgebeeld in de wapenrusting waarin ze ‘geboren’ werd.

v Mars, de god van de oorlog, was de vader van Romulus en Remus. Bovendien hadden de Romeinen alle reden om hem te vereren, omdat ze vaak in oorlog waren. Hij wordt meestal afgebeeld met helm, speer en schild. Zijn speer leeft voort in het ♂­teken.

v De tegenhanger van Mars was Venus, godin van de liefde. Zij was geboren uit het schuim van de zee en wordt daarom vaak afgebeeld met een schelp. Ook zie je haar wel met een duif of met een spiegel (♀). Ze had een zoontje: Cupido (ook wel Amor genoemd). Deze kleuter kon met zijn pijl en boog mensen verliefd laten worden. Venus had in Rome nog een belangrijke andere functie: ze was de beschermgodin van het riool, de Cloaca Maxima.

v Een van de meest drukbezette goden was Mercurius Hij deed dienst als boodschapper van de goden, maar was bovendien zelf de beschermgod van de handel én van de dieven. Omdat hij zo vaak onderweg was, had hij vleugels aan zijn sandalen en aan zijn helm. In zijn hand had hij een staf met slangen.

v Neptunus, een broer van Jupiter, was de heerser over de zeeën. Hij had daarmee ook de macht over stormen en aardbevingen. Hij werd ook gezien als paardengod en daardoor als beschermer van de paardenrennen. In zijn hand droeg hij een drietand, aan zijn voeten lag vaak een vis of (zee)paard.

v De god van de onderwereld, waar mensen na hun dood terechtkomen, heet Pluto, ook een broer van Jupiter. Hij wordt vaak afgebeeld met de driekoppige hond Cerberus, de waakhond van het dodenrijk.

In de zestiende eeuw liet een rijke bankier aan de oever van de Tiber een landhuis bouwen. Op een plafond schilderde de beroemde schilder Rafaël deze godenvergadering. Het landhuis, tegenwoordig bekend als Villa Farnesina, is als museum te bezoeken.

De godenfamilie was nog groter. Vesta was de godin van huis, haard en familie. En de manke smid van de goden: Vulcanus. De god van de wijn: Bacchus De god van de muziek, Apollo, en zijn tweelingzus Diana, de godin van de jacht. Ceres, de godin van de landbouw.

Daarnaast waren er vele lagere goden die niet bij de traditionele godenfamilie hoorden: de natuur­

krachten die een eigen naam hadden gekregen. Elke rivier werd bijvoorbeeld voorgesteld als een riviergod, en zo kon het dat Tiberinus zo’n belangrijke rol speelde bij de redding van Romulus en Remus. Elk huis had ook zijn eigen huisgoden, de Penaten, en er waren ook Penaten die een hele stad beschermden — zoals de Penaten van Troje, die door Aeneas werden meegenomen.

11 Pugna

Het gevecht

Een dag in het Colosseum Als er spelen werden gehouden in het Colosseum, bestond het dagprogramma uit drie onderdelen. ’s Morgens de dierenshows, aan het begin van de middag executies en later in de middag de gladiatorengevechten.

Na de dierengevechten was het zand (arena) op de vloer van het Colosseum doordrenkt van het bloed. Slaven veegden het vuile zand weg en ruimden alles op, en dan konden de executies beginnen. Misdadigers die ter dood waren veroordeeld konden door een beul worden gedood, maar ook voor de wilde dieren worden gegooid. Er was ook een variant waarbij twee veroordeelden samen de arena ingestuurd werden, de één bewapend en de ander niet. Na de voorspelbare uitslag werden de winnaar de wapens afgenomen en moest hij ongewapend aantreden voor een nieuwe bewapende tegenstander.

Gladiatorengevechten Het hoofdprogramma, de gladiatorengevechten, begon met een plechtige optocht. Alle deelnemers van die middag presenteerden zich aan het publiek. Daarna deden ze een warming­up : ze hielden schijngevechten met houten wapens. Zo kwam het publiek in de stemming en maakten de gladiatoren de spieren los. Onder oorverdovend geschreeuw van het publiek begonnen de strijders daarna met echte

wapens aan de echte gevechten. Een scheidsrechter zorgde ervoor dat beide mannen bleven vechten en het niet te snel opgaven. Als de gladiatoren aan elkaar gewaagd waren, kon de strijd erg lang duren: in dat geval kon de scheidsrechter het gevecht stilleggen en het publiek om een oordeel vragen. Het was voor de gladiatoren een eer als het publiek besloot om ze allebei levend te laten gaan.

Meestal had het gevecht een duidelijke winnaar. Na een lang en hevig gevecht kon één van de twee door vermoeidheid struikelen, of zijn wapen verliezen, of door de ander zwaar verwond worden. Als de verliezer op de grond lag, keek de overwinnaar naar de keizer om te zien wat hij moest doen. De keizer op zijn beurt luisterde naar het volk en gaf dat meestal zijn zin. Als de verliezer dapper had gevochten, mocht hij levend vertrekken. Maar als de mensen vonden dat hij de dood verdiende, maakten ze dat duidelijk met hun duim. Dan kreeg de verliezer een laatste, dodelijke klap en mocht de winnaar bij de keizerlijke loge (privétribune) komen voor zijn beloning. In uitzonderlijke gevallen kreeg de winnaar zijn vrijheid. Zo niet, dan keerde hij met een palmtak en een geldbedrag terug naar zijn gladiatorenschool en mocht een volgende keer terugkomen voor een nieuw gevecht.

Intervallum in amphitheatro erat: arenam servi purgabant, nam sanguine hominum et bestiarum terra rubebat. Inter spectatores tres amici sedebant: Gaius et Quintus et Publius, nam Marcus domum ire festinaverat, quod eum spectacula terrebant. Iam per horas ludos spectaverant. Tunc aliquid novi praeco nuntiavit. Mox Gaius clamavit: ‘Ecce, miles intrat arenam! Cur miles in arena pugnat?’ Publius causam sciebat, nam verba praeconis audiverat: ‘Pugna poena est : antea miles in rixa centurionem necavit. Nunc pro vita pugnare debet.’

Stabat miles in arena, sine scuto, sine galea: hastam tantum gerebat. Intravit arenam contra eum Crispinus, gladiator clarus. Adversarios iam centum superaverat. Crispinus statim militi appropinquavit. Miles autem callidus erat: eum cito vitavit. Erant in cavea amici militis. Militem nomine vocabant: ‘Age, Septime, pugna! Scilicet eum superare potes!’ Iterum gladiator militi appropinquavit. ‘Ecce,’ Gaius clamavit, ‘Miles fugit. Pugnare recusat!’ Quintus et Publius negaverunt: ‘Immo, callidus est miles! Ecce, consistit et hastam contra adversarium vertit!’ Id Crispinus non exspectabat. Hastam quidem vitare temptavit, sed frustra: miles iam graviter eum vulneraverat.

Sic gladiatorem miles calliditate superaverat. Nondum pugnam finiverat: exspectabat enim signum Caesaris. Spectatores tacebant. Caesarem spectabant. Interea Caesar cogitabat: ‘Crispinus semper adhuc victor fuit. Iam centum adversarios superavit.’ Ideo pollicem premebat.

1 intervallum pauze purgare schoonmaken

2 bestia wild dier

3 rubēre rood zijn

4 domum naar huis

5 ire gaan festinare + inf zich haasten om terrēre bang maken

6 hora uur tunc op dat moment, toen aliquid novi iets nieuws

7 praeco, ­ones omroeper

9 causa reden scire weten verbum woord

10 antea eerder rixa ruzie centurio, ­ones officier

11 nunc nu

12 sine + abl zonder scutum schild galea helm

13 hasta lans contra + acc tegen(over)

14 clarus beroemd adversarius tegenstander

15 centum honderd

16 appropinquare + dat naderen, dichterbij komen callidus slim

17 vitare ontwijken, (ver)mijden

18 age hup, kom op

21 negare 1 ontkennen 2 weigeren

22 consistere blijven staan

23 vertere keren, (om)draaien id nom / acc dit

24 quidem sed wel(iswaar) maar

25 graviter ernstig

26 calliditas, ­ates slimheid

27 nondum nog niet

30 adhuc nog, tot nu toe victor, victores (over)winnaar

‘Morituri te salutant’ (Gegroet, zij die gaan sterven groeten u), is de titel van het schilderij van Jean­Léon Gérôme (1859).

31 pollicem premere de duim met de andere vingers omsloten houden

Pugna

S∙P∙Q∙R onderbouw vormt samen met S∙P∙Q∙R bovenbouw een doorlopende leerlijn

Latijnse Taal en Cultuur die aansluit op het examenprogramma LTC waarin de samenhang tussen taal en cultuur — tekst in context — centraal staat.

Het complete aanbod van S∙P∙Q∙R   onderbouw :

v Tekstboek

v Hulpboeken (drie delen)

v Licentie met uitlegvideo’s en adaptieve idioom- en grammaticatrainer

v Docentenmateriaal

boom.nl/voortgezetonderwijs.nl

September 2024

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.