Voorbeeldkatern FORUM Geschiedenis - VMBO bovenbouw opdrachtenboek

Page 1

VOORBEELDKATERN

FORUM OPDRACHTEN

3 /4

VMBO–KGT


Nieuw! FORUM Geschiedenis voor vmbo bovenbouw v Thema’s De lesmethode voor vmbo bovenbouw bestaat uit vier boeken: een leerboek en opdrachtenboek voor leerjaar 3  / 4 en een leerboek en opdrachtenboek voor leerjaar 4. De hoofdstukken van de boeken corresponderen met de voorgeschreven thema’s uit het school- en eindexamen. v Tekst en afbeeldingen geïntegreerd De leerteksten bestaan uit korte genummerde stukken die elk bij een afbeelding horen met hetzelfde nummer. Samenhang tussen tekst en beeld vergroot de toegankelijkheid en leerbaarheid van een tekst, zo blijkt uit onderzoek. Elk stukje tekst en afbeelding is gekoppeld aan een leerdoel. v Taal Het taalgebruik maakt de teksten maximaal toegankelijk door het vermijden van lange zinnen en onnodig ingewikkelde formuleringen. Leerlingen worden in hun eigen taal aangesproken, waardoor zij zich de historische werkelijkheid goed kunnen voorstellen. v Doorgaande leerlijn Leerlingen die overstappen van vmbo-t  / havo naar bovenbouw vmbo herkennen de structuur en de wijze waarop ze zelfstandig kunnen werken. Daar waar het functioneel is worden er relaties gelegd met de leerstof uit de tijdvakken in de onderbouwboeken. In beide leerboeken zit een apart A-deel waarin onder andere historische denkwijzen worden uitgelegd en waar in het CE-deel vooral aanwijzingen worden gegeven voor hoe je je op het examen moet voorbereiden.

v Digitaal Naast de boeken kunnen leerlingen per hoofdstuk digitale opdrachten maken. Deze opdrachten sluiten aan bij de kern van het hoofdstuk en zijn handig ter voorbereiding op een proefwerk. Ook zijn er uitlegvideo’s die leerlingen kunnen gebruiken om de leerstof beter te begrijpen. Per thema zijn toetsen gemaakt en deze zijn gratis beschikbaar. v Leerdoelen en RTTI De leerdoelen staan aan het eind van elk thema op een rij zodat leerlingen kunnen checken of ze de leerstof kennen. Alle opdrachten en toetsen zijn RTTI-gelabeld.

v FORUM Geschiedenis leerboek vmbo-kgt 3/4

isbn 978 94 6442 147 7 — beschikbaar 01.03.2024 v FORUM Geschiedenis opdrachtenboek vmbo-kgt 3  /4

isbn 978 94 6442 148 4 — beschikbaar 01.04.2024 v FORUM Geschiedenis leerboek vmbo-kgt 4

isbn 978 94 6442 149 1 — beschikbaar 15.07.2024 v FORUM Geschiedenis opdrachtenboek vmbo-kgt 4 isbn 978 94 6442 150 7 — beschikbaar 01.09.2024 v FORUM Geschiedenis onderbouw + bovenbouw

licentie aanvullend isbn 978 94 6442 038 8 — leverbaar v FORUM Geschiedenis onderbouw + bovenbouw volledig digitaal isbn 978 94 6442 039 5 — leverbaar

Wilt u het complete thema bekijken? Het thema uitproberen in de klas? Voor meer informatie kunt u contact opnemen met onze educatief adviseurs. boomvoortgezetonderwijs.nl / forum-geschiedenis


Inhoud Opdrachtenboek vmbo-kgt 3 /4

A Wat is geschiedenis? B

Thema’s

1

Indonesië & Nederland Verwerkingsopdrachten Vaardigheden Toepassingsopdrachten Bronnen Samenvatting

2

De industriële samenleving in Nederland

3

Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland

4

Cultureel-mentale ontwikkelingen in Nederland na 1945

5

De Koude Oorlog

6

Israël & de Arabische wereld

7

Mens & milieu

8

Ontwikkeling van de gezondheidszorg

Naslag

in dit katern


B

1

Thema’s

Indonesië & Nederland Verwerkingsopdrachten v

Inleiding Leerboek, p. 22 – 23

1

a Hoe lang duurde de tijd waarin er Neder­landers in Indonesië zijn geweest? t 1 b Nederlanders zijn veel rijker dan Indonesiërs. Stel dat een Nederlander 1500 euro per maand verdient, hoeveel verdient een Indonesiër dan? t 1

2

Gebruik de kaart in het leerboek, een liniaal en een digitale atlas a Bereken de afstand van het westelijkste punt in Indonesië tot het oostelijkste punt? t 1 b Als je vanaf Amsterdam zo ver naar het oosten gaat, waar kom je dan uit? t 1

A Volken en vorsten Leerboek, p. 24 – 25 3

4

22

a Leg uit waarom afbeelding 1 goed bij tekstblok 1 past. t 1 b Leg uit waarom afbeelding 1 ook minder goed bij tekstblok 1 past. t 1 In Indonesië waren veel horige boeren. Wat voor boeren waren dat? r A Boeren die slaaf waren van grootgrond­ bezitters. B Boeren die zelf slaven in dienst hadden om het land te bewerken. C Boeren die werkten op het land van de grootgrondbezitters. D Boeren die edelen moesten helpen het land te verdedigen.

5

Gebruik ook tekst 4 Noem vier godsdiensten in Indonesië in de juiste tijdsvolgorde. t 1

6

Leerboek, afbeelding 2 en 3 Hoe kun je zien dat in Indonesië in de tijd van hindoeïsme en boeddhisme een ontwikkelde cultuur bestond? t 2

7

a Wat is een rijk? r b Noem twee voorbeelden van rijken in Indonesië. r

8

Noem een verschil tussen de verspreiding van de islam en de verspreiding van eerdere godsdiensten. t 1.

9

Leg uit welke Indonesiërs animistisch bleven. t 1

10 Leerboek, afbeelding 4 Op deze afbeelding zie je de oudste moskee van Indonesië. Wanneer zal die ongeveer gebouwd zijn? Kies uit: t 2 A Omstreeks 1300. B Omstreeks 1500. C Omstreeks 1700. 11 Kies één woord dat niet bij de andere drie woorden past. t 2 vorst | islam | boeddhisme | sultan

v

Extra

12 In Europa verdween de horigheid na tijdvak 3. Vergelijk dat met wat er in Indonesië gebeurde. Schrijf je conclusie op. t 2


1

Indonesië & Nederland Verwerkingsopdrachten

13 a Leg uit waarom de sultan van Yogyakarta tegenwoordig in Indonesië nog steeds belangrijk is. t 2 b Bedenk wie tegenwoordig in Indonesië politieke macht heeft. i

B

Europeanen arriveren in Indonesië Leerboek, p. 26 – 27

14 Leerboek, afbeelding 5 Op deze schoolplaat uit 1925 is Cornelis de Houtman beleefd groetend afgebeeld. Klopt dat met de werkelijkheid? Leg je antwoord uit. t 1 15 De reis van De Houtman was niet zo’n succes. a Wat was daarvan een oorzaak? r b Toch had de reis een belangrijk gevolg. Leg uit welk gevolg dat was. t 1 16 a Waarom stichtte Jan Pieterszoon Coen Batavia? r b Hoe stichtte Jan Pieterszoon Coen Batavia? r

sumatra

17 Gebruik de kaart onderaan deze pagina Leg uit hoe het handelscentrum Batavia werkte. Besteed óók aandacht aan de brede pijl onderaan. t 2 18 De VOC gedroeg zich net als de Indonesische vorsten. Welke drie zinnen passen daarbij? t 1 A De VOC had factorijen. B De VOC voerde oorlog om haar macht uit te breiden. C De VOC had horigen en slaven in dienst. D De VOC had een gouverneur-generaal om het handelsgebied te besturen. E De VOC sloot handelsverdragen met vorsten. 19 Kijk goed naar de jaartallen bij Trunajaya en Amangkurat II. In welke jaren moet de oorlog dus geweest zijn? Leg je antwoord uit. t 1 20 Leerboek, afbeelding 7 a Welke personen op de afbeelding zijn duidelijk Nederlanders? Geef het aan door de personen vanaf rechts te tellen: de zoveelste en zoveelste van rechts. t 1 b Hoe is te zien dat de Nederlanders in hun oorlogen met Indonesische strijders samenwerkten? t 2

kalimantan sulawesi

Palembang

Makassar Jakarta Bandung

maluku papua

java Trowulan

23


Thema’s

B

v

Extra

21 a Bedenk waarom het voordelig kon zijn voor de Indonesiërs als Nederlanders onderling tegen elkaar concurreerden. i b Bedenk of het alleenrecht van de VOC betekende dat de Nederlanders nu helemaal geen concurrenten meer hadden. Leg je antwoord uit. i 22 Bedenk of de meeste Indonesiërs in de VOC-tijd veel van de Nederlanders merkten. Leg je antwoord uit. i

C

De Banda-eilanden en de Makassar-oorlog Leerboek, p. 28 – 29

23 a Leg uit waarom de VOC liever geen oorlog voerde. t 1 b Noem twee redenen waarom de VOC toch oorlog voerde. t 2 24 Leerboek, afbeelding 8 Leg uit waarom Coen dacht dat hij gemakkelijk de baas kon worden in Banda. t 1 25 De Bandanezen leverden zowel aan de Nederlanders als aan de Engelsen. Welk pictogram kies je om uit te leggen waarom ze dat deden: A of B? Leg je antwoord uit. t 2

A

B

26 Leerboek, afbeelding 9 Bedenk waarom Coen de hoofdmannen openlijk liet afslachten. i 27 Waarom schrokken de VOC-bazen van de moord­ partij op Banda: omdat ze het veel te wreed en onmenselijk vonden, of omdat ze bang waren voor hun handel? Leg je antwoord uit. t 2

24

28 Gebruik de kaart op bladzijde 23 Leg uit waarom de VOC veel last kon hebben van Makassar. t 2 29 Wat wilde de sultan van Makassar de Neder­ landers duidelijk maken? Kies uit: t 1 A ‘Ik heb het monopolie op de handel met de Molukken.’ B ‘Niemand heeft het alleenrecht op de handel met de Molukken.’ C ‘Als u mijn handel bedreigt, dan zullen mijn oorlogsschepen uw vloot vernietigen.’ 30 Leerboek, afbeelding 10 a Deze afbeelding van de Makassar-oorlog is gemaakt door een Nederlander in de 17de eeuw. Bovenaan de prent links en rechts staan de ‘helden’ van de oorlog: de Neder­ lander Cornelis Speelman en prins Palakka. Leg uit waarom deze twee erop staan. t 2 b Bedenk waarom Hasanuddin er niet op staat. i 31 Welke zin vind je een goede conclusie van deze paragraaf? Leg je antwoord uit. t 2 A De VOC was heer en meester in het gebied van de Indonesische eilanden. B Zonder bondgenoten had de VOC in dit gebied nooit zo machtig kunnen worden.

v

Extra

32 Leerboek, afbeelding 9 De afbeelding is in de 20ste eeuw gemaakt voor een museum in Banda. Bedenk een reden waarom dat gedaan is. i 33 In de Makassar-oorlog was de vorst van Bone bondgenoot van de VOC. In de periode daarna kwam het geregeld tot oorlogen tussen de VOC en Bone. Bedenk twee redenen voor deze oorlogen. i


1

Indonesië & Nederland Verwerkingsopdrachten

D Java wordt een kolonie Leerboek, p. 30 – 31 34 a Wat was het gevolg van de aanleg van de Grote Postweg voor de sultans van Oost-Java? t 1 b Bedenk waarom dat vóór de aanleg van de weg veel moeilijker was. i 35 a Leg uit waardoor Diponegoro populair werd. t 1 b Welk gevolg had dat voor de Java-oorlog? t 1 36 Leerboek, afbeelding 11 De afbeelding is gemaakt door een Indonesische schilder. Leg uit hoe je dat kunt zien aan de manier waarop Diponegoro tussen de Nederlandse officieren is afgebeeld. t 2 37 Gebruik het schema onderaan deze pagina Neem het schema over en zet op de juiste plaatsen een kruis. t 1 38 Drie groepen hadden voordeel van het Cultuurstelsel: Javaanse boeren, de Nederlandse regering en Javaanse vorsten. Bedenk voor die drie een volgorde van meeste naar minste voordeel. Leg je antwoord uit. i

Gevolgen Cultuurstelsel

39 Waarom wilde de gouverneur-generaal niets tegen de onderdrukking van de boeren doen? t 1 40 Lees de twee citaten (blauwe tekst) van Douwes Dekker. Wie geeft Douwes Dekker de schuld van de onderdrukking van de boeren? r A Alleen de Javaanse vorsten. B Alleen de Nederlandse koning. C Zowel de Javaanse vorsten als de Nederlandse koning. 41 Waarom veroorzaakte het boek Max Havelaar in Nederland een schok? t 1

v

Extra

42 Bedenk een reden waarom de Nederlanders zonder de medewerking van de Javaanse vorsten het Cultuurstelsel niet konden uitvoeren. i 43 Douwes Dekker schreef het boek Max Havelaar onder een bijnaam: Multatuli. Dat betekent ‘ik heb veel geleden’. De hoofdpersoon Max Havelaar is eigenlijk Douwes Dekker zelf. Bedenk waarom Douwes Dekker het boek zo heeft geschreven. i

Bedoeld gevolg

Onbedoeld gevolg

a Hongersnood. b De boeren verbouwen koffie, thee, suiker en tabak. c De edelen profiteerden mee. d Er is geld voor een verbetering van de infrastructuur in Nederland. e Eduard Douwes Dekker heeft kritiek op de onderdrukking van de boeren. f De boeren produceren voor de Nederlandse markt.

25


B

Thema’s

E Modern imperialisme

afzetmarkt

Leerboek, p. 32 – 33 44 Leerboek, afbeelding 14 t  /m 17 + het schema hiernaast a Leg met behulp van het schema hiernaast het verband uit tussen de Industriële Revolutie en het moderne imperialisme. Let niet op het vraagteken. t 2 b Bij welke van de drie kenmerken in het schema past afbeelding 14? Leg je antwoord uit. t 1 c Bij welke van de drie kenmerken in het schema past afbeelding 15? Leg je antwoord uit. t 1 d Wat kan op de plaats van het vraagteken staan? Bedenk nog een gevolg van de Industriële Revolutie die het moderne imperialisme mogelijk heeft gemaakt. Gebruik afbeelding 16 of 17. i 45 a Wat was volgens liberalen de taak van een regering? r b Leg waarom het Cultuurstelsel daar niet bij paste. t 1 46 Gebruik ook tekstblok 14 Kies twee begrippen die kunnen verklaren waarom de Nederlanders vanaf 1870 steeds meer complete eilanden veroverden. Leg je keuze uit. t 2 A kolonie B concurrentie C onderdrukking D winst maken E slavernij 47 Leerboek, afbeelding 16 Wat valt je op over de dingen die leerlingen op deze school blijkbaar leerden? t 2

26

oorlog

Industriële Revolutie

grondstoffen

?

48 Goed onderwijs was in het voordeel van Indonesiërs, maar ook in het voordeel van Nederlanders. Leg dat uit. t 1 49 Leg uit waarom christenen in Indonesië vaak wonen in moeilijk te bereiken gebieden in het binnenland. t 1 50 a Wat was een gevolg van de betere bereik­baarheid van Indonesië? t 1 b Bedenk wat de Indonesiërs daarvan vonden. i

v

Extra

51 Leerboek, afbeelding 15 Afbeelding 15 is een Nederlandse schoolplaat over de verovering van het eiland Lombok in 1894. Waaraan zie je dat het de Nederlandse kijk op deze oorlog is? Leg je antwoord uit. t 2 52 De Nederlanders in Indonesië leidden een luxe­ leven. Bedenk of dat kwam doordat ze dat thuis zo gewend waren of doordat ze dachten dat het in Indonesië zo hoorde. Leg je antwoord uit. i


1 F

Indonesië & Nederland Verwerkingsopdrachten Nationalisme en onafhankelijkheidsstrijd Leerboek, p. 34–35

Op school leer ik over Europa: ………

Hier in Indonesië zie ik : ………

53 Gebruik het schema hiernaast De man op de foto is Sukarno. Neem het schema over en vul de zinnen aan. t 2 54 Leerboek, afbeelding 18 a Bedenk wie de man midden achter de tafel is. i b Bedenk wat degenen die hier werden gefotografeerd wilden laten zien. i

Daarom richt ik de …… op.

55 De Japanse bezetting veranderde veel in de verhouding tussen Indonesiërs en Neder­ landers. Leg dat uit. t 1 56 Leerboek, afbeelding 19 De tekening is gemaakt door een Nederlandse vrouw die in een Japans kamp heeft gezeten. Wat wilde zij vooral laten zien? t 2 57 Kregen de Indonesiërs het door de Japanse bezetting beter of slechter? Leg je antwoord uit. t 2 58 Leerboek, afbeelding 20 Rood-wit is de vlag van Indonesië. a De Nederlanders zeiden dat de Indonesische vrijheidsstrijders terroristen waren. Wat betekent dat? t 2 b Wie stookten volgens deze poster de Indo­ nesische vrijheidsstrijders op? t 1 c Wat was volgens deze poster het doel van het sturen van Nederlandse soldaten naar Indonesië? t 2

Onze partij wil ………

59 Wie hadden het meest te lijden onder de wreedheid van de onafhankelijkheidsoorlog? Leg je antwoord uit. t 1

v

Extra

60 Na de oorlog namen de Nederlanders Sukarno kwalijk dat hij met de Japanners had samen­ gewerkt. Bedenk waarom. i 61 De Nederlandse regering zei dat ze in Indonesië eerst orde en rust wilde terugbrengen. a Was dat het enige doel? Leg je antwoord uit. t 2 b Bedenk waarom de Nederlandse regering het tweede doel niet hardop bekendmaakte. i

27


B

Thema’s

G Indonesië en Nederland Leerboek, p. 36 – 37 62 Is de volgende zin juist of onjuist? ‘Door de soevereiniteitsoverdracht kwam het helemaal goed tussen Nederland en Indonesië.’ t 1 63 Waarom wilde Nederland het eiland Papua buiten Indonesië houden? t 1

67 In 1971 werd er een staatsbezoek aan Indonesië georganiseerd. a Wat was een reden om dat te doen? t 1 b Om welke reden kon je betwijfelen of dat wel zo goed was? t 1 68 Waarom was het staatsbezoek van koning Willem-Alexander in 2020 belangrijk? t 1

v

64 De bewoners van Papua zijn van de ene koloniale overheerser naar de andere gegaan. Leg dat uit. t 1 65 Leg uit hoe er door de dekolonisatie van Indonesië een grote groep ‘mensen zonder land’ ontstond. t 1 66 Noem een voorbeeld van ‘Indische’ invloed op de Nederlandse cultuur. r

28

Extra

69 Leg uit waarom het eigenlijk vreemd is dat er voor 1971 nooit een Nederlandse koning of koningin in Indonesië was geweest. t 2 70 Bedenk waarom er in Nederland zo veel discussie geweest is over de oorlogsmisdaden in Indonesië. i


1

Indonesië & Nederland Vaardigheden Vaardigheden

v

b Beantwoord voor elk van de vier bronnen apart de vraag: Hoeveel weet de schrijver  / maker over het onderwerp waarover de bron gaat? Leg telkens je antwoord uit. t 1 c Beantwoord voor elk van de vier bronnen apart de vraag: wat was de bedoeling van de schrijver  /  maker van de bron, wat wilde hij bereiken? Leg telkens je antwoord uit. t 1 d Bedenk voor elke bron apart of deze betrouwbaar is als je iets wilt weten over het onderwerp waarover de bron gaat. Leg telkens je antwoord uit. i

De kwestie Leerboek, p. 38 Bij deze opdrachten kun je samenwerken met een groepje leerlingen.

1

Verdeel de argumenten in twee groepen. Leg uit waarom je ze zó verdeeld hebt. i

2

Lees nog eens de argumenten per groep. Welke van de twee groepen vind je het belangrijkst? i

3

Geef een antwoord op de vraag. Kwam het door de Nederlandse overheersing dat Indonesië tegenwoordig geen rijk land is? Geef argumenten bij je antwoord. i

v

7

Bekijk de vier afbeeldingen a, b, c en d op pagina 40 in het leerboek. Bedenk bij elk van de vier wat ermee wordt duidelijk gemaakt. i

Historisch denken

8

a Welke afbeelding past het meest bij ‘terreur en armoede’? Leg je antwoord uit. t 2 b Welke afbeelding past het meest bij ‘orde en welvaart’? Leg je antwoord uit. t 2

9

Leg uit wat de maker van deze poster bedoelde. Doe het zo: t 2 De maker van de poster wil laten zien: Waar Indonesische strijders aan de macht waren …………………………………………   , maar waar de Nederlanders de baas waren …………………………………………   .

v

Leerboek, p. 39 4

Bedenk een voorbeeld van een beschrijvende, een verklarende en een waarderende vraag over de VOC. i

5

Bovenaan de pagina ‘de kwestie’ staat een belangrijke hoofdvraag van dit hoofdstuk. Is dat een beschrijvende, verklarende of waarderende vraag? Leg je antwoord uit. t 1

6

Gebruik bron 2, 7, 13 en 17 verderop in dit opdrachtenboek a Stel voor elk van deze vier bronnen apart vast waarover de bron gaat. Kies telkens uit: t 1 A De financiële relatie tussen Indonesië en Nederland in de 19de eeuw. B De onafhankelijkheidsoorlog tegen Nederland. C De slachting op Banda in 1621. D Het Indonesische nationalisme.

Soorten bronnen Leerboek, p. 40

10 Klopte deze propaganda? Leg je antwoord uit. t 2 11 Gebruik bron 4, 8, 12, 15, 17 en 18 verderop in dit opdrachtenboek Kies uit de zes beeldbronnen één of meer voorbeelden van propaganda. Leg je keuze uit. t 1

29


Thema’s

B

Toepassingsopdrachten

v

Basis

1

Gebruik bron 1, 2 en 3 a Over welk onderwerp gaan deze drie bronnen? t 1 b Welke bronnen zijn geschreven door ooggetuigen? t 1 c Wat is de mening van de ooggetuigen over de gebeurtenis? t 2 d De schrijver van bron 1 zegt dat de Banda­ nezen vochten voor de vrijheid van hun land, zoals de Nederlanders dat ook hebben gedaan. t 2

v

h Er zijn mensen die zeggen dat Coen wel hard optrad, maar dat dat in zijn tijd normaal was. Ben je het daarmee eens nadat je de drie bronnen hebt gelezen? Leg je antwoord uit. i

2

Gebruik bron 5 Leg uit hoe je aan de bron kunt zien dat de islam een belangrijk motief was voor Diponegoro om tegen de Nederlanders te strijden. t 2

3

Gebruik bron 8 a Wat was de bedoeling van de makers van deze bron? t 2 b Bedenk of deze schoolplaten laten zien hoe de werkelijkheid was of juist niet. Leg je antwoord uit. i c Maak met de bron duidelijk dat de koloniale samenleving een samenleving was van grote sociale verschillen. t 2

4

Gebruik bron 9 en 10 a Noem iets waarover Van Hoëvell en Van Deventer ongeveer hetzelfde dachten. t 1 b Hoeveel jaren verliepen tussen bron 9 en bron 10? Wat betekent dat dus? t 1 c Wat was het belangrijkste argument van Van Hoëvell? t 1 d Wat was het belangrijkste argument van Van Deventer? t 1 e Vanaf 1900 hielden Nederlandse regeringen op met het overhevelen van ‘Indonesische miljoenen’ naar Nederland en begonnen zij het geld te besteden voor de ontwikkeling van de kolonie. Wie van de twee schrijvers had dus op korte termijn succes en wie op veel langere termijn? t 2

Over welke oorlog van de Nederlanders had hij het dan? v Wat wilde hij duidelijk maken door die oorlog te noemen? v

e De schrijver van bron 2 zegt dat het tijdens de gebeurtenis ontzettend hard regende. Bedenk waarom hij dat er waarschijnlijk bij zegt. Kies het antwoord: t 2 A Hij hoopte dat de harde regen het bloed spoedig van het terrein zou wegspoelen. B Hij wilde de lezers bekendmaken met het tropische klimaat. C Hij wilde laten zien dat het een trieste gebeurtenis was in triest weer. D Hij zag de extreem harde regen als een teken van God die de slachting afkeurde. f Wat bedoelden de schrijvers van bron 3 met het spreekwoord? t 2 g De schrijvers van bron 2 en bron 3 vinden allebei dat er te hard is opgetreden. Maar ze hebben verschillende redenen om dat te vinden. Leg dat uit. Doe het zo: t 2 v

30

De schrijver van bron 2 vindt dat de Nederlanders te hard zijn opgetreden omdat ………………………… .

De schrijvers van bron 3 vinden dat de Nederlanders te hard zijn opgetreden omdat ………………………… .


1 5

Indonesië & Nederland Toepassingsopdrachten

Gebruik bron 11 en 12 a In bron 11 staat dat het beleid om de kolonie te ontwikkelen zich uiteindelijk tegen de kolonisator keerde. Leg uit hoe dat kwam. Doe het zo: t 1

8

Gebruik bron 17 a Leg uit wat het doel was van de makers van deze poster. t 1 b De drie mannen die zijn afgebeeld hebben (van links naar rechts) een helm op, een Indonesisch-islamitisch hoofddeksel en een hoed die typerend is voor een Indonesische boer. Bedenk waarom die drie zijn afgebeeld. i c De makers van de poster noemden hun strijd een ‘revolutie’. De Nederlanders noemden de strijders ‘terroristen’. Leg elk van beide meningen uit. t 2

v

Extra

9

Gebruik bron 4 a Met welke bedoeling heeft Cnoll dit schilderij waarschijnlijk laten maken? t 1 b Noem twee dingen die je uit dit schilderij kunt opmaken over relaties tussen Nederlanders en de inheemse bevolking van Indonesië. t 1 c De mannelijke bediende is Surapati. Hij was afkomstig van het eiland Bali en op jonge leeftijd door Chinezen of Arabieren in Batavia als slaaf verkocht. Omstreeks 1678 ontsnapte hij uit de slavernij. Daarna leidde hij een leger dat tegen de VOC vocht. Tussen 1690 en 1706 was hij zelfs vorst van een vorstendom op Oost-Java, waar hij ongetwijfeld talloze slaven in dienst had. Leg uit wat je hieruit kunt op­ maken over slavernij in Indonesië. t 2 d Wat is juist: iemand als Cnoll gedroeg zich heel anders dan   /   ongeveer hetzelfde als edelen en vorsten in Indonesië. Leg je keuze uit. t 2

Om de kolonie te ontwikkelen stichtte Nederland betere ………………………… . Daar leerden Indonesiërs over ………………………… . Het gevolg daarvan was ………………………… . b Beter onderwijs en betere irrigatie waren allebei óók in het belang van de Nederlandse kolonisators. Leg dat voor elk van beide apart uit. t 2 c Aan de foto van bron 12 is te zien dat Nederlanders belang hadden bij de werken. Leg uit hoe. t 2

6

Gebruik bron 14 a Sutarjo had in 1936 een plan opgesteld om met Nederland te praten over geleidelijke invoering van zelfbestuur voor Indonesië. Leg uit waarom hij in 1940 teleurgesteld was. t 1 b Sutarjo zegt iets over democratie en dictatuur. Wat zegt hij tegen de Nederlanders? Kies het antwoord: t 1 A Thuis en hier zijn jullie democraten. B Thuis en hier zijn jullie dictators. C Thuis hebben jullie democratie, maar hier zijn jullie dictators. D Thuis zijn jullie dictators, maar hier hebben jullie democratie.

7

Gebruik bron 15 a Met welk doel werkte Sukarno samen met de Japanners? t 1 b Wat was een gevolg van de Japanse bezetting voor de Indonesische bevolking? t 1 c Was dat vanuit Sukarno gezien een bedoeld of een onbedoeld gevolg van zijn samenwerking? t 2

10 Gebruik bron 6 en 7 a Leg bij elke bron apart uit wat je eraan kunt zien over de Nederlandse afhankelijkheid van Indonesische edelen bij hun bestuur. t 2 b Wat was het gevolg van die afhankelijkheid voor de Indonesische boeren? Leg je antwoord uit. t 1 c Noem een bedoeld en een onbedoeld gevolg van het Cultuurstelsel. t 1

31


B

Thema’s

11 Gebruik bron 13 a Sukarno was een Indonesische nationalist. Hij laat zijn nationalisme in dit stuk tekst op twee manieren zien. Leg uit op welke twee manieren. t 2 b Aan het eind van dit stukje tekst heeft Sukarno het over landen die korte tijd met het imperialisme te maken hebben gehad en landen die al langer met het imperialisme te maken hebben gehad. Tot welke soort landen behoorde Indonesië? Leg je antwoord uit. t 2 c Sukarno hield zijn lange redevoering in het Indonesisch. Hij zei dat hij wilde dat zijn rede ook buiten de rechtszaal bekend zou worden. Bedenk welk doel hij daarmee wilde bereiken. i

12 Gebruik bron 16 a Leg uit waarom de codenaam ‘Product’ wel goed gekozen was voor deze actie. t 1 b De bron was in 1947 een geheim militair document. Is de kans dan groot of klein dat de ware bedoelingen van de Nederlanders erin staan? Leg je antwoord uit. t 2 c De militaire leiders benadrukten dat hun acties niet tegen de bevolking waren gericht. Bedenk waarom ze dat deden. Kies het antwoord: t 1 A De bevolking interesseerde de militaire leiding weinig. B De bevolking stond nu eenmaal massaal achter de Nederlanders. C Met steun van de bevolking zouden ze de oorlog gemakkelijker winnen. D Militairen doen nooit iets waarvan de bevolking schade lijdt.

32

13 Gebruik bron 18 a Leg uit hoe de Zuid-Molukkers in Nederland terechtkwamen. t 1 b De Nederlandse regering zei dat ze hier ‘tijdelijk’ zouden zijn. Bedenk waarom zij dat zei. Kies het antwoord: t 2 A Ze was bang dat de Molukkers anders zouden weigeren naar Nederland te komen. B Ze was van plan de RMS met geweld af te dwingen van Indonesië, maar dat ging nog even duren. C Ze wilde de Zuid-Molukkers helpen bij hun plannen voor een RMS. D Ze wilde liefst zo min mogelijk migranten uit Indonesië in Nederland hebben. c Gebruik de kaart van Indonesië in het leerboek aan het begin van dit hoofdstuk. Bij de onafhankelijkheid bleef Papua eerst nog Nederlands. Bedenk waar de ZuidMolukkers op hoopten. i d Mensen die al heel lang iets willen dat maar niet gebeurt, kunnen radicaal worden. Leg uit dat de Molukse treinkapingen daarvan een voorbeeld waren. t 2 e Tegenwoordig wonen er ongeveer 40   000 Molukkers in Nederland. Leg uit waarom zij geen acties meer ondernemen. i


1

Indonesië & Nederland Bronnen

Bronnen

v

Bron 1

Aert Gijssels was commandant van een VOC-schip. Hij was erbij toen op de Banda-eilanden op 8 mei 1621 vierenveertig hoofdmannen werden onthoofd. Gijssels schreef in 1622 een verslag over wat hij in Indonesië had meegemaakt. Daar staat in: ‘De Nederlanders zijn bij het ombrengen van de hoofden van het land veel te hard tekeergegaan. Zij verdienden wel straf, maar het vierendelen en onthoofden van de 44 leiders van het land was een te hard en te wreed vonnis. Zij vochten toch voor de vrijheid van hun land? Hebben wij zelf ook niet alles over gehad voor de vrijheid van ons eigen land?’

v

Bron 2

In een verslag van een onbekende Nederlandse ooggetuige van de slachtpartij op Banda, geschreven in 1622, staat:

v

Bron 3

De directeuren van de VOC in Nederland schreven op 14 april 1622 aan gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen in Indonesië: ‘De Bandanezen hebben zich niet gehouden aan het contract met ons zonder dat ze daar een goede reden voor hadden. Daarvoor zijn ze nu hard gestraft, op een manier die anderen schrik zal aanjagen. Laat dat nu voor eens en altijd ­genoeg zijn. Wij hadden eigenlijk gehoopt dat het met minder geweld had kunnen worden ­opgelost. Ze zullen wel ontzag voor ons hebben gekregen, maar ze zullen zeker niet onze vrienden worden. Wie anderen veel vrees aanjaagt, moet zelf ook veel vrezen — zo luidt het spreekwoord. U moet ervoor oppassen dat u niet ­opnieuw in gevaar komt. U moet proberen hen tevreden te stellen, zodat wij uiteindelijk de vruchten van deze eilanden eens behoorlijk ­kunnen plukken.’

‘Toen de hoofdmannen werden gedood, heeft het zo verschrikkelijk hard geregend, dat iedereen er versteld van stond. De hoofden en in vieren gehakte lichamen van de gedode hoofdmannen werden op bamboestaken tentoongesteld. Zo zijn deze mannen overleden. God weet of dit wel rechtvaardig was. En dan zeggen wij dat we christenen zijn! Wij gingen allemaal verbijsterd weg van die plek. Dit soort praktijken waren voor ons te erg.’

33


B

v

Thema’s

Bron 4

Schilderij van VOC-opperkoopman Pieter Cnoll, zijn vrouw Cornelia en zijn dochters. Het schilderij is in 1655 gemaakt door Jacob Coeman. De vrouw was dochter van een Nederlandse vader en een Japanse moeder. Die moeder was iemand die voor geld seks had met Europeanen. Iemand als Cnoll kon in korte tijd schatrijk worden. Het portret laat die rijkdom zien. De kleding is verrijkt met de kostbaarste ­juwelen. Op de achtergrond rechts staan twee van hun 50 slaaf-bedienden.

v

Bron 5

Prins Diponegoro, de Indonesische aanvoerder in de Java-oorlog, zei over die strijd: ‘Ik ben een strijder! Het is mijn taak om te vechten. Het maakt me niet uit of ik win of verlies, als ik maar vecht! Leven en dood zijn in Gods hand. Hij zal erover oordelen of de strijd van een mens

34

eerlijk en oprecht was. Dat hangt er niet van af of je wint of verliest. En moet je de dood tegemoet treden, dan is dat jouw martelaarschap op de weg van God.’

v

Bron 6

Gouverneur-generaal Johannes van den Bosch schreef in 1831: ‘Indonesië is er voor de winst van Nederland. De bevolking moet redelijk en rechtvaardig worden bestuurd. Voor de rest gaan de belangen van Nederland boven de belangen van dit land. Wij moeten de Indonesische edelen aan ons ­binden. Ik heb geprobeerd dat te doen door hun erfelijke rechten zo veel mogelijk te handhaven; door hen bescheiden en vriendelijk te behan­ delen en te helpen met financiële problemen. Zo zullen ze zich onder ons bestuur gelukkiger voelen dan onder het bestuur van hun eigen vorsten.’


1

v

Indonesië & Nederland Bronnen

Bron 7

Een deskundige beschrijft in 1860 hoe het Cultuurstelsel werkte: ‘We sluiten een contract met het dorpshoofd. Het geld dat de boeren horen te krijgen voor het bewerken van de grond, komt voor het grootste deel bij dat dorpshoofd terecht. Klaagt de kleine man dan niet? Hoe zou hij durven klagen! Het dorpshoofd verdeelt de velden, regelt de herendiensten, en is hoofd van de politie. Hij beslist wat elke boer moet bijdragen. In één woord: de inlander is met handen en voeten aan hem overgeleverd. En tegen zo’n “oppermachtig heer” zou hij dan gaan klagen?’

v

Bron 8

Twee schoolplaten bedoeld voor klaslokalen in ­Indonesië, gemaakt rond 1879. De Indonesische titel luidt: ‘Prenten ter lering en vermaak van kinderen en ouders.’ De prenten laten een ‘Nederlands huis’ en een ‘dorpshuis’ zien. Om het Nederlandse huis heen staan plaatjes van wie je daar allemaal tegenkomt: de jongen die medicijnen rondbrengt, de naaister,

de kok, de staljongen, de kindermeid, de tuinjongen, de lampenjongen, de vrouw die kokos raspt en de koetsier. Ook staan er kippen en kinderen op. Om het dorpshuis heen staan plaatjes van dingen die mensen daar doen: sambal braden, water putten, tabak stampen, rijst dorsen, hout hakken, water halen bij de bron en met het kind spelen.

v

Bron 9

Wolter van Hoëvell was van 1837 tot 1848 predikant in Batavia. Hij was een bestrijder van misstanden in de kolonie. In 1848 ging hij terug naar Nederland. Van 1849 tot 1862 was hij lid van de Tweede Kamer voor de liberalen. In 1850 zei hij tegen het Nederlandse volk: ‘Volk van Nederland, heeft u geen verschrikkelijke last van uw geweten? Twee eeuwen lang heeft daar op Java uw vlag gewapperd. Twee eeuwen lang hebt u daar de overheerser gespeeld. Miljoenen en nog eens miljoenen zijn door handenarbeid van de inheemse bevolking in uw schatkist gevloeid. En niets hebt u hun teruggegeven.’

35


B

v

Thema’s

Bron 10

Coenraad van Deventer werkte van 1879 tot 1897 in Indonesië als ambtenaar en advocaat. Na zijn terugkomst in Nederland schreef hij in 1899 het artikel ‘Een Ereschuld’. Hij beweerde dat Nederland de miljoenen moest terugbetalen die het jarenlang aan Indonesië had verdiend. Dat was niet alleen rechtvaardig, maar ook verstandig, schreef hij: ‘Alleen zo zullen wij er zeker van zijn dat wij de macht in handen kunnen houden. Het is nog niet te laat. De meeste inlanders zijn tevreden over de Nederlandse heerschappij. Zij weten niet beter of het hoort zo. Maar dat kan veranderen. Kort geleden stond in een Javaans dagblad in de Indonesische taal een beschrijving van de financiële verhou­ dingen tussen Nederland en Indonesië. Aan het eind stond: “Moeder-Nederland nam vroeger alles af wat het kind-Indonesië te veel verdiende. Maar nu het kind zelf gebrek lijdt, helpt Nederland niet, maar komt met nog zwaardere belastingen”. Dit is een waarschuwing. Laat Nederland daarop ­letten en zijn schuld aan Indonesië snel terug­ betalen. Dat is ook in zijn eigen belang.’

36

v

Bron 11

Hendrik Colijn werkte jarenlang als bestuurs­ ambtenaar in Indonesië. Daarna was hij in de jaren 1925–1926 en 1933–1939 minister-president van ­Nederland. In 1928 schreef hij over de koloniale ­politiek: ‘Een eerlijke koloniale politiek zorgt er zelf voor dat mensen zich tegen de koloniale overheerser gaan keren. Zo veroorzaakt ook ons koloniaal ­beleid, vooral door ons uitstekende onderwijs, dat er nu mensen zijn die tegen de Nederlandse invloed zijn.’

v

Bron 12

Foto van irrigatiewerken op Java, gebouwd ­omstreeks 1930. Door de aanleg hiervan werd de ­watervoorziening voor de landbouw verbeterd.


1

v

Indonesië & Nederland Bronnen

Bron 13

Nadat hij de PNI had opgericht, werd Sukarno door de Nederlanders aangeklaagd wegens opruiing van het volk. Voor de rechtbank hield hij in december 1930 een rede om zichzelf te verdedigen. Hij was twee dagen lang aan het woord. De rede werd ‘Indonesië klaagt aan’ genoemd. Dit is een klein stukje daaruit: ‘De onafhankelijkheid is erg belangrijk voor elk land en voor elk volk, voor het Oosten zowel als voor het Westen, voor bruin zowel als voor blank. Geen land kan sterk en machtig zijn als het niet vrij is. Geen kolonie kan ooit grootheid bereiken. Daarom wenst elk overheerst volk de onafhankelijkheid. Elk onvrij volk dat zijn huishouding niet zelf mag inrichten in zijn eigen ­belang, leeft in een voortdurende onrust. Die wordt veroorzaakt door de voortdurende ­botsingen en tegenstellingen, waardoor mensen gaan verlangen naar het einde van de onvrijheid. Van Marokko tot de Filipijnen, van Korea tot ­Indonesië hoort men over bergen en zeeën ­mensen om vrijheid roepen.’

v

Bron 14

De inheemse bestuurder Sutarjo was voorstander van geleidelijke onafhankelijkheid in nauwe samenwerking met Nederland. Maar Nederland werkte niet erg mee. Daarom zei Sutarjo in april 1940: ‘Hoe gedragen de democratische landen zich ­tegenover de zwakke volkeren in Azië? In eigen huis zijn ze democratisch, maar als ze over ­anderen beslissen, worden ze autocratisch en dictatoriaal…’

v

Bron 15

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Sukarno samen met de Japanners. Links zie je hoe hij de ­Japanse minister-president Tojo op 7 juli 1943 ­verwelkomt in Indonesië. Sukarno moedigde de ­Indonesiërs aan om voor de Japanners te werken. Talloze Indonesiërs werden als dwangarbeiders ­gebruikt. Het werk was zó hard, dat honderd­ duizenden Indonesiërs daarbij zijn omgekomen. Rechts een foto van Indonesische dwangarbeiders gemaakt door Australiërs die aan het eind van de oorlog een werkkamp bevrijdden.

37


B

Thema’s

v

Bron 16

Na de uitroeping van de Indonesische onafhankelijkheid wilde Nederland het land terugveroveren. Eén van de Nederlandse acties had de codenaam ‘Product’. Deze vond plaats in 1947. Dit zijn gedeelten uit het geheime militaire document waarmee de actie werd aangekondigd: ‘Product is gericht op: bezetting van gebieden waaruit economische voordelen (producten en voedsel) kunnen ­worden behaald; v het uitoefenen van druk op de regering van de Republiek Indonesië om deze te dwingen tot uitvoering overeenkomsten met ons; v bezetting van gebieden die bij de verdere politieke onderhandelingen als inzet kunnen worden gebruikt. Het beleid moet er steeds op zijn gericht de bevolking ervan te doordringen dat de strijd niet tegen hen wordt gevoerd. Dat het uiteindelijke doel van de operaties alleen is zo spoedig mogelijk orde en rust laten terugkeren.’ v

v

Bron 17

Indonesische poster uit 1945. De vertaling van de tekst luidt: Verzet van het gehele volk is de kern van de overwinning van de revolutie.

38


1

v

Indonesië & Nederland Bronnen

Bron 18

Op de Molukken was de Nederlandse invloed in ­Indonesië heel groot. De helft van de bevolking was er christen geworden. Veel Molukkers dienden in het Nederlandse leger in Indonesië. Zij hadden daardoor geen zin om zich aan te sluiten bij de Republiek Indonesië van Sukarno. Ze riepen de onafhankelijke Republiek Zuid-Molukken uit (RMS: Republik Maluku Selatan). Maar Indonesië veroverde de eilanden tóch. Duizenden Molukse soldaten wilden dat ­Nederland zou helpen de RMS te stichten. Maar dat kon en wilde Nederland niet. De Nederlandse regering liet 12½ duizend Zuid-Molukkers ‘tijdelijk’

naar Nederland komen. Maar dat duurde steeds maar langer. De RMS kwam er niet. In de jaren 1970 voerden Molukkers in Nederland gewelddadige ­acties uit. Ze wilden de Nederlandse regering ­dwingen hen te helpen bij het stichten van de RMS. Twee keer werd bijvoorbeeld een trein gekaapt. Op de foto zie je de kaping in 1977. Voor de trein loopt een kaper met de Zuid-Molukse vlag. Dagenlange werd er met de kapers onderhandeld. Ten slotte stuurde de Nederlandse regering het leger erop af om een eind aan de kaping te maken. Vanaf de jaren 1980 en 1990 werden de Molukkers steeds meer in de Nederlandse samenleving opgenomen.

39


B

Thema’s Samenvatting

v

4

De laatste woorden zijn: invloed / onderwijs / missionaris / christendom / animisme / moslim / minderheid. Daarvan kun je maken : ‘Door …………… nam de ……………… van het ……………… in Indonesië toe, vooral in gebieden waar de mensen nog in ……………… geloofden; want ……………… gaan niet zo gemakkelijk over tot het ……………… ; ook het ……………… had veel ……………… ; het aantal Nederlanders in Indonesië groeide, maar zij bleven een kleine ……………… .’ t 1

5

Probeer zelf op deze manier een samenvatting te maken van een andere paragraaf. i

6

Sommige werkwoorden uit de begrippenlijsten horen echt bij het onderwerp Indonesië & Nederland. Bijvoorbeeld: veroveren / uitbuiten / profiteren / overheersen / onderdrukken. Leg van elk van deze werkwoorden uit waarom het bij dit onderwerp past. t 2

7

Nog een manier om deze begrippen te leren is: erop letten welke woorden in meer dan één paragraaf voorkomen. Je kunt dan kijken hoe het woord in verschillende paragrafen wordt gebruikt en of het telkens precies hetzelfde ­betekent. Bijvoorbeeld het woord ‘macht’. Dat komt voor in paragraaf A, C, E en G.

Begrippen & woorden Leerboek, p. 42–43 De begrippen staan in lijstjes per paragraaf in de volgorde waarin ze in de paragraaf voorkomen. Dat is handig om de leerstof te herhalen. Dat doe je door met de woorden zinnen te maken. We doen het voor met paragraaf E.

1

2

3

40

De eerste vier woorden zijn daar veroveren / modern imperialisme / overheersen / kolonie. Maak daarmee deze zin af: ‘In de tijd van het ……………… werden steeds meer ……………… door westerse landen ……………… omdat ze die compleet wilden ……………… .’ t 1

Verder met Industriële Revolutie / techniek / oorlog / industrie / grondstof / product / afzetmarkt / fabriek. Maak deze zin af: ‘In de tijd van de ……………… verbeterde de westerse ……………… waardoor Europese landen gemakkelijker ……………… konden winnen; ze zochten naar ……………… voor hun ……………… en ……………… waar ze de ……………… uit hun ……………… konden verkopen.’ t 1

De volgende woorden zijn: liberaal / regering / macht / vrijheid / ondernemer / Cultuurstelsel / plantage / orde en rust. Begin de zin met ‘In westerse landen waren liberale ……………… ’ en maak hem verder zelf af met deze woorden erin. t 1

In paragraaf A staat dat sultans niet alleen politieke macht hadden, maar ook de baas waren over de godsdienst. v In paragraaf C staat dat het voor de VOC handig was ergens macht te hebben om te voorkomen dat andere Europeanen daar handel gingen drijven. v


1

Indonesië & Nederland Samenvatting

In paragraaf E staat dat in de tijd van het modern imperialisme in westerse landen liberale regeringen aan de macht kwamen. v In paragraaf G staat dat soevereiniteit betekent: de hoogste macht in een land. v

Macht betekent dat je het voor het zeggen hebt, dat je mensen kunt laten doen wat jij wilt. Leg dat bij elk van de vier voorbeelden uit. t 1

8

v

Ook de woorden invloed / concurreren / wreed / orde en rust, komen in meer dan één paragraaf voor. a Zoek voor elk van deze woorden uit in welke paragraaf ze voorkomen en wat ermee wordt gezegd. t 1 b Leg dan per woord uit dat het in de ver­ schillende paragrafen ongeveer hetzelfde betekent. t 1

v

Tijdbalk Leerboek, p. 42–43

10 a Wat zie je goed aan de tijdbalk als je de tijd van vóór de Nederlanders vergelijkt met de Nederlandse tijd? t 1 b De tijd van de sultanaten overlapt met de tijd van de VOC en een deel van de tijd van de kolonie. Leg uit wat je daaraan ziet. t 1 c Vaak wordt gezegd dat ‘Nederlanders 350 jaar in Indonesië geweest zijn’. Over welke periode gaat het dan? t 1 d Betekent dit dat Nederlanders in Indonesië 350 jaar de baas geweest zijn? Leg je antwoord uit. t 2 e Als je uit de jaartallen twee belangrijke keerpunten voor Indonesië zou moeten kiezen, welke zouden dat dan zijn? Leg je antwoord uit. t 2

Personen Leerboek, p. 43

9

a Wie van de personen waren Nederlanders? r b Wie van de personen waren Indonesiërs? r c Geef van de Nederlandse personen die geen vorst waren aan waarom ze bekend zijn. t 1 d Geef van de Indonesiërs die geen president waren aan tegen wie ze streden. t 1 e Leg van de drie personen die Indonesische presidenten waren uit wat de verschillen tussen hen waren. t 2

41


AUTEURS ARIE WILSCHUT DICK VAN STRAATEN MARCEL VAN RIESSEN

November 2023


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.