65514 Trainer-coach Instructeur thema 6, 12, 13 CONCEPT

Page 1

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

C

TRAINER-COACH/INSTRUCTEUR


COLOFON

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Boom Beroepsonderwijs info@boomberoepsonderwijs.nl www.boomberoepsonderwijs.nl

Auteurs: Bas Biesterbosch, Bert Geenen, Rob Hartog, Mirjam van Loo, Eva van Wijck Met medewerking van: <<evt nog invullen>> Inhoudelijke redactie: Bert Geenen Titel: Trainer-coach/Instructeur ISBN: 978 90 3726 551 4 1e druk / 1e oplage Bronvermelding:

© 2024 Boom Beroepsonderwijs | Boom Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van een (of meerdere) gedeelte(n) uit deze uitgave in bijvoorbeeld een (digitale) leeromgeving of een reader in het onderwijs (op grond van artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting Uitgeversorganisatie voor Onderwijslicenties (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-uvo.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Boom Beroepsonderwijs, te vinden op www.boomberoepsonderwijs.nl.


INHOUD Voorwoord ............................................................................................................. 4 Motorisch-leren .................................................................................................... 8 Casus ..................................................................................................................... 10 Impliciet-en-expliciet-motorisch-leren ............................................................... 11 Athletic-Skills-Model-(ASM) ................................................................................. 16 Teaching-Games-for-Understanding-(TGfU) ...................................................... 20 Constraints-Led-Approach-(CLA) ........................................................................ 23 Brede-motorische-ontwikkeling ......................................................................... 27 Verdiepingsstof---Expliciet-motorisch-leren-turnen ......................................... 32 Verdiepingsstof---LTAD-model-als-vertrekpunt ................................................. 32 Verdiepingsstof---Brede-motorische-ontwikkeling-van-kinderen-(2020) ........ 33 Begrippen ............................................................................................................. 34

Thema 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9

Functioneren-in-een-begeleidingsteam ......................................................... 36 Casus ..................................................................................................................... 37 Wat-is-een-begeleidingsteam? ........................................................................... 39 Sporttechnisch-beleid ......................................................................................... 43 Samenwerken ...................................................................................................... 50 Communicatieve-vaardigheden ......................................................................... 53 Verdiepingsstof---DESTEP ................................................................................... 65 Verdiepingsstof---Beleidswijzer-Sport-en-Bewegen .......................................... 66 Verdiepingsstof---Niveaus-van-samenwerken ................................................... 67 Begrippen ............................................................................................................. 68

Thema 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8

Veilig-sportklimaat ............................................................................................ 70 Casus ..................................................................................................................... 71 Sociaal-en-fysiek-veilig-sportklimaat ................................................................. 73 Gedragscode-trainer-coach/instructeur ............................................................ 79 Integriteit .............................................................................................................. 83 Inclusief-sporten .................................................................................................. 96 Verdiepingsstof---De-fysieke-veiligheid ............................................................ 105 Verdiepingsstof---Gedragscode-sporters ......................................................... 105 Verdiepingsstof---Onderzoeksrapport-seksuele-intimidatie-en-misbruik-in-desport .................................................................................................................... 107 Verdiepingsstof---Positieve-sportcultuur ......................................................... 107 Verdiepingsstof---Spurd .................................................................................... 109 Begrippen ........................................................................................................... 110

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Thema 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10

3.9 3.10 3.11

Index .................................................................................................................. 111

3


VOORWOORD

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Angerenstein Sport & Bewegen is een complete serie leermiddelen voor het kwalificatiedossier Sport en Bewegen 2023. Angerenstein Sport & Bewegen bestaat uit boeken met theorie en opdrachten, een digitaal platform waarin de theorie, opdrachten en verdiepingsstof te vinden is en digitale opdrachten.

Dit boek kun je gebruiken bij het profieldeel Trainer-coach/Instructeur van het kwalificatiedossier Sport en Bewegen op mbo-niveau 4. In het volgende schema staat de opbouw van de methode. Niveau 4 Profielen

Buurtsportcoach Bewegingsagoog Leefstijlcoach Trainer-coach/Instructeur

Niveau 3 en 4 Basiskerntaken

Sport- en bewegingsleider • Didactiek van een les of training (kerntaak 1) • Begeleiden van een les of training (kerntaak 1) • Trainingskunde van een les of training (kerntaak 1) • Organiseren van een evenement (kerntaak 2)

C

Koppeling kwalificatiedossier 2023 Elk thema heeft een koppeling met één of meerdere werkprocessen van het kwalificatiedossier. Hieronder tref je per thema aan met welk(e) werkproces(sen) deze is gekoppeld:

Koppelingsschema; Excel nog maken. Zie voorbeeld.

4


C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

De opbouw van de thema's Ieder product bevat thema's die de sport- en bewegingsleider in opleiding gedurende zijn of haar opleiding veelvuldig zal raadplegen. Deze thema's bestaan uit: • leerdoelen • theorie (+ online verdiepingsstof) • casuïstiek • (digitale) verwerkingsopdrachten • digitale toetsen. Leerdoelen Aan het begin van elk thema worden de leerdoelen en de relatie met het werkproces geformuleerd. De leerdoelen zijn afgeleid van de vakkennis en vaardigheden en van de gedragscriteria uit het kwalificatiedossier.

Theorie De thema's bevatten de informatie die relevant is voor de sport- en bewegingsleider in opleiding. De theorie wordt verlevendigd met voorbeelden uit het SB-werkveld. Belangrijke begrippen worden uitgelegd in de tekst en zijn uitgelicht. Aanvullende informatie vind je in de verdiepingsstof die beschikbaar is op www.boomdl.nl. Casus De casus bestaat meestal een situatie waar een sport- en bewegingsleider tegenaan kan lopen in beroepspraktijk. Aan de hand van een aantal kennis- en vaardigheidsopdrachten probeer je te bedenken wat je het best in deze situatie zou kunnen doen. Digitale leeromgeving Daarnaast zijn de onderdelen van Angerenstein Sport & Bewegen ook beschikbaar via www.boomdl.nl. Het gaat om de volgende onderdelen: • (extra) verwerkingsopdrachten • filmmateriaal • stappenplannen • toetsen • verdieping. Voordat je de digitale leeromgeving kunt gebruiken, moet je je licentie activeren: • Overleg met je docent welk type account je gebruikt. • Ga naar www.boomberoepsonderwijs.nl/licentie. • Bekijk de instructiefilm of lees het stappenplan. • Volg de stappen. Daarna kun je aan de slag!

5


Verwerkingsopdrachten Bij iedere paragraaf van een thema hoort een aantal verwerkingsopdrachten. Deze opdrachten helpen je de informatie uit de theorie te verwerken. Doordat je actief met de informatie aan de slag gaat, onthoud je de informatie beter.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Je kunt zelf kiezen of je de opdrachten alleen maakt of met een groepje. Ook is het mogelijk om de opdrachten eerst alleen te maken en daarna met een groepje medestudenten. Bij sommige opdrachten, zoals de woordspin, werk je in een groepje. Je kunt zelf kiezen welke opdrachten je maakt. Soms zit er voor een deel overlap in de opdrachten. De opdrachten worden langzaam maar zeker moeilijker. Bij de eerste opdrachten ligt het accent op kennis, bij de laatste opdrachten gaat het meer om het begrijpen en toepassen. De laatste opdracht van elk thema is een reflectieopdracht, waarbij je terugkijkt naar de leerdoelen van het thema. Verwijzingen Bij sommige verwerkingsopdrachten of theorie staat een verwijzing naar Boom digitaal. Daar vind je dan de bron (bijvoorbeeld een video, afbeelding of website) die je nodig hebt bij het maken van de opdracht.

Digitale toetsen Bij ieder thema kun je een nulmeting doen waarmee je kunt laten zien wat je al kent en kunt. Je weet dan bijvoorbeeld aan welke onderwerpen je nog extra aandacht moet besteden. Zodra je een thema hebt afgerond, kun je een eindtoets maken. Daarmee laat je zien wat je hebt geleerd. Beide toetsen bevatten vragen over alle leerdoelen van het thema.

C

Veel plezier en succes met het werken met Angerenstein Sport & Bewegen!

6


7

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

C


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

C

THEMA 1 MOTORISCH LEREN

Inhoud thema • Impliciet en expliciet motorisch leren • Athletic Skills Model (ASM) • Teaching Games for Understanding (TGfU) • Contraints Led Approach (CLA) • Brede motorische ontwikkeling • Verdiepingsstof • Begrippen


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Een belangrijke taak van de trainer-coach/instructeur is het aanleren en verbeteren van motorische vaardigheden. Over hoe je dat op de beste manier kunt doen, bestaan verschillende opvattingen. In dit thema wordt aandacht besteed aan een aantal modellen die gericht zijn op het aanleren van uiteenlopende bewegingsvaardigheden. Op de eerste plaats wordt ingegaan op wat motorisch leren is en met name op wat verstaan wordt onder impliciet en expliciet motorisch leren. Vervolgens komen er drie benaderingswijzen of modellen aan de orde: Athletic Skills Model (ASM), Teaching games for understanding en Contraints Led Approach (CLA). Het ASM is gericht op veelzijdig bewegen en sluit in die zin aan op wat aan in de laatste paragraaf aan de orde komt, namelijk het belang van een brede motorische ontwikkeling. TGfU staat voor een speler- en spelgerichte benadering voor het aanleren van bewegingsvaardigheden. De spelers worden actief betrokken bij het leerproces. Bij de CLA benadering worden drie aspecten onderscheiden, namelijk de persoon, de taak en de omgeving. Deze hebben alle drie invloed op de beweging en kunnen aangepast worden. Er bestaat dus niet één ideale uitvoering van een beweging. Het gaat er om te leren het bewegingspatroon aan te passen aan de omstandigheden. In de laatste paragraaf wordt ingegaan op het belang van een brede motorische ontwikkeling. Hoe zorg je dat kinderen met meer plezier bewegen, makkelijker kunnen switchen van sport én een goede basis leggen voor een leven lang sporten en bewegen? Door op jonge leeftijd aandacht te besteden aan de breed motorische ontwikkeling van kinderen. Hiervoor is het van belang dat ze voldoende, maar ook gevarieerd bewegen, trainen en spelen. Uit onderzoek is bovendien gebleken dat de bewegingsvaardigheid van kinderen achteruit gaat. Daarom is het ook een van de speerpunten uit het huidige sportbeleid (Nationaal Sportakkoord II). Relatie met werkproces Het thema ‘Motorisch leren’ heeft vooral te maken met werkproces P5-K1-W3: Verzorgt trainingen of instructies.

Leerdoelen •

C

• • • • •

Je kunt de begrippen impliciet en expliciet motorisch leren beschrijven en vertalen naar de praktijk. Je kunt het Athletic Skills Model beschrijven en vertalen naar de praktijk. Je kunt Teaching Games for Understanding (TGfU) beschrijven en vertalen naar de praktijk. Je kunt de Contraints Led Approach beschrijven en vertalen naar de praktijk. Je kunt het belang van een brede motorische ontwikkeling beschrijven. Je kunt een bijdrage leveren aan een brede motorische ontwikkeling van kinderen en jeugdigen.

9


1.1 Casus

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Opdracht 1 Casus Praktijkvoorbeeld SC Buitenveldert

Als je op zondagochtend langs de velden van SC Buitenveldert rijdt, zie je kinderen van de Football Player Academy (FPA) in kleine groepjes intensief ‘anders’ bewegen. Ze voetballen veel, maar gebruiken ook andere materialen zoals de loopladder, springen over hekjes en er wordt gebadmintond en gestoeid. De trainers van de FPA werken met het Athletic Skills Model om hun leden te ontwikkelen tot goede allround bewegers. “Ik vind het heel leuk, omdat ik er ánders voetbal”

Plezier in beweging, is een belangrijk doel binnen de trainingen. En aan de vrolijke bezwete koppies te zien, zit het daarmee wel goed. Julius (11): “Ik vind het hier heel leuk, omdat ik er veel leer en er anders gevoetbald wordt dan bij de trainingen met mijn eigen voetbalteam. Partijtjes met de bril vind ik het allerleukste, maar het is ook heel moeilijk. Je hebt dan een bril op met een randje, zodat je niet naar beneden kunt kijken. Daardoor zie ik in de wedstrijd beter wie er vrijstaat. Ook van de loopladder en het hinkelen en springen leer ik veel. Ik sta steviger op mijn benen en heb meer evenwicht in de duels.” Bron: Met het ASM krijgt ieder talent de ruimte – Allesoversport.nl

Bekijk de filmpjes 'Multiskills training bij de Voetbalacademie' en 'Impliciet motorisch leren bij handbal'.

C

Kennis a. Wat vind je van de ontwikkeling dat er steeds meer voetbal academies zijn voor jonge voetballertjes om hun talenten te ontwikkelen? Zie je deze ontwikkeling ook bij jouw tak van sport? b. Ze voetballen niet alleen, maar gebruiken ook loopladders, hekjes en spelen badminton en er wordt gestoeid. Waarom spelen deze kinderen niet alleen voetbal? c. Bekijk het filmpje van de voetbalacademie van FC Twente. In hoeverre komt dat overeen met de tekst over Buitenveldert? d. Bekijk het filmpje over impliciet motorisch leren bij handbal. Wat wordt er verstaan onder impliciet motorisch leren. e. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen met het ASM? f. Bespreek met een aantal studenten die betrokken zijn bij een zelfde tak van sport wat het ASM en impliciet motorisch leren kan beteken voor die tak van sport.

10


Thema 1 Motorisch leren

1.2 Impliciet en expliciet motorisch leren

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Het motorisch leerproces In 'Didactiek van een les of training' wordt in thema 10 'Leertheorieën' aandacht besteed aan de fasen waarin het motorisch leerproces verloopt. Ook komen daar de verschillende instructiemethoden aan de orde en worden de begrippen impliciet en expliciet motorisch leren uitgelegd. In deze paragraaf worden deze begrippen herhaald en verder uitgebouwd.

Expliciet motorisch leren Bij deze vorm van motorisch leren ben jij je bewust van dat wat jij doet. Door de trainer of coach word je ertoe aangezet om na te denken over de uit te voeren beweging. Het kan ook je eigen leerstrategie zijn dat je bij het aanleren van vrijwel elke beweging vooraf nadenkt over de uitvoering. Bij expliciet motorisch leren heb je informatie en kennis van de beweging en je kunt dat ook onder woorden brengen. Je hebt een duidelijke voorstelling van de beweging en je kunt een redelijk nauwkeurige beschrijving geven van die beweging. Het maken van een bewegingsvoorstelling wordt gezien als een belangrijke start van het leren van een bewegingsvaardigheid. Overwegend wordt lichaamsgerichte instructie gegeven. De sporter ontvangt gerichte instructie over welk lichaamsdeel op welke manier en op welk moment een bepaalde beweging moet maken. Daarnaast worden er aan de sporter vragen gesteld en feedback gegeven om het leerproces te bevorderen.

Expliciet motorisch leren

Expliciet leren is het welbekende leren op basis van aanwijzingen, waarbij de trainer uitlegt hoe de uitvoering er uit moet gaan zien. Expliciet leren bestaat uit veel verschillende methoden. Het kan bestaan uit instructie geven, vragen stellen of feedback geven. Dit zijn allemaal vormen van bewust en specifiek leren. Als turntrainers hebben we vaak de neiging om de nadruk te leggen op wat je als turntrainer zegt. We gebruiken meestal plaatje, praatje, daadje om de oefening aan de gang te krijgen. Toch blijkt dat feedback geven vaak minder effectief is dan wij denken. Hieronder zijn alle varianten van expliciet leren te vinden. De meeste zul je als turntrainer ongetwijfeld een keer gebruikt hebben.

In duidelijk omschreven stappen leert een sporter uiteindelijk de perfecte beweging. Deze aanpak is typerend voor het expliciet motorisch leren. Binnen deze visie gaat men ervan uit dat deze aanpak tot het beste leerresultaat leidt. Bekijk het filmpje '(3/5) Wanneer kun je als sporter beter niet naar je coach luisteren?'. Lees de verdiepingsstof 'Expliciet motorisch leren turnen'. Impliciet motorisch leren Bekijk het filmpje 'Impliciet motorisch leren bij handbal'.

11


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Bij het impliciet motorisch leren wordt ervan uitgegaan dat er niet zoiets bestaat als een ideale, perfecte bewegingsuitvoering die voor iedereen geldt. Sporters voeren bewegingen min of meer op een eigen wijze uit. Je kunt stellen dat elke sporter een eigen optimale manier van het uitvoeren van een beweging heeft. Daarnaast gaat men ervan uit dat iedereen een min of meer eigen manier van het aanleren van een beweging heeft en dat het je bewust zijn van het leerproces en kennis van de uit te voeren beweging niet noodzakelijk is. Eenvoudig geformuleerd kun je stellen dat nadenken over een beweging, nadenken over het leerproces, niet noodzakelijk is voor een optimaal leerresultaat. Bij deze manier van motorisch leren passen dan ook veel beter de zogenaamde doelgerichte of omgevingsgerichte aanwijzingen. Bij impliciet motorisch leren blijft er tijdens het uitvoeren van een beweging meer cognitieve ruimte over om een andere taak uit te voeren, bijvoorbeeld nadenken over een eventuele volgende stap die genomen kan of moet worden. Vooral bij sportspelen is dit van groot belang, maar ook bijvoorbeeld bij het aanleren van vaardigheden die van belang zijn voor een politieagent of militair. Bovendien blijkt dat in stressvolle situaties impliciet aangeleerde vaardigheden beter uitgevoerd worden. Impliciet geleerde vaardigheden blijven dus beter op niveau tijdens mentale druk en vermoeidheid. Ook blijkt uit onderzoek dat impliciet motorisch leren meer leereffect op de lange termijn geeft. Vormen van impliciet motorisch leren Je kunt de volgende vormen van impliciet motorisch leren onderscheiden: 1. Analogie leren 2. Foutloos leren 3. Differentieel leren 4. Leren met externe focus 5. Observerend leren 6. Leren door dwangstelling 7. Random leren of random practice

1. Analogie leren Bij deze vorm van leren geef je als lesgever vooral ‘doe alsof’-instructies. Door het gebruiken van een ‘doe alsof’-instructie of beeldspraak, benoem je hoe een beweging of essentieel deel van de beweging uitgevoerd wordt zonder daarbij allerlei deelbewegingen te beschrijven. Zo kun je bijvoorbeeld de instructie geven ‘spring als een kikker’ of ‘rol als een balletje’.

C

Afhankelijk van de leeftijd van de sporters, kun je binnen deze methode ook gebruikmaken van allerlei vormen van beeldspraak. • Bij een lay-up kun je bijvoorbeeld als beeldspraak gebruiken: ‘Doe alsof je aan één kant een trekpop bent.’ • Bij een doorloopbal bij korfbal kun je bijvoorbeeld de instructie geven: ‘Doe alsof je met beide armen juicht.’ • Bij tafeltennis of tennis, waarbij je het slaan van een topspinbal aanleert, geef je bijvoorbeeld de instructie: ‘Doe alsof je iemand over zijn bol aait.’

12


Thema 1 Motorisch leren

Bekijk het filmpje 'Impliciet motorisch leren bij handbal'.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

2. Foutloos leren Bij deze manier van leren start je met een gemakkelijke oefening, zodat de sporter geen of weinig fouten maakt. Langzaam maar zeker maak je de oefening steeds moeilijker. Als je weinig of geen fouten maakt, hoef je ook niet na te denken over welke beweging je nu precies maakt. Dit geeft ruimte voor een beter leerresultaat. Zo kun je sporters leren putten door eerst van heel dichtbij te beginnen en langzaam maar zeker de afstand te vergroten. Bij een vrije worp bij basketbal begin je eerst dichtbij waarbij de basket vrij laag hangt. Na een aantal successen vergroot je langzaam de afstand en de hoogte van de basket. Bij schaatsen is diep zitten belangrijk. Je kunt de sporters dan onder een touwtje door laten schaatsen, maar dat moet niet meteen te laag hangen. 3. Differentieel leren Bij deze vorm van impliciet motorisch leren ga je ervan uit dat je het beste leerresultaat bereikt door een zo groot mogelijke variatie aan trainingsoefeningen uit te voeren. Door onderzoek wordt bevestigd dat het aanleren van bewegen een proces is dat sterk gebaat is bij variatie. Differentieel leren gaat er vanuit dat individuele verschillen in bewegingsuitvoering onvermijdelijk en essentieel zijn om te leren. Variaties tussen uitvoeringen zijn noodzakelijk om het brein uit te dagen en effectief te leren.

Bij verspringen varieer je bijvoorbeeld door vanaf verschillende afzethoogtes te springen. Bij voetbal oefen je niet alleen met een perfecte bal (maatje 5), maar ook met afwijkende ballen. Zelfs voetbal met een rugbybal leidt tot leereffect. Ook gaat het niet alleen om het spelen van een partijtje 11 tegen 11, maar ook om varianten als voetvolleybal, kopvoetbal en beachvoetbal.

Differentieel leren in de praktijk

Voor het aanbrengen van variatie zijn er drie aangrijpingspunten: de taak, de omgeving en het individu (Beek, 2011). Neem bijvoorbeeld het putten van het golfen. Tijdens het oefenen van deze motorische vaardigheid kan gevarieerd worden in de taak door te putten met een honkbalknuppel, met een Houten één of een putter. Er kan ook gevarieerd worden in de aanloop naar het putten toe, door bijvoorbeeld eerst een pirouette te draaien, of eerst in de handen te klappen alvorens te putten. Variatie in de omgeving kan aangebracht worden door bijvoorbeeld te putten vanaf een opstapje of te putten op straatstenen. Variaties van de golfputter zelf kunnen bijvoorbeeld worden toegepast door vermoeidheid.

C

Bron: Wat is differentieel leren? (monkeymoves.com)

Het principe van differentieel leren, het leren in gevarieerde situaties, komt duidelijk terug in wat het Athletic Skills Model wordt genoemd. Dit model komt in de volgende paragraaf aan de orde.

13


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

4. Leren met externe focus Bij deze vorm van motorisch leren is de aandacht gericht op het effect of resultaat van de bewegingen op de omgeving. Informatie gericht op het gevolg of resultaat van een beweging (externe focus) is veel effectiever voor het uitvoeren en leren van een vaardigheid dan informatie gericht op de interne focus, met aandacht voor de vaardigheid zelf of de processen in het lichaam. Stel dat je een kind hoger wil laten springen, kun je allerlei instructies geven gericht op de aanloop of de afzet, maar je kunt ook kiezen voor een externe focus: Wil je dan de volgende keer als je zo gaat vliegen eens naar de gele stip op de muur kijken?

Externe focus kan naast aandacht op het resultaat ook worden gericht op het materiaal waarmee gesport wordt bijvoorbeeld racket, golfclub of schaats. Zo is de aanwijzing 'zet met je hele ijzer af' gericht op een externe focus.

Externe focus

Externe focus betekent dat je ergens op gaat richten zodat je oefening wel lukt! Deze is voor wat oudere jeugd! F’s vinden dit meestal te lastig! Een voorbeeld van externe focus is je traint op verdedigend koppen, je wil de bal zo ver mogelijk koppen! Je maakt verschillende vakken, komt de bal in dat vak heb je zoveel aantal punten! Dus hoe verder het vak hoe meer punten. Je zet een teamgenoot in het laatste vak, als je hem bereikt met het koppen krijg je extra punten. De externe focus ligt nu op je teamgenoot. Bron: Externe Focus / Motorisch leren | Voetbalcyclus (jouwweb.nl)

5. Observerend leren Bij deze vorm van motorisch gaat het om leren door middel van nadoen of te wel imiteren. In feite is dit een van de vroegste en belangrijkste vormen van leren die kinderen vanaf hun geboorte gebruiken. Al heel vroeg imiteert het jonge kind met name het gedrag van volwassenen. Je laat sporters kijken naar een goed voorbeeld en laat dit nadoen. Deze manier van leren wordt niet alleen binnen de sport, maar ook binnen de fysiotherapie toegepast. Zo moesten patiënten kijken naar een video van het lopen van een gezonde persoon en dat nadoen.

C

6. Leren door dwangstelling Deze vorm van leren wordt ook wel sturend leren genoemd. Het arrangement van de bewegingssituatie wordt zo ingericht dat de gewenste bewegingsuitvoering wel moet plaatsvinden. De sporter hoeft niet na te denken over de uitvoering. De deskundigheid van de trainer-coach/instructeur ligt bij het bedenken van arrangementen die een effectieve uitvoering uitlokken. Bij schaatsen kan de zijwaartse afzet worden gestuurd door met liggende pionnen een hele smalle sloot te maken voor de zijwaartse afzet, of een brede sloot voor een krachtige afzet. Deze manier van motorisch leren komt nadrukkelijk terug bij de beschrijving van de constraints-led approach.

14


Thema 1 Motorisch leren

De kracht van het arrangement

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Door de omgeving op bepaalde manieren in te richten, kun je gewenst bewegingsgedrag dus stimuleren en uitlokken en ongewenst bewegingsgedrag moeilijk of vrijwel onmogelijk maken. De mogelijkheden tot variëren liggen besloten in de variatie van de taak, arrangementaanpassingen en in het individu. De uitgangspunten die we hanteren zijn: • motorisch leren is taak- en omgevingspecifiek • motorisch leren is afhankelijk van waarneming voor, tijdens en na de beweging • motorisch leren is een aanpassing aan de verandering van de taak, omgeving en/of begeleiding • motorisch leren is afhankelijk van wat het kind wil en kan, de zogenoemde speelkriebel.

Voorbeeld speerwerpende kleuters Meester Jaap heeft een tip gekregen van de vakleerkracht bewegingsonderwijs. De vakleerkracht vertelde hoe je kinderen kunt uitlokken om een bovenhandse strekworp te laten maken. Vandaag wil hij dat uitproberen met zijn oudste kleuters. Meester Jaap hangt een toversnoer op, op zeker twee meter hoogte, en legt de matjes daar direct voor. Hij vraagt zijn kleuters op een matje te gaan staan en geeft ze allemaal een tennisbal. De opdracht is: gooi je balletje over het toverkoord. Doordat de kleuters relatief dichtbij het toversnoer staan, ziet meester Jaap dat nagenoeg alle kleuters als vanzelf met een bovenhandse strekworp gaan gooien. En dat ze ook bijna allemaal met de tegengestelde voet voor gaan staan. Ze draaien hun lichaam als vanzelf ‘open’, net als een speerwerper Bron: De kracht van het arrangement (Theo de Groot, Jaap Verhagen)

7. Random leren of random practice In veel gevallen wordt een lessen- of trainingsreeks ontwikkeld waarbij je heel planmatig aandacht besteed aan bepaalde vaardigheden, zoals de forehand, de backhand en daarna de volley. Deze vorm voor instructie wordt ook wel ‘blocked practice’ genoemd. Blocked practice wordt dikwijls aangeboden in de vorm van drills. Bewegingen worden dan herhaaldelijk uitgevoerd en zo ingeslepen zonder variatie. Een andere aanpak voor het leren van vaardigheden is ‘random practice’. Bij random leren worden vaardigheden juist in een willekeurige volgorde geoefend. Leerlingen wisselen continu van taak waardoor het brein wordt uitgedaagd om de juiste bijpassende beweegoplossing te vinden in verschillende situaties. Ook nu blijkt weer dat door het random leren een vaardigheid beter beklijft op de lange termijn. Bekijk het filmpje 'Welke training heb je nodig als je een betere sporter wilt worden?'.

Opdracht 2 Impliciet en expliciet motorisch leren a. Geef een omschrijving van: • Impliciet motorisch leren • Expliciet motorisch leren b. Beschrijf wat jij met deze twee manieren van motorisch leren in de praktijk doet.

15


Opdracht 3 Vormen van impliciet motorisch leren a. Noteer de zeven vormen van impliciet motorisch leren. b. Beschrijf van welke vormen van impliciet motorisch leren jij gebruik maakt.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Opdracht 4 Serveren

Bekijk de filmpjes 'Volleybal onderhandse service analogie leren 15042308 HALO' en 'Korfbal, technieken : Schottechniek'. a. Bekijk het eerste filmpje. Van welke vorm van impliciet leren is hier sprake? b. Bekijk het tweede filmpje. Van welke vorm van impliciet leren is hier sprake?

Opdracht 5 Toepassen vormen van impliciet motorisch leren

Maak een keuze uit een van de vormen van impliciet motorisch leren en pas dit toe in een van je volgende trainingen of lessen. Evalueer het resultaat.

1.3 Athletic Skills Model (ASM)

Achteruitgang bewegingsvaardigheid kinderen Het Athletic Skills Model (ASM) is aanvankelijk met name ontwikkeld om iets te doen aan de bewegingsvaardigheid van kinderen. Kinderen brengen steeds minder tijd door op straat en steeds meer zittend achter een of ander scherm. In het onderwijs wordt het bewegingsonderwijs niet meer serieus genomen. Dit leidt er toe dat kinderen niet of te weinig in aanraking komen met de grondvormen van bewegen en daardoor zullen ze de algemene atletische vaardigheden niet optimaal ontwikkelen. ASM wil dus iets doen aan de bewegingsarmoede en de eenzijdigheid van het bewegingsonderwijs. Veelzijdigheid Veelzijdigheid vormt het fundament om later uit te groeien tot een specialist in een bepaalde tak van sport. Het motto van ASM is dan ook: 'eerst een atleet, dan een specialist'. ASM wil dus iets doen aan de bewegingsarmoede en de eenzijdigheid van het bewegingsonderwijs.

C

Studies laten zien dat (top)sporters in hun jeugd vaak veel verschillende sporten hebben gedaan en daar hun voordeel uit halen voor hun prestaties. Deze variatie verkleint ook de kans op blessures en draagt bij aan een leven lang gezond bewegen. Alle doelgroepen en niveaus Aanvankelijk werd het ASM ontwikkeld voor kinderen, maar nu is het doorontwikkeld voor alle leeftijden en uiteenlopende doelgroepen. Het geldt voor alle niveaus van basis tot topsport. Zo maakt Ajax al jaren gebruik van deze methode. Het wordt ook toegepast bij mensen met een lichamelijke beperking of een chronische aandoening.

16


Thema 1 Motorisch leren

Aanpassen en inrichting van de accommodatie Aanpassen is een belangrijk begrip binnen het ASM. Door veel variatie moet de sporter zich steeds weer aanpassen aan de nieuwe situatie. Dit bevordert het motorisch leren en vergroot het plezier.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Daarnaast is de inrichting van sportaccommodatie belangrijk deze moet uitnodigen tot en de mogelijkheid bieden om veelzijdig te bewegen. De visie van het ASM leidt dan ook tot een andere inrichting van bewegingsruimten, zoals gymzalen en sporthallen. In samenwerking met ASM heeft Janssen-Fritsen PLAYCE School ontwikkeld. De FSG campus in Apeldoorn is omgetoverd tot een ASM-accommodatie. Alle tien de basis-grondvormen van bewegen van het ASM hebben er een plek gekregen.

FSG Sport Campus

De FSG richt zich met dit initiatief in beginsel op georganiseerde instanties. Zoals scholen, sportverenigingen, maar zeer zeker ook op de jeugd- en ouderenzorg. ,,Vanuit beweegarmoede sluiten we aan op het lokaal sportakkoord en er ligt een verzoek bij de gemeente voor een gesubsidieerd tarief voor verenigingen. Vanuit de sporthoek wordt er al heel positief gereageerd en ook ROC Aventus is enthousiast.’’

Hij gaat er dan ook vanuit dat de investering van meer dan een half miljoen zich terugbetaalt. ,,Ondernemen is risico nemen én voortschrijdend inzicht hebben. ASM is vanuit beweegarmoede geboren. Maar inmiddels zien we gelukkig dat er in Nederland, mede door corona, steeds meer aandacht is voor bewegen. Bovendien wordt deze accommodatie echt onderscheidend. Ik denk dat die zichzelf gaat verkopen en iedereen ‘wow’ gaat zeggen als het komend voorjaar klaar is.’’ Bron: Sport - FSG Sport Campus

C

Ook Almere kent een aantal specifiek vormgegeven sportaccommodaties, zoals de Skills Garden in Almere Haven.

17


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S Graag rechten aanvragen. Bron: https://www.skillsgarden.nl/almere-haven/

Skills Garden in Almere Haven.

Bekijk het filmpje 'Skills Garden Almere. Designed by ASM'.

De schijf van 10 voor bewegen Iedereen kent wel de schijf van vijf voor voeding. Iets soortgelijks heeft ASM ontwikkeld om veelzijdig bewegen én plezier in bewegen te garanderen. De 10 bewegingsvormen zijn: 1. Balanceren en vallen 2. Stoeien en vechten 3. Gaan en lopen 4. Springen en landen 5. Rollen, duikelen en draaien 6. Gooien, vangen, slaan en mikken 7. Trappen, schieten en mikken 8. Klimmen en klauteren 9. Zwaaien en slingeren 10. Bewegen op – en maken van muziek

Op de website van Athletic Skills Model worden al deze bewegingsvormen verder uitgewerkt. Bekijk op de website 'De Schijf van 10!'.

C

Elke bewegingsvorm kan binnen vrijwel elke sport toegepast te worden en dus op diverse manieren gedaan worden. Zwemmen, hardlopen, skeeleren, schaatsen en fietsen zijn bijvoorbeeld enkele variaties in de beweegvorm ‘Gaan en lopen’. Zo bestaan alle vormen van sporten en bewegen uit een combinatie van meer of minder beweegvormen uit de Schijf van 10. Het doel is om een zo groot mogelijk aandeel en variaties van de beweegvormen uit de Schijf van 10 te beoefenen. Afhankelijk van interesses en mogelijkheden kan iedereen zijn eigen programma vormgeven.

18


Thema 1 Motorisch leren

Je kunt de schijf van 10 kan ook toegepast worden op uiteenlopende doelgroepen en beroepen. Voor ouderen is het voorkomen van vallen van groot belang. Aandacht voor balanceren draagt bij aan het voorkomen van vallen. Aandacht voor de schijf van 10 bij ouderen leidt tot een groter fitheid en dit leidt weer tot een betere, veiligere verkeersdeelnemer.

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Ook kan gekeken worden waar bijvoorbeeld iemand in de zorg de meeste behoefte aan heeft om een leven lang vitaal te blijven. Bekijk het filmpje 'De 10 grondvormen van bewegen, Athletic Skills Model'.

Graag rechten aanvragen. Bron: https://www.athleticskillsmodel.nl/schijfvan10/

Schijf van 10 voor bewegen.

Opdracht 6 Aanleiding ASM Beschrijf wat de aanleiding was voor de ontwikkeling van het ASM.

19


Opdracht 7 Aanpassen a. Leg uit waarom aanpassen zo belangrijk is binnen het ASM. b. Geef een aantal voorbeelden van variatie.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Opdracht 8 De schijf van 10 bewegen a. Leg uit waarom het ASM de schijf van 10 heeft ontworpen. b. Noteer de 10 bewegingsvormen van de schijf van 10.

Opdracht 9 Toepassen schijf van 10 bewegen Bekijk het filmpje 'De 10 grondvormen van bewegen, Athletic Skills Model'.

Bekijk het filmpje en kies een paar grondvormen uit die jij kunt toepassen binnen jouw sportsituatie. Pas deze vormen in de volgende les of training toe en evalueer het resultaat.

1.4 Teaching Games for Understanding (TGfU)

Spelend leren spelen Traditioneel ging men er lang vanuit dat je eerst een bepaalde techniek goed moet beheersen en dat je die dan pas kunt toepassen in een spelsituatie. Bij lessen en trainingen werden dan ook urenlang geïsoleerde technieken geoefend. Bij TGfU kiest men voor een meer betekenisvolle situatie, namelijk het oefenen in een (vereenvoudigde) spelsituatie. De basis is dus het spelen van een spel. Teaching Games for Understanding kun je dan ook omschrijven als spelend leren spelen. Uit onderzoek blijkt dat de benadering van al spelend leren spelen tot veel meer leerresultaat leidt dan de technische-vaardigheden-benadering. Er is wel verschil tussen de diverse sportspelen. Bij doelspelen als voetbal en basketbal is de spelend leren spelen benadering effectiever dan bij de slag- en loopspelen (slagbal, softbal, honkbal). Het wordt ook wel spelgecentreerd leren genoemd. De eindvorm van een spel of sport wordt min of meer vereenvoudigd door het aanpassen van bijvoorbeeld veldafmetingen, aantallen, spelregels en materiaal. Bij hockey kun je denken aan spelen met meerdere doeltjes, minder spelers en een kleiner veld, waarbij pas na bijvoorbeeld vijf aanvallen gewisseld wordt van rol. Doordat je met minder spelers speelt, komt iedereen vaker aan de bal en moeten ze vaker een beslissing nemen.

C

Aanpassingen die je aan het spel kunt doen zijn: • Tijd Geef spelers meer tijd om de vaardigheid te leren of juist minder tijd. • Ruimte Meer ruimte betekent meer vrijheid, minder ruimte betekent sneller beslissen en dus meer druk. • Regels Hierdoor kun je een spel makkelijker of moeilijker maken (wel/geen buitenspel, wel/geen tijdregels, één keer raken) • Materialen

20


Thema 1 Motorisch leren

aanpassen van materialen maakt het uitdagender en moeilijker (snellere/tragere ballen, groter/kleiner doel, groter/kleiner racket)

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Basketbal

1. Speel een aangepast basketbal spel • Het spel moet afgestemd zijn op het niveau van de speler en op het aanleren van een specifiek onderdeel van het spel of vaardigheid.

2. Help spelers ontdekken wat ze moeten doen om het spel zo goed mogelijk te spelen Als spelers fouten maken, zet dat het spel stil en probeer door middel van vraag en antwoord te bereiken dat: • Spelers begrijpen wat het doel is van het spel • Spelers begrijpen wat de (versimpelde) regels zijn van het spel • Wat ze moeten doen om het doel te bereiken • Welke vaardigheden ze moeten gebruiken om het doel te bereiken 3. Leer de vaardigheden van het spel Nu spelers weten wat het doel is en welke vaardigheden daar voor nodig zijn, kunnen de vaardigheden verder worden aangeleerd. • Introduceer de vaardigheid • Demonstreer de vaardigheid • Leg de vaardigheid uit • Help spelers met het uitvoeren van de vaardigheid

Als tijdens het spel blijkt dat spelers moeite hebben met de vaardigheid, leg het spel dan stil en voer een gewone oefening uit waarmee de vaardigheid kan uitgelegd en worden geoefend. Als spelers de vaardigheid dan beter uit kunnen voeren, start dan het spel opnieuw. 4. Oefen de vaardigheid in een ander spel Oefen de aangeleerde vaardigheid met behulp van een ander spel. Speel in dit spel 3×1, 3×2 en later 3×3. Pas omstandigheden aan in het spel, zoals aanpassingen in tijd, ruimte, regels en attributen Bron: Teaching Games for Understanding (TGfU) - onlinebasketballcoach.nl

Bekijk het filmpje 'Spelenderwijs Verbeteren V2'.

Beslissingen leren nemen Wat men belangrijk vindt is dat de sporters leren om juiste beslissingen in het spel te nemen en bovendien plezier ervaren in dat wat ze doen. Daardoor ontstaat een maximaal leereffect. Om de juiste beslissingen te kunnen nemen moet de sporter het spel wel begrijpen (understanding). De trainer-coach/instructeur dient het spel dan ook zo in te richten dat dit voor de sporter mogelijk is. De hoofduitdaging of het spelprobleem moet duidelijk zijn. Dit kan

21


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

bijvoorbeeld passeren en onderscheppen zijn of gericht schieten/passen. De betekenis kan door de medespelers extra duidelijk worden gemaakt door bijvoorbeeld naar de balbezitter toe te lopen en met de handen aan te geven de pass te willen ontvangen. De trainer-coach/instructeur speelt hierbij een belangrijke rol. Tijdens het spel stimuleer je het zelf leren oplossen van spelproblemen. Behalve dat je leert op welk moment in een spel je wat moet doen (beslissing nemen), moet je het ook nog uit kunnen voeren. Zo kan in een bepaalde situatie een lob de juiste beslissing zijn, maar hoe plaats je die over de tegenstander heen? Ook die vaardigheden moet geleerd worden. Het is belangrijk dat de sporter kiest voor een vaardigheid waarvan hij/zij weet dat dit tot succes leidt. Het TGfU-model gaat er vanuit dat betere keuzes (beslissingen) leiden tot een verbeterde uitvoering. Vervolgens moet de sporter leren om de beslissingen en oplossingen toe te passen in complexere spelsituaties. Teaching games for understanding mikt vooral op dit transfereffect. De lesgever leert deelnemers tactische keuzes te maken, positiespel te spelen en strategisch slim te spelen. Deze geleerde vaardigheden bij spelsport A blijkt het kind prima te kunnen vertalen naar spelsport B.

Spelen van een spel

De basis van TGfU is het spelen van een spel. Een spel spelen geeft een doel aan een speler en betrekt de speler actief bij het leerproces. Door de spelers te betrekken bij het spel en in het proces van het nemen van beslissingen, kunnen trainers de waardering voor het spel en de fysieke ontwikkeling stimuleren. Naar mate spelers meer ervaring opdoen, worden ze beter in het nemen van beslissingen en dus beter in wat ze doen. Dit stimuleert spelers weer om meer te spelen en beter te worden.

”Weten ‘waarom’ een bepaalde uitvoering beter kan zijn dan een andere, is belangrijker dan weten ‘hoe’ je datgene moet uitvoeren” Bron: Teaching Games for Understanding (TGfU) - onlinebasketballcoach.nl

Lees de verdiepingsstof 'LTAD-model als vertrekpunt'.

Opdracht 10 Teaching Games for Understanding Geef een korte omschrijving van Teaching Games for Understanding.

C

Opdracht 11 Aanpassen van het spel

Op welke vier manieren kun je een spel volgens Teaching Games for Understanding aanpassen?

22


Thema 1 Motorisch leren

Opdracht 12 Aanpassen van jouw sport

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken met studenten met een vergelijkbare sport- of bewegingssituatie. Ga uit van een door jullie gekozen tak van sport en bespreek hoe je de principes van Teaching Games for Understanding kunt toepassen en de sport kunt aanpassen.

Opdracht 13 Korfbal

Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken. Bekijk het filmpje 'Spelenderwijs Verbeteren V2'.

Bespreek met elkaar hoe je de principes van Teaching Games for Understanding die in het filmpje toegepast worden op korfbal, kunt gebruiken voor jullie tak(ken) van sport.

1.5 Constraints Led Approach (CLA)

Aanpassen aan de omstandigheden Ook deze methode verzet zich tegen de klassieke opvatting waarbij geïsoleerde oefeningen tot in den treure geoefend worden. Als klassiek voorbeeld wordt vaak de Wiel Cörver methode aangehaald. Volgens deze theorie bestaat de ideale beweging niet. Zeker bij balsporten is er eigenlijk geen enkele beweging identiek. Elke worp, slag of trap is afhankelijk van de omgeving en van het doel van de beweging weer anders. Het is dan ook belangrijk dat de sporter zich steeds weer aan kan passen aan de veranderende omstandigheden. De focus in het leerproces ligt dan ook niet zo zeer bij het inslijpen van één ideale beweging maar bij het aanleren van een veelzijdig beweegpatroon waarbij de sporter zelf leert de beste oplossing te vinden. Bekijk het filmpje 'A Constraints-Led Approach to PE & Games'.

Deze methode gaat eveneens uit van min of meer impliciet motorisch leren, waarin de ontwikkelde oefenvorm het gewenste bewegingsgedrag moet uitlokken. Het is dus niet zo dat de trainer-coach/instructeur dit gewenste gedrag instrueert. Je kunt de oefensituatie beïnvloeden door het opleggen van ‘constraints’. Je kunt dit het beste vertalen met ‘beperkingen of randvoorwaarden’. Kunstgras Het belang van aanpassen is zo belangrijk dat de aanhangers van deze methode vraagtekens plaatsen bij de omstandigheden waaronder nu gesport wordt en bewegingsonderwijs wordt gegeven. Het is als het ware te clean en te voorspelbaar. Vroeger had je een veld met hobbels en moest je toch de voetbal of hockeybal weten te controleren. Nu wordt er op kunstgras gespeeld met een bal die zich onder alle omstandigheden hetzelfde gedraagt. De traditionele leren bal werd bij nat weer een heel stuk zwaarder en daar moest je toch mee om weten te gaan. Zo stelt Frans Bosch zelfs dat bewegingsarmoede gevoed wordt door omgevingsarmoede.

23


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Sporter, taak en omgeving Binnen dit model is de trainer-coach/instructeur een meester in het manipuleren, aanpassen van de bewegingssituatie. Door dit bewust te doen wordt de sporter in een voor hem of haar betekenisvolle en leerzame situatie wordt gebracht. Binnen deze methode wordt de (leer)situatie door drie factoren bepaald, die vervolgens aangepast kunnen worden door het toepassen van contraints (beperkingen/randvoorwaarden). Het gaat om: 1. De sporter (persoon, organisme) 2. De taak 3. De omgeving

Judo

Een tweede manier waarop constraints gebruikt kunnen worden om de oplossingen die een leerling kiest te beïnvloeden, is het aanpassen van de opdracht die de leerlingen krijgen. Dit kan bijvoorbeeld door punten toe te kennen voor het aantal aanvalspogingen die de leerlingen doen, of door voorwaarden te verbinden aan de wijze waarop gescoord mag worden. Een leerling mag tijdens een serie partijtjes bijvoorbeeld met elke worp maar één keer scoren. Of een leerling moet nadat deze een punt gescoord heeft, gedurende tien tellen het initiatief aan de andere leerling laten. In die periode mag de leerling die gescoord heeft alleen verdedigen, maar later in het leerproces mag deze leerling ook scoren door een overname. Bron: kennisbanksportenbewegen.nl/?file=11126&m=1675156389&action=file.download

1. De sporter Hierbij gaat het om allerlei processen die zich bij de sporter afspelen en die invloed hebben op de uitvoering van de beweging. Je kunt hierbij denken aan psychologische processen. Zo kun je de sporter onder grotere druk zetten of tijdens de uitvoering een extra denkopdracht meegeven (cognitieve overload). Tijdens het dribbelen moet iemand ook nog een rekensom oplossen. Ook fysiologische en anatomische processen spelen een rol. Zo kun je iemand vermoeid maken en onder die omstandigheden een beweging uit laten voeren, bijvoorbeeld het afronden op de basket.

C

2. De taak Je kunt hierbij denken aan allerlei regels die een spel of sport kent. Zo zijn er regels met welk materiaal gespeeld moet worden en hoe het materiaal gehanteerd moet worden. Daarnaast zijn er regels met hoeveel spelers je speelt en de mate van fysiek contact dat is toegestaan. Dan zijn er nog regels ten aanzien van de tijd, overtredingen en spelhervattingen. Met al deze regels kun je bewust manipuleren om het gewenste leereffect te krijgen. Zo kun je in ondertal of overtal laten spelen. Op een kleiner veld, met meer doeltjes, één keer of twee keer raken. Het doelpunt telt pas als het team de bal een bepaald aantal keer heeft aangeraakt of als het hele team op de helft van de tegenstander staat. Je kunt het doel groter, kleiner, hoger of lager maken. Ook met materiaal, denk aan allerlei soorten ballen (groot, klein, licht, zwaar), rackets, knuppels

24


Thema 1 Motorisch leren

en slagplanken, kun je vrijwel eindeloos variëren en dus manipuleren. Sommige trainers voegen hier ook elementen vanuit het impliciet motorisch leren aan toe door bijvoorbeeld te laten spelen met een externe focus of met analogie leren.

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Oefening kap en draai

In oefening 1 hebben we een oefening waarbij we dezelfde kap- of draaibeweging willen verbeteren bij de sporten. Deze oefening noem ik vaak het mijnenveld. Waarbij er een partijspel 4 tegen 4 wordt gespeeld met allemaal pionnen (mijnen) in het veld. Zodra de pion wordt geraakt door een bal, krijgt de tegenstander de bal. Degene die de pion heeft geraakt met de bal moet de pion rechtop zetten. Hierdoor krijg je een tijdelijke 4 tegen 3 situatie.

Graag rechten aanvragen. Bron: https://nlteamcoach.com/constraints-led-approach-in-de-praktijk/

Oefening kap en draai

Bij deze oefening zie ik dat de spelers beperking ervaren de van pionnen in het veld. Ze worden gedwongen om verschillende kap- en draaibewegingen te maken omdat de pionnen niet geraakt mogen worden. Daarnaast hebben ze ook te maken de tegenstanders die de bal proberen te onderscheppen. Hierdoor moeten ze op een creatieve manier en met een eigen oplossing komen om zich aan te passen aan de omstandigheden. Bron: Constraints Led Approach in de praktijk – Team Coach (nlteamcoach.com)

3. Omgeving Bij de factoren die invloed op de omgeving hebben kun je denken aan invloed van de zwaartekracht, de ondergrond en weersomstandigheden. Sommige trainers rekenen hier ook de afmetingen van het veld toe. Zo kun je in een langgerekt of juist heel breed veld spelen. Een

25


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

niet gelijkmatige ondergrond laat een bal anders stuiten, zodat de sporter zich hier op in moet stellen om toch tot het juiste resultaat te komen. Tot de omgeving behoort ook aspecten als geluid, licht en geur. Ook hier kun je mee manipuleren. Zo kun je spelers met een pet of oogkleppen laten spelen, zodat ze meer om zich heen moeten kijken. Ook kun je met oordoppen of een min of meer geblindeerde bril laten spelen. Je moet wel steeds het beoogde resultaat voor ogen houden.

Handen wassen

Een van mijn collega’s bedacht daarom een oefening met vingerverf. Studenten bedekken hun handen met vingerverf en krijgen de simpele opdracht om hun handen schoon te maken totdat er helemaal geen vingerverf zichtbaar is. Met deze oefening komen studenten er al snel achter dat ze moeite hebben met het schoonmaken van hun nagelriemen en dat ze vaak hun polsen vergeten. Deze opdracht kan ook uitgevoerd worden met een extra constraint, een blinddoek. Dit is al een behoorlijke simulatie van de praktijk, want ook in de praktijk gaat het handen wassen vooral op gevoel. Tijdens deze oefening kunnen de studenten hun blinddoek afdoen wanneer ze denken klaar te zijn. Dan kunnen ze controleren of ze goed hun handen hebben gewassen of dat een of meerdere plekken nog vies zijn. Bron: Dr. Peter Renden over de ‘Constraints-Led Approach’

Bekijk het filmpje '' Constraints Led Approach To Coaching - Football'.

Opdracht 14 Wiel Cörver methode

Wat is de kritiek van de Constraints-Led Approach op de Wiel Cörver methode?

Opdracht 15 Constraints

a. Binnen de Constraints-Led Approach wordt de (leer)situatie door drie factoren bepaald, die vervolgens aangepast kunnen worden door het toepassen van contraints.

C

Geef een omschrijving van het begrip contraints. b. Door welke drie factoren wordt de (leer)situatie bepaald?

26


Thema 1 Motorisch leren

Opdracht 16 Sporter, taak en omgeving

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken. Maak een keuze voor een bepaalde tak van sport en bedenk bij elke factor een aanpassing die je tijdens een les of training kunt doen.

1.6 Brede motorische ontwikkeling

Bewegingsvaardigheid van kinderen gaat achteruit Helaas zien we een trend in Nederland dat kinderen motorisch steeds minder vaardig zijn. Dit is zorgelijk, omdat dit invloed heeft op de gezondheid, de persoonlijke ontwikkeling en de sportdeelname van kinderen. Dit is niet iets van vandaag of gisteren, maar voltrekt zich al ongeveer de afgelopen 50 jaar. Uit onderzoek uit 2006 bleek al dat de kinderen van toen, minder vaardig waren dan de kinderen uit 1980. Een peiling van de Inspectie van het Onderwijs concludeert dat in 2016 de motorische vaardigheid nog weer minder was dan in 2006. Onderzoek uit 2020 toont aan dat er sprake is van een afname in vrijwel alle motorische eigenschappen, zoals snelheid, behendigheid, kracht en lenigheid. Wel hebben de kinderen een betere oog/hand coördinatie gekregen. Mogelijk heeft dit te maken met het hanteren van de vele apparaten als telefoon, iPad of game console. De zorg om deze achteruitgang heeft er toe geleid dat in het landelijk sportakkoord (Nationaal Sportakkoord I en Sportakoord II) speciaal aandacht wordt besteed aan dit onderwerp. Het gaat hierbij om de ambitie ‘Van jongs af aan vaardig in bewegen’, later omgebogen naar ‘Vaardig in bewegen’. Daarin wordt gepleit om meer aandacht te besteden aan een brede motorische ontwikkeling.

Mountain of motor development

In 2002 beschreven Jane Clark en Jason Metcalfe in een zeer invloedrijk artikel de ‘mountain of motor development’. Deze metafoor benadrukt dat ieder kind eerst over een brede motorische basis moet beschikken om zich vervolgens meer te richten op één of meerdere specifieke sporten. Die brede basis bestaat volgens Clark & Metcalfe uit voldoende ontwikkelde verplaatsingsvaardigheden (zoals lopen, rennen en springen), objectvaardigheden (zoals gooien, vangen, slaan en schoppen van een bal) en balansvaardigheden. Samen vormen deze de basis om allerlei sporten te kunnen beoefenen. Als deze basisvaardigheden onvoldoende ontwikkeld zijn, ontbreekt het fundament om verdere vaardigheden effectief op te bouwen. In de literatuur en in het denken over jeugdsport en motorische ontwikkeling komt de brede basis gedachte in allerlei variaties naar voren, zoals in het concept van fundamentele beweegvaardigheden, het in het bewegingsonderwijs onderliggende basisdocument en BMO. Bron: https://research.hanze.nl/en/publications/brede-motorische-ontwikkeling-van-kinderen-nut-en-noodzaak

27


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Breed motorische ontwikkeling Het is belangrijk dat een kind al van jongs af aan een brede motorische vaardigheid ontwikkeld. Het gaat hierbij om het eigen maken van allerlei grondvormen van bewegen en aandacht voor het ontwikkelen van bewegingseigenschappen als kracht, lenigheid, uithoudingsvermogen, coördinatie en snelheid. Kinderen moeten daarom voldoende én gevarieerd sporten en bewegen. Dus niet focussen op één sport, maar kinderen kennis laten maken met verschillende sporten en nieuwe bewegingsvaardigheden. Een groot aantal sportorganisaties is hierbij betrokken en wil de visie aanpassen gericht op deze brede motorische ontwikkeling. Zo hebben de hockey-, voetbal-, volleybal- en gymnastiekbond, die samen goed zijn voor circa zestig procent van de sporters in de leeftijdscategorie 2 tot en met 12 jaar, besloten de handen ineen te slaan en zich via het project BMO Vaardige Generatie in te zetten voor een bredere motorische vaardigheid bij de jongste jeugd. Ook het Kenniscentrum Sport & Bewegen, NOC*NSF en de Hanzehogeschool Groningen zijn betrokken bij dit project. De KNGU is hier al een aantal jaren actief mee, onder andere met het Nijntje Beweegdiploma. Vanuit dit project is een scan ontwikkeld, zodat sportbonden zelf kunnen checken hoe breed motorisch hun programma’s zijn. Ook is er een keurmerk voor ontwikkeld. Er sluiten steeds meer bonden aan bij dit project. Het is de bedoeling om via de bonden uiteindelijk de verenigingen te bereiken en de trainer, coaches, instructeurs en begeleiders van deze organisaties. Op die manier moet de breed motorische ontwikkeling zich als een olievlek over Nederland uitbreiden. Bekijk het filmpje 'Aandacht voor brede motorische ontwikkeling van het sportende kind - Joke Davio (NOC*NSF)'.

Deze brede oriëntatie heeft ook nog voordelen voor de (top)sport. Naarmate kinderen ouder worden, kunnen ze deze vaardigheden in steeds meer variaties en omgevingen toegepast worden. De brede motorische basis blijkt gunstig te zijn voor het later ontwikkelen van sportspecifieke vaardigheden, zoals het volleren bij tennis of het passeren van een tegenstander in voetbal of hockey. Deze brede basis vormt een prima fundament om eventueel de top te bereiken. Onderzoek laat zien dat kinderen, die zich al op jonge leeftijd motorisch breed ontwikkelen en zich pas na 12-jarige leeftijd focussen op één sport, de reis richting topsport ook uitstekend kunnen volbrengen.

Het belang van een brede motorische ontwikkeling Het belang van een brede motorische ontwikkeling is groot. Het heeft een positief effect op de gezondheid, de persoonlijke ontwikkeling en de sportdeelname van kinderen. Al deze drie aspecten zijn gebaat bij een goede motoriek.

Nijntje Beweegdiploma

C

“Bij de KNGU werken we nu ruim 8 jaar met het Nijntje Beweegdiploma. Het wetenschappelijk onderbouwde programma dat wij hebben ingezet om het plezier in bewegen en de breed motorische ontwikkeling van kinderen zo optimaal mogelijk te stimuleren. Ouders ervaren een sprong in de ontwikkeling van hun kind op alle gebieden. Motorisch, maar ook cognitief en sociaal emotioneel. Met ruim 10.00 diploma’s per jaar blijven we hier ons hard voor maken!”

28


Thema 1 Motorisch leren

Bron: Samenvatting-BMO-bij-kinderen.pdf (kenniscentrumsportenbewegen.nl)

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Gezondheid Kinderen met een brede motorische vaardigheid sporten meer en zijn daardoor fitter dan andere kinderen. Deze kinderen hebben een kleinere kans op het oplopen van blessures omdat ze beter kunnen reageren op onvoorspelbare situaties en dus beter kunnen anticiperen. Daarnaast blijkt dat deze kinderen ook op oudere leeftijd meer sporten en bewegen. Door deze positieve spiraal van meedoen profiteren ze meer van de gezondheidsvoordelen van een actievere leefstijl. Daardoor hebben ze onder andere minder last van overgewicht en de gevolgen daarvan. Je kunt dan ook concluderen dat een brede motorische basis die al in de vroege sport- en beweegcarrière gelegd wordt, een enorm voordeel geeft om een leven lang van de gezondheidsvoordelen van fysieke activiteit te kunnen profiteren. Bekijk het filmpje 'Breed Motorisch Ontwikkelen'.

Persoonlijke ontwikkeling Een goede motorische ontwikkeling vormt een belangrijke basis voor de ontwikkeling op persoonlijk en sociaal-emotioneel vlak. De zelfwaardering groeit op basis van succeservaringen en waardering van anderen. Hierdoor voelen kinderen zich zekerder, leren ze gemakkelijker nieuwe vaardigheden aan en ervaren ze meer plezier in sporten en bewegen. Dit gaat echter niet vanzelf en geldt niet in alle situaties. Er zijn ook voldoende voorbeelden bekend waarbij kinderen vooral negatieve ervaringen opdoen binnen de sport en op basis hiervan een negatief zelfbeeld ontwikkelen. Bij het ontwikkelen van de persoonlijkheid door sport en bewegen, speelt de trainer-coach/instructeur een hele belangrijke rol. Deze bepaalt voor een groot deel het klimaat waarin de sport beoefend wordt en het effect op de persoonlijke ontwikkeling.

C

Een brede motorische ontwikkeling heeft daarnaast een positief effect op de sociale vaardigheden. Dit geldt met name voor team- en duosporten. Kinderen, die bijvoorbeeld goed met een bal kunnen dribbelen, gaan sneller samenspelen en dagen elkaar eerder uit. Daarnaast doen vaardige kinderen vaker mee aan verschillende sport- en spelactiviteiten waardoor ze sociaal vaardiger met situaties om leren gaan. Denk aan het verwerken van telleurstellingen en het vieren van successen. Ook bij het ontwikkelen van de sociale vaardigheden, speelt de trainer-coach/instructeur een belangrijke rol.

29


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S Graag rechten aanvragen en namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Bron: https://nocnsf.nl/media/4825/infographic_voordelen-van-brede-motorische-ontwikelling-bij-kinderen.pdf

Voordelen brede motorische ontwikkeling

Sportdeelname Om verscheidene sporten te kunnen beoefenen heeft een kind een brede basis nodig van motorische vaardigheden. Als die worden beheerst, kunnen kinderen, indien ze dat willen, gemakkelijker van de ene naar de andere sport switchen. Op die manier vinden kinderen ook gemakkelijker een sport die ze leuk vinden en die bij hen past. Hierdoor blijven ze ook vaker een leven lang sporten. Een brede basis zorgt er ook voor dat een kind meerdere sporten naast elkaar blijft beoefenen. Op latere leeftijd heeft dit weer een voordeel om te blijven sporten. Aan de andere kant laat onderzoek zien dat kinderen die al vanaf jonge leeftijd slechts één sport hebben beoefend minder plezier ervaren dan kinderen die in hun jeugd meerdere sporten beoefenen. Tevens hebben kinderen die vroeg specialiseren in één sport - door de hogere verwachtingen om goed te presteren - een grotere kans op burnout dan kinderen die meerdere sporten beoefenen. Tot slot blijkt uit onderzoek dat een brede basis en later specialiseren eerder een voordeel dan een nadeel is om de absolute top binnen de sport te bereiken.

Superelite

C

Ook het onderzoek van Güllich et al., waarin is gekeken hoe de superelite (goudenmedaillewinnaars op Olympische Spelen en/of Wereldkampioenschappen) verschilt van de elite (overige deelnemers aan deze toernooien) ondersteunt dit. Er kwam een behoorlijk aantal psychologische en sociale factoren uit dit onderzoek naar boven, maar ook dat de superelite in de jeugd een grotere verscheidenheid aan sporten beoefende, relatief laat in de hoofdsport actief werd (gemiddeld vanaf 11 jaar) en pas op latere leeftijd (vanaf 19 jaar!) meer

30


Thema 1 Motorisch leren

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

en langer actief sportspecifiek ging trainen. Deze studies naar participatie in breedte- en topsport pleiten dus voor een bredere aanloop in de sport, waarbij een jonge sporter de voordelen van een bredere motorische ontwikkeling op gezondheid en participatie ervaart, zonder daarvoor zijn/haar kansen om de top te bereiken op te moeten offeren. Bron: https://research.hanze.nl/en/publications/brede-motorische-ontwikkeling-van-kinderen-nut-en-noodzaak

Lees de verdiepingsstof 'Brede motorische ontwikkeling van kinderen (2020)'.

Opdracht 17 Aanleiding aandacht voor brede motorische ontwikkeling

a. Wat is de aanleiding om aandacht te besteden aan een brede motorische ontwikkeling? b. Denk je dat hiermee dat probleem opgelost is?

Opdracht 18 Breed motorische ontwikkeling

a. Leg uit wat er verstaan wordt onder een brede motorische ontwikkeling. b. Geef aan wat jij vanuit jouw sport of sportorganisatie hier aan bij kunt dragen.

Opdracht 19 Voordelen van breed motorische ontwikkeling Wat zijn de voordelen van een breed motorische ontwikkeling?

Opdracht 20 Leerdoelen

a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Indien je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt bereiken. b. Vul de beoordeling in.

1.

Je kunt de begrippen impliciet en expliciet motorisch leren beschrijven en vertalen naar de praktijk.

2.

Je kunt het Athletic Skills Model beschrijven en vertalen naar de praktijk.

3.

Je kunt Teaching Games for Understanding (TGfU) beschrijven en vertalen naar de praktijk.

31


Je kunt de Contraints Led Approach beschrijven en vertalen naar de praktijk.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

4. 5.

Je kunt het belang van een brede motorische ontwikkeling beschrijven.

6.

Je kunt een bijdrage leveren aan een brede motorische ontwikkeling van kinderen en jeugdigen.

1.7 Verdiepingsstof - Expliciet motorisch leren turnen

Hieronder een lijst met voorbeelden van expliciet instructie geven • Oefening verdelen in stukjes en dit uitleggen met woorden • Instructies geven over hoe een oefening/beweging uit te voeren • Oefening voordoen en dit met woorden uitleggen • Oplossingen aandragen voor een bepaalde situatie • Videobeelden tonen en met woorden uitleg geven: bijvoorbeeld door een instructievideo van Beter Turnen te laten zien. • Whiteboard gebruiken en met woorden uitleg geven • Bewustwording lichaamspositie: bijv. de turn(st)er laten voelen hoe de arm positie moet staan. Vragen stellen Een andere manier van expliciet leren is vragen stellen over de bewegingsuitvoering: • Voor de oefening vragen stellen aan de turn(st)ers • Tijdens de oefening vragen stellen aan de turn(st)ers • Oefening stil leggen en vragen stellen aan de turn(st)ers (terugkoppeling geven, kan ook klassikaal • De turn(st)ers onderling vragen laten stellen • Na afloop van de oefening vragen stellen aan de turn(st)ers • Videobeelden tonen en vragen stellen aan de turn(st)ers

C

Ook feedback geven kan op een expliciete manier: • Tijdens de oefening feedback geven • Oefening stil leggen en feedback geven • Na afloop van de oefening feedback geven • Videobeelden tonen en feedback geven

Bron: Impliciet en expliciet leren; wat is het verschil binnen de turnsport? (beterturnen.nl)

1.8 Verdiepingsstof - LTAD-model als vertrekpunt Bekijk de website 'LTAD-model als vertrekpunt'.

32


Thema 1 Motorisch leren

1.9 Verdiepingsstof - Brede motorische ontwikkeling van kinderen (2020)

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Bekijk het artikel 'Brede motorische ontwikkeling van kinderen'.

33


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

C 1.10 Begrippen

34


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

C

Thema 1 Motorisch leren

35


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

C

THEMA 2 FUNCTIONEREN IN EEN BEGELEIDINGSTEAM Inhoud thema • Wat is een begeleidingsteam? • Sporttechnisch beleid • Samenwerken • Communicatieve vaardigheden • Verdiepingsstof • Begrippen


C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Als trainer-coach/instructeur werk je vrijwel altijd in een team. Binnen de verenigingssport is dat meestal een begeleidingsteam. Bij fitness of buitensport heeft het meer het karakter van een team bestaande uit diverse instructeurs met mogelijk hun eigen specialisme. Je kunt hierbij denken aan een team met instructeurs, personal trainers, fysiotherapeut, diëtist en leefstijlcoach. In een dergelijk team moet je kunnen functioneren en bepaalde taken uit kunnen voeren. Zo wordt er van je verwacht dat je het (sporttechnisch) beleid van de organisatie kunt ondersteunen. Vandaar dat hier aandacht aan besteedt wordt. Er wordt onder andere ingegaan op wat (sporttechnisch) beleid is en hoe je een beleidsplan opstelt. Ook moet je kunnen goed kunnen samenwerken met de leden van een dergelijk team. Dat vraagt onder andere om bepaalde communicatieve vaardigheden. Dit is het onderwerp van de twee laatste paragrafen van dit thema. Relatie met werkproces Het thema 'Functioneren in een begeleidingsteam' heeft vooral te maken met de werkprocessen P5-K1-W3: Verzorgt trainingen of instructies en P5-K1-W4: Coacht bij wedstrijden of activiteiten.

Leerdoelen • • • • • •

Je kunt omschrijven wat er onder een begeleidingsteam verstaan wordt. Je kunt beschrijven wat beleid en wat sporttechnisch beleid is. Je kunt een (sporttechnisch)beleidsplan opstellen. Je kunt beschrijven wat er verstaan wordt onder goede samenwerking. Je kunt conflictbeheersingsmethoden toepassen. Je kunt feedbackvaardigheden toepassen.

2.1 Casus

Opdracht 1 Casus

Sporttechnisch beleid

Het sporttechnisch beleid vormt het hart van de jeugdopleiding. De kwaliteit van wie het uitvoert, de goed gedeelde en onderbouwde visie die erachter zit en de uitvoering daarvan, zorgt voor voorspelbare kwaliteit in het opleiden van ieder kind. Sporttechnisch beleidsplan De sporttechnische zaken worden duidelijk in het beleid beschreven. Deze hebben betrekking op het sportaanbod van de gehele vereniging. Dit beleid is geschreven voor alle leden en/of belanghebbenden binnen de vereniging.

37


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

“Denk hierbij aan zaken als het spelen van een herkenbaar tactisch concept: zit hier door de hele vereniging eenzelfde lijn in of bepaalt elke trainer-coach dit zelf? Hetzelfde geldt voor het herkennen en ontwikkelen van talenten. Een trainer-coach 4 heeft hier vaak een duidelijke visie over en kan een serieuze adviseur zijn voor de technische commissie en/of bestuur van de sportorganisatie. Niet alleen roepen: ‘het moet anders’, maar ook aangeven hoe dat kan!”.

Bron: NOC*NSF (2021).

Kennis a. Wat versta je onder beleid? b. Wat valt er onder sporttechnisch beleid?

C

Deze vragen kun je het beste met een groepje beantwoorden. c. Discussieer met elkaar over de vraag of je binnen alle branches (buitensport, fitness, recreatie) kunt spreken over sporttechnisch beleid. d. Discussieer met elkaar over: Het sporttechnisch beleid vormt het hart van de jeugdopleiding.

38


Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

2.2 Wat is een begeleidingsteam?

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Het belang van een begeleidingsteam Als trainer-coach/instructeur werk je niet alleen met individuele sporters of met een sportteam. Meestal functioneer je in een team. Binnen de buitensport kan dat een team van instructeurs zijn met bepaalde specialismen. Indien je als buitensportorganisatie een breed aanbod aan activiteiten hebt, vraagt dat zeker om samenwerking. De klant wil een product waar je met het hele team invulling aan geeft. Binnen de fitness komen sporters vanuit verschillende motieven en met uiteenlopende doelstellingen. In veel gevallen gaat het om een gezonde(re) leefstijl. Afvallen kan daar onderdeel vanuit maken. Dat doel haal jij als instructeur meestal niet alleen met je cliënt, maar is er een team met verschillende specialismen nodig om dit te realiseren.

Dit geldt ook binnen de verenigingssport. De trainer-coach/instructeur is de spin in het web. Hij of zij heeft een intensieve relatie met de sporters en/of het team. Op niveau wordt er vaak twee of drie keer in de week getraind en zijn er nog wedstrijden. Je bent niet alleen de trainer of coach, maar ook adviseur, vraagbaak en iemand dien hen indien nodig steun biedt bij meer algemene zaken. Daarmee heb je een grote verantwoordelijkheid, niet alleen in relatie tot de sportprestaties, maar ook tot het welbevinden en welzijn van de sporters. In de topsport is doorgaans een heel team verantwoordelijk voor de training en de begeleiding van sporter. In een goed functionerend team vullen de verschillende leden elkaar aan om tot optimale prestatie en welbevinden te komen.

De samenstelling van een begeleidingsteam De samenstelling is min of meer afhankelijk van de branche en de tak van sport. Binnen de fitness kan een team bestaan uit instructeurs vanuit verschillende disciplines (krachtraining, bodybuilding, mindfulness, bootcamp, dans), een leefstijlcoach, een diëtist of gewichtsconsulent, een voedingsdeskundige en een fysiotherapeut. Bij verenigingssporten zie ja, afhankelijk van het niveau en de tak van sport dat de volgende personen deel uit maken van een begeleidingsteam: • trainer-coach/instructeur • teambegeleider, teammanager • sportmasseur, verzorger • fysiotherapeut • sportarts • sportdiëtist of sportvoedingsdeskundige • sportpsycholoog, mentaal begeleider, prestatiecoach • inspanningsfysioloog, fysiek trainer Om het team optimaal te laten functioneren is het belangrijk om duidelijkheid te scheppen of iedereen zijn of haar verantwoordelijkheid, taken en bevoegdheden. Zo is het belangrijk om vast te leggen wie welke rol heeft bij een blessure, een gewichtsprobleem of een mentaal probleem bij een sporter.

Behalve dat iedereen een rol heeft vanuit deskundigheid, brengt elk lid ook nog een teamrol als persoon in. Het is belangrijk voor de trainer-coach/instructeur om hier zicht op te hebben. Voor de diverse rollen die je in een team kunt hebben wordt verwezen naar thema 'Samenwerken

39


en ondersteunen tijdens een project' uit het boek Sport- en bewegingsprojecten coördineren. In dat thema wordt onder andere ingegaan op de rollen van Remmerswaal, de teamrollen van Belbin en de rollen die je in een groep kunt onderscheiden op grond van de MBTI.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Vorm samen een excellent begeleidingsteam 1.

2.

3.

Bepaal samen jullie gezamenlijke doel. Het sportteam heeft misschien tot doel zich te handhaven in een bepaalde divisie, de play-offs te halen of kampioen te worden. Dit wetende, wat is dan het doel van jullie als begeleidingsteam? Beschrijf dit zo concreet mogelijk. Dus niet: “Ons doel is het team optimaal te trainen en coachen, zodat ze kampioen kunnen worden.” Maar bijvoorbeeld: “Ons doel is dat het team dit seizoen fysiek zo fit wordt, dat de spelers nog kunnen doorgaan wanneer de tegenstanders moe worden, dat iedere speler van zijn/haar kwaliteit een wapen maakt, dat iedere speler rustig en gefocust leert te blijven onder druk en dat teamleden elkaar positief altijd coachen, ook in moeilijke wedstrijden. Om dat doel te behalen, heb je een plan nodig. Bepaal gezamenlijk eventuele tussendoelen, alsook de verschillende acties die nodig zijn om deze doelen te behalen. Bijvoorbeeld: Om spelers te leren rustig te blijven in spannende wedstrijden nodigen we vier keer een sportpsycholoog uit om het team relevante mentale vaardigheden aan te leren. Hiernaast simuleren we wekelijks in de training hoge wedstrijddruk om het geleerde in praktijk te brengen. Tenslotte is het belangrijk helderheid te scheppen in ieders rol. Dit doe je door met de hele staf over en weer verwachtingen uit te spreken. Zorg er gezamenlijk voor dat iedereen van zichzelf én van elkaar weet wat er van hem/haar wordt verwacht.

Wanneer je doelen, rollen en verwachtingen helder uitspreekt en vastlegt binnen je begeleidingsteam, ontstaat er minder ruis. Tijd en energie gaan niet verloren aan onzekerheid, onduidelijkheid, taken die niet worden opgepakt en taken die juist dubbel worden opgepakt. Bron: In drie stappen bouwen aan een excellent begeleidingsteam | NLcoach

C

Teamrollen en leiding geven aan een begeleidingsteam Behalve dat iedereen een rol heeft vanuit deskundigheid, brengt elk lid ook nog een teamrol als persoon in. Het is belangrijk voor de trainer-coach/instructeur om hier zicht op te hebben. Voor de diverse rollen die je in een team kunt hebben wordt verwezen naar thema 'Samenwerken en ondersteunen tijdens een project' uit het boek Sport- en bewegingsprojecten coördineren. In dat thema wordt onder andere ingegaan op de rollen van Remmerswaal, de teamrollen van Belbin en de rollen die je in een groep kunt onderscheiden op grond van de MBTI.

40


Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

De acht teamrollen van Belbin Typische kenmerken Positieve kwaliteiten

Toelaatbare zwakheden

Bedrijfsman

Behoudend, plichtsgetrouw, voorspelbaar, stabiel, beheerst

Organisatietalent, Gebrek aan flexibiliteit, gezond verstand, niet ontvankelijk voor praktisch, harde werker, ideeën die hun waarde systematisch werken, nog niet bewezen zelfdiscipline hebben, te snel aan de slag

Voorzitter

Kalm, beheerst, veel zelfvertrouwen

Beoordeelt iedereen die Redelijk intelligent, niet een bijdrage kan leveren bijzonder creatief, zonder vooroordelen op benadrukt tempo in zijn merites en handelt besluitvorming, star daarnaar, zoekt (vasthouden aan consensus eenmaal genomen besluit)

Vormer

Veel energie, extravert, Gedreven en dynamisch, dominant, gemotiveerd om iets te onrustig doen aan traagheid en ondoelmatigheid, geeft richting aan het team, wil doelen halen

Ongeduldig, snel geïrriteerd, geneigd tot drammen/platwalsen, impulsief, maakt ruzie maar is het zo weer vergeten

Plant

Individualistisch, serieus, onorthodox

Genialiteit, fantasie, intellect, kennis, komt met ideeën en suggesties, verbeeldingskracht, gevoelig voor waardering en kritiek

In ivoren toren, geneigd praktische details en (standaard)procedures te veronachtzamen, terugtrekken bij kritiek

Brononderzoeker Extravert, enthousiast, Goed in het leggen van nieuwsgierig, contacten en het communicatief, exploreren van nieuwe gezellig, joviaal ontwikkelingen, reageert goed op uitdagingen

Verliest snel interesse wanneer het eerste enthousiasme over is, maakt niet altijd af waar hij aan begint, verslapt als werkdruk afneemt

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Type

Monitor (waarschuwer)

Nuchter, weinig emoties, voorzichtig, introvert, slim

Goed beoordelingsMist inspiratie en het vermogen, kundig, vermogen anderen te zakelijk, kritisch, ernstig, inspireren, vertraagt zoekt naar overzicht besluitvorming door steeds beren op de weg te zien

41


Type

Typische kenmerken Positieve kwaliteiten

Groepswerker

Sociaal gericht, mild, gevoelig, extravert

Toelaatbare zwakheden

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Reageert positief op Besluiteloos in tijden mensen en situaties, van crisis, vermijdt bevordert de teamgeest, confrontaties/ loyaal aan teamleden, conflicten, soms te luistert goed weinig zakelijk

Zorgdrager

Nauwgezet, ordelijk, Kan dingen goed gewetensvol, bezorgd, afmaken, perfectionist, zorgzaam naar houdt zich stipt aan anderen, rustig, schema’s introvert

Heeft de neiging zich te veel zorgen te maken over kleine dingen, kan dingen niet loslaten, intolerant ten opzichte van leden die de kantjes ervan aflopen

Voor wat betreft het leiding geven aan een begeleidingsteam wordt verwezen naar hetzelfde boek en dan naar het thema over de projectleider. Binnen de sport het resultaat in veel gevallen een rol. Toch mag het belang bij een prettig klimaat, prettige sfeer (denk aan een veilig, positief sportklimaat) niet onderschat worden. Aangezien er bij de leden van een begeleidingsteam sprake is van een groot verantwoordelijkheidsgevoel en zelfstandigheid, zal er in het merendeel van de gevallen sprake zijn van participeren en delegeren als leiderschapsstijl. Een andere indeling die je kunt maken om het geven van leiding duidelijk te maken, is de mate waarin de leider gebruik maakt van controle of van vertrouwen. 1. Door te sturen: plannen, organiseren en controleren (sturend leidinggeven). Controle is hier min of meer het uitgangspunt. 2. Door te ondersteunen: luisteren, coachen, advies geven en ondersteunen (coachend leidinggeven). Vertrouwen vormt de basis van deze vorm van leidinggeven.

Het is belangrijk om bewust een positie op deze schaal te kiezen. Gezien de professionaliteit van de leden van een begeleidingsteam, zal dit waarschijnlijk meer in de richting van vertrouwen gaan.

C

Hersey en Blanchard.

Opdragen Opdragen betekent dat de trainer-coach/instructeur het resultaat erg belangrijk vindt. Er wordt overwegend met gesloten opdrachten gewerkt en verwacht dat de teamleden deze braaf uitvoeren. De trainer-coach/instructeurbesteedt nauwelijks zorg aan het contact met de teamleden.

42


Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Verkopen Ook bij verkopen vindt de trainer-coach/instructeur het resultaat erg belangrijk. Men hanteert vaak gesloten werkvormen en legt uit waarom het zo gedaan moet worden. Er is daarbij ook oog voor het contact met de teamleden en er wordt moeite gedaan om het contact goed te laten verlopen. Ook worden de onderlinge contacten gestimuleerd.

Participeren Bij participeren vindt de trainer-coach/instructeur het resultaat minder belangrijk. Het gaat vooral om een goed contact met de teamleden en om goede onderlinge contacten. Plezier en samenwerking zijn belangrijk. Deze trainer-coach/instructeur geeft overwegend open opdrachten en zal altijd klaarstaan om de teamleden te helpen. Delegeren Bij de stijl delegeren vindt de trainer-coach/instructeur het resultaat en de manier waarop de teamleden met elkaar omgaan niet zijn eigen verantwoordelijkheid. De trainer-coach/instructeur delegeert dit aan de teamleden. Een goede band met de teamleden heeft geen hoge prioriteit. De trainer-coach/instructeur blijft op de achtergrond en acht de teamleden in staat om op basis van open opdrachten de begeleiding goed vorm te geven.

Opdracht 2 Begeleidingsteam

Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken van studenten vanuit min of meer dezelfde tak van sport of branche. a. Bespreek met elkaar wie er met een begeleidingsteam werkt en uit welke personen (disciplines) dit team bestaat. b. Bespreek met elkaar welke rol jij als trainer-coach/instructeur in een begeleidingsteam hebt.

Opdracht 3 Leidinggeven aan een begeleidingsteam Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken. a.

Jouw stijl van leidinggeven kun je uitzetten op een as die gaat van het accent op controle naar het accent op vertrouwen. Bespreek met elkaar op welke manier jullie leiding (zouden) geven aan een begeleidingsteam. b. Bespreek met elkaar wat je moeilijk vindt van het leidinggeven aan een begeleidingsteam. Zoek met elkaar naar mogelijke oplossingen.

2.3 Sporttechnisch beleid

Wat is beleid? Er bestaan verschillende omschrijvingen van beleid. Onder beleid wordt onder andere verstaan:

43


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Het geheel aan opvattingen over te realiseren doelstellingen, tezamen met de in de tijd uitgezette acties en de daarvoor benodigde middelen om deze doelstellingen te bereiken. De maatregelen die een gemeente zich heeft voorgenomen om binnen een afgesproken periode een bepaald doel te bereiken door middel van een afgesproken (oftewel gebudgetteerde) hoeveelheid geld, bijvoorbeeld het vervangen van het wegdek van een straat, of het verbeteren van de kennis van de medewerkers van de belastingdienst door middel van een cursus. Het leiden van een organisatie vanuit de algemeen aanvaarde visie en missie. Beleid verklaart de keuze van doelstellingen die de organisatie via een strategie invoert en evalueert de resultaten.

• •

Als je de voorgaande beschrijvingen leest, blijken er binnen de definitie van beleid steeds drie elementen aanwezig te zijn: 1. formuleren van doelen of ambities 2. beschrijven van de middelen, acties of strategie waarmee de doelen bereikt kunnen worden 3. het tijdpad waarin de middelen worden ingezet. Een kernachtige typering van beleid is dan ook: het stellen van doelen, middelen en het tijdpad in onderlinge samenhang. Beleid is de wijze waarop en het tijdspad waarin de doelen van een organisatie bereikt worden. De trainer-coach/instructeur heeft met name te maken met het sporttechnisch beleid van een organisatie. Sporttechnisch beleid Een belangrijk onderdeel van het beleid van een sportorganisatie is het sporttechnisch beleid. Het sporttechnisch beleid bevat onderwerpen als: • het aanbod aan sport- en bewegingsactiviteiten • kwaliteit, opleiden van kader • indeling in teams • wijze van selecteren • Doorstroom naar andere teams/niveaus • scouting • talentherkenning en talentontwikkeling • visie op leren van een sport/spel/vaardigheid (technisch en tactisch) • visie op begeleiden, coachen • visie op de sportieve ontwikkeling van kinderen

C

Technisch beleid

Het technische beleid van de club is de basis van waaruit de technische commissie opereert. Toch heeft niet iedere club een technisch beleidsplan. Dat maakt het werk van de TC vaak lastiger dan nodig.Tijdens de beginnerscursus TC leggen je TC-leden de basis voor het technisch beleidsplan van jullie vereniging. In dit artikel lees je wat je dat kan opleveren. Iets voor jouw

44


Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

club? Je kunt de cursus aanvragen bij één van onze opleiders.Hieronder vind je verschillende componenten die onderdeel zouden kunnen uitmaken van jullie technische beleidsplan; ondersteunende middelen voor de TC, maar ook voor de trainers en coaches van je vereniging. Lees en bepaal wat jouw club op technisch gebied verder zou kunnen helpen! Bron: Nevobo | Technisch beleid

Kan deze (oude) illustratie opnieuw worden gemaakt? Graag waarin de losse onderdelen van het technische beleid worden getoond, zonder onderstaande extra zwarte tekst

Onderdelen van technisch beleid.

C

Beleid binnen anders georganiseerde sport Onder anders georganiseerde sport wordt verstaan de sport die buiten een sportvereniging om wordt aangeboden. Daarnaast bestaat er nog ongeorganiseerde sport. Bij anders georganiseerde sport moet je voor wat betreft de trainer-coach/instructeur onder andere denken aan het aanbod van de buitensport, fitness, zwembaden, ijsbanen en recreatie. Bij deze organisaties wordt meestal niet gesproken over sporttechnisch beleid. Uiteraard is er wel sprake van beleid. Dit richt zich onder andere op de betekenis die de organisatie wil hebben in de regio, op mogelijke samenwerkingspartners, op doelgroepen en op het sport- en beweegaanbod. Zo kan een fitnesscentrum in samenwerking met bijvoorbeeld een zorginstelling zich richten op de doelgroep ouderen, op bedrijfsfitness of op een gezonde(re) leefstijl.

45


Body Support

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

De beste combinatie om verantwoord aan je vitaliteit te werken is door sport te combineren met gezonde voeding. Wij combineren onze kennis en ervaring met het voedingsprogramma van Body Support. Met dit voedingsprogramma ben je slimmer bezig en je doet het niet alleen, maar samen met jouw eigen coach!

Of je nu wilt afvallen, op gewicht blijven of het maximale uit je training wilt halen. Door een slim eetpatroon verbrand je meer, krijg je meer energie en blijf je beter in balans. Body Support is geen dieet het is een manier van opnieuw leren met voeding om te gaan. Bron: Voedingsbegeleiding - Live Longer, Happier & Healthier (fitland.nl)

De buitensportorganisatie streeft naar inclusie en probeert met een aantrekkelijk aanbod nieuwe doelgroepen aan zich te binden. Van de de trainer-coach/instructeur wordt verwacht dat hij of zij ook aan deze beleidsvraagstukken een bijdrage aan kan leveren.

Opstellen van een beleidsplan Een beleidsplan wordt vaak volgens dezelfde stappen opgesteld. Het maakt in principe niet uit of het gaat om een beleidsplan voor de gezondheid, ruimtelijke ordening of sport. Steeds volgt men dezelfde stappen of doorloopt men dezelfde fasen om tot een goed beleidsplan te komen. In feite volgt men de PDCA-cyclus: Plan, Do, Check en Act.

C

Stappen beleidsplan 1. beleidsanalyse beeldvorming, huidige situatie 2. beleidsvoorbereiding, formuleren van doelstellingen 3. beleidsuitvoering 4. beleidsevaluatie, evalueren beleid

46


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

Beleidsanalyse Beleid ontstaat niet zomaar. Er zijn voortdurend aanleidingen om (opnieuw) na te denken over het (sporttechnisch)beleid van een sportorganisatie. Meestal gebeurt dit om de drie á vijf jaar.

Een beleidsplan start meestal met het inventariseren van wat er allemaal speelt op het gebied van sport en bewegen. Je probeert tot een zo goed mogelijk beeld van de situatie te komen. Voor wat betreft het sporttechnisch beleid kan dit betrekking hebben op de populariteit van nieuw aanbod. Je kunt hierbij denken aan padel. Daarnaast zijn er ontwikkelingen op het gebied van begeleiden en coachen. Zo is er momenteel veel aandacht voor positief coachen en de vier inzichten van de trainer. Ook de visie op motorisch leren is niet van alle tijden, maar verandert in de loop der jaren. Binnen de fitness kun je denken aan de aandacht voor een gezonde(re) leefstijl. Dit heeft er onder andere toegeleid dat NL Actief een nieuwe opleiding ontwikkeld heeft. Deze aspecten breng je in kaart om de volgende stap te kunnen zetten in het opstellen van (sporttechnisch) beleid.

C

In veel gevallen wordt er een SWOT-analyse gemaakt die zowel de interne situatie (sterkten en zwakten) als de externe situatie (kansen en bedreigingen) in kaart brengt.

47


SPORTTECHNISCH BELEIDSPLAN “ZWEMMEN BIJ DWK” 2020 - 2023

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Deze presentatie is de weergave van het sporttechnisch beleidsplan voor de zwemafdeling van DWK. Als basis is de SWOT analyse gebruikt die door ca. 50 actieve en minder actieve leden is ingevuld. We hopen met deze structuur weer een stap te maken in de ontwikkeling van DWK als ‘sterke vereniging’. Trainers & Zwemcommissie

Bron: Sporttechnisch beleidsplan 'zwemmen bij DWK' 2020-2023.

Lees de verdiepingsstof 'DESTEP'.

2. Beleidsvoorbereiding De fase of de stap van de beleidsvoorbereiding kent twee belangrijke onderdelen, namelijk het formuleren van doelstellingen en het opstellen van een plan. Op de eerste plaats is het belangrijk om doelstellingen te formuleren. Er zijn al wat onderwerpen genoemd die onder het sporttechnisch beleid kunnen vallen. Meestal heb je niet de mogelijkheid om aan alle punten tegelijkertijd te werken en moet je prioriteiten stellen. Zo heeft de KNWU een sporttechnisch beleidsplan ontwikkeld gericht op het kader. Een doelstelling op de lange termijn kan dan zijn: Over 5 jaar willen we per trainingsgroep minimaal 2 gediplomeerde trainers hebben. Een ander voorbeeld van een doelstelling kan zijn: Over 3 jaar werken alle trainers volgens dezelfde visie met de jeugdteams. Het formuleren van doelstellingen is meestal niet al te ingewikkeld. Het meest complex is het antwoord op de vraag hoe een sportorganisatie de beoogde doelen kan bereiken. In veel gevallen is er sprake van een beperkt budget. Je zult het met een bepaalde hoeveelheid geld moeten doen en dus keuzes moeten maken. In deze fase worden de plannen meestal per doelstelling uitgewerkt. In een dergelijk deelplan wordt aangegeven wat de belangrijkste acties zullen zijn. Deze acties worden ook wel actieplannen of uitvoeringsprogramma’s genoemd.

DKW

C

Doelstelling: Binnen 3 jaar is DWK de spil in de wedstrijdzwemsport in de omgeving en heeft een nauwe samenwerking met onderwijs, gemeente, exploitant, KNZB en andere (zwem)verenigingen.

48


Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Activiteiten & planning •Minimaal halfjaarlijks overleg met exploitant over ontwikkelingen (bestuursniveau) •3x per seizoen organiseert DWK sessies om trainers van andere verenigingen te betrekken bij de ontwikkeling van de zwemsport in de directe omgeving •Zwemcommissie en/of bestuur sluit halfjaarlijks aan bij (regionale) activiteiten van de KNZB •DWK toont betrokkenheid bij de uitvoering van het lokale Sportakkoord en heeft hierover met regelmaat contact met de gemeente en andere partijen. •2020 | verkennende gesprekken •2021 en verder | actieve invulling Bron: Sporttechnisch beleidsplan 'zwemmen bij DWK' 2020-2023.

3. Beleidsuitvoering In deze fase worden de plannen uitgevoerd. Mogelijk dat de trainer-coach/instructeur een coördinerende rol heeft tijdens de uitvoering. Je kunt het dan zien als een soort van project. Over hoe je een project coördineert, vind je informatie in het boek 'Sport- en bewegingsprojecten coördineren'. 4. Beleidsevaluatie Een evaluatie vindt niet alleen aan het einde plaats, maar wordt ook regelmatig tussentijds gedaan. Tijdens de beleidsuitvoering zijn er vooraf evaluatiemomenten ingepland om te kijken of de programma’s en acties wel volgens plan en met voldoende resultaat lopen. Het volgen van de vooruitgang wordt monitoring genoemd. Zo worden de plannen soms tussentijds al bijgesteld. In deze fase is het niet alleen belangrijk om te kijken naar de resultaten, maar is het ook belangrijk om oog te hebben voor de verankering of het behoud van de resultaten. In sommige modellen wordt deze verankering van het beleid als aparte fase gezien. Lees de verdiepingsstof 'Beleidswijzer Sport en Bewegen'.

Adviseren Een van de kerntaken die de trainer-coach/instructeur op niveau 4 volgens de Kwalificatiestructuur Sport 2022 (Documenten kwalificatiestructuur sport 2022 - NOCNSF) moet beheersen is het ondersteunen van sporttechnisch beleid. Daarbij hoort ook het adviseren over (doelstellingen voor) het sporttechnisch beleid. Je moet dus een adviesgesprek kunnen voeren met bijvoorbeeld het bestuur of de technische commissie. Voor de inhoud hiervan wordt verwezen naar thema 9.4 Adviesgesprek uit het boek 'Begeleiden van een les of training'.

Opdracht 4 (Sporttechnisch) beleid Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken met studenten uit min of meer dezelfde tak van sport/branche.

49


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

a. Bespreek met elkaar welke onderwerpen deel uit maken van het sporttechnisch beleid (sportverenigingen) of het beleid (anders georganiseerde sport) van de organisatie waar je bij betrokken bent. b. Bespreek met elkaar bij welke onderwerpen jullie als trainer-coach/instructeur betrokken zijn en wat die betrokkenheid dan inhoudt.

Opdracht 5 Beleidsplan op internet

Zoek op internet naar een (sporttechnisch) beleidsplan van een SB-organisatie, sportbond of sportvereniging. Geef hier een korte samenvatting van.

Opdracht 6 Opstellen beleidsplan

a. In welke vier stappen stel je een beleidsplan op? b. Ga uit van de sportorganisatie waar jij bij betrokken bent. Kies één onderwerp uit die jij belangrijk vindt voor deze organisatie (bijvoorbeeld kaderontwikkeling, doelgroepenbeleid, talentontwikkeling) en werk de vier stappen globaal uit.

2.4 Samenwerken

Samenwerken met het begeleidingsteam De Kwalificatiestructuur Sport is al eerder aangehaald. Daarin kun je lezen wat een trainer-coach/instructeur op bijvoorbeeld niveau 4 allemaal moet kennen en kunnen. Zo moet de trainer-coach/instructeur kunnen samenwerken met het begeleidingsteam en deskundigen. Dit moet zodanig gebeuren dat er sprake is van een effectief en goed functionerend begeleidingsnetwerk rond een getalenteerde sporter en/of selectieteam. Dat vraagt dus om een goede samenwerking met het team en de leden van het begeleidingsteam. Bekijk het filmpje 'Jan van Halst | Het gedrag binnen een team'.

Voorwaarden voor goede samenwerking Samenwerken gaat niet vanzelf. Er zijn allerlei voorwaarden verbonden aan goed samenwerken.

C

Enkele belangrijke voorwaarden zijn: 1. Iedereen streeft hetzelfde doel na. 2. Stem de werkzaamheden goed op elkaar af. 3. Maak duidelijke afspraken. 4. Deel informatie. 5. Creëer een prettige sfeer. 6. Benut de sterke kanten van een team. 7. Geef elkaar feedback en stel vragen aan elkaar. 8. Vier successen.

1. Iedereen streeft hetzelfde doel na Voor een goede samenwerking is het belangrijk dat iedereen hetzelfde doel nastreeft. Het is dan ook belangrijk om dat doel (of doelen) te bespreken en te achterhalen of iedereen er wel hetzelfde beeld bij heeft. Soms helpt het visualiseren van een doel. Zorg ervoor dat je met elkaar

50


Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

dus heldere doelen stelt en dat iedereen de doelen accepteert. Individuele belangen worden daardoor een belang van het hele team. Pas dan wijzen de neuzen dezelfde kant op en kan er efficiënt en effectief samengewerkt worden.

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

2. Stem de werkzaamheden goed op elkaar af Als je samen met een team of individuele sporter werkt, kan het niet anders dan dat de werkzaamheden van de een die van de ander beïnvloeden. Het is dus belangrijk om de werkzaamheden op elkaar af te stemmen. Hiervoor is het belangrijk om de werkzaamheden op een rijtje te zetten en goed vast te leggen wie wat doet en wie waar voor verantwoordelijk is. Een functiebeschrijving kan verduidelijken wat iemand moet doen en wat aan anderen toebehoort.

Manager

De belangrijkste managementfunctie in de vereniging op het gebied van technische zaken is die van Technisch Directeur, Technisch Manager of Technisch Coördinator. Deze functie, die we in dit artikel ‘Manager’ noemen, valt binnen het technisch kader. Als voorzitter van de technische commissie is de Manager verantwoordelijk voor het initiëren, ontwikkelen en implementeren van het hockeytechnisch beleid, evenals voor de uitvoering hiervan. Hij legt rechtstreeks verantwoording af aan het bestuur. Hierdoor zit de Manager midden in het krachtencentrum van de club. Naar het bestuur toe is hij bezig met het ondersteunen of ontwikkelen van beleid. Naar de leden toe is hij bezig het beleid vorm te geven.

De vereniging heeft gezien de eerder genoemde ontwikkelingen behoefte aan iemand die – samen met de huidige professionals en vrijwilligers – invulling en uitvoering geeft aan de hockeytechnische beleidsontwikkeling. Iemand die zich binnen zowel de jeugd- als seniorenafdeling gemakkelijk kan bewegen en de verbinding tussen beide afdelingen weet te leggen. Kortom, de vereniging heeft behoefte aan een centrale persoon tussen professionals en vrijwilligers. Een rol die de Manager prima kan vervullen.

Een belangrijk onderdeel van het technisch beleid is het leggen en onderhouden van contacten met andere verenigingen en organisaties. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn het leren van andere verenigingen, een doorstroom van talent naar district en landelijk niveau, stages van jeugdige trainers bij grote clubs, samenwerking met opleidingsinstituten en het bespreken van (club)wensen en ideeën met de KNHB. Bron: De rol van de Technisch Manager ontleed (knhb.nl)

3. Maak duidelijke afspraken Goede afspraken maken is belangrijk bij samenwerken. Een afspraak is een ‘overeenkomst tussen mensen’. Dat klinkt misschien nogal zwaar, maar zeker als je in een team werkt, moet je hiervan uitgaan en ernaar handelen. Om teamleden goed te laten samenwerken, is het raadzaam om in een van de eerste vergaderingen heldere teamafspraken te maken.

51


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Enkele voorbeelden van teamafspraken zijn: • Iedereen is verantwoordelijk voor het resultaat. • We zorgen er gezamenlijk voor dat iedereen ruimte krijgt voor inbreng. • We respecteren elkaars mening. • We geven elkaar open feedback. • We houden ons aan gemaakte afspraken. • De procedure van besluitvorming wordt vooraf vastgesteld. • De trainer-coach/instructeur heeft de rol van voorzitter. • Er wordt bij toerbeurt genotuleerd. • De notulen worden binnen vier dagen verspreid. • Tijdens de vergaderingen zijn de mobieltjes uit. Lees de verdiepingsstof 'Niveaus van samenwerken'.

4. Deel informatie Voor een goede samenwerking is het belangrijk dat elk lid van het begeleidingsteam over de juiste informatie kan beschikken. Tegenwoordig zijn er prima digitale hulpmiddelen om dit efficiënt te kunnen doen. Zo is SharePoint een platform van Microsoft dat dient als een raamwerk voor het opzetten van een website voor informatie-uitwisseling en online samenwerking binnen een groep of organisatie. Een andere mogelijkheid is het werken met OneDrive. Met OneDrive kun je bestanden opslaan in de cloud, om ze dan op verschillende apparaten te kunnen gebruiken. Naast opslaan is delen en bewerken ook mogelijk met OneDrive. Samen met anderen aan een document werken, kan dus ook. Tot slot kun je ook met Microsoft Teams gemakkelijk bestanden delen. 5. Creëer een prettige sfeer Een prettige sfeer leidt tot betere prestatie en ook tot betere teamprestaties. In een prettige sfeer hebben teamleden meer voor elkaar over. Daar horen goede omgangsvormen bij, die onder andere uitgaan van openheid, respect, waardering en invoelend vermogen. Goed samenwerken is een kwestie van geven en nemen. Een prettige sfeer en goede omgangsvormen vergroten ook de bereidheid en de motivatie om samen te werken.

6. Benut de sterke kanten van een team Iedereen heeft sterke en minder sterke kanten. Het is belangrijk om alle sterke kanten, talenten van de teamleden te benutten. Dat doe je ook bij het maken van een opstelling voor bijvoorbeeld een handbalteam. In een begeleidingsteam moeten de leden juist over verschillende kwaliteiten beschikken.

C

7. Geef elkaar feedback Deze voorwaarde sluit nauw aan bij de vorige. In een prettige sfeer mag je fouten maken en het leidt tot betere resultaten als deze bespreekbaar gemaakt worden. Dit heeft te maken met het geven van feedback. Als dit op de juiste manier gebeurt, kan de ander er wat mee. Het gaat zeker niet alleen om min of meer negatieve feedback. Het is juist ook heel belangrijk dat je iemand vertelt dat hij iets juist heel goed heeft gedaan. In het verlengde hiervan ligt het stellen van vragen aan elkaar. Een ander heeft soms een andere kijk op dingen dan jij, dat betekent niet dat die kijk niet goed is. Stel vragen in plaats van te oordelen.

52


Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

8. Vier successen Het is belangrijk om stil te staan bij successen of vorderingen die je als team maakt. Dit werkt weer bevorderlijk voor de sfeer in de groep en het laat zien dat je weer iets dichter bij het gezamenlijk doel bent gekomen.

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Opdracht 7 Voorwaarden voor goede samenwerking

a. Noteer een aantal belangrijke voorwaarden voor een goede samenwerking met met name het begeleidingsteam. b. Beschrijf aan welke voorwaarden al dan niet voldaan is bij het (begeleidings)team waar jij bij betrokken bent

Opdracht 8 Goede samenwerking

Bekijk het filmpje 'Goede samenwerking TopSupport en RKSV Nuenen'.

Bekijk het filmpje en geef je mening over deze vorm van samenwerking.

2.5 Communicatieve vaardigheden

Vaardigheden van de trainer-coach/instructeur De vaardigheden waarover de trainer-coach/instructeur moet beschikken staan beschreven in het kwalificatiedosssier Sport en Bewegen 2023. Daar worden twee communicatieve vaardigheden genoemd, namelijk: • kan feedbackvaardigheden toepassen • kan conflictbeheersingsmethoden toepassen. Aan beide vaardigheden wordt in deze paragraaf aandacht besteed.

Feedback Er kan van alles misgaan in de communicatie. De goedbedoelde boodschap komt niet altijd duidelijk over. Daarom is het belangrijk dat de ontvanger informatie geeft over hoe de boodschap is overgekomen. Dit noem je feedback. Feedback betekent letterlijk ‘terugkoppeling’. Vormen van feedback Met feedback wordt ongeveer hetzelfde bedoeld als met commentaar of kritiek. Het woord kritiek moet je dan zowel in positieve als in negatieve zin opvatten. Je kunt feedback geven én ontvangen. Je kunt commentaar geven op de boodschap van de ander óf commentaar ontvangen op je eigen boodschap. Feedback kun je op verschillende manieren geven. Je kunt het heel bewust doen, maar ook onbewust. Je kunt het verbaal, maar ook non-verbaal doen. Zo kun je vragen of iemand wil verduidelijken wat hij tegen je vertelde óf je kunt verbaasd kijken om aan te geven dat je de boodschap niet helemaal begrepen hebt. De student die tijdens de les in slaap valt, geeft onbewust, non-verbaal, feedback op de informatie van de docent. Als trainer-coach/instructeur geef je regelmatig feedback de sporters en mogelijk ook aan leden van het begeleidingsteam. Waarschijnlijk geven ze ook jou regelmatig feedback. Daarom is het belangrijk om goed te feedback te kunnen geven en te kunnen ontvangen.

53


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S https://www.shutterstock.com/image-photo/female-sport-coach-clipboard-discussing-tactics-2256140457

Feedback geven.

Feedback op inhouds- en betrekkingsniveau Feedback geven op de letterlijke inhoud van de boodschap is meestal niet zo moeilijk. Het is heel gebruikelijk dat mensen die communiceren elkaar feedback geven over de inhoud. Dit kan door er vragen over te stellen of opmerkingen over te maken.

Feedback op inhoudsniveau geeft meestal weinig problemen. Er wordt namelijk alleen om verduidelijking gevraagd. De zender zal meestal bereid zijn het nog een keer uit te leggen. Zelfs een meningsverschil tussen zender en ontvanger hoeft niet storend te zijn. Meningsverschillen worden meestal pas problematisch als er iets schort aan de relatie of de betrekking tussen de personen. Feedback op betrekkingsniveau ligt veel gevoeliger. Het gaat dan niet om de feitelijke inhoud, maar om de manier waarop de boodschap overgebracht wordt.

Bekijk het filmpje 'Foppe de Haan over het belang van Feedback | SportsSpeakers'

C

Regels voor feedback Je hoopt dat feedback invloed heeft op het functioneren. Dit effect bereik je alleen als er aan bepaalde voorwaarden én regels voor het geven van feedback is voldaan.

De belangrijkste voorwaarden zijn: 1. Er moet een sfeer van vertrouwen en veiligheid zijn tussen degene die feedback krijgt en degene die feedback geeft.

54


Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

2.

Beiden moeten het gevoel hebben dat feedback een belangrijk hulpmiddel is om de communicatie te verbeteren en beiden moeten de bereidheid hebben om van elkaar te leren.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Niet alleen de persoon die feedback geeft, moet zich aan bepaalde regels houden. Er gelden ook regels voor degene die de feedback ontvangt. Feedback is pas effectief als beide gesprekspartners zich aan die regels houden. Bekijk het filmpje 'De 4 regels van Feedback'.

C

De regels voor het geven feedback 1. Gebruik de ik-vorm (start met een ik-boodschap). Jij geeft commentaar op hoe de boodschap of het gedrag op jou is overgekomen. Het gaat om jouw mening. Gebruik daarom de ik-vorm. Begin niet met: ‘We vinden je allemaal zo brutaal.’ Of met: ‘Jij komt zo brutaal over.’ Beter is: ‘Ik vind het vervelend als je me een zeikerd noemt en het komt niet respectvol op mij over.’ 2. Beschrijf concreet gedrag. Probeer zo concreet mogelijk te zijn. Maak gebruik van recente en concrete voorbeelden en probeer deze kort en duidelijk te beschrijven. Geef geen oordeel of interpretatie, maar een concrete beschrijving van de feiten. Dus niet: ‘Jij bent altijd zo lang van stof en zo saai, dat ik je hele uitleg niet kan volgen.’ Maar: ‘Ik vond je uitleg over de spelregels te lang duren. Ik miste een paar voorbeelden en begreep aan het eind niet wat nu precies de bedoeling was.’ 3. Doe het op het juiste moment. Feedback is effectiever naarmate de tijd tussen de betreffende gebeurtenis en de informatie erover korter is. Je moet hierbij wel rekening houden met de omstandigheden. Soms is het beter iets langer te wachten en bijvoorbeeld na een wedstrijd of training pas feedback te geven. Waarschijnlijk is er dan iets meer rust en kun je er even de tijd voor nemen. De kans dat de feedback op die manier goed overkomt bij de ander, is groter.

55


Geef bruikbare feedback. Geef feedback waar de ander iets mee kan. Je kunt wel vertellen dat iemand heel dominant is en dat hij dat eens moet veranderen, maar waarschijnlijk kan de desbetreffende persoon hier weinig mee. Probeer je feedback specifiek te maken en eindig met een tip waar de ander iets mee kan. Bijvoorbeeld: ‘Ik vind dat je in de vergadering over de nieuwe trainer slecht luisterde naar de mening van Steven en Patrick. Naar mijn mening liet je hen niet uitpraten en je kwam tot drie keer toe terug op je eigen mening. Probeer de volgende keer iedereen uit te laten praten en laat merken dat je hen begrepen hebt.’ Bruikbaar heeft ook te maken met de hoeveelheid feedback. Vind je dat je gesprekspartner heel veel fout doet, pik er dan een of twee punten uit die je het belangrijkst vindt. Voor een orkaan aan commentaar sluit vrijwel iedereen de oren. Beschrijf je gevoel, beschrijf het effect op jou. Probeer het gevoel te verwoorden dat je hebt bij de boodschap of het gedrag van de zender: ‘Ik word heel erg zenuwachtig, als je me op die manier aanwijzingen geeft.’ Vraag of het klopt. Vraag aan het einde van je feedback naar een reactie van de ander. ‘Klopt het wat ik heb waargenomen tijdens de wedstrijd bij Steven en Patrick, of heb ik me vergist?’ De feedback moet zo gebracht worden dat de ander de ruimte krijgt om erop te reageren.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

4.

5.

6.

Leer je sporters om feedback te geven en te ontvangen

Los van het gegeven of de feedback positief of negatief is, het geven en ontvangen van feedback is niet iets dat iedereen van nature goed kan. Op internet zijn allerlei lijstjes te vinden met aandachtspunten die belangrijk zijn met betrekking tot het geven en ontvangen van feedback, ik beperk me hier tot drie van die aspecten. • Het moet gaan over waarneembaar gedrag, niet om de beoordeling of interpretatie ervan. Goede feedback geeft dus een feitelijke beschrijving van de handeling of situatie, bij voorkeur dingen die zichtbaar of hoorbaar zijn. • Formuleer je observatie in de ik-vorm. • Geef de ander de mogelijkheid om te reageren. Een voorbeeld. Een trainer kan denken dat een bepaalde jeugdsporter verlegen is, wanneer oogcontact vermeden wordt. Maar dat is een interpretatie van de situatie. De feedback naar de sporter zou dan kunnen zijn: “Ik zie dat je iedere keer wegkijkt als ik oogcontact met je probeer te maken.” De reactie van de sporter zal je dan meer informatie geven over de manier waarop je dat gedrag kan interpreteren.

C

Als trainer kun je er ook baat bij hebben als je sporters dit onderling goed kunnen. Immers, als je als trainer je sporters zo wilt opleiden dat ze zo onafhankelijk mogelijk van jou kunnen functioneren tijdens een wedstrijd, dan zullen jouw sporters elkaar feedback moeten kunnen en durven geven. Bron: Leer je sporters om feedback te geven en te ontvangen | NLcoach

56


Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Bekijk het filmpje 'Feedback geven in sport deel 1'.

https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/coach-explaining-game-plan-basketball-players-643115404

Feedback van de coach

C

Regels voor het ontvangen van feedback 1. Zorg voor een actieve luisterhouding. Het is belangrijk de ander te laten merken dat je echt openstaat voor wat hij of zij jou te vertellen heeft.

57


Stel je lerend op. De meest gemaakte fout is direct in de verdediging gaan en de feedbackgever niet eens uit laten praten. Veel mensen hebben last van het ‘ja, maar’-syndroom. Het is belangrijk niet direct in de verdediging te gaan en met tegenargumenten te komen. Probeer je open te stellen voor de feedback en vraag je af wat je ervan kunt leren. Neem de informatie serieus. Vraag als dat nodig is om verduidelijking. Als je iets niet helemaal begrijpt, vraag dan om verduidelijking. Vraag om een voorbeeld, zodat het voor jezelf zo helder mogelijk wordt en je er echt iets mee kunt. Bovendien geeft een vraag ter verduidelijking de ander het gevoel dat je hem of haar serieus neemt.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

2.

3.

Motiverende feedback: hoe jij als trainer/coach je spelers efficiënt kunt motiveren Bovenstaande samengevat in vier gouden regels voor een trainer/coach:

1. Mijn feedback is een aanvulling op wat de speler zelf kan ervaren in het spel of de training. 2. Mijn feedback is gericht op de inzet van een speler in plaats van op het talent of het resultaat.3. Mijn feedback is plezierig om te ontvangen (op het juiste moment, met de juiste toon). 4. Mijn feedback gaat gepaard met keuzes, tips of een vraag aan de speler.

Dus ongeveer zo: ‘Kom op Jens, probeer sneller de bal goed te leggen na het stoppen. In één beweging door, of door al te kijken naar je afspeelmogelijkheden voordat je hem stopt.’

Of: ‘Wat deden we goed, mannen? Juist! Toen we met 1-0 achter stonden, zijn we elkaar blijven coachen, bleven we duels winnen en zijn we blijven vasthouden aan de afspraken bij het uitverdedigen. Dat is waar wij hard voor getraind hebben.’

Bron: Motiverende feedback: hoe jij als trainer/coach je spelers efficiënt kunt motiveren (knhb.nl)

C

Het effect van feedback Het geregeld en op de juiste manier geven en ontvangen van feedback heeft een positieve werking. De belangrijkste positieve effecten van feedback zijn: • Het ondersteunt en bevordert positief gedrag, omdat dit gedrag bevestigd wordt. Bijvoorbeeld: ‘Door jouw heldere analyse van de wedstrijd heb je ons geholpen naar het kampioenschap.’ • Het corrigeert het gedrag dat de betreffende persoon en de groep niet verder helpt of zelfs belemmert. Bijvoorbeeld: ‘Ik zou er meer aan gehad hebben, als je jouw mening met ons gedeeld had en niet voor jezelf had gehouden.’ • Het verduidelijkt de relaties tussen personen en helpt om de ander beter te begrijpen. Bijvoorbeeld: ‘Frits, ik dacht dat we niet konden samenspelen, maar nu zie ik dat we elkaar goed aanvoelen.’ Het positieve effect van feedback is ook duidelijk te maken aan de hand van het zogenaamde ‘Johari-venster’. Dit model, genoemd naar de twee schrijvers Joseph Luft en Harry Ingham, maakt duidelijk wat het effect is van feedbackprocessen binnen een groep.

58


C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

Johari-venster.

De vrije of open ruimte is het gebied dat bekend is bij jezelf en bij de anderen. In dat gebied kun jij je lekker vrij bewegen. Het privégedeelte is het deel van je gedrag dat tot nu toe voor anderen onzichtbaar is gebleven en waarvan je zelf weet dat je dat gedrag kunt vertonen. Dit wordt ook wel het verborgen gebied genoemd. Zo weet je van jezelf dat je egoïstisch kunt zijn, maar daar heb je tot nu toe nog niets van laten zien. De blinde vlek is het gedrag dat voor anderen zichtbaar en herkenbaar is, maar waarvan jij je niet bewust bent. Zo kunnen anderen weten dat je slecht tegen je verlies kunt, terwijl jij dat zelf niet beseft. Vak D is het onbekende deel. Dit gedeelte van je gedrag is onbekend voor jezelf en voor anderen. Het effect van het geven en ontvangen van feedback is dat de vakken B en C kleiner worden en vak A groter. Het gebied waarin je kunt zijn wie je bent, de vrije ruimte, wordt dus groter. Bekijk het filmpje 'Johari-venster'. Conflicthantering

Wat is een conflict? Een goede definitie van een conflict is lastig te geven. Als je het over een conflict hebt, bedoel je meestal dat er sprake is van tegenstellingen, van tegenstrijdige belangen of meningen tussen twee groepen of individuen. Maar is elke tegenstelling een conflict? Spreek je bij twee kleuters die ruzie hebben van een conflict? Als je beste vriend er met je vriendin vandoor gaat, is er dan sprake van een conflict? En spreek je van een conflict als de trainer je passeert en op de bank zet?

Een eenduidige formulering is moeilijk, maar een conflict heeft wel een aantal veelvoorkomende kenmerken: • Er is sprake van een belangenbotsing. • Het leidt tot heftige emoties.

59


• • • •

Er is sprake van een aanleiding of een bepaalde oorzaak. Het heeft een procesmatig karakter. Het beïnvloedt de relatie. Er is sprake van een communicatiestoring.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Bij een conflict is vaak sprake van een belangenbotsing tussen individuen of groepen. Conflicten kunnen gepaard gaan met heftige emoties. Een conflict heeft een bepaalde oorzaak of aanleiding. In sommige gevallen is het zo’n slepende kwestie geworden, dat men de oorspronkelijke aanleiding uit het oog is verloren. Vrijwel elk conflict kent een bepaald proces. Het heeft een begin of een bepaalde voorgeschiedenis. Soms begint het als iets redelijk onbelangrijks, maar wordt het van kwaad tot erger. Gelukkig kennen de meeste conflicten ook een einde in de vorm van een oplossing. Conflicten hebben meestal invloed op de relatie tussen de partijen. Dit effect kan blijvend of tijdelijk zijn. Een conflict heeft alles te maken met hoe mensen met elkaar communiceren. Vaak is een storing in de communicatie de oorzaak.

Een conflict heeft niet alleen negatieve kanten. Soms is het goed om het tot een conflict te laten komen. Het wordt dan duidelijk waar de grenzen liggen bij individuen of groepen. Het is een duidelijk signaal van ‘zover kun je met mij gaan, maar zeker niet verder.’

Bovendien kan een conflict ervoor zorgen dat de standpunten en/of emoties van de betrokkenen helder worden. Daardoor kan een conflict het positieve gevolg hebben dat de partijen weer precies weten wat ze aan elkaar hebben. In het thema over groepsdynamica komt naar voren dat een groep een conflict nodig heeft om tot echte samenwerking te komen. Conflicthanteringsstijlen

Hoe ga ik het conflict aan?

Je bent op vakantie in Nederland en in een supermarkt krijg je tien euro te weinig terug van de caissière. Je vertelt beleefd dat ze zich vergist en dat je een biljet gaf van twintig euro en niet van tien euro. De caissière ontkent dit, terwijl je duidelijk het biljet van twintig euro nog ziet liggen. Je wordt boos en komt op voor je belang. Je wijst haar op het biljet en waarschuwt haar dat je de chef erbij haalt als ze niet onmiddellijk het bedrag terugbetaalt. Na enige aarzeling geeft ze je de tien euro die je nog tegoed had.

C

Terug op de camping ligt je vriendin lekker in de zon. Ze draagt een foeilelijk badpak. Je maakt haar duidelijk dat je het badpak helemaal niets vindt en vraagt haar of ze niet iets anders kan aantrekken. Je vriendin wordt boos en roept dat ze zelf bepaalt wat ze aantrekt. Je besluit het niet op de spits te drijven en zegt haar dat het eigenlijk ook wel meevalt.

60


Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Zorg voor de relatie en voor het resultaat Uit dit voorbeeld blijkt dat iemand die in een conflictsituatie verzeild raakt, op verschillende manieren kan reageren. Als je goed kijkt naar hoe mensen reageren tijdens een conflict, zie je dat twee factoren een belangrijke rol spelen: • aandacht voor het standpunt van de ander: zorg voor de relatie • aandacht voor zijn eigen standpunt: zorg voor het resultaat.

De zorg voor de relatie heeft te maken met het belang dat je hecht aan de relatie, aan het contact met degene met wie je een conflict hebt. In het voorbeeld is de relatie in de eerste situatie niet zo belangrijk. Het is niet echt prettig als de caissière je een vervelende vent vindt, maar een ramp is het ook niet. In het conflict met je vriendin, wil je waarschijnlijk de relatie niet op het spel zetten vanwege dat badpak en probeer je de relatie goed te houden. Dit is een van de redenen waarom je in de twee conflicten anders reageerde. De andere reden heeft te maken met hoe belangrijk je de zaak vindt waarover het gaat. Je zou je in beide gevallen kunnen afvragen hoe belangrijk het resultaat is. Afhankelijk van de financiële situatie kan de tien euro belangrijk voor je zijn. Waarschijnlijk vind je het resultaat ook belangrijk om een principiële reden. Je wenst gewoon niet ‘afgezet’ te worden. In het tweede conflict is het lelijke badpak niet zo belangrijk om daar nu eens flink ruzie over te gaan maken. Conflictrooster Door een combinatie van de twee factoren ontstaan er vijf manieren waarop je met een conflict kunt omgaan. Deze manieren worden ook wel conflicthanteringsstijlen genoemd. Conflicthanteringsstijlen: • ontlopen • toegeven • doordrukken • probleemoplossend handelen • de gulden middenweg.

C

Het is niet zo dat een van deze vijf stijlen de beste is. Wat de beste stijl is, is afhankelijk van de situatie. Tijdens een conflict zou je je moeten afvragen wat het belang is van de relatie en wat het belang is van de zaak of het resultaat. Op grond hiervan kies je dan de juiste stijl. Hoe je dit doet, laten we zien door de vijf stijlen te bespreken.

61


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.

Het conflictrooster.

Ontlopen of vermijden Iemand die de stijl ‘ontlopen’ gebruikt, gaat het conflict niet aan. Hij ontloopt of vermijdt het conflict. Er is weinig zorg voor de ander. Dit kan terecht zijn, zoals in het voorbeeld van de caissière, maar kan ook voortkomen uit angst of onzekerheid. Je durft de confrontatie met de ander niet aan of bent bang om afgewezen te worden.

Bij de stijl ‘ontlopen’ is er ook geen of weinig zorg voor het resultaat. Je komt niet op voor je eigen belang. Dit kan bewust zijn, omdat de zaak het niet waard is om je druk over te maken. Het is echter ook mogelijk dat je niet assertief genoeg bent om voor je eigen belang op te komen. Je bent te verlegen om er iets van te zeggen en ontloopt het conflict.

C

Toegeven of toedekken Toedekken is een juiste strategie wanneer je de relatie belangrijk vindt, maar het onderwerp waarover het gaat niet. Denk aan het voorbeeld van het badpak. Het gaat je om het goed houden van de relatie. Het gebeurt echter ook dat mensen de stijl van toedekken gebruiken, terwijl het onderwerp eigenlijk best belangrijk is. Het eigen belang wordt dan aan de kant geschoven om de relatie goed te houden. Dit zie je bij mensen met weinig zelfvertrouwen, die bang zijn om door anderen onaardig gevonden te worden. Ook kan het zijn dat iemand denkt dat de relatie geen meningsverschil kan verdragen. In een goede relatie kun je best een keer lekker ruziemaken over een lelijk badpak.

62


Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Doordrukken of forceren Doordrukken of forceren is een zeer assertieve manier van optreden, met weinig zorg voor de relatie met de ander. Het eigen belang is groot. Je wilt je doel bereiken, desnoods ten koste van de ander(en). Je ziet het conflict als een kwestie van winnen of verliezen. Je kunt op verschillende manieren forceren of doordrukken. Je kunt machtsmiddelen gebruiken, dreigen, schreeuwen, maar ook zielig gaan doen, huilen en op het gevoel van anderen inspelen.

Probleemoplossend handelen of confronteren Probleemoplossend handelen, ook wel confronteren genoemd, is een juiste stijl wanneer zowel de relatie als het resultaat belangrijk zijn. Je wilt het onderste uit de kan halen, zowel voor de relatie als voor het resultaat. Bij deze conflicthanteringsstijl neem je de tijd om de tegenstelling in het conflict zo goed mogelijk te onderzoeken. Je kiest daarom voor een open en directe communicatie. Bovendien kies je voor een oplossing waar beide partijen achter kunnen staan. Het geheel is een kwestie van geven en nemen. Je draait niet om de hete brij heen, maar confronteert de andere partij met de tegenstelling. Vandaar dat de stijl ook wel confronteren wordt genoemd. Sommige mensen vinden deze term wat negatief klinken. Zij spreken liever van probleemoplossend handelen. In sommige overzichten van de verschillende conflicthanteringsstijlen wordt deze strategie ook wel samenwerken genoemd.

Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.

Conflicthanteringsstijlen.

De gulden middenweg of compromis sluiten Zowel de relatie als het onderwerp is hierbij enigszins belangrijk. Door allebei snel water bij de wijn te doen, kom je tot een oplossing van het conflict. Je sluit een compromis dat voor beide partijen acceptabel is. Meestal gaat het niet om het vinden van de beste oplossing, maar om het vinden van de snelste oplossing.

63


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Voorkeurstijl Eigenlijk moet je in staat zijn om afhankelijk van de situatie alle vijf de stijlen te gebruiken. Maar dit is voor de meesten niet weggelegd. Meestal heb je een of twee voorkeurstijlen, die je ongeacht het conflict gebruikt. Het is belangrijk je bewust te zijn van je voorkeurstijl(en).

De vergadering

Je bent voorzitter van een vergadering. Je bent niet zo lekker op dreef. Je bent wat moe en afwezig. Op de agenda staan drie punten die besproken moeten worden. Over de punten twee en drie moet die middag een beslissing genomen worden. Over het eerste punt bestaan grote meningsverschillen tussen jou en je collega. Het punt is belangrijker voor hem dan voor jou. Wanneer het eerste punt een tijdje aan de orde is, begint je collega een emotioneel betoog. Welke strategie ga je volgen?

C

De juiste conflicthanteringsstijl kiezen Ondanks dat elke situatie anders is, is het mogelijk om een aantal algemene tips te geven om tot de juiste conflicthanteringsstijl te komen: • Kies voor ontlopen als: – het onderwerp onbelangrijk is en ook het contact geen belangrijke rol speelt – je toch geen kans ziet je doel te bereiken – je er bewust voor kiest om voor een tijdelijke afkoeling te zorgen. • Kies voor toegeven als: – je weet dat je eigenlijk ongelijk hebt – de relatie belangrijker is dan het onderwerp – je krediet bij de ander wilt opbouwen – het aangaan van het conflict de zaak verergert en niets oplost. • Kies voor doordrukken als: – een snelle beslissing vereist is – het om belangrijke onderwerpen gaat – je voldoende macht hebt om het op deze manier op te lossen – je jezelf wilt beschermen tegen misbruik. • Kies voor probleemoplossend handelen als: – beide partijen oog hebben voor het belang van de relatie – het onderwerp belangrijk genoeg is – er voldoende tijd en energie is om het conflict op deze manier op te lossen. • Kies voor de gulden middenweg als: – zowel de relatie als het onderwerp enigszins belangrijk zijn – de situatie om een snelle oplossing vraagt. Doe een van de conflictstijltesten.

64


Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

Opdracht 9 Regels voor het geven van feedback a. Noteer de belangrijkste regels voor het geven van feedback. Bekijk het filmpje 'Feedback geven in sport deel 1'.

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

b. Geef je mening over de bruikbaarheid van de filmpje voor jou als trainer-coach/instructeur.

Opdracht 10 Conflicthanteringsstijlen a. Noteer de vijf conflicthanteringsstijlen.

Doe een van de conflictstijltesten.

b. Bepaal wat jij voorkeursstijl is. Geef een reactie op het resultaat van de test.

Opdracht 11 Leerdoelen

a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Indien je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt bereiken. b. Vul de beoordeling in.

1.

Je kunt omschrijven wat er onder een begeleidingsteam verstaan wordt.

2.

Je kunt beschrijven wat beleid en wat sporttechnisch beleid is.

3.

Je kunt een (sporttechnisch)beleidsplan opstellen.

4.

Je kunt beschrijven wat er verstaan wordt onder goede samenwerking.

5.

Je kunt conflictbeheersingsmethoden toepassen.

6.

Je kunt feedbackvaardigheden toepassen.

2.6 Verdiepingsstof - DESTEP

DESTEP is een afkorting voor demografische, economische, sociaal-culturele, technologische, ecologische en politieke factoren. Het is een middel waarmee een beeld verkregen kan worden van de externe omgeving waarin een organisatie actief is. Inzicht in de externe omgeving van een organisatie is van belang om effectief gebruik te maken van de kansen en bedreigingen. De acties, programma’s en strategie kunnen op deze analyse afgestemd worden. D = demografische gegevens en ontwikkelingen (bevolkingsgroei of -krimp, vergrijzing, ontgroening, verkleuring, mate van urbanisatie)

65


E = economische gegevens en ontwikkelingen (groeiende of krimpende economie, werkgelegenheid, werkloosheid, koopkracht)

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

S = sociaalmaatschappelijke gegevens en ontwikkelingen (veranderingen in motieven deelname sport en bewegen, inzet van sport en bewegen als middel ter bevordering van de gezondheid T = technologische gegevens en ontwikkelingen (mogelijkheden Facebook, Twitter, toepassing van apps om sport- en beweeggedrag te stimuleren) E = ecologische gegevens en ontwikkelingen (klimaat, duurzaamheid, natuur)

P = politieke ontwikkelingen (wet- en regelgeving, aandacht van de politiek voor de sport, speerpunten van het lokale gezondheidsbeleid).

Bij de DESTEP probeer je voor alle factoren zowel de huidige als de toekomstige situatie te beschrijven. Het is niet altijd gemakkelijk om te achterhalen waar je het beste deze informatie vandaan kunt halen. Alles zelf onderzoeken, is meestal geen reële optie.

2.7 Verdiepingsstof - Beleidswijzer Sport en Bewegen

De Beleidswijzer Sport en Bewegen is geschreven als handreiking en inspiratiebron voor gemeentelijke beleidsambtenaren. Voor iedereen uit de sectoren sport, welzijn, gezondheid, onderwijs en ruimtelijke ordening die verantwoordelijk is voor het ontwikkelen en coördineren van het sport- en beweegbeleid. Aan de slag met de Beleidswijzer Sport en Bewegen Sport- en beweegbeleid schrijven, waar begin je? Het herzien van bestaand sport- en beweegbeleid, wat blijft overeind en wat niet? Hoe doen andere gemeenten dat? Ga je het wiel opnieuw uitvinden? Hoe creëer je draagvlak en betrek je partijen? De vernieuwde Beleidswijzer Sport en Bewegen is een handig hulpmiddel om beleidsadviseurs van gemeenten te helpen bij het beantwoorden van deze vragen. Laat je inspireren of ga direct aan de slag om nieuw sport- en beweegbeleid te formuleren of het huidige beleid te vernieuwen. Dat kan een zelfstandige nota zijn, maar ook een onderdeel van het gezondheidsbeleid of een Wmo-beleidsnota. Voor wie is deze Beleidswijzer?

C

We hebben deze Beleidswijzer geschreven voor gemeentelijke beleidsambtenaren uit de sectoren sport, welzijn, gezondheid, onderwijs en ruimtelijke ordening die verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen en coördineren van het sport- en beweegbeleid. Ook andere geïnteresseerden kunnen de Beleidswijzer gebruiken als inspiratiebron en handreiking.

66


Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Hoe werkt de Beleidswijzer Sport en Bewegen? De vernieuwde Beleidswijzer Sport en Bewegen is een praktisch hulpmiddel om sport- en beweegbeleid te formuleren of het huidige beleid te vernieuwen. Het is tot stand gekomen met medewerking van diverse gemeenten. Wat nieuw is, zijn onder andere de overwegingen om wel of geen zelfstandig sport- en beweegbeleid te schrijven. Het is niet altijd nodig om een aparte nota of visie op te stellen. Sport en bewegen kan ook integraal deel uitmaken van gezondheidsbeleid. Sport- en beweegbeleid hoeft bovendien geen dik pak papier te zijn. Het kan ook bestaan uit een schematische weergave van doelen en resultaten. De acht stappen van de Beleidswijzer Sport en Bewegen: 1. Aanleiding 2. Proces architectuur 3. Analyse 4. Visie, doelen en doelgroep 5. Beleidskeuzes en thema’s 6. Uitvoering 7. Monitoring en evaluatie 8. Verankering

Het stappenplan geeft inzicht in elementen van beleidsvorming, aangevuld met handige tips en praktijkvoorbeelden. Beleidsvorming is niet per definitie een tijdelijk proces. Elementen of stappen kunnen naast elkaar bestaan en elkaar beïnvloeden. Afhankelijk van de fase waarin jouw gemeente zich bevindt, kun je delen van het stappenplan volgen en uitwerken. Bron: Beleidswijzer - Kenniscentrum Sport en Bewegen

2.8 Verdiepingsstof - Niveaus van samenwerken In hoeverre bij jij een teamplayer?

Maakt in korte tijd aanpassingen in de strategie van het bedrijf, de afdeling, het project en dergelijke, als reactie op de behoeften in een gegeven situatie.

6.

Waardeert input en expertise van anderen, is bereid om te leren van medewerkers of collega’s, vraagt om ideeën en opinies voor beslissingen.

5.

Heeft het in positieve zin over teamleden, toont respect voor input van anderen, stelt het groepsbelang boven het eigen belang.

4.

Houdt mensen geïnformeerd over het groepsproces, deelt alle relevante informatie, werkt aan het eigen belang én aan het groepsbelang.

3.

Is bereid te participeren, ondersteunt groepsbeslissingen, is een normaal teamlid en doet zijn deel van het werk, zodat doelen bereikt worden.

2.

Heeft een onverschillige houding, participeert niet, werkt liever alleen, heeft voornamelijk oog voor het eigen belang.

1.

Werkt ontwrichtend en veroorzaakt soms problemen in het team, uit zich soms negatief over teamleden.

0.

Kan en wil totaal niet samenwerken.

C

7.

67


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

C 2.9 Begrippen

68


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

C

Thema 2 Functioneren in een begeleidingsteam

69


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

C

THEMA 3 VEILIG SPORTKLIMAAT Inhoud thema • Sociaal en fysiek veilig sportklimaat • Gedragscode trainer-coach/instructeur • Integriteit • Inclusief sporten • Verdiepingsstof • Begrippen


C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Iedereen moet zowel sociaal als fysiek veilig kunnen sporten. Dat is een belangrijk speerpunt van zowel het landelijk als het lokale sportbeleid. Ook alle bonden, met NOC*NSF voorop streven hiernaar. Helaas is het nog geen vanzelfsprekendheid. Veel sporters voelen zich gediscrimineerd of onveilig door uiteenlopende vormen van intimidatie. Ook is er sprake van een flink percentage blessures door sportbeoefening. De sport kan en moet veiliger. In dit thema komt aan de orde wat een veilig sportklimaat voor de trainer-coach/instructeur betekent. iedereen dient zijn of haar bijdrage te leveren. Voor de trainer-coach/instructeur betekent dit onder andere dat men zich houdt aan de gedragscode. Deze komt in paragraaf twee aan de orde en bovendien worden voorbeelden gegeven vanuit een aantal takken van sport. Een belangrijk aspect van de gedragscode is integriteit. In paragraaf drie wordt daar apart aandacht aan besteed. Hierbij komen verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag en discriminatie aan de orde. Tot slot wordt ingegaan op een ander speerpunt van het sportbeleid, namelijk inclusief sporten. Sport is iets voor iedereen, ongeacht seksuele geaardheid, culturele achtergrond of religieuze voorkeur. Relatie met werkproces Het thema ‘Veilig sportklimaat’ heeft vooral te maken met werkproces P5-K1-W3: Verzorgt trainingen of instructies en met werkproces P5-K1-W4: Coacht bij wedstrijden of activiteiten.

Leerdoelen • • • • • •

Je kunt omschrijven wat er verstaan wordt onder een veilig (pedagogisch) sportklimaat. Je kunt omschrijven wat een fysiek veilig sportklimaat betekent. Je kunt de gedragscode van de trainer-coach/instructeur beschrijven, onderbouwen en naleven. Je kunt het belang van integriteit binnen de sport beschrijven. Je kunt verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag en discriminatie binnen de sport signaleren en er adequaat mee omgaan. Je kunt een bijdrage leveren aan inclusief sporten

3.1 Casus

Opdracht 1 Casus

'Hij keek door m'n kleding heen'

Ongewenste opmerkingen, langdurig staren en zelfs achtervolgen. Het is iets waar voornamelijk vrouwen mee te maken krijgen in fitnesscentra. Sportscholen werken daarom nu aan een centraal meldpunt voor ongewenst gedrag.

71


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

"Op lokaal niveau zijn er vertrouwenspersonen, maar we brengen nu ook de mogelijkheden voor een centraal punt in kaart", zegt Ronald Wouters, directeur van NL Actief. Volgens Wouters zitten fitnessclubs in de "gelukkige positie" dat er nog geen grote misstanden naar voren zijn gekomen in de sector, zoals bijvoorbeeld wel het geval is bij de turnsport. "Maar we realiseren ons dat er een meldpunt moet zijn. Fitness is al ruim twintig jaar de meest beoefende sport onder Nederlanders van 12 jaar en ouder. En fitness wint nog steeds aan populariteit, blijkt uit de leefstijlmonitor van het CBS.

Ondanks die populariteit ervaren veel jongeren ongemak in de sportschool, zo delen ze in een online vragenlijst van NOS Stories. Van de 900 jongeren die aangeven naar de sportschool te gaan, zegt ruim de helft zich daar weleens ongemakkelijk te voelen. Zo'n 300 jongeren vertellen dat ze helemaal niet naar de sportschool gaan vanwege dat ongemak. De meest voorkomende klacht? Glurende mannen.

Jonge vrouwen ervaren overlast Yentl van Breugel (21) maakte een video over een vervelende ervaring in de sportschool en plaatste die op het platform. Ze vertelt over een man die haar aanstaart, haar van apparaat naar apparaat volgt en dicht langs haar loopt. "Ik ben het zat dat wij vrouwen hiermee moeten dealen op een dagelijkse basis", zegt ze geëmotioneerd. "Ik wil gewoon in rust m'n work-out doen, zonder dat smerige mannen me intimideren." Haar video is inmiddels 1,8 miljoen keer bekeken.

Ook Manon Hoogendoorn (22) plaatste een video op TikTok. "Op nog geen meter afstand keek een man me van top tot teen aan, echt door mijn kleding heen. Zo van, wat zit daaronder?", zegt ze tegen NOS Stories. Nadat Manon de man op zijn gedrag had aangesproken, bleef hij van een afstand naar haar staren. Ze brak haar training vroegtijdig af, omdat ze zich zo ongemakkelijk voelde. "Het voelt heel vies, heel naar." Bekijk het filmpje 'Billen kijken in de Gym. De waarheid over angst voor de sportschool'. Bron: Mike Megens en Danny Simons (NOS Stories)

C

Kennis a. Welke vormen van ongewenst gedrag kom jijzelf tegen binnen de sport? b. Wat is een centraal meldpunt voor ongewenst gedrag? c. Wat is de functie van een vertrouwenspersoon in de sport? Binnen de sport wordt dit ook wel een vertrouwenscontactpersoon vereniging (VCP) genoemd. d. Hoe denk jij dat je de problemen die bijvoorbeeld door Yentl en Manon beschreven worden het beste aangepakt kunnen worden? e. Denk je dat deze problemen specifiek zijn voor fitness? Wat maakt op dit punt fitness bijzonder?

72


Thema 3 Veilig sportklimaat

3.2 Sociaal en fysiek veilig sportklimaat

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Sociaal veilig sportklimaat Ondere andere vindt NOC*NSF dat iedereen een leven lang moet kunnen genieten van sport. Dat kan alleen in een veilig sportklimaat. Een veilig sportklimaat omvat een geheel van afspraken, richtlijnen en waarden die er samen voor zorgen dat leden van de sportclub zich binnen de club op hun gemak voelen en hun mentale en fysieke gezondheid gewaarborgd is. Een veilig sportklimaat heeft dus twee aspecten: sociaal en fysiek. Er wordt eerst aandacht besteedt aan een sociaal veilig sportklimaat.

Wat is een sociaal veilig sportklimaat? Als je hiervan een omschrijving tegenkomt, gaat het vooral om wat er niet moet zijn: Er moet geen sprake zijn van discriminatie, (seksuele) intimidatie en misbruik, matchfixing, (aanzet tot) dopinggebruik, pesten en machtsmisbruik. In feite gaat het om een sportvereniging waarin de sporter zich op zijn of haar gemak voelt. Er is sprake van respect en waardering. Iemand mag zijn wie hij is, ongeacht welk achtergrond kenmerk dan ook. Als het om kinderen gaat wordt er gesproken over een pedagogisch sportklimaat. Daarin wordt het kind volop in de gelegenheid gebracht om zich te ontwikkelen, te ontplooien.

SC Cambuur

SC Cambuur staat voor goede omgangsvormen en een prettige werkomgeving. Respect voor elkaar, gelijkwaardigheid integriteit, eerlijkheid en veiligheid vormen hierbij centrale begrippen. Deze vormen de basis voor de gedragscode, die binnen onze organisatie wordt gehanteerd. De gedragscode bestaat uit twee delen: de omschrijving van seksueel grensoverschrijdend gedrag, agressie en discriminatie die het uitgangspunt zijn van het tucht- en sanctiebeleid dat door de organisatie wordt gevoerd en de regels die bijdragen aan een open, transparante en veilige omgeving voor volwassen, kinderen en vrijwilligers. Wanneer je bij ons komt voetballen of werken, als vrijwilliger, stagiair(e) of als betaalde kracht, verklaar je dat je de gedragscode kent en volgens de gedragscode zult handelen. Deze code beschermt ook de mensen die slachtoffer zijn geworden van ongewenst gedrag, agressie en/of die discriminatie ondervinden. Wanneer dit gebeurt bestaat de mogelijkheid tot het indienen van een melding of klacht. Bron: FileNewTemplate (cambuur.nl)

Een pedagogisch sportklimaat De laatste jaren is het accent verschoven van het terugdringen van ongewenst gedrag naar het creëren van een plezierig, ontwikkelingsgericht sportklimaat. Dit wordt ook wel een pedagogisch sportklimaat genoemd. Pedagogisch handelen is gericht op het ontwikkelen van het vermogen van jeugdigen om zelfstandig keuzes te leren maken. Binnen de sport betekent dit dat alle betrokkenen de jeugdigen ondersteuning geven in hun persoonlijke en sociale ontwikkeling, gericht op autonomie en zelfsturing. In een pedagogisch sportklimaat staat het kind of de jeugdige centraal. Een dergelijk klimaat kent vier belangrijke steunpilaren:

73


Ontwikkelingsgericht klimaat Centraal staat de ondersteuning van de persoonlijke en sociale ontwikkeling van jeugdigen. ‘Kind/jeugdige op de eerste plaats, sport op de tweede plaats’. Zo moet er een balans gevonden worden tussen ‘willen winnen’ aan de ene kant en persoonlijke ontwikkeling aan de andere kant. Dit is een belangrijke boodschap voor de sport- en bewegingsleider: eerst het kind/de jeugdige, dan de prestatie! Zorgzaam klimaat Deze pilaar heeft betrekking op de relatie tussen de trainer (opvoeder) en jeugdige. De trainer moet aansluiten bij de wensen en behoeften van jeugdigen. Communicatie en interactie staan centraal. Het gaat niet alleen om de trainer, maar om dat wat de hele club uitstraalt. Het gaat dus om welke omgangsvormen en gedragsregels gelden tijdens de training, bij de club. Voor de sportleider is het dus belangrijk om inzicht te hebben in de motieven van sportdeelname van de kinderen en jeugdigen en hierop aan te sluiten. Motiverend klimaat Hierbij gaat het vooral om plezier! Plezier is de belangrijkste reden om aan sport te blijven doen en niet vroegtijdig af te haken. Plezier ontstaat onder andere door succes, door te merken dat je dingen kunt, dat dingen lukken. Dit geeft ook weer motivatie om te blijven sporten. Sociale steun (aanmoediging, te horen krijgen dat je het best wel kunt) is hierbij ook belangrijk. Voor de sportleider is het dan ook belangrijk om deze steun te bieden: moedig kinderen aan en laat ze weten dat ze best wel wat kunnen, dat ze de moeite waard zijn. Sociaal veilig sportklimaat De sportclub moet ervoor zorgen dat er geen ongewenst gedrag binnen de vereniging voorkomt, bijvoorbeeld door preventie. Vanuit een veilig sportklimaat moeten gericht eisen aan jeugdtrainers gesteld worden, zoals een vog en/of deelname aan bijvoorbeeld een cursus positief coachen. Een dergelijk klimaat bevordert ook nog het leren: hersenen leren optimaler in de ‘positief-emotionele staat’. Op wat we precies verstaan onder positief coachen, gaan we later in dit thema in.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

1.

2.

3.

4.

Bekijk het filmpje 'Veilig sportklimaat'.

C

De rol van de trainer-coach/instructeur Of een er sprake is van een pedagogisch sportklimaat heeft niet zoveel te maken met om welke tak van sport het gaat of om welke bewegingsvormen aangeboden worden. Het is vooral de manier waarop de trainer-coach/instructeur de oefenstof aanbiedt. Daarom is het belangrijk dat je positief coacht. Dat betekent dat je de vier inzichten van de trainer hanteert. Het gaat hierbij om: • structureren • stimuleren • individuele aandacht geven • regie overdragen Bekijk het filmpje 'Vier inzichten trainerschap'.

74


Thema 3 Veilig sportklimaat

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Daarnaast is het belangrijk dat je invulling geeft aan de vier steunpilaren. Van een trainer-coach/instructeur op niveau 4 mag nog meer verwacht worden. Zo is het belangrijk dat je betrokken bent bij acties van de organisatie om daadwerkelijk vorm te geven aan een veilig sportklimaat. Zo kun je een bijdrage leveren aan: 1. Het analyseren van de veiligheid van de organisatie. 2. Het begeleiden van trainers/instructeurs of het opleiden van hen tot trainersbegeleider. 3. Het geven van scholing omtrent dit onderwerp.

Indien je naast het geven van lessen, trainingen ook nog bestuurlijke taken hebt, kun je een bijdrage leveren aan het invoeren van de zogenaamde ‘Toolkit High 5! Op naar een veilige sportcultuur’. In deze toolkit vind je informatie over preventief beleid; wat kun je doen om te zorgen voor een omgeving waarin sporters zich veilig en geborgen voelen en met plezier kunnen sporten.

High 5! Stappenplan sportclubs

Deze online tool is bedoeld voor sportbestuurders en vrijwilligers van sportverenigingen en helpt om op een eenvoudige manier inzicht te geven in wat een vereniging kan doen om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. Het stappenplan zit vol met praktische documenten voor beleid, gedragsregels en tips voor het positioneren van de vertrouwenscontactpersoon. Doorloop de 5 stappen en optimaliseer het sportklimaat binnen je vereniging.

C

Stap 1: Hoe maken we een vereniging veilig? Stap 2: Wat kan beter? (inclusief checklist grensoverschrijdend gedrag) Stap 3: Wie doet er mee? Stap 4: Wat spreken we af? Stap 5: Hoe houden we elkaar scherp? (inclusief checklist beleid en communicatie)

75


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S Graag rechten aanvragen. Bron: https://clubbase.sport.nl/nieuws/2019/05/stappenplan-voor-verenigingen-ter-voorkoming-van-grensoverschrijdend-gedrag

High 5! Op naar een veilige sportcultuur

Bron: Stappenplan sportclubs bij seksuele intimidatie en misbruik- Centrum Veilige Sport Nederland

Bekijk voor meer informatie en tools 'Website - KNHB'.

C

Fysiek veilig sportklimaat Op de website van de KNWU wordt de volgende omschrijving van een veilig sportklimaat gegeven: “‘Veiligheid’ is een ruim begrip, waarmee ook binnen de sport veel verschillende aspecten aan bod komen. Zo is niet alleen sociale veiligheid van belang, maar ook fysieke veiligheid. Het gaat hierbij om het voorkomen van blessures, het in acht nemen van de hygiëne en het juist optreden in bijzondere situaties. Je kunt hierbij denken aan een calamiteitenplan, een ontruimingsplan en ongevallenregistratie.”

76


Thema 3 Veilig sportklimaat

In dit kader moet je ook duidelijk maken hoe binnen de club de EHBO geregeld is en waar eventueel een AED hangt. Bij een fysiek veilig sportklimaat hoort ook het regelmatig controleren van materialen, de accommodatie, de verlichting en de betegeling bij de douches.

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Trainingskundige aspecten komen hier eveneens om de hoek kijken. Denk aan een juiste trainingsopbouw (voorkomen van overbelasting), een goede warming-up en cooling-down. Tot slot kunnen verenigingen sportspecifieke maatregelen nemen, zoals het verplicht dragen van een helm, scheenbeschermers, bodyprotector, beschermhoesjes en een gebitsbeschermer.

Stukje blote enkel kost ploegenachtervolgsters wereldtitel: 'Sokje kroop omhoog'

Tranen bij ploegenachtervolgsters na diskwalificatie: wereldtitel naar Canada. Glunderend zaten de Nederlandse vrouwen op het middenterrein van Thialf. Ze waren in de overtuiging de wereldtitel veroverd te hebben op de ploegenachtervolging. Die vreugde duurde echter niet langer dan enkele minuten. Toen werden Joy Beune, Irene Schouten en Marijke Groenewoud ingelicht over hun diskwalificatie. Bij Beune was een stukje van haar enkel zichtbaar en dat is niet toegestaan tijdens de race. "Ik heb ze gewoon in mijn schoen gedaan", was de verontwaardigde reactie van Beune, doelend op de beschermingshoesjes die om haar schaats zaten om haar enkels te beschermen.

Bron: Stukje blote enkel kost ploegenachtervolgsters wereldtitel: 'Sokje kroop omhoog' (nos.nl)

Blessurepreventie Blessurepreventie zou vanzelfsprekend moeten zijn. We hebben allemaal meer plezier in hockey als je weet dat de kans op blessures klein is. Ook in onze sport geldt ‘een goed begin is het halve werk’. Naast de fysieke voorbereiding is het voor spelers ook van belang dat ze deugdelijke hockeymaterialen, zoals goede schoenen, scheenbeschermers, mondbeschermer et cetera dragen. Je vindt de informatie in de downloads. De weersomstandigheden kunnen ook van invloed zijn, bijvoorbeeld hoe te handelen bij extreme warmte of kou. Bron: www.knhb.nl/kenniscentrum/verenigingsondersteuning/veilige-sportomgeving. Lees de verdiepingsstof ‘De fysieke veiligheid’.

Fysieke veiligheid en takken van sport De fysieke veiligheid speelt bij alle takken van sport een rol. Toch kun je constateren dat bij bepaalde sporten het wel een heel belangrijke rol speelt. Je kunt hierbij denken aan allerlei watersportactiviteiten, waaronder zwemmen en op de verschillende buitensportactiviteiten. Naast de algemene risicofactoren, spelen bij deze takken van sport ook verdrinking, vallen, oververhitting, onderkoeling, bevriezing en uitdroging (dehydratie) een rol.

77


Voor zwemmen is er een nationale raad zwemveiligheid (NL zwemveilig) en zijn er uitgebreide protocollen met betrekking tot de wet- en regelgeving bij het toezichthouden bij zwemmen. Meer informatie vind je op de website NL Zwemveilig - Nationale Raad Zwemveiligheid (nrz-nl.nl).

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Ook de buitensportbranche besteedt uiteraard veel aandacht aan de veiligheid.

VeBON en veiligheid

Veiligheid speelt een grote rol bij buitensportondernemingen wegens de kans op ongevallen bij de activiteiten die zij organiseren. VeBON (Vereniging van Buitensportondernemingen in Nederland) heeft in samenwerking met TÜV NORD daarom een norm opgesteld welke eisen specificeert met betrekking tot veiligheid bij het organiseren van buitensportactiviteiten, welke de veiligheid verhogen en de kans op ongevallen drastisch terugdringt. De eisen in de norm hebben betrekking op 4 te onderscheiden hoofdprocessen: • Managementproces (Beleid, vaststellen wettelijke eisen) • Verbeterproces (Beheersmaatregelen aan de hand van risicoinventarisatie) • Uitvoeren van activiteiten (voorbereiding, intake deelnemers, instructies, begeleiding en evaluatie) • Ondersteunende processen (Inkoop, onderhoud, uitbesteding, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden) Bron: VeBON certificaat: Aantoonbaar veilige buitensport (tuv.nl)

Tot slot speelt ook binnen de fitness de fysieke veiligheid een belangrijke rol. Op de website van NL Actief vind je hier meer informatie over.

Het NL Actief keurmerk

Alle bij NL Actief aangesloten centra worden gekeurd door stichting LERF, fysiek en/of op afstand. Hiermee borgen we gezamenlijk de kwaliteit in de fitnessbranche.

C

Veilig en verantwoord sporten Nederland kent steeds meer deelnemers aan ‘fitness’, inmiddels zo’n 3 miljoen. Redenen om aan fitness te doen zijn er in overvloed, bijvoorbeeld om af te vallen, ter voorkoming van blessures, om te revalideren, om sterker te worden, of gewoon voor het plezier. Wat het doel ook is: het is van het grootste belang om te sporten op een plek waar dit veilig en verantwoord kan. Alleen dan kunnen ieders doelen worden behaald. De branche is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het aanbod. Behouden en ontwikkelen van kwaliteit is dan ook kerntaak van NL Actief.

78


Thema 3 Veilig sportklimaat

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Om de consument te helpen een goede keuze te maken, hanteert de branche in Nederland een keurmerk: het NL Actief keurmerk. Om dit keurmerk te behalen heeft het fitnesscentrum voldaan aan strenge kwaliteitseisen die zijn getoetst door een onafhankelijk keuringsinstituut. Het keurmerk laat zien dat het fitnesscentrum de bedrijfsvoering goed op orde heeft, zodat de consument er vertrouwd kan sporten. Dit biedt het comfort dat sporten bij een NL Actief erkend fitnesscentrum verantwoord (keuring) en plezierig is en het laat tevens zien welk nabijgelegen centrum het best aansluit bij de persoonlijke behoefte (positionering). Bron: NL Actief Keurmerk - NL Actief

Opdracht 2 Hoe veilig is jouw sportorganisatie?

Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken. a. Bespreek met elkaar hoe sociaal veilig de sportorganisatie is waar jullie bij aangesloten zijn (of ooit aangesloten zijn geweest). b. Besteden deze sportorganisaties aandacht aan het creëren van een sociaal veilig sportklimaat?

Opdracht 3 High 5! Stappenplan sportclubs Doorloop zoveel mogelijk stappen en optimaliseer het sportklimaat binnen je vereniging/organisatie.

Stap 1: Hoe maken we een vereniging/organisatie veilig? Stap 2: Wat kan beter? (inclusief checklist grensoverschrijdend gedrag) Stap 3: Wie doet er mee? Stap 4: Wat spreken we af? Stap 5: Hoe houden we elkaar scherp? (inclusief checklist beleid en communicatie)

Opdracht 4 Fysieke veiligheid

Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken van studenten die in dezelfde branche, tak van sport actief zijn. Bestudeer de website van de tak van sport, branche en/of organisatie en bekijk wat voor maatregelen er op dit gebied genomen worden. Bespreek met elkaar hoe je de fysieke veiligheid nog verder kunt verbeteren.

3.3 Gedragscode trainer-coach/instructeur

Het voorkomen van allerlei vormen van grensoverschrijdend gedrag is een zaak van de sporter, de trainer-coach, de sportbestuurder, de vereniging, de sportbond en koepelorganisaties als NOC*NSF en NL Actief. Op alle niveaus zijn er maatregelen genomen om hieraan bij te dragen. Zo is er voor sportbestuurders een Code Goed Bestuur en voor sporters is er een gedragscode. Een

79


gedragscode is een beschrijving van het gewenste gedrag binnen een organisatie of een branche, zoals de sport. In een gedragscode leg je vast hoe je verwacht dat medewerkers omgaan met collega’s, klanten en eigendommen van de organisatie.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Lees de verdiepingsstof ‘Gedragscode sporters’. Bekijk het filmpje 'Gedragscode Sport: sporters'.

Voor de trainer-coach/instructeur is de gedragscode voor de trainers, coaches en begeleiders het belangrijkst. Bekijk op de website 'Gedragscodes'.

C

Ben jij je er als trainer-coach/instructeur van bewust dat je een belangrijke factor bent in de cultuur binnen de vereniging? Je hebt de verantwoordelijkheid om voor je sporters en je team een zo veilig mogelijke omgeving te creëren, waar iedereen zichzelf mag zijn, op zijn of haar eigen niveau. Geef daarom het goede voorbeeld en pas de volgende gedragsregels toe: Een trainer, coach, instructeur of begeleider: • zorgt voor een veilige omgeving Schep een omgeving en sfeer waarin sociale veiligheid gewaarborgd is en ook zo wordt ervaren. Houd je aan de veiligheidsnormen en -eisen. • kent en handelt naar de regels en richtlijnen Zorg dat je op de hoogte bent van de regels en richtlijnen en pas ze ook toe. Stel ook je sporters in staat om er meer over te weten te komen. Neem ze bijvoorbeeld mee naar voorlichtingsbijeenkomsten over doping, matchfixing of seksuele intimidatie. Meng je niet oneigenlijk in dopingcontroleprocedures of -onderzoeken. • is zorgvuldig en oprecht bij het vermelden van ervaring en functies Vermeld alle relevante feiten bij je aanstelling als trainer, coach of begeleider. Je kunt bovendien een verklaring omtrent gedrag (vog) overleggen. • is zich bewust van machtsongelijkheid en (soms ook) afhankelijkheid, en misbruikt zijn positie niet Gebruik je positie niet om op onredelijke of ongepaste wijze macht uit te oefenen. Onthoud je van elke vorm van (machts)misbruik, emotioneel misbruik, fysiek grensoverschrijdend gedrag, waaronder seksueel getinte opmerkingen, aanrakingen en/of seksueel misbruik. Geen enkele seksuele handeling, contact en/of relatie met minderjarigen is geoorloofd. Je hebt een meldplicht over seksuele intimidatie en misbruik. • respecteert het privéleven van de sporter Dring niet verder binnen in het privéleven van sporters dan noodzakelijk. Ga met respect om met de sporter en met de ruimtes waarin de sporters zich bevinden, zoals kleedkamers, douches of hotelkamers. • tast niemand in zijn waarde aan Onthoud je van discriminerende, kleinerende of intimiderende opmerkingen en gedrag. Maak geen onderscheid naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, seksuele gerichtheid, culturele achtergrond, leeftijd of andere kenmerken. Sluit niemand buiten en wees tolerant.

80


Thema 3 Veilig sportklimaat

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

is een voorbeeld voor anderen en onthoudt zich van gedragingen en uitlatingen waardoor de sport in diskrediet wordt gebracht Gedraag je hoffelijk en respectvol, onthoud je van grievende en/of beledigende opmerkingen. neemt geen gunsten, geschenken, diensten of vergoedingen aan om iets te doen of na te laten dat in strijd is met de integriteit van de sport Krijg je iets aangeboden om iets te doen of na te laten, meld dit dan aan het bestuur. ziet toe op naleving van regels en normen Zorg dat iedereen de reglementen, huisregels en gedragscode naleeft. is open en alert op waarschuwingssignalen Wees waakzaam en alert op signalen en aarzel niet om die door te geven aan het bestuur of de vertrouwens(contact)persoon en/of contact op te nemen met het Centrum Veilige Sport Nederland. is voorzichtig Stel nooit informatie beschikbaar die nog niet openbaar is gemaakt en kan worden gebruikt voor het plaatsen van weddenschappen. Wed niet op de sport waar jij bij betrokken bent. Drink tijdens het coachen geen alcohol en spreek met jeugdteams af dat er geen alcohol wordt gedronken.

• •

Bekijk het filmpje 'Gedragscode Sport: trainers, coaches en begeleiders'.

Gedragscode en sportorganisaties Verschillende sportorganisaties en/of takken van sport hebben naast de algemene gedragscode ook nog een eigen code. Dat geldt bijvoorbeeld voor de zwembaden die 'De Gedragscode Zwembranche' ontwikkeld hebben. Daarin staan richtlijnen voor de omgang tussen zwembadmedewerkers, bezoekers en zwemleerlingen. Binnen het zwemmen is het van extra belang om de grens tussen geoorloofd en ongewenst gedrag te beschrijven. Deelnemers zijn schaars gekleed en lichamelijk contact is soms nodig. Denk hierbijaan instructie, correctie of hulp. Het doel van de code is om alle betrokken personen te beschermen en het publieke vertrouwen in de zwembranche te bevorderen. Voor meer informatie: De Gedragscode Zwembranche Sociale veiligheid zwembranche. Ook verschillende bonden, buitensportorganisaties en Fitnessbedrijven kennen een eigen gedragscode.

Gedragscode fitness- & wellnessclubs

Fitnessbegeleiders en Personal Trainers (op basis van de Code of Ethics van IDEA Health & Fitness Association). Als fitnessbegeleider en personal trainer zal ik me steeds laten leiden door het belang van de klanten rekening houdend met mijn opleiding en kennis. Ik zal mij blijven bijscholen en mijn ervaring optimaliseren om mijn klanten naar behoren te kunnen begeleiden. Ik zal me steeds positief en opbouwend gedragen. Ik zal bij al mijn professionele beslissingen en relaties steeds eerlijkheid, correctheid en integriteit vooropstellen.

81


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Bron: GEDRAGSCODE FITNESS- & WELLNESSCLUBS

Graag rechten aanvragen. Bron: https://mtbsportholten.nl/opleidingen/wegkapitein-worden/gedragscode-racefiets/

Gedragscode wielrenners

Verklaring omtrent gedrag (vog) Een aantal keer is al naar voren gekomen dat je als trainer-coach/instructeur in het bezit moet zijn van een verklaring omtrent gedrag, meestal afgekort met vog. Het in bezit zijn van een vog is ook opgenomen als een van de beroepsvereisten in de Kwalificatiestructuur Sport en Bewegen. Een vog is een verklaring van het Ministerie van Veiligheid en Justitie waaruit blijkt dat het gedrag van een persoon in het verleden geen bezwaar oplevert voor het gevraagde doel, zoals het verkrijgen van een nieuwe baan of het werken met minderjarigen bij een sportvereniging. Een vog staat ook wel bekend als een bewijs van goed gedrag.

C

Om mee te doen aan de Regeling Gratis VOG moet de vereniging aantonen dat zij gedragsregels heeft opgesteld en dat er een aannamebeleid is voor vrijwilligers. Bekijk het filmpje 'Regeling gratis VOG - Maak jouw vereniging veiliger'.

Opdracht 5 Gedragscode Bekijk het filmpje 'Gedragscode Sport: sporters'. a. Geef een omschrijving van wat er onder een gedragscode verstaan wordt.

82


Thema 3 Veilig sportklimaat

b. Welke regels uit de gedragscode vind jij het meest belangrijk? Motiveer je antwoord.

Opdracht 6 Gedragscode eigen organisatie

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Ga op zoek naar een eigen gedragscode van de organisatie waar jij bij betrokken bent. Mocht de organisatie zelf geen gedragscode hebben, dan kun je ook kijken op de website van de de bond of branche waartoe de organisatie behoort. Geef een korte samenvatting van deze gedragscode.

Opdracht 7 Jouw organisatie en vog

Ga na hoe jouw organisatie omgaat met de verklaring omtrent gedrag.

3.4 Integriteit

Wat is integriteit? Integriteit wordt hier als algemeen begrip gebruikt waarbij het gaat om het hanteren van duidelijke normen en waarden binnen de sport. Onder integriteit wordt verstaan het open, eerlijk en transparant uitvoeren van je sport. Dat betekent dus dat de sport- en bewegingsleider zich aan bepaalde gedragsregels houdt. Het geheel aan dergelijke regels wordt een gedragscode genoemd. Dit onderwerp komt in de volgende paragraaf aan de orde. Integer handelen betekent ook dat je een aantal zaken niet doet. Hierbij kun je denken aan vormen van grensoverschrijdend gedrag, zoals discriminatie, machtsmisbruik en seksuele intimidatie. Deze drie onderwerpen komen hier kort aan de orde. Voor meer informatie wordt verwezen naar het thema 'Veilig sportklimaat' uit 'Begeleiden van een les of training'.

Integriteit

"Wij (NOC*NSF) zijn er inmiddels van overtuigd dat de integriteit van de sport alleen geborgd is als we dat met elkaar op een professionele, integrale en (toekomst)bestendige manier vorm gaan geven en borgen" Anneke van Zanen - voorzitter NOC*NSF. Bron: Integriteit in de sport | Sport&Strategie (sportenstrategie.nl)

Discriminatie Discrimineren betekent letterlijk: onderscheid maken. Op zich is daar niets op tegen. Als de trainer Kai vaker opstelt, omdat hij duidelijk beter is dan Nordin, dan is dat geen discriminatie. Als deze spelers gelijkwaardig zijn en de trainer maakt op basis van culturele achtergrond zijn keuze, dan is er wel sprake van discriminatie.

Discriminatie is het ongelijk behandelen en achterstellen van mensen op basis van kenmerken die er niet toe doen. In de Nederlandse wet worden elf discriminatiegronden beschreven: leeftijd, seksuele gerichtheid, godsdienst en levensovertuiging, etniciteit, geslacht (gender), nationaliteit, handicap of chronische ziekte, politieke overtuiging, burgerlijke staat, soort contract en arbeidsduur.

83


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Manieren en vormen van discrimineren Discriminatie is een veelkoppig monster. Soms is discriminatie overduidelijk, zoals de oerwoudgeluiden op een voetbaltribune. Er bestaan echter ook minder opvallende vormen, waarbij iemand bijvoorbeeld buitengesloten wordt. Een voorbeeld hiervan is als een kind niet bij de club mag sporten, omdat zijn ouders geen vrijwilligerstaken uitvoeren bij de club.

Wat is discriminatie binnen de sport?

Discriminatie in de sport heeft vele gezichten. Denk aan discriminerende scheldpartijen op het sportveld, aan antisemitische en racistische spreekkoren vanaf de voetbaltribune of aan iemand die een lidmaatschap geweigerd wordt vanwege zijn afkomst. Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuele mensen of transgender personen lopen op het sportveld of in bijvoorbeeld de sportschool nog regelmatig tegen een gebrek aan acceptatie aan. Maar behalve dat discriminatie en sport op die manier met elkaar verbonden zijn, is er ook een andere kant: sport wordt ook gezien als een middel tegen sociale misstanden zoals discriminatie en uitsluiting. Bron: Factsheet-discriminatie-en-sport-februari-2021-1.pdf

Dat jongeren met een migratieachtergrond moeilijker een stageplaats kunnen vinden, is een voorbeeld van achterstelling en mogelijk zelfs van uitsluiting. Vormen van discriminatie zijn: • direct en indirect • bewust en onbewust • negatief en positief.

Bij directe discriminatie is het duidelijk dat iemand op een van de discriminatiegronden achtergesteld wordt. Een voorbeeld van directe discriminatie op grond van geslacht: u doet hetzelfde werk als een collega, maar u krijgt minder geld omdat u een vrouw bent. Indirect discriminatie is meer een verkapte vorm van discriminatie. Stel dat je voor een bepaalde functie correct Nederlands vereist, maar dat dit niet een duidelijke relatie heeft met de functie; dan sluit je bepaalde mensen uit. Bewuste discriminatie gebeurt opzettelijk. Bij onbewuste discriminatie worden bijvoorbeeld (scheld)woorden gebruikt, die voor de betreffende een duidelijk negatieve betekenis heeft, terwijl de zender zich daar niet zo bewust van is.

C

De voorbeelden die gegeven zijn, gaan over negatieve discriminatie. Iemand wordt achtergesteld of ongelijk behandeld. Positieve discriminatie is het opzettelijk bevoordelen van bepaalde bevolkingsgroepen, zoals vrouwen, mensen met een migratieachtergrond of mensen met een beperking, bij de toelating tot opleidingen of arbeidsplaatsen als er sprake is van gelijke geschiktheid. Het doel is meestal om het aandeel van deze bevolkingsgroepen te verhogen, waardoor de ongelijkheid wordt verminderd.

84


Thema 3 Veilig sportklimaat

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Discriminatie binnen de sport Ook binnen de sport komt discriminatie voor. Uit onderzoek (Mulier Instituut, 2021) blijkt dat 37% van de sporters met migratieachtergrond weleens te maken heeft met negatieve uitingen. Deze negatieve uitingen lopen uiteen van pestgedrag, onbegrip, uitschelden, uitsluiting tot fysiek geweld. 15% van de bestuurders van sportverenigingen geeft aan dat er binnen de vereniging weleens ‘grappen’ en opmerkingen worden gemaakt vanwege iemands huidskleur en/of herkomst. En 10% geeft aan dat dit wordt gedaan vanwege iemands religieuze achtergrond of overtuiging. Vier op de tien profvoetballers stellen dat discriminatie/racisme regelmatig voorkomt in het betaald voetbal. Daarnaast heeft een kwart van de spelers met een migratieachtergrond hier zelf mee te maken gehad. Een voorbeeld hiervan is Sifan Hassan.

Ingezonden brief

Er is veel ophef ontstaan over een ingezonden brief die in de maandageditie van Trouw is verschenen. Ene Wim Schotanus uit Zwolle schreef daar dat Sifan Hassan, de atlete die tijdens de Olympische Spelen de harten stal van het publiek, nu haar energie beter kan richten op haar uitspraak van de Nederlandse taal. Het wekt veel woede en verbazing onder twitteraars. Niet alleen de schrijver, maar ook de krant ligt onder vuur. ‘Welke ...krant plaatst dit?’ Bron: Twitter spuwt gal over brief over Sifan Hassan: ‘Sla 'm op zijn bek’ (metronieuws.nl)

C

Bekijk het filmpje 'Racisme en discriminatie in de sport: blijf je stil of praat je erover?'.

85


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Groepen die binnen de sport vooral gediscrimineerd worden zijn: • mensen met een migratieachtergrond • mensen met een andere seksuele geaardheid (lhbtiq+) • vrouwen • mensen met een beperking. Behalve mensen met een migratieachtergrond zijn ook mensen met een andere seksuele geaardheid vaak het slachtoffer van discriminatie. In sommige populaire sportprogramma’s wordt nog steeds hartelijk gelachen om mensen die vallen onder lhbtiq+ en ook tijdens sportwedstrijden zijn ze nogal eens mikpunt van scheldpartijen.

Platform voor LHBTIQ+ in de sport

Stichting Pride and Sports is het nationale platform voor LHBTIQ+ in de sport. Pride and Sports zet zich in voor een veilig sportklimaat voor alle sporters, ongeacht hun seksuele oriëntatie, genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken. Sport helpt bij onze persoonlijkheidsvorming en biedt een krachtig instrument voor verbinding in de maatschappij. Om te kunnen participeren in de samenleving en jezelf optimaal te kunnen ontwikkelen, is het van groot belang dat je overal en altijd jezelf kunt zijn. Door te werken aan een veilig en positief sportklimaat voor iedereen levert Pride and Sports hieraan een concrete bijdrage.

C

Graag rechten aanvragen. Bron: https://prideandsports.nl/

Pride and Sports

Bron: Pride and Sports | platform for lhbtiq+ in sport

Enkele gegevens over deze groep zijn:

86


Thema 3 Veilig sportklimaat

• •

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

90% van de verenigingssporters vindt het geen probleem als een medesporter aangeeft homoseksueel te zijn. Onder mannelijke teamsporters is dat 84%. Mannelijke teamsporters geven bijna twee keer zo vaak (18%) als andere sporters aan, dat in hun sportgroep regelmatig grappen of negatieve opmerkingen worden gemaakt over homoseksualiteit. 70% van de Nederlanders vindt dat scheidsrechters moeten ingrijpen als sporters ‘homo’ of ‘mietje’ als scheldwoord gebruiken in de sport. Onder mannelijke teamsporters onderschrijft minder dan 50% de noodzaak tot sanctionering. Bij 12% van de verenigingssporters was in het afgelopen jaar positieve aandacht voor de acceptatie van homoseksualiteit binnen hun sportvereniging. Onder mannelijke voetballers was dat 18%. Vooral voetbalverenigingen hebben expliciet beleid gericht op het tegengaan van discriminatie, inclusief discriminatie naar seksuele voorkeur. Dit geldt voor twee op de drie voetbalclubs tegenover een op de vijf overige verenigingen. Zo’n 66% van de bevolking vindt het bestaan van speciale lhbtiq+-sportverenigingen onzin. Meer dan 25% van alle verenigingssporters en een op de tien mannelijke teamsporters is voorstander van sekseneutrale toiletten en kleedruimtes in sportaccommodaties. Clubbestuurders oordelen positiever over homo-acceptatie in hun vereniging/sport dan sporters.

• • •

lhbtiq+

Waar staan de letters lhbtiq+ voor? l = lesbisch, h = homoseksueel, b = biseksueel, t = transgender, i = intersekse, q = queer en de + staat voor al die andere mogelijke manieren waarop mensen zichzelf, dus hun gender of seksualiteit, kunnen benoemen. Je kunt denken aan panseksueel (je voelt je aangetrokken tot allerlei mensen) of aseksueel (je voelt je niet of vrijwel tot niemand seksueel aangetrokken) of non-binair (je ziet jouw gender niet als man of vrouw, maar vindt dat het meer fluïde is). Mensen kunnen zichzelf op heel veel verschillende manieren zien, vandaar dat er zo veel verschillende termen zijn. Hoe iemand zich identificeert is ook geen vaststaand gegeven en kan in de loop van de tijd veranderen. Bron: https://centrumseksueelgeweld.nl/lhbtiq-voor-professionals/.

De discriminatie van vrouwen binnen de sport heeft vooral te maken met de functies die blijkbaar (niet) voor ze weggelegd zijn. Het aandeel vrouwen in landelijke besturen van sportbonden is slechts 18% en er werkt maar 11% als topcoach. Op clubniveau is het percentage vrouwelijke bestuurders (29%) en trainers (26%) hoger, maar vrouwen vervullen op de sportvereniging vaker een functie als secretaris of jeugdtrainer dan voorzitter of hoofdtrainer. De hoofdtrainer bij een vereniging is bijna altijd een man (86%).

87


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S Positie vrouw binnen de sport.

Ten slotte worden ook mensen met een beperking gediscrimineerd binnen de sport. Soms worden ze letterlijk uitgesloten of zijn ze slachtoffer van negatief gedrag, zoals schelden of pesten. Wat de uitsluiting betreft kan het ook op een indirecte manier plaatsvinden. Je bent wel welkom in je rolstoel, maar de accommodatie is niet rolstoeltoegankelijk.

Discriminatie als belemmering om te sporten Er zijn nogal wat redenen waarom mensen niet of minder deelnemen aan sport die te maken hebben met discriminatie: • Voor mensen met een lichamelijke beperking zijn gezondheidsaspecten of praktische belemmeringen vaak een reden om niet te sporten. • Het ontbreken van kennis over een gezonde leefstijl speelt een rol, bijvoorbeeld bij mensen met een lage sociaal-economische status. • Er worden randvoorwaardelijke belemmeringen ervaren, zoals minder geld te besteden en geen passend aanbod in de buurt. • Ouderen zijn opgegroeid in een tijd waarin sport in de vrije tijd minder gewoon was dan tegenwoordig. • Mensen voelen zich niet altijd thuis bij een sport- en beweegaanbieder (bijvoorbeeld vrouwen, lhbtiq’s of mensen met een migratieachtergrond). • Sport- en beweegaanbieders ervaren belemmeringen om passend aanbod te bieden, zoals een tekort aan deskundige trainer-coaches en begeleiders die goed kunnen sturen op sportplezier. • Mensen zijn onvoldoende bekend met de mogelijkheden van sportaanbod bij hun in de buurt en/of vinden het spannend om de stap te zetten om kennis te maken en mee te gaan doen.

C

Discriminatie en de trainer-coach/instructeur Discriminatie verdient voortdurend aandacht, ook binnen de sport. Er ligt voor de trainer-coach/instructeur een belangrijke taakom een bijdrage te leveren aan het terugdringen van elke vorm van discriminatie: • Geef als trainer-coach/instructeur het goede voorbeeld en onthoud je van elke vorm van discriminatie. • Creëer een sfeer van verdraagzaamheid en openheid.

88


Thema 3 Veilig sportklimaat

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Maak niet meteen bij elke opmerking of handeling die ook maar enigszins in de buurt van discriminatie komt een hoop ophef. Reageer wél wanneer het vaker gebeurt of wanneer het om een eenmalige opmerking of handeling gaat die echt niet door de beugel kan. De antidiscriminatiecode kan een goede leidraad zijn. Wees attent op de reactie van de persoon waarvoor de opmerking of handeling bedoeld is. Ook al lijkt de opmerking onschuldig, dan nog kan de reactie van de betreffende persoon aanleiding zijn om het bespreekbaar te maken. Sporters die door bepaalde uitlatingen of gedragingen geraakt worden, neem je in bescherming. Dit voorkomt het afhaken van bepaalde spelers. Echter ook het omgekeerde kan het geval zijn. De opmerking of handeling kan echt onbehoorlijk zijn, terwijl de betreffende persoon het laconiek opvat. Bespreekbaar maken is dan toch op zijn plaats. Maak sporters ervan bewust dat ook onbewuste en onbedoelde discriminatie pijnlijk kan zijn. Onderscheid maken tussen sporters op grond van (etnische, religieuze) achtergrond of seksuele geaardheid is helemaal uit den boze. Neem maatregelen als een gesprek niet helpt. Straffen zijn hierbij denkbaar, maar probeer na een straf wel in contact en in gesprek te blijven met je sporters. Alleen ‘botte’ maatregelen helpen meestal niet. Vraag je af wat de beste strategie is wanneer iemand van de tegenpartij een van je spelers (met een migratieachtergrond) met discriminerende opmerkingen probeert te intimideren. Je kunt overwegen je te richten tot de scheidsrechter, de trainer van de tegenpartij, de speler die discrimineert of je eigen speler. Je eigen speler een hart onder de riem steken kan natuurlijk nooit kwaad. Vraag je af hoe je het beste kunt handelen in geval van discriminatie door toeschouwers van de eigen partij en van de tegenstander. Spreek je hier zelf mensen op aan, maak je het bestuur hierop attent? Stimuleer het bestuur dat de bestuursleden een representatieve vertegenwoordiging vormen van de leden. Een club met diversiteit moet ook een bestuur met diversiteit hebben.

Machtsmisbruik Macht is het vermogen om anderen te sturen in hun gedrag. Soms is dat noodzakelijk, bijvoorbeeld bij het optreden van politie, brandweer en hulpverleners. Soms wordt er echter misbruik van macht gemaakt. Vaak om er zelf beter van te worden. Je laat dan anderen dingen doen die ze liever niet doen. Onder machtsmisbruik wordt verstaan: • opzettelijk gebruik van macht op een verkeerde/slechte manier. Een bijzondere vorm van machtsmisbruik is intimidatie. Intimidatie is iemands gedrag beïnvloeden door diegene angst aan te jagen. Intimidatie vindt meestal plaats van iemand in een hogere positie ten opzichte van iemand die lager ‘in rang’ is. Denk hierbij aan een trainer die bepaalt of een speler wel of niet wordt opgesteld. Of een bestuurslid richting een trainer-coach, waarbij het bestuur bepaalt of het contract van de trainer-coach wordt verlengd. Kortom, machtsmisbruik en intimidatie komen voor wanneer er machtsongelijkheid is. Deze ongelijkheid is vaak aanwezig in de sport, maar hoeft geen probleem te zijn.

89


Het lastige met deze begrippen is dat het ook heel persoonlijk is. Wat de een als intimidatie opvat, hoeft de ander niet op delfde manier te ervaren. Ook heeft degene die intimideert niet altijd deze bedoeling, terwijl het wel zo op de ander tegen wie het gericht is overkomt.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Bekijk het filmpje 'Machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag in de sport: blijf je stil of praat je erover?'.

De rol van de trainer-coach/instructeur Door je te houden aan de gedragscode voor de trainer-coach/instructeur kun je machtsmisbruik en intimidatie voorkomen. Het is belangrijk dat jij je realiseert dat je in jouw rol een bepaalde macht hebt ten opzichte van de sporters. Jij bepaalt de opstelling. Jij bepaalt (mede) wie een strafbal of strafcorner mag nemen. Daarom is het belangrijk om na te denken over jouw rol binnen de sport en hoe jouw gedrag anderen kan beïnvloeden. En nog belangrijker: maak het onderwerp bespreekbaar binnen jouw sportteam en vereniging. Van de trainer-coach/instructeur op niveau 4 mag echter meer verwacht worden dan het goede voorbeeld zijn. Maak het onderwerp bespreekbaar binnen jouw groep of team én binnen jouw sportorganisatie. Seksuele intimidatie Seksuele intimidatie komt in onze samenleving veel voor. In 2020 zijn naar schatting ruim 95.000 meisjes (37,8%) en ongeveer 34.500 (13,4%) jongens in de leeftijd van 16 of 17 jaar slachtoffer geweest van ten minste één van vorm van seksueel geweld of seksuele intimidatie. Seksueel geweld lijkt vooral in deze leeftijdsgroep veel voor te komen. Dit geldt helaas ook voor de sport. Vanwege onder andere sporten die met lichamelijk contact te maken hebben, met schaarse kleding (zwemmen), met aan- en uitkleden en met douchen zijn sporters extra kwetsbaar. De afhankelijkheid van de trainer-coach speelt hierbij ook een belangrijke rol. Mede daarom is het een belangrijk onderwerp voor de sportleider. Ongewenste intimiteit Wanneer de intimiteit niet meer gewenst is, is er sprake van ongewenste intimiteit. Onder ongewenste intimiteit wordt verstaan: gedrag waarmee het persoonlijke levensgebied van een persoon betreden wordt en dat door die persoon als ongewenst, vervelend, hinderlijk of bedreigend wordt ervaren.

C

In de sport gaat het niet alleen om lichamelijk contact, maar ook om de hele lichamelijke verschijning. Bij sommige sporten zijn de deelnemers wat schaarser gekleed (zwemmen) en dat maakt ze kwetsbaarder, niet alleen voor aanrakingen, maar ook voor de blik van anderen. Bij een aantal sporten is lichamelijkheid en gezien worden belangrijk. Denk aan fitness en aerobics. Ook al is iemand in jouw ogen uitdagend gekleed, dan wil dat niet zeggen dat je daar zomaar opmerkingen over kunt maken. Aan het begin van dit thema is deze problematiek binnen de fitness al aan de orde gesteld. Ook (trainings)kampen, zoals binnen de water- en buitensport, kunnen extra risico's met zich meebrengen. Denk hierbij aan de bijzondere sfeer en het feit van overnachten. Het is belangrijk om hier vooraf duidelijk afspraken over te maken en als trainer-coach/instructeur alert te zijn op signalen.

90


Thema 3 Veilig sportklimaat

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Opmerkingen over het uiterlijk van iemand zijn vaak als grap bedoeld, maar kunnen erg hard bij de desbetreffende persoon aankomen. Dit geldt vooral voor pubers en adolescenten. Deze jongeren worstelen zelf behoorlijk met hun uiterlijk. Een ongepaste opmerking van een trainer-coach/instructeur is bij hen helemaal uit den boze. Zeker in deze rol moet je rekening houden met de lichaamsbeleving van deze jongeren. Seksuele intimidatie Onder seksuele intimidatie wordt verstaan: opmerkingen, gebaren en handelingen die een seksueel karakter hebben en die het slachtoffer als ongewenst ervaart. Denk aan seksueel getinte opmerkingen of berichten, iemand vastpakken, aanranding en verkrachting.

In de praktijk kan dit allerlei vormen aannemen, zoals de kus van de Spaanse voetbalvoorzitter op de mond van een van de speelsters. Als groep kun je over deze actie discussiëren. Is hier sprake van seksuele intimidatie? Vind je het terecht dat hij af moet treden? Wat vind je van de vervolging door de Spaanse justitie voor aanranding?

De kus van de voorzitter

Zondagavond stapte Rubiales op als frontman van de voetbalbond. Hij kwam in het middelpunt van wereldwijde ophef toen hij Jennifer Hermoso na de door de Spaanse vrouwenploeg gewonnen WK-finale een kus op de mond gaf. De wereldkampioene was daar echter niet van gediend, bleek later. Een stortvloed aan kritiek volgde. Als verweer gaf hij onder andere aan dat het voor hem hetzelfde gevoel had als een kus op de mond van zijn dochter.

C

De Spaanse jusititie wil hem nu vervolgen voor aanranding

91


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=476401195&page=22&pos=658

Bron: Ⓒ ANP/HH

Seksuele intimidatie

Seksuele intimidatie is een vorm van ongewenst gedrag op seksueel gebied. Ongewenste intimiteiten in de sport komen in allerlei vormen voor. Zo kan het om verbaal geweld gaan, bijvoorbeeld seksistische opmerkingen of intieme vragen over het privéleven, maar ook om lichamelijk gedrag, zoals het ongewenst opzettelijk aanraken van iemand. Leidend is vooral dat het gedrag een grens bij iemand overschrijdt en het gedrag daarmee als vijandig, vernederend of intimiderend wordt beschouwd. Dit gedrag kan van een persoon afkomstig zijn, maar ook van een groep. Bron: Seksuele intimidatie : ISR

C

Bijna 40% van de volwassenen in Nederland heeft in de jeugdjaren minstens één keer te maken gehad met psychisch grensoverschrijdend gedrag in de sport en 11% met fysiek grensoverschrijdend gedrag. Met seksueel grensoverschrijdend gedrag (seksuele intimidatie) heeft 14% te maken gehad. Uit onderzoek blijkt dat in 44% van de gevallen de seksuele intimidatie werd gepleegd door een of meer medesporters. In 39% van de gevallen waren de plegers bekende volwassenen in de vereniging en in 21% van de gevallen betrof het de coach en/of trainer. In 22% van de gevallen was de pleger een onbekende, zoals een supporter, een omstander of een voorbijganger.

92


Thema 3 Veilig sportklimaat

Meer meldingen onveiligheid in de sport

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Het aantal meldingen van grensoverschrijdend gedrag in de sport nam afgelopen jaar fors toe, volgens het Centrum Veilige Sport Nederland. Door de brede maatschappelijke aandacht voor het onderwerp wordt ook in de sport een taboe doorbroken. In 2022 werden 1400 meldingen gedaan; een jaar eerder ging het om 873 gevallen. Het CVSN ziet dit als een positief signaal. Leden van de zwemclulb in Twello moeten hun telefoon opbergen voor ze de kleedkamer ingaan.

C

Bron: de Volkskrant (2023).

93


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Preventie van seksuele intimidatie Houd je als trainer-coach/instructeur aan de regels ten aanzien van de preventie van seksuele intimidatie: • Zorg voor een omgeving en sfeer waarbinnen de sporter zich veilig voelt (te bewegen). • Onthoud je ervan de sporter te bejegenen op een manier die de sporter in zijn waardigheid aantast, én verder in het privéleven van de sporter door te dringen dan nodig is voor het gezamenlijk gestelde doel. • Onthoud je van elke vorm van seksueel (machts)misbruik of seksuele intimidatie tegenover de sporter. • Seksuele handelingen en seksuele relaties tussen jou en de jeugdige sporter tot 16 jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik. • Raak de sporter niet zodanig aan dat de sporter en/of jijzelf deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren, zoals doorgaans het geval zal zijn bij het doelbewust (doen) aanraken van geslachtsdelen, billen en borsten. • Onthoud je van seksueel getinte verbale intimiteiten. • Ga tijdens training(sstages), wedstrijden en reizen gereserveerd en met respect om met de sporter en de ruimten waarin de sporter zich bevindt, zoals de kleed- of hotelkamer. • Bescherm de sporter tegen schade en (machts)misbruik als gevolg van seksuele intimidatie. Daar waar bekend of geregeld is wie de belangen van de (jeugdige) sporter behartigt, ben je verplicht met deze personen of instanties samen te werken, opdat zij hun werk goed kunnen uitoefenen. • Geef de sporter geen (im)materiële vergoedingen met de kennelijke bedoeling tegenprestaties te vragen. Aanvaard ook geen financiële beloning of geschenken van de sporter die in onevenredige verhouding tot de gebruikelijke, dan wel afgesproken honorering, staan. • Zie er actief op toe dat de regels worden nageleefd door iedereen die bij de sporter is betrokken. Als je gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze regels, spreek dan de betreffende persoon daarop aan. • In die gevallen waarin de gedragsregels niet (direct) voorzien, ligt het binnen jouw verantwoordelijkheid in de geest hiervan te handelen.

C

Omgaan met (vermoedens) van seksuele intimidatie Ondanks preventieve maatregelen kan seksuele intimidatie of misbruik voorkomen. Hanteer als trainer-coach/instructeur de volgende richtlijnen: • Stimuleer melden. • De schade die slachtoffers oplopen is ernstig. Zwijgen over vermoedens of signalen kan tot gevolg hebben dat de situatie voortduurt of dat ook anderen het slachtoffer worden. Maak daarom bij vermoedens melding bij het bestuur. Een melding staat niet gelijk aan een beschuldiging! • Neem alles serieus. • Neem niet alleen concrete klachten, maar ook vermoedens en geruchten serieus. Heb niet alleen oog voor ernstige vormen als aanranding en verkrachting, maar treed ook op bij kleinere grensoverschrijdingen. Ernstige vormen worden bijna altijd voorafgegaan door lichtere vergrijpen. Signaleer dus tijdig. • Wijs slachtoffer(s) op mogelijkheden van begeleiding of hulpverlening. • Wijs op de mogelijkheden die NOC*NSF biedt, maar ook op reguliere instanties in de regio.

94


Thema 3 Veilig sportklimaat

Bij een melding of vermoeden kun je beter niet zelf gaan ‘dokteren’. De problematiek is daarvoor te complex en gevoelig. Neem daarom contact op met NOC*NSF Meldpunt Seksuele intimidatie in de sport of met het meldpunt van het Centrum Veilige Sport Nederland.

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Melden seksuele intimidatie Wie kan melden?

Iedereen kan een melder zijn: sporters, ouders, omstanders, bestuursleden, trainers, coaches, begeleiders, barmedewerkers, artsen, schoonmakers, enzovoort. Iedereen die iets waarneemt of ergens wetenschap van heeft, kan dat melden. Een melder is dus niet per se het slachtoffer of de beschuldigde. Voor sporten, verenigingen en sportbonden die bij NOC*NSF als koepelorganisatie zijn aangesloten, is melden georganiseerd. Mijn sport is niet aangesloten bij NOC*NSF, wat nu?

Het CVSN is niet alleen een meldpunt voor alle sporten die onder NOC*NSF vallen. Ook een aantal andere sport gerelateerde organisaties, zoals ENVOZ zwemdiploma’s, Nationale Raad Zwemveiligheid NRZNABV Airsoft en de Krajicek Foundation kunnen bij ons terecht. Overkomt jou iets, of signaleer jij iets bij een sport die onder deze organisaties valt, dan mag je dus ook altijd contact met ons opnemen. Bron: https://centrumveiligesport.nl/een-melding-maken/waar-kan-ik-terecht.

Lees de verdiepingsstof ‘Onderzoeksrapport seksuele intimidatie en misbruik in de sport'.

Opdracht 8 Discriminatie in de sport

Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken. a. Bespreek met elkaar welke vormen van discriminatie jullie tegenkomen binnen de sport. b. Bespreek met elkaar wat je als trainer-coach/instructeur kunt doen om een bijdrage te leveren aan het terugdringen van discriminatie binnen de sport.

Opdracht 9 Billen knijpen

Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken.

Bekijk het filmpje 'Billen kijken in de Gym. De waarheid over angst voor de sportschool'.

a. Wat verstaan jullie onder gym anxiety? Bespreek met elkaar de voorbeelden die gegeven worden. b. Discussieer over de stelling: Door het dragen van strakke kleding lok je het staren uit.

95


Opdracht 10 Seksuele intimidatie a. Geef een omschrijving van seksuele intimidatie

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Bekijk het filmpje 'Hufterproef: smerige trainer BETAST vrouw in sportschool'. b. Geef je mening over wat hier gebeurd. Welke vormen van seksuele intimidatie komen in dit filmpje voor?

3.5 Inclusief sporten

Inclusieve sport In Nederland wordt gestreefd naar een inclusieve sport. Dat betekent dat iedereen mag meedoen en welkom is, ongeacht (culturele) achtergrond of (seksuele) geaardheid. Diversiteit maakt de sport juist mooi.

Vereniging voor Diversiteit en Leiderschap in de Sport

De VDSL is een maatschappelijke beweging (ondergebracht in een vereniging) die met haar activiteiten bijdraagt aan de ontwikkeling van diversiteit en leiderschap in en via de sport. Voorheen de LNVS (alleen gericht op vrouwen) groeien we in 2022 uit tot een vereniging met oog voor élke vorm van diversiteit. Bron: https://sportendiversiteit.nl/.

In het eerste nationale Sportakkoord (2018) komt dit thema aan de orde en wordt gesproken over een positieve sportcultuur. In het meeste recente Sportakkoord II (2022) heeft het nog steeds aandacht en heet het tham inclusie en diversiteit.

Positieve sportcultuur

De ambitie is dat iedere Nederlander een leven lang plezier kan beleven aan sporten en bewegen. Inclusief sporten en bewegen is vanzelfsprekend. Belemmeringen vanwege leeftijd, fysieke of mentale gezondheid, etnische achtergrond, seksuele geaardheid of sociale positie nemen we weg.

C

Lees de verdiepingsstof ‘Positieve sportcultuur’.

NOC*NSF heeft het over sport voor iedereen.

96


Thema 3 Veilig sportklimaat

Sport voor iedereen

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

NOC*NSF wil dat écht iedereen mee kan doen aan sport. Sport brengt Nederland samen en geeft de kracht om eenheid te brengen in verscheidenheid. Wie regelmatig beweegt en sport voelt zich gelukkiger en geniet meer van het leven.

Sport haalt mensen uit hun isolement en verbindt grote groepen. Sport bevordert een actieve gezonde leefstijl voor mensen mét en zonder beperking of chronische ziekte. Sport moet een plek zijn waar ook bijvoorbeeld ouderen, mensen met een laag inkomen, de lhbtiq+ community én mensen met verschillende culturele achtergronden zich thuis kunnen voelen. Iedereen moet kunnen meedoen en iedereen hoort erbij. Samen sporten draagt bij aan langer, blijvend sporten en aan onderlinge ontmoeting. De sportclub is daarbij een van de steeds zeldzamere plekken waar mensen met verschillende achtergronden elkaar ontmoeten en naar elkaar omzien. Die infrastructuur van clubs is uniek in de wereld.

NOC*NSF zet zich in om sport in Nederland inclusief te maken. Zodat iedere Nederlander, ook voor wie deelnemen aan sport niet vanzelfsprekend is, kan sporten bij een club die bij hem of haar past. Bij een inclusieve sportomgeving hoort: • Behoefte van persoon staat centraal, • Meedoen in de samenleving, • Welkom zijn, • Erbij horen, • Geaccepteerd worden, • Niet uitgesloten worden, • Waardering krijgen, • Een goed leven hebben, • Sociale rollen vervullen, • Iets nuttigs doen, • Eigen keuzes kunnen maken.

C

Bron: https://nocnsf.nl/inclusieve-sport.

97


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/diversity-people-exercise-class-relax-concept-521970286

Iedereen is welkom.

Gelijke kansen op sportdeelname Het thema Inclusie en diversiteit gaat over een toegankelijke en laagdrempelige sector, waarin iedereen die mee wil doen daadwerkelijk mee kan doen en waarin sprake is van kansengelijkheid in en door sport- en beweegdeelname. Helaas heeft niet iedereen een gelijke kans op sportdeelname. Verschillende groepen ervaringen nogal wat belemmeringen om te sporten of te bewegen.

C

De belangrijkste belemmeringen zijn (Inclusieve Sport: sport voor iedereen - NOCNSF): • Voor mensen met een lichamelijke beperking zijn gezondheidsaspecten of praktische belemmeringen vaak een reden om niet te sporten; • Het ontbreken van kennis over een gezonde leefstijl speelt een rol, bijvoorbeeld bij mensen met een lage sociaaleconomische status; • Er worden randvoorwaardelijke belemmeringen ervaren zoals minder geld te besteden en geen passend aanbod in de buurt; • Ouderen zijn opgegroeid in een tijd waarin sport in de vrije tijd minder gewoon was dan tegenwoordig; • Mensen voelen zich niet altijd thuis bij een sport en beweegaanbieder (bijvoorbeeld vrouwen, LHBTI+’s of mensen met een allochtone etnische achtergrond); • Sport- en beweegaanbieders ervaren belemmeringen om passend aanbod te bieden, onder andere het beschikken over voldoende deskundige trainers-coaches en begeleiders die goed kunnen sturen op sportplezier is een uitdaging;

98


Thema 3 Veilig sportklimaat

Mensen zijn onvoldoende bekend met de mogelijkheden van sportaanbod bij hun in de buurt en/of vinden het spannend om de stap te zetten om kennis te maken en mee te gaan doen.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Welke groepen hebben een achterstand? Uit de opsomming van belemmeringen, blijkt al om welke groepen het gaat. De groepen met een achterstand op deelname aan sport- en beweegactiviteiten zijn: • mensen met een beperking • ouderen • mensen met lage inkomens • mensen met een chronische aandoening • LHBTI • mensen met psychische stoornissen • laaggeletterden • mensen met een migratieachtergrond

Als voorbeeld gaan we in op mensen met een laag inkomen. Deze groep sport aanzienlijk vaker niet dan mensen met een hoger huishoudinkomen. Als lage inkomensgroepen sporten, dan doen ze dat meestal minder vaak dan hogere inkomensgroepen. Binnen de sporttakken zijn verschillen in participatie zichtbaar tussen de verschillende inkomensgroepen. Golf voert de lijst aan en wordt voornamelijk door mensen met een hoog huishoudinkomen beoefend, gevolgd door diverse wintersporten, mountainbike en buitenfitness. Sporten die een grotere kans hebben om door mensen met een laag inkomen te worden gedaan zijn darts, midgetgolf en schaken.

C

Er zijn verschillende hulpmiddelen (tools) ontwikkeld om deze groep meer aan het sporten te krijgen. Zo zijn er tipkaarten ontwikkeld, gericht op het promoten van sport en bewegen voor jeugdigen uit een gezin die het niet zo breed hebben (Tipkaarten jeugd armoede sport Kenniscentrum Sport en Bewegen). Daarnaast is er onder andere het jeugdfonds sport en cultuur en het volwassenfonds sport en cultuur.

99


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S Graag rechten aanvragen en namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Bron: https://www.kennisbanksportenbewegen.nl/?file=9551&m=1562076480&action=file.download

Sportdeelname naar huishoudinkomen.

Hoe inclusief is jouw sportorganisatie? Het is belangrijk om te weten hoe inclusief de sportorganisatie is waar jij mee te maken hebt. Dat kan om de organisatie gaan waar je momenteel actief bent, of waar je mogelijk later een baan vindt. Van een trainer-coach/instructeur mag verwacht worden dat hij of zij hier een actieve bijdrage aan levert.

C

Om te achterhalen hoe inclusief jouw sportorganisatie is kun je de inclusiecheck doen. Deze check maakt onderdeel uit van de campagne 'ik heb het in me, zie jij het ook'. Deze campagne daagt sportaanbieders uit om het gesprek op gaan te brengen over de waarde van een inclusieve en gastvrije sportaanomgeving. Op de website https://www.weeswelkomindesport.nl/ vul je 10 stellingen in en op die manier krijg je zicht op hoe jouw sportorganisatie er voor staat.

100


C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Thema 3 Veilig sportklimaat

Graag toestemming vragen dit te plaatsen en namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Bron: https://www.weeswelkomindesport.nl/

Vraag 2 uit de inclusiecheck

Hoe kun je inclusie en diversiteit vergroten?

Interventies en scholingen Dit kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van een of meerdere maatregelen, interventies of scholingen. Onbekend maakt vaak onbemind. Vandaar dat er een (e-learning) opleiding is opgezet gericht op mensen met een beperking. Het helpt je voor hen een passend sport- of beweegaanbod te creëren of hen door te verwijzen. Voor de doelgroep ouderen is er onder andere door de erkende interventie 'Oldstars' te introduceren bij jouw sportaanbieder. Oldstars biedt passend sportaanbod voor ouderen. Je kunt hierbij denken aan Walking voetbal, walking hockey, tennis, walking handball en walking basketball.

101


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S Graag rechten aanvragen. Bron": https://www.nelsonhockey.org.nz/walking-hockey-programme-starting-upcoming-tuesday-october-30th-tuesday-december-4th/

Walking hockey

Ben je als trainer-coach/instructeur actief bij een vereniging dan biedt mogelijk het project 'Samenwerking 50plus Sport' houvast. Hierbij worden verenigingen ondersteund om 50plussport succesvol aan te pakken door het aangaan van samenwerking. Het organiseren van sportactiviteiten die aansluiten bij de wensen van en het bereiken van 50-plussers vraagt om verbindingen met terreinen zoals welzijn, zorg en ouderenorganisaties. Het programma 'All together challenge' daagt sporters en vereniging uit om in actie te komen en de regenboogband te dragen of de challenge te doen. Je kunt je ook aansluiten bij de al eerder genoemde campagne 'Welkom in de sport’.

Bekijk het filmpje 'Traject Sport en Diversiteit - Ladymove' Lees de verdiepingsstof 'Spurd'.

C

De bijdrage van de trainer-coach/instructeur Van de trainer-coach/instructeur mag verwacht worden dat je een bijdrage levert aan het verbeteren van de inclusie en diversiteit binnen de sportorganisatie waarbij je betrokken bent. Je kunt dit het beste planmatig aanpakken en de volgende stappen doorlopen: 1. Beeldvorming: Wat is de stand van zaken binnen de sportorganisatie op het gebied van inclusie en diversiteit? 2. Doelstellingen: Wat wil de sportorganisatie bereiken? Wat is de gewenste situatie? 3. Plan van aanpak: Welke acties moeten door wie ondernomen worden om de doelen te bereiken?

102


Thema 3 Veilig sportklimaat

4. 5.

Uitvoeren van het plan van aanpak. Evalueren .

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

1. De Beeldvorming Hierbij kun je onder andere gebruikmaken van de inclusiecheck. Bovendien kun je het ledenbestand analyseren en bekijken welke doelgroepen met name ondervertegenwoordigd zijn. Mogelijk kun je belangrijke belemmeringen in kaart brengen. Bij de beeldvorming hoort ook hoe het bestuur en de leden staan ten opzichte dit thema. Hoe groot is het draagvlak voor verbeteringen op dit punt?

2. Doelstellingen Afhankelijk van de beeldvorming, kun je tot verschillende doelstellingen komen. Je kunt een of meerdere doelstellingen formuleren voor wat betreft bepaalde groepen met een achterstand op het gebied van de deelname aan sport en bewegen. Je kunt ook doelstellingen formuleren die meer gericht zijn op de cultuur van de sportorganisatie of op de kwaliteiten en/of attitude van het kader/medewerkers. 3. Plan van aanpak Hierbij maak je een overzicht van wanneer wie welke acties onderneemt. Uiteraard is de invulling afhankelijk van de doelstellingen. Je hoeft het wiel niet opnieuw uit te vinden en kunt prima gebruikmaken van bestaande scholingen en interventies (Inclusief sporten en bewegen Sportakkoord). 4. Uitvoering Vervolgens vindt de uitvoering van het plan van aanpak plaats en volg je de vorderingen.

C

5. Evaluatie Zowel gedurende de uitvoering van het plan als aan het einde evalueer je en stel je eventueel je doelen bij.

103


Opdracht 11 Inclusieve sport a. Wat wordt er verstaan onder inclusieve sport? b. Bekijk de onderstaande lijst van onderwerpen die bij een inclusieve sportomgeving horen.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Bij een inclusieve sportomgeving hoort: 1. Behoefte van persoon staat centraal, 2. Meedoen in de samenleving, 3. Welkom zijn, 4. Erbij horen, 5. Geaccepteerd worden, 6. Niet uitgesloten worden, 7. Waardering krijgen, 8. Een goed leven hebben, 9. Sociale rollen vervullen, 10. Iets nuttigs doen, 11. Eigen keuzes kunnen maken.

Welke van deze 11 onderwerpen vind jij het belangrijkste?

Opdracht 12 Groepen die minder deelnemen aan sport en bewegen

a. Welke groepen hebben een achterstand op het gebied van deelname aan sport en bewegen? b. Breng voor één doelgroep die voor jouw sportorganisatie belangrijk is de sportdeelname en belemmeringen in kaart.

Opdracht 13 Opstellen plan van aanpak inclusie en diversiteit

C

Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken van studenten die betrokken zijn bij een vergelijkbare sportorganisatie Maak een keuze voor een sportorganisatie en doorloop met elkaar de volgende stappen: 1. Beeldvorming: Wat is de stand van zaken binnen de sportorganisatie op het gebied van inclusie en diversiteit? 2. Doelstellingen: Wat wil de sportorganisatie bereiken? Wat is de gewenste situatie? 3. Plan van aanpak: Welke acties moeten door wie ondernomen worden om de doelen te bereiken? 4. Uitvoeren van het plan van aanpak. 5. Evalueren .

Opdracht 14 Leerdoelen

a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Indien je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt bereiken. b. Vul de beoordeling in.

104


Thema 3 Veilig sportklimaat

Je kunt omschrijven wat er verstaan wordt onder een veilig (pedagogisch) sportklimaat.

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

1. 2.

Je kunt omschrijven wat een fysiek veilig sportklimaat betekent.

3.

Je kunt de gedragscode van de trainer-coach/instructeur beschrijven, onderbouwen en naleven.

4.

Je kunt het belang van integriteit binnen de sport beschrijven.

5.

Je kunt verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag en discriminatie binnen de sport signaleren en er adequaat mee omgaan.

6.

Je kunt een bijdrage leveren aan inclusief sporten.

3.6 Verdiepingsstof - De fysieke veiligheid

Om veilig te kunnen sporten vindt VVA het belangrijk dat er deugdelijke materialen gebruikt worden tijdens het sporten. Wanneer materialen beschadigd of kapot zijn zal VVA deze (laten) repareren c.q. vervangen of de eigenaren van de materialen verzoeken dit te doen.Voor de veiligheid is het belangrijk dat er gevolleybald wordt op (zaal)schoenen. Het is niet toegestaan om op blote voeten te volleyballen en ook schoenen met zwarte zolen zijn niet toegestaan.Om blessures te voorkomen is het belangrijk om voor een training/wedstrijd te starten met een warming-up en na afloop een cooling-down te doen.VVA huurt de sporthallen van DMO en heeft daarom geen invloed op de hygiëne in de betreffende sporthal. Wel verzoekt VVA al haar leden om na afloop van de training meegebrachte etensresten, flesjes, tape e.d. mee te nemen uit de zaal.Bron: https://vvamsterdam.nl/overvva/vsk-vcp/vsk.html.

3.7 Verdiepingsstof - Gedragscode sporters

De sporter: is open Als je wordt gevraagd om iets te doen dat tegen je eigen gevoel, normen en waarden ingaat: meld dit, bijvoorbeeld bij het bestuur. Voor vragen en meldingen kun je ook terecht bij het Centrum Veilige Sport Nederland. Ook wanneer je wordt gevraagd om vals te spelen, meld dit. respecteert anderen Je hebt respect voor iedereen. Voor de tegenstander(s), je teamgenoten, de scheidsrechter, je trainers, de toeschouwers en ieder ander. Let op je taalgebruik en hoe je je aan anderen presenteert. Geef iedereen het gevoel dat hij of zij zich vrij kan bewegen. respecteert afspraken Kom op tijd, meld je (tijdig) af, luister naar instructies en houd je aan de regels.

105


gaat netjes om met de omgeving Maak niets stuk, respecteer ieders eigendommen. Laat de kleedkamer netjes achter. Ruim de materialen op. Gooi afval in de afvalbakken.

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

blijft van anderen af Raak (buiten de normale sportbeoefening) niemand tegen zijn of haar wil aan.

houdt zich aan de regels Lees de reglementen, de huisregels, deze gedragscode en alle andere afspraken, en houd je daar ook aan.

tast niemand aan in zijn of haar waarde Onthoud je van discriminerende, kleinerende of intimiderende opmerkingen en gedrag. Sluit niemand buiten en wees tolerant.

discrimineert niet Maak geen onderscheid naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, seksuele gerichtheid, culturele achtergrond, leeftijd of andere kenmerken. is eerlijk en sportief Speel niet vals, gebruik geen verbaal of fysiek geweld, gebruik geen doping. Doe niet mee aan het fixen van een wedstrijd, competitie of record. Fix ook geen sportmoment, zoals de eerste uitgooi. Wed niet op eigen wedstrijden. vecht op de mat of in de ring, maar niet daarbuiten Gebruik wat je bij een vechtsport hebt geleerd alleen ter verdediging.

meldt overtredingen van deze gedragscode Meld overtredingen van deze code bij het bestuur en/of de vertrouwenscontactpersoon van de sportvereniging of je sportbond. Voor vragen en meldingen kun je ook terecht bij het Centrum Veilige Sport Nederland. NB: Heeft iemand iets vertrouwelijk met je gedeeld, bel dan bijvoorbeeld met het Centrum Veilige Sport Nederland. We bespreken dan wat je kunt doen. Drinkt na het sporten met mate alcohol en drinkt niet als hij of zij nog moet deelnemen aan het verkeer.

C

Bron: https://centrumveiligesport.nl/media/1280/gedragscodes-4.pdf

106


Thema 3 Veilig sportklimaat

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

3.8 Verdiepingsstof - Onderzoeksrapport seksuele intimidatie en misbruik in de sport

Frequentie van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport (N = 1.999). Onderzoeksrapport Seksuele intimidatie en misbruik in de sport.

3.9 Verdiepingsstof - Positieve sportcultuur

Deelakkoord 4: positieve sportcultuur Het Sportakkoord zet tot 2021 in op zes doelen die moeten helpen het potentieel van sport en bewegen beter te benutten. In dit artikel zoomen we in op deelakkoord 4: positieve sportcultuur. Sporten moet leuk zijn, veilig, eerlijk en zorgeloos. Daar zorgen we met elkaar voor. Plezier in sport is het fundament voor een leven lang sporten. Winnen en verliezen horen bij de sport en dat kan leiden tot spanningen. Dit mag echter nooit ten koste gaan van het plezier van de

107


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

sporter. De afgelopen jaren heeft bijna 60 procent van alle sportverenigingen gewerkt aan een plezierig en veilig sportklimaat. We willen ervoor zorgen dat alle sportclubs aandacht hebben voor een positieve sportcultuur. Dat trainers, leraren en instructeurs het welzijn van het kind belangrijker vinden dan winnen en dat ouders en verzorgers langs de lijn positieve supporters zijn. Wat is de stand van zaken nu? In de afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in het creëren en borgen van een veilig en plezierig sportklimaat. Het aantal sportverenigingen dat actief bezig is met het creëren van een veilig sportklimaat, stijgt. Verenigingsbestuurders zien een steeds grotere noodzaak om hier aandacht aan te besteden en veel clubs hebben regelingen op dit vlak. Dit geldt ook voor de bevolking. Het actieplan ‘Naar een veiliger sportklimaat’ heeft geleid tot belangrijke lessen over wat wel en niet van invloed is op een positieve sportcultuur. Een proactieve en stimulerende aanpak werkt het beste, met een focus op de sleutelfiguren die op lokaal niveau de cultuur bepalen. Wat gaat er gebeuren? • Sportbestuurders kunnen gebruikmaken van coaching om een positieve sportcultuur op hun club te realiseren. • Scheidsrechters bij jeugdwedstrijden scholen we om tot spelbegeleiders. Ook gaan we investeren in het verbeteren van pedagogische kennis van trainers en begeleiders van jeugdige sporters. • Sportverenigingen kunnen ondersteuning krijgen voor het opzetten van integriteitbeleid. Het gaat om het voorkomen van ongewenst gedrag op en rond de club. De verklaring omtrent gedrag blijft gratis beschikbaar voor vrijwilligers in de sport. Gemaakte afspraken zijn: Sportclubs Alle betrokkenen vinden het van groot belang dat alle sportclubs actief aandacht hebben voor een positieve sportcultuur, en onderkennen dat bestuurders bepalend zijn. Het creëren van een positief en plezierig sportklimaat vraagt consequent tijd en aandacht. Daarom wordt de komende jaren geïnvesteerd in maatregelen zoals invoeren van bestuurscoaching, moderniseren van de Code Goed Sportbestuur en praktijkgerichte cursussen. Trainer/Coaches Ook worden trainers en leraren ondersteund in het vormen van een pedagogisch sportklimaat. Daarbij ligt de focus van het sportakkoord op de grote groep (90 procent) van (veelal vrijwillige) jeugdtrainers zonder opleiding. Door hen direct te ondersteunen en te begeleiden bij het geven van trainingen, wordt het leuker om trainer te zijn en wordt de positieve sportcultuur versterkt.

C

Spelregels Eenvoudige aanpassingen in de (spel)regels kunnen tot heel ander – meer gewenst – gedrag leiden. Het gaat daarbij zowel om het aanpassen van bestaande spelregels, als om het toevoegen van nieuwe regels. Ook krijgt de positie van de scheidsrechters de komende jaren aandacht.

108


Thema 3 Veilig sportklimaat

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

Ouders/verzorgers Ouders/verzorger zijn van onschatbare waarde voor de sportvereniging. Zij doen vrijwilligerstaken, rijden naar wedstrijden en moedigen hun kinderen langs de lijn aan. Zonder de inzet van ouders zouden veel kinderen niet kunnen sporten. Voor deze groepen komen er onder andere ouderavonden op de club, een communicatiecampagne en doorontwikkeling van het bestaande platform “de sportouder”.

Bewaken van de ondergrens De basisfilosofie van deze aanpak is gestoeld op positiviteit. Tegelijkertijd sluiten partijen hun ogen niet voor misstanden. Klein in aantal, maar groot in impact. Daarom zetten de partijen expliciet in op het bewaken van de ondergrens door onder meer het uitvoeren van de aanbevelingen van de commissie Klaas De Vries over het tegengaan van seksuele intimidatie en misbruik in de sport. En het voortzetten van de integriteitprogramma’s op gebied van dopinggebruik, matchfixing en corruptie. Monitoring Om in 2021 te kunnen meten in hoeverre de afspraken uit dit deelakkoord zijn gerealiseerd, hebben de partners ook afgesproken wat ze gaan meten. Denk aan het percentage kinderen dat zich fijn voelt op de sportclub of -organisatie, het aantal verenigingen met een eigen Code Goed Bestuur en het aantal trainers dat on-the-job-coaching heeft gekregen. Bron: www.allesoversport.nl/thema/beleid/deelakkoord-4-positieve-sportcultuur/.

3.10 Verdiepingsstof - Spurd Bekijk de website 'Spurd - Inclusief sporten'.

Sporten en bewegen is belangrijk voor iedereen. Wij willen iedereen naar een passende sportof beweegactiviteit begeleiden en helpen met advies op maat. De inzet is dat iedereen met plezier kan deelnemen aan een passende sport- of beweegactiviteit en zich welkom en geaccepteerd voelt! Bekijk onderstaand het overzicht van onze activiteiten.

C

Spurd voor: 1. Een beweegadvies op maat, voor mensen met of zonder beperking. Het advies is afgestemd op voorkeur en mogelijkheden. 2. Informatie over (aangepaste) sport- en beweegactiviteiten. 3. Begeleiding bij het starten van een passende sport- of beweegactiviteit. 4. Ondersteuning professionals bij het opzetten van aangepast sportaanbod en ondersteuning bij lesgeven op maat.

109


O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

C 3.11 Begrippen

110


INDEX S Seksuele intimidatie .................................. 90 Sportdiëtist ................................................ 39 Sportpsycholoog ....................................... 39 SWOT-analyse ............................................ 47

C

O PY (Z R O IG N D HT ER BO BE O EL M D BE -E R N O TA EP AL SO R N ED D AC ER TI WI J E) S

A Analogie ..................................................... 12

B Beleid ......................................................... 43 Betrekkingsniveau ..................................... 54 Blocked practice ........................................ 15 C Constraints ................................................. 23 D Delegeren ................................................... 43 Differentieel ............................................... 13 Discriminatie .............................................. 73

T TC ............................................................... 44 Transfereffect ............................................ 22

V Vertrouwenscontactpersoon .................... 75 Vog .............................................................. 82

E Expliciet ...................................................... 11 Externe focus ............................................. 14 G Gedragscode .............................................. 79

I Impliciet ..................................................... 12 Inclusieve sport ......................................... 96 Integriteit ................................................... 83 Intimidatie ................................................. 73 L LHBTIQ+ ..................................................... 86

M Machtsmisbruik ......................................... 73 Matchfixing ................................................ 73 P Participeren ............................................... 43

R Random practice ....................................... 15

111


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.