(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
C
JS
EHBO
COLOFON
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
Auteur(s): R. Prins Inhoudelijke redactie:
JS
Boom Beroepsonderwijs info@boomberoepsonderwijs.nl www.boomberoepsonderwijs.nl
Titel: ISBN: 978 90 372 druk/ oplage
Bronvermelding:
© Boom Beroepsonderwijs | Boom Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van een (of meerdere) gedeelte(n) uit deze uitgave in bijvoorbeeld een (digitale) leeromgeving of een reader in het onderwijs (op grond van artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting Uitgeversorganisatie voor Onderwijslicenties (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-uvo.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Boom Beroepsonderwijs, te vinden op www.boomberoepsonderwijs.nl.
INHOUD Voorwoord .............................................................................................................................. ?
JS
EHBO ........................................................................................................................................ 4 Hoe-werk-je-met-dit-thema? .................................................................................................. 4 EHBO ........................................................................................................................................ 4 Aandachtspunten-EHBO ......................................................................................................... 8 EHBO-verbanddoos ............................................................................................................... 14 Wonden-verzorgen-en-verbinden ........................................................................................ 19 Kneuzingen,-verstuikingen,-botbreuken-en-ontwrichting. ................................................ 31 Flauwvallen,-bewusteloosheid-en-reanimeren .................................................................. 34 Verslikking-en-verstikking ..................................................................................................... 43 Handelen-bij-andere-kleine-ongevallen .............................................................................. 46 Project .................................................................................................................................... 53 Praktijktoets .......................................................................................................................... 57 Terugkijken ............................................................................................................................ 59 Begrippen ............................................................................................................................... 60
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
Thema 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 1.13
C
Index ...................................................................................................................................... 62
3
THEMA 1 EHBO 1.1 Hoe werk je met dit thema?
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Dit thema bestaat uit: • Leerdoelen Die staan in een kader na de inleiding. Je ziet wat je moet kunnen en kennen. En je ziet waarop je beoordeeld wordt tijdens de theorie- en praktijktoets. Aan het einde van elk thema vind je een opdracht waarbij je terugkijkt op de leerdoelen. • Themaintroductie: praktijkvoorbeeld en een inleidende opdracht. Tijdens de introductie in dit thema maak je opdrachten bij de leerdoelen, het praktijkvoorbeeld en bij de inleidende opdracht aan de hand van een filmpje. Het praktijkvoorbeeld bestaat meestal uit een situatie waar je tegenaan kan lopen in de beroepspraktijk. Hetzelfde geldt voor de inleidende opdracht. • Vakkennis, opdrachten en het project Wanneer je de vakkennis leert en de opdrachten doet, leer je over de beroepspraktijk en oefent ermee. Ieder thema wordt afgesloten met een grote opdracht: het project. Een aantal opdrachten kan in een portfolio opgenomen worden, tenminste als er met een portfolio gewerkt wordt. Die opdrachten herken je aan:
Opdrachten waarmee je actief aan het werk moet herken je aan:
• Praktijktoets, oefentoets en eindtoets Aan het einde van elk thema vind je een praktijktoets, een oefentoets en een eindtoets. Wanneer en waar je deze toetsen aflegt, overleg je met de docent. • Digitale leeromgeving In de digitale leeromgeving vind je allerlei lesmateriaal, zoals filmpjes en toetsen. Voordat je de digitale leeromgeving kunt gebruiken, moet je je licentie activeren: – Overleg met je docent welk type account je gebruikt. – Ga naar www.boomberoepsonderwijs.nl/licentie. – Bekijk de instructiefilm of lees het stappenplan. – Volg de stappen. – Daarna kun je aan de slag! Daarna kun je aan de slag! Opdrachten waarbij je de digitale leeromgeving nodig hebt herken je aan:
C
1.2 EHBO
Dit thema gaat over EHBO, het verlenen van eerste hulp bij ongevallen.
Leerdoelen 1. 2.
4
Je hebt algemene kennis over eerste hulp. Je kunt eerste hulp verlenen.
Thema 1 EHBO
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
3. Je weet welke aandachtspunten er zijn bij het verlenen van eerste hulp. 4. Je kent de standaard inhoud van een EHBO doos en weet waarvoor de producten dienen. 5. Je kent het verschil tussen inwendige- en uitwendige verwondingen. 6. Je kent het verschil tussen flauwvallen en bewusteloosheid. 7. Je weet welke verschillende soorten brandwonden er zijn. 8. Je weet wat een shock is en welke kenmerken daarbij horen. 9. Je kunt het verschil benoemen tussen een kneuzing en een verstuiking. 10. Je kunt de volgende eerstehulphandelingen uitvoeren: a. slachtoffer in stabiele zijligging leggen b. verplaatsen slachtoffer met Rautekgreep c. verwijderen van een splinter d. verzorging van snij-, schaaf-, scheur-, en steekwonden e. behandeling bloedneus f. behandelen van een brandwond g. behandeling kneuzing en verstuiking h. handelen bij ontwrichting en botbreuk i. reanimeren en gebruik AED j. handelen bij verstikking k. handelen bij insectenbeten l. verwijderen vuiltje in het oog m. het spoelen van het oog
Opdracht 1 Voorbereiden
Bekijk de leerdoelen hiervoor. Je ziet wat je moet kennen en kunnen om eerste hulp bij ongevallen te verlenen. En je ziet waarop je beoordeeld wordt tijdens de theorie- en praktijktoets. a. Welk leerdoel lijkt jou uitdagend? Waarom?
b. Waar zie je tegenop? Leg uit waarom.
c. Welke ervaring heb je al met deze leerdoelen?
d. Waar denk je dat je deze leerdoelen tegenkomt in je werk?
5
Opdracht 2 Praktijkvoorbeeld EHBO als verplicht schoolvak
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Uit onderzoek van het Rode Kruis, blijkt dat meer dan de helft van de Nederlanders aarzelt om hulp te bieden tijdens ongevallen. Deze terughoudendheid wordt voornamelijk ingegeven door de angst om verkeerde beslissingen te nemen. Vooral bij reanimatie zijn er relatief weinig mensen die bereid zijn in te grijpen, en dit geldt met name voor jongeren, van wie slechts 25% aangeeft te durven reanimeren. Volgens het Rode Kruis heeft op dit moment zo’n 17 % van de Nederlanders een EHBO-certificaat.
https://www.shutterstock.com/image-photo/young-latin-man-doing-first-aid-1653546769
Het ontbreken van EHBO-kennis wordt als levensgevaarlijk beschouwd. Het Rode Kruis benadrukt de noodzaak van EHBO-training en pleit ervoor deze training verplicht te maken op scholen om iedereen basisvaardigheden bij te brengen. Marieke van Schaik, algemeen directeur van het Rode Kruis, benadrukt dat er momenteel geen gestandaardiseerde aanpak is om EHBO-vaardigheden te onderwijzen en dat dit dringend moet veranderen.
C
Het onderzoek toont ook aan dat mensen zonder EHBO-diploma minder geneigd zijn om te helpen. Slechts 35% van hen zou bijvoorbeeld een Automatische Externe Defibrillator (AED) gebruiken, terwijl meer dan 80% van de mensen met een EHBO-diploma dat wel zou doen. Over het geheel genomen zou minder dan de helft van de ondervraagden iemand reanimeren als dit nodig is. Het Rode Kruis benadrukt dat EHBO-training de bereidheid om te helpen kan vergroten.
6
Thema 1 EHBO
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
Bron: www.rodekruis.nl (bewerkt)
JS
Het Rode Kruis verwijst naar succesverhalen in Noorwegen en Denemarken, waar EHBO-training al in het reguliere onderwijs is opgenomen. Het Rode Kruis en andere hulpdiensten steunen het idee om jongeren de vaardigheden bij te brengen die levens kunnen redden in noodsituaties. Medische professionals benadrukken de cruciale rol van burgerhulpverlening in noodsituaties en hoe jongeren kunnen bijdragen aan een hogere overlevingskans bij noodgevallen.
a. Bespreek de woorden die je niet begrijpt of zoek ze op.
b. Waarom denk je dat dit praktijkvoorbeeld bij dit thema gekozen is?
c. Wat wil je van het thema EHBO leren?
Opdracht 3 Voorbereidende opdracht
a. Het Rode kruis geeft aan dat slechts 17 procent van de Nederlanders een EHBO certificaat heeft. In deze opdracht gaan jullie onderzoeken of dit ook geldt voor de mensen in jullie omgeving. Vorm samen met twee medestudent een drietal. Maak een enquête over EHBO. Jullie gaan onderzoek doen naar hoeveel mensen daadwerkelijk een EHBO certificaat hebben. Zorg ervoor dat je in je enquête in ieder geval vraagt naar: • Leeftijd • Wel of geen EHBO certificaat
Bedenk als groep nog twee vragen die jullie kunnen stellen over EHBO.
Maak je enquête digitaal met behulp van het stappenplan enquête maken. Stuur de enquête naar minimaal twintig personen. b. Bekijk de uitkomsten van jullie enquête. Wat valt jullie op?
7
c. Klopt de uitkomst van jullie enquête met de 17% die het Rode kruis noemt?
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
d. Vergelijk jullie uitkomst met die van een andere groep. Zijn er verschillen? Zo ja, hoe komt dit volgens jullie?
e. bespreek samen met de hele groep de volgende twee stellingen:
"Iedereen moet verplicht een EHBO certificaat halen"
"EHBO moet een verplicht lesonderdeel zijn op alle opleidingen"
Zijn jullie het eens met de stellingen? Leg uit waarom wel of waarom niet.
1.3 Aandachtspunten EHBO
C
Tijdens je werk kun je te maken krijgen met situaties waarin je eerste hulp moet verlenen. Het is van belang dat je kennis hebt van EHBO: Eerste Hulp Bij Ongevallen. In bedrijven en scholen is het wettelijk verplicht dat een aantal medewerkers een EHBO diploma heeft. Dat is nodig als bijvoorbeeld werknemers, gasten of cliënten een letsel oplopen of een stoornis hebben. Bij een stoornis kun je denken aan een hartstilstand of beroerte. Hierbij moet je direct helpen. Lichte verwondingen, zoals een snijwond, schaafwond of een lichte of kleine brandwond, verzorg je zelf. Ook bij verslikken en verstikken moet je direct kunnen handelen. Maar niet alle verwondingen mag je zelf behandelen. Zorg er altijd voor dat je weet wat je wel en niet zelf mag doen. En wie je moet waarschuwen als er meer hulp nodig is. Binnen de meeste organisaties waarschuw je éérst de BHV, Bedrijfshulpverlening. In alle andere gevallen zorg je ervoor dat je iemand waarschuwt die eerste hulp kan verlenen. Bij het verlenen van eerste hulp moet je altijd letten op de volgende aandachtspunten: • Kijk of het veilig is om hulp te verlenen. • Bepaal welke hulp nodig is. • Verplaats een slachtoffer indien mogelijk naar een veilige plaats. StockFoto, ID: 618341738
Eerste hulp bij hartstilstand.
8
Thema 1 EHBO
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Kijk of het veilig is om hulp te verlenen Denk altijd aan de veiligheid van jezelf, het slachtoffer en de omgeving. Bij letten op gevaar kun je denken aan bewegende voorwerpen of mensen, verkeer, agressieve mensen, brand- en instortingsgevaar van een gebouw of giftige gassen. De veiligheid kun je verhogen door bijvoorbeeld: • sigaretten te doven • een veiligheidsvest aan te trekken en/of het verkeer om te leiden • de motor van een auto uit te zetten • de elektriciteit uit te schakelen • handschoenen te dragen om niet via lichaamsvocht of bloedcontact besmet te worden. Geef eventueel opdrachten aan omstanders om je te helpen.
https://www.shutterstock.com/image-vector/realistic-reflective-vest-front-back-view-1282484851
Met een veiligheidsvest ben je goed zichtbaar.
Bepaal welke hulp nodig is Als je aankomt bij een slachtoffer is het van belang dat je eerst een inschatting maakt van de hulp die nodig is. Niet elke situatie is levensbedreigend en vraagt meteen het bellen van 112. Is het slachtoffer bij bewustzijn en aanspreekbaar, vraag wat er is gebeurd. Afhankelijk van de ernst van de situatie, zorg je voor de juiste professionele hulp. Dit kan een huisarts, de huisartsenpost of 112 zijn. Bijvoorbeeld als iemand valt en mogelijk zijn arm gebroken heeft, dan begeleid je hem naar de huisarts. Bel 112 bij bewusteloosheid, hevige benauwdheid, een ernstig ongeval of een ongelukkige val. Zet dan je telefoon op de luidspreker zodat jouw handen vrij zijn. Vertel waar hulp nodig is. Beantwoord vragen van de centralist van 112 en volg de aanwijzingen. Samenwerken met omstanders kan ervoor zorgen dat het slachtoffer sneller de juiste hulp krijgt. Je kunt bijvoorbeeld een omstander aanwijzen en zeggen dat hij 112 moet bellen. Terwijl deze omstander
9
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
belt, kun jij verdere hulp bieden. Soms heb je meer informatie nodig om in te schatten wat de juiste professionele hulp is. Probeer na te gaan wat er met het slachtoffer is gebeurd. Dit kan door het slachtoffer zelf of omstanders te bevragen. Deze informatie is voor de professionele hulpverlening belangrijk. Denk bijvoorbeeld aan een slachtoffer dat een giftige stof heeft ingeslikt of een letsel heeft door elektriciteit.
https://www.shutterstock.com/image-photo/abrasion-on-womans-knee-girl-applying-1147914101
Minder ernstig letsel kun je zelf oplossen.
Stabiele zijligging Een slachtoffer dat ernstig gewond is verplaats je niet. Je kunt door het verplaatsen van het slachtoffer de situatie verslechteren. Laat een slachtoffer zelf bepalen welke houding het prettigst is en bied ondersteuning in deze houding.
C
Een slachtoffer dat op zijn rug ligt en bewusteloos is, kun je op z'n zij leggen in de stabiele zijligging. Dat doe je zo: • Kniel naast het slachtoffer, aan de kant van het gezicht. • Doe een eventuele bril af. • Zorg dat de benen gestrekt naast elkaar liggen. • Pak de dichtstbijzijnde arm van het slachtoffer en leg deze in een rechte hoek met het lichaam. Zorg dat de handpalm van de hand op de grond naar boven wijst. • Buig de andere arm over de borst en leg deze met de handrug tegen de wang van het slachtoffer. Houd deze hand vast. • Pak het been dat het verst weg ligt en buig deze bij de knie. • Draai het slachtoffer op zijn zij door de gebogen knie naar je toe te trekken. • Houd met je andere hand de hand van het slachtoffer tegen zijn hoofd. • Kantel het hoofd iets naar achteren. Zorg dat de mond naar de grond is gericht. Zo kan eventueel braaksel of bloed makkelijk eruit lopen.
10
Thema 1 EHBO
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
• Controleer regelmatig de ademhaling door te kijken, te luisteren en te voelen. Als je je vingers gespreid op iemands borst en rug legt, kun je de ademhaling goed voelen. Controleer 10 seconden lang.
https://www.shutterstock.com/image-photo/first-aid-174194789
Houd met je andere hand de hand van het slachtoffer tegen zijn hoofd
Verplaats een slachtoffer naar een veilige plaats Soms moet het slachtoffer vanwege gevaar verplaatst worden. Als een slachtoffer bewusteloos is of letsel heeft waardoor hij niet kan lopen of hinkelen, dan kun je dit doen met de Rautekgreep.
Stappenplan Slachtoffer met Rautekgreep verplaatsen: • Kniel achter het hoofd van het slachtoffer en zet deze rechtop in een zittende positie. • Schuif je armen onder de oksels van het slachtoffer. • Pak met je handen een van de armen van het slachtoffer horizontaal vast. Pak de gezonde arm als de andere arm een verwonding heeft. • Grijp de arm niet vast met je duimen, maar houd vingers en duimen aaneengesloten. • Zet je voeten en knieën aan weerszijden van het lichaam. • Til het slachtoffer op door je benen te strekken. Ben je met twee hulpverleners, dan pakt de tweede hulpverlener de benen van het slachtoffer door één been over het andere been te leggen. Is de Rautekgreep niet mogelijk, dan versleep je het slachtoffer op wat voor manier dan ook bijvoorbeeld door te trekken aan kleding, armen of enkels.
11
JS (Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I https://stock.edu-actief.nl/mediafiler/start/mediabank?view=preview&fuid=img96/ehbo-2.jpg
Bij de Rautekgreep pak je de gezonde arm vast en houd je je vingers en duimen aaneengesloten.
C
Let ook op beschutting. Daar kun je op verschillende manieren voor zorgen. Bij slecht weer kun je onderkoeling voorkomen met een jas of (reddings)deken. Bij warm weer moet je letten op het gevaar van oververhitting. Dan kun je een paraplu of deken voor de schaduw gebruiken. Bij letten op gevaar hoort ook het voorkomen van besmetting. Jij kan het slachtoffer besmetten en andersom. Besmetting kan plaatsvinden via uitgeademde lucht en lichaamsvloeistoffen, zoals bloed en speeksel.
12
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
https://www.shutterstock.com/image-photo/ambluence-worker-covering-injured-man-thermal-1451367899
Met een reddingsdeken kun je onderkoeling voorkomen.
Opdracht 4 EHBO
Waar staat de afkorting EHBO voor? Eerste Hulp bij ongevallen Eerste Hulp bij ongemakken Eerste Hulp bij ondervoeding
Opdracht 5 Professionele hulp inschakelen
Stel je komt in een situatie terecht waarbij 112 gebeld moet worden. Lees de situaties in de tabel en vul in de laatste kolom in wat jij zou doen. Jij
Omstanders
Jij hebt een telefoon.
Er zijn geen omstanders.
Jij hebt een telefoon.
Er zijn omstanders met een telefoon.
Jij hebt geen telefoon.
Er zijn omstanders met een telefoon.
Jij hebt geen telefoon.
Er zijn omstanders zonder telefoon.
Jij hebt geen telefoon.
Er zijn geen omstanders.
Wat doe je of wat zeg je?
13
Opdracht 6 Rautekgreep
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Wanneer gebruik je de zogenaamde Rautekgreep?
Opdracht 7 Instructiekaart Rautekgreep Vorm samen met twee medestudenten een groep.
De Rautekgreep bestaat uit een aantal stappen en aandachtspunten. Maak van deze stappen een instructiekaart door van elke stap een foto te maken waarin je de handeling uitbeeldt. Zet onder de foto in tekst wat je laat zien. Stappenplan Slachtoffer met Rautekgreep verplaatsen: • Kniel achter het hoofd van het slachtoffer en zet deze rechtop in een zittende positie. • Schuif je armen onder de oksels van het slachtoffer. • Pak met je handen een van de armen van het slachtoffer horizontaal vast. Pak de gezonde arm als de andere arm een verwonding heeft. • Grijp de arm niet vast met je duimen, maar houd vingers en duimen aaneengesloten. • Zet je voeten en knieën aan weerszijden van het lichaam. • Til het slachtoffer op door je benen te strekken.
1.4 EHBO verbanddoos
Bij veel EHBO heb je materiaal nodig. Zorg ervoor dat je op jouw werkplek weet waar je de EHBO verbanddoos kunt vinden. Dan kun je in geval van nood snel handelen. Heb je materiaal uit de verbanddoos gebruikt dat bijna op is? Zorg dan voor aanvulling. Controleer de verbanddoos regelmatig en vervang materialen die niet meer steriel zijn of waarvan de verpakking is beschadigd. StockFoto, ID: 2352384017
EHBO verbanddoos
C
Veel verbandmiddelen in een verbanddoos zijn steriel verpakt. Dit betekent dat er geen ziektekiemen, vuil of andere besmettingsbronnen in de verpakking en op het gaasje of verband aanwezig zijn. Daarom heeft steriel verband een houdbaarheidsdatum. Na deze datum is de verpakking niet meer steriel en voldoet deze niet aan de kwaliteitseisen. De houdbaarheid wordt op de verpakking vaak aangeduid met een zandloper met daarachter de uiterste gebruiksdatum.
14
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
Verpakking verbandmiddel met houdbaarheidsdatum
Op steriel verpakt verband staat een houdbaarheidsdatum.
Een EHBO verbanddoos bevat meestal de volgende materialen: • huidontsmettingsmiddel • wondpleister • steriele kompressen (gaasjes) • synthetische watten • hydrofiel zwachtel • ideaal zwachtel • elastische zwachtel • snelverband • kleefpleister • wondsnelverband • hechtstrips • verbandklemmetjes • verbandschaar • splinterpincet • handschoenen
15
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Het Oranje Kruis geeft op haar website richtlijnen voor verbandmiddelen. Voor de thuissituatie heb je aan een basisverbandset voldoende. Voor evenementen en sportactiviteiten is er een speciale verbandset. Ook een bedrijfsverbandset is uitgebreider dan de verbanddoos die je thuis gebruikt. In een bedrijf, instelling of school is de bedrijfshulpverlener (BHV’er) de persoon die weet hoe je op de juiste wijze de inhoud van de bedrijfsverbandset kunt gebruiken. Bijvoorbeeld: • Een elastische hydrofiele zwachtel is een sterk vochtopnemend verband. Door de elasticiteit kan de zwachtel soepel meebewegen met de vormen van het lichaam.
Hydrofiele zwachtel.
C
• Met een snelverband dek je snel een grote wond af. Het is een steriel verband in een verpakking, gemaakt van gaas (kompres) met hydrofiel materiaal en twee hydrofiele zwachtels.
16
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
https://stock.edu-actief.nl/mediafiler/start/mediabank?view=preview&fuid=dir6/81-5.jpg
Met een snelverband dek je een wond snel af.
C
• Een wonddrukverband is een combinatie van een snelverband of gaasje met een stevige zwachtel zoals een ideaal zwachtel. Dat is een stevig verband dat slechts een klein beetje kan uitrekken. Het is daarom extra stevig en goed geschikt als bovenste laag van een wonddrukverband.
17
JS (Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I Een wonddrukverband aanleggen.
Opdracht 8 Inhoud verbanddoos
Maak een moodboard over alle verplichte materialen in een basisverbanddoos. • Bedenk een titel en zet deze op je moodboard. • Zet alle verplichte materialen op je moodboard. • Zet bij alle materialen een duidelijk afbeelding. • Geef een korte omschrijving hoe je het materiaal kunt gebruiken. • Bewaar je moodboard.
Opdracht 9 Steriel verband a. Wat betekent ‘steriel’?
C
b. Waarom moet je steriele verbandmaterialen zo min mogelijk aanraken met je vingers?
Opdracht 10 Verbanddoos puzzel
In een verbanddoos zitten veel materialen. Zoek de elf materialen in deze woordzoeker.
18
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
Woordzoeker
1.5 Wonden verzorgen en verbinden
Iedere wond is anders en vraagt een andere behandeling. Er zijn twee belangrijke factoren waar je rekening mee moet houden bij de behandeling van een wond: 1. Het bloedverlies door de wond. 2. Het soort wond; inwendig of uitwendig.
Afhankelijk van deze twee factoren stuur je het slachtoffer naar een arts of behandel je de wond zelf.
19
JS
Wanneer naar een arts Als je een wond gaat behandelen, moet je jezelf eerst de vraag stellen of je een tijdelijk verband gaat aanleggen of een definitief verband. Een tijdelijk verband leg je aan als het slachtoffer naar een arts moet voor behandeling van de wond. Je verbindt de wond tijdelijk om bloedverlies en verdere vervuiling van de wond tegen te gaan. Bij een definitief verband hoeft het slachtoffer niet naar een arts en kan de wond genezen na verbinding.
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
Met de volgende wonden ga je altijd naar een arts: • Wonden die misschien gehecht moeten worden; – Snijwonden die groter dan 1 centimeter zijn. – Als je dieper gelegen structuren, zoals vetweefsel, pezen en spieren, kunt zien – Als de wondranden niet eenvoudig naar elkaar toe te brengen zijn. – Wonden in het gezicht van het slachtoffer. • Diepe wonden waar misschien onderliggende structuren, zoals spieren, pezen en organen, beschadigd zijn. • Vuile wonden die zijn veroorzaakt door beten van mens en dier, door een vies mes, of met veel straatvuil.
C
In sommige gevallen zal de huisarts besluiten om een tetanusinjectie te geven om een ernstige infectie te voorkomen. Voor kinderen is dit niet nodig omdat zij zijn gevaccineerd. Bij volwassenen is de inenting meestal verlopen. In zorginstellingen zijn er protocollen waarin precies staat wat je moet doen.
https://www.shutterstock.com/image-photo/lacerated-wound-slight-bleeding-traumatic-injury-2058234299
Diepe verwonding op bovenbeen waarbij het onderliggend vetweefsel te zien is.
20
Thema 1 EHBO
Bloeding Bij een bloeding verliest het slachtoffer bloed door een beschadiging van een bloedvat. Bij een uitwendige bloeding kun je het bloed zien stromen. Bij een inwendige bloeding stoomt het bloed ook uit een bloedvat, maar blijft het bloed in het lichaam.
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Er zijn drie soorten bloedingen: 1. Slagaderlijke bloeding: Bij deze bloeding komt het bloed stootsgewijs uit de wond bij iedere hartslag. Het bloed heeft een helderrode kleur. 2. Aderlijke bloeding: Het bloed stroomt gelijkmatig uit de wond en heeft een donkerrode kleur. 3. Haarvatenbloeding: Het bloed sijpelt uit de wond. Inwendige wond Een inwendige wond is niet zichtbaar aan de buitenkant van het lichaam zoals een gebroken heup. Als je twijfelt bij letsel moet je er altijd een arts naar laten kijken. Uitwendige wond Bij een uitwendige wond, zoals een schaafwond, splinterverwonding of een snijwond, is de huid beschadigd. Hierdoor kunnen ziekteverwekkende micro-organismen het lichaam binnenkomen en een ontsteking veroorzaken. Dit vertraagt de genezing. Een wond moet dan ook goed gereinigd en steriel afgedekt worden. Snijwond Een snijwond kan veroorzaakt worden door een schaar, een mes of het snijden aan glas of papier. Snijwonden zijn pijnlijke wonden waarbij de wondranden vaak recht en scherp zijn.
C
Stappenplan Snijwond verzorgen: • Ontsmet de wond door eerst de wond voorzichtig schoon te spoelen met handwarm water. Dep de wond droog met een niet-pluizende doek. Dep daarna de wond zelf en de huid rondom met een ontsmettende vloeistof dat op een steriel gaasje is gedruppeld. • Een diepe wond, die nog door een arts behandeld moet worden, hoeft niet gereinigd en ontsmet te worden. • Haal bij een diepe wond de wondranden naar elkaar toe en plak een hechtpleister dwars op de wond. • Dek de wond (met of zonder hechtpleister) steriel af met een dekverband. • Afhankelijk van de grootte van de wond kies je voor een gaaspleister, een snelverband, een wondsnelverband of een steriel gaasje met witte watten en een hydrofiel zwachtel. Met een vingerbob kun je snel een vinger verbinden. • Stuur een slachtoffer met een diepe wond altijd naar een arts. • Als de wondranden erg wijken moet de wond gehecht of geplakt worden.
21
JS (Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I https://stock.edu-actief.nl/mediafiler/start/mediabank?view=preview&fuid=dir6/84-6.jpg
C
Met een hechtpleister kun je de wondranden naar elkaar toehalen voor een betere genezing.
22
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
Foto met vingerbob
Met een vingerbob kun je snel een vinger verbinden.
Splinterverwonding Een splinter van bijvoorbeeld hout, metaal of glas, kun je alleen zelf met een pincet verwijderen als er nog een stukje uit de wond steekt. Steekt de splinter er niet uit, of is de splinter moeilijk te verwijderen, bel dan met de huisarts(enpost). Stappenplan Splinter verwijderen: • Pak de splinter vast met een pincet, zo dicht mogelijk bij de huid; • Verwijder de splinter door deze in de lengterichting naar buiten te trekken. • Desinfecteer de wond met een ontsmettende vloeistof.
23
JS (Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I https://www.shutterstock.com/image-photo/woman-pulling-splinter-hand-using-tweezers-2272388603
Verwijderen de splinter met een pincet in de lengterichting
Schaafwond Bij een schaafwond is de bovenste huidlaag, de opperhuid, weggeschaafd. Bij kinderen is dit vaak op een knie of elleboog door een val. In een schaafwond zie je vaak kleine bloedende stipjes. Dit zijn beschadigde haarvaatjes. Bij een schaafwond die is ontstaan op een onbedekte huid kun je er vanuit gaan dat de wond is vervuild. Stappenplan Schaafwonden verzorgen: • Spoel de wond schoon met zacht stromend lauw water; • Laat de wond drogen aan de lucht; • Zit de wond onder kleding, dan moet deze steriel afgedekt worden met bijvoorbeeld een wondpleister of snelverband.
C
Eventueel kun je wond afdekken met een zalfgaas. De zalf op het gaasje houdt de wond soepel en zacht. Dit bevordert de natuurlijke genezing en vermindert de kans op littekenvorming. Smeer nooit gewone zalf op de wond. Dit is vaak niet steriel en vergroot de kans op infecties.
24
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
https://stock.edu-actief.nl/mediafiler/start/mediabank?view=preview&fuid=dir6/85-6.jpg
De kleine bloedende stipjes zijn beschadigde haarvaatjes.
Scheurwonden Een scheurwond is een wond die kan onstaan door bijvoorbeeld je been open te halen aan prikkeldraad. Ook een beet kan een scheurwond veroorzaken. Scheurwonden zijn lelijke wonden waarbij de rande rafelig zijn. Soms ontbreekt er ook een stukje huid. Scheurwonden moeten altijd door een arts behandeld worden in verband met infectiegevaar.
C
Stappenplan Scheurwond verzorgen: • Spoel de wond schoon met ruim, lauw, zacht stromend water. • Dek de wond steriel af en neem contact op met de huisarts(enpost).
25
JS (Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
C
foto van een scheurwond, bijvoorbeeld een hondenbeet of verwonding door prikkeldraad. Niet te ernstig, maar bijvoorbeeld een zijkant van de hand die is opengehaald. @Yumi; ik vind het lastig te bepalen wat hier geschikt is. Misschien Richard vragen wat een goed voorbeeld is?
26
Thema 1 EHBO
Steekwonden Steekwonden zijn wonden die ontstaan door het steken met een mes, een schaar of iets dergelijks. Het zijn vaak kleine wonden die wel diep kunnen zijn. Zit het voorwerp nog in het lichaam, laat deze dan zitten. Het eruit trekken beschadigt het weefsel nog meer en vergroot de kans op een bloeding.
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Stappenplan steekwond zonder voorwerp in het lichaam verzorgen: • Stelp een bloeding door op de wond te (laten) drukken. • Spoel de wond schoon met zacht stromend lauw water. • Richt de waterstraal rechtstreeks op de wond om het vuil uit de wond weg te spoelen. • Wrijf als het nodig is lichtjes in de wond om hardnekkig vuil eruit te halen. Gebruik daarvoor een steriel gaasje. • Dep de wond droog met een niet-pluizende doek. Dep daarna de wond zelf en de huid rondom met een ontsmettende vloeistof dat op een steriel gaasje is gedruppeld. • Bedek de wond nadat je deze hebt schoongemaakt, bijvoorbeeld met een steriel gaasje en een verband of een wondpleister. Brandwonden Bij een brandwond is de huid beschadigd. Er zijn verschillende manieren om een brandwond te krijgen. De belangrijkste zijn: • Vuur, bijvoorbeeld als de vlam in de pan slaat tijdens het koken. • Hitte, bijvoorbeeld een heet oppervlak, heet water of hete stoom. • Wrijving, bijvoorbeeld als je bij een val over het wegdek schuurt. • Straling, van de zon of van radiotherapie. • Chemische stoffen, bijvoorbeeld bijtende stoffen als je schoonmaakt. • Elektriciteit, bijvoorbeeld een stroomstoot. • Extreme kou; dit heeft hetzelfde effect op je huid als hitte. Dan noem je de verwonding een bevriezingswond. Bijvoorbeeld door droogijs. • Rookgassen en/of hete gassen inademen waardoor longblaasjes verbranden. Hoe ernstig een brandwond is, wordt bepaald door een aantal factoren: • de diepte • de grootte • de plaats • de oorzaak.
De diepte van een brandwond Brandwonden worden vaak onderverdeeld in drie gradaties. Dit zijn eerstegraads-, tweedegraads en derdegraads brandwonden. Deze gradaties zeggen samen met het oppervlak iets over de ernst van de brandwond. Tegenwoordig wordt er ook vaak een onderscheid gemaakt tussen een oppervlakkig en diep tweedegraads verbranding. Gradatie brandwond
Kenmerken
Behandeling
Eerstegraads
Geen blaar of wond, een • Koelen met water. rode, droge, pijnlijke plek.
Plaatje 1 van deze serie
htps/:stocke.du-acteifn ./m l edaielfir/start/medaibank?veiw=preveiw&fud i=dri6/Brandwondenp j.g
27
Kenmerken
Oppervlakkig tweedegraads
Ook rood en pijnlijk, • Koelen met water maar nu ontstaan er ook • Steriel afdekken blaren. De wond is • Raadpleeg een arts vochtig bij kapotte blaren. De huid is glanzend rood en roze van kleur.
Plaatje 2van deze serie
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
htps/:stocke.du-acteifn ./m l edaielfir/start/medaibank?veiw=preveiw&fud i=dri6/Brandwondenp j.g
Behandeling
JS
Gradatie brandwond
Diep tweedegraads
De huid is vlekkerig rozerood met witte plekken. Ook nu zijn er blaren. De wond doet weinig tot geen pijn.
Derdegraads
De wond is wit, bruin of • Koelen met water zwart van kleur. De huid • Steriel afdekken voelt stug of leerachtig • Raadpleeg een arts aan. De wond is zo diep dat de zenuwuiteinden in de huid kapot zijn. Daardoor voelt het slachtoffer weinig tot geen pijn.
Plaatje 3 van deze serie
htps/:stocke.du-acteifn ./m l edaielfir/start/medaibank?veiw=preveiw&fud i=dri6/Brandwondenp j.g
• Koelen met water • Steriel afdekken • Raadpleeg een arts
C
Eerste- en oppervlakkige tweedegraads brandwonden genezen meestal binnen 14 dagen vanzelf. Het genezen van diepere tweedegraads en derdegraads brandwonden duurt langer. Derdegraads brandwonden geven vaak littekens.
28
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
https://www.shutterstock.com/image-photo/man-sunburned-skin-on-white-background-1950025666
Een verbrande huid door de zon is vaak een eerstegraads verbranding.
Grootte van een brandwond Een brandwond die meer dan 10% van het lichaamsoppervlak van het slachtoffer is, kan een shock veroorzaken. Een shock is levensbedreigend en wordt veroorzaakt door een tekort aan rondpompend bloed. Het lichaam probeert de vitale organen zoveel mogelijk van bloed te voorzien door minder belangrijke organen minder van bloed te voorzien. Een shock herken je aan de volgende symptomen: • Het slachtoffer heeft een bleke, grauwe huidskleur; • Voelt koud en klam aan; • Heeft dorst; • Voelt zich naar; • Maakt een onrustige en/of angstige indruk. Laat bij een shocktoestand het slachtoffer liggen en niet drinken of eten. Bel bij een shock altijd meteen 112! Stappenplan Brandwond behandelen: • Voor alle gradaties geldt: – koel de brandwond 10 tot 20 minuten met lauw stromend water. Zorg dat de brandwond niet recht onder de waterstraal komt. Is er geen kraanwater, dan gebruik je ander water dat beschikbaar is, desnoods slootwater. – Verwijder voor het koelen loszittende kledingstukken en sieraden. Zit de kleding vast in de huid, laat deze dan zitten. Knip eventueel de stof eromheen los.
29
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
Smeer nooit zalf op de wond en raak deze in verband met besmettingsgevaar niet aan.
JS
• Vanaf tweedegraads brandwonden geldt: – Dek de brandwond steriel af met plastic huishoudfolie, niet-verklevend steriel kompres of een schone doek. – Breng het verband aan over de kleding, als deze aan de verbrandde huid vastzit. – Laat blaren heel en prik deze niet door.
https://www.shutterstock.com/image-photo/womans-hand-using-roll-transparent-polyethylene-1081228763
Huishoudfolie plakt niet aan de wond en de brandwond blijft goed zichtbaar.
Opdracht 11 Wonden verzorgen
C
Geef aan welke wonden je helemaal zelf kunt verzorgen. snijwond diepe wond wonden die blijven bloeden schaafwond botbreuk splinterverwonding
Opdracht 12 Shock
Wat is een shock? En wat zijn de kenmerken?
30
JS
Thema 1 EHBO
1.6 Kneuzingen, verstuikingen, botbreuken en ontwrichting.
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
Kneuzingen en verstuikingen worden vaak door elkaar gehaald of juist als hetzelfde gezien, omdat bij beiden vaak een zwelling optreedt of een blauwe plek ontstaat door beschadigde bloedvaten. Maar toch zijn het twee verschillende verwondingen.
Een kneuzing wordt veroorzaakt door een uitwendige oorzaak. Het is een beschadiging van het onderhuids bindweefsel en spieren. Deze beschadiging is het gevolg van een val, slag of stoot. Er is geen open wond zichtbaar. Kneuzingen kunnen over het hele lichaam voorkomen en zijn later vaak herkenbaar aan een blauwe plek, bloeduitstorting en zwelling. Een kneuzing is altijd pijnlijk en belemmert het bewegen van het gekneusde lichaamsdeel. Een verstuiking, ook wel 'verrekking' of 'verzwikking' genoemd, heeft een inwendige oorzaak. Bij een verstuiking is een gewricht opgerekt en beschadigd. Het slachtoffer heeft pijn, er is meestal een zwelling van het lichaamsdeel en soms is er een bloeduitstorting zichtbaar. Blauwe plek
https://www.shutterstock.com/image-photo/woman-applying-cream-on-bruised-knees-1740286289
Bloeduitstorting
https://www.shutterstock.com/image-photo/hematoma-on-womans-leg-close-huge-2124446057
Een blauwe plek is een zichtbare plek in de huid. Een bloeduitstorting is een inwendige bloeding. Door een kneuzing van bloedvaatjes lekt bloed in Het bloed komt buiten de bloedvaten terecht, maar het weefsel rondom. blijft wel in het lichaam. Bloed komt onderhuids terecht, dit is zichtbaar als een bloeduitstorting.
Stappenplan Kneuzing en verstuiking behandelen: • Een kneuzing en een verstuiking kun je het beste direct koelen. Dit vermindert de pijn en laat de zwelling afnemen. • Koel 10 - 20 minuten, afhankelijk van hoelang het slachtoffer kan volhouden. Herhalen mag. • Koelen kan met lauw stromend water, een koude washand, maar ook met een coldpack. • Laat het slachtoffer tijdens en na het koelen het lichaamsdeel hooghouden tegen de pijn. • Leg eventueel een druk-/steunverband aan.
31
JS (Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I https://www.shutterstock.com/image-photo/woman-applying-cold-pack-on-swollen-356553407
Een kneuzing of verstuiking kun je koelen met een coldpack.
Stappenplan druk-/steunverband aanleggen: • Neem de zwachtel zo in de hand, dat je in de rol kunt kijken. • Begin onder de kneuzing of verstuiking. • Zwachtel stevig, maar niet te strak, in de richting van de romp. • Bedek met elke slag twee derde van de vorige slag. • Zorg ervoor dat de totale kneuzing of verstuiking is bedekt. • Eindig boven de kneuzing of verstuiking en zet het zwachtel vast met stukjes kleefpleister.
C
Wordt de pijn erger en/of gaan de vingers of tenen verkleuren, verwijder dan het druk-/steunverband.
32
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
https://www.shutterstock.com/image-photo/medical-bandage-roll-isolated-on-white-1990634519
Neem de zwachtel zo in de hand, dat je in de rol kunt kijken.
Ontwrichting en botbreuken We spreken van een ontwrichting als een gewricht uit de kom is. Ontwrichting ontstaat vaak door een val of een harde ruk aan een ledemaat, bijvoorbeeld tijdens het sporten. Bij een ontwrichting probeer je niet zelf het gewricht op zijn plaats te krijgen. Hierdoor is de kans groot dat je extra schade zult veroorzaken. De meeste botbreuken ontstaan bij ongelukken, tijdens het sporten of door een valpartij. Als er veel kracht op een bot komt te staan, kan deze te ver doorbuigen en breken. Bij een botbreuk zal er sprake zijn van een abnormale stand en/ of beweeglijkheid. Op de plek van de breuk heeft het slachtoffer vaak veel pijn. Bij een breuk van de ribben kan het slachtoffer moeite hebben met ademhalen. Stappenplan Handelen bij ontwrichting en botbreuk: • Laat het slachtoffer het ontwrichtte lichaamsdeel zelf ondersteunen door het voorzichtig vast te houden. • Houd het getroffen lichaamsdeel onbeweeglijk. Geef steun en rust; – Bij onderarm, pols of hand door een mitella. – Bij elleboog, bovenarm, sleutelbeen of schouderblad door een brede das. – Bij een breuk van been of heup door een dekenrol of ander stevig voorwerp. • Bel de huisarts(enpost) om in overleg het vervoer van het slachtoffer naar het ziekenhuis te regelen.
Opdracht 13 Koelen
a. Bij een kneuzing en verstuiking is koelen belangrijk. Hoe moet je dit doen?
33
b. Hoe lang koel je bij kneuzing en verstuiking? Koel de pijnlijke plek ongeveer 5- 10 minuten. Koel de pijnlijke plek ongeveer 10 - 20 minuten. Koel de pijnlijke plek ongeveer 20 - 30 minuten.
JS
Opdracht 14 Kenmerken kneuzing/ verstuiking
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
a. Hoe kun je een kneuzing of verstuiking herkennen?
b. Kneuzingen en verstuikingen worden vaak door elkaar gehaald of juist als hetzelfde gezien. Maar toch zijn het twee verschillende verwondingen. Zet de kenmerken in een tabel. Kneuzing
verstuiking
Uiterlijke kenmerken
Inwendige- of uitwendige oorzaak Kenmerken
Opdracht 15 Instructiekaart druk/ steunverband aanleggen Vorm samen met twee medestudenten een groep.
Het behandelen van een verstuiking bestaat uit een aantal stappen en aandachtspunten. Maak van de stappen van het aanleggen van een druk-/steunverband een instructiekaart door van elke stap een foto te maken waarin je de handeling uitbeeldt. Zet onder de foto in tekst wat je laat zien. Kies uit: • Knie druk-/steunverband • Elleboog druk-/steunverband • Enkel druk-/steunverband
C
Gebruik alle stappen uit het stappenplan druk-/steunverband aanleggen: • Neem de zwachtel zo in de hand, dat je in de rol kunt kijken. • Begin onder de kneuzing of verstuiking. • Zwachtel stevig, maar niet te strak mogelijk, in de de richting van de romp. • Bedek met elke slag twee derde van de vorige slag. • Zorg ervoor dat de totale kneuzing of verstuiking is bedekt. • Eindig boven de kneuzing of verstuiking en zet het zwachtel vast met stukjes kleefpleister. Bekijk ook de filmpjes.
1.7 Flauwvallen, bewusteloosheid en reanimeren
Flauwvallen en bewusteloosheid zijn twee verschillende toestanden die verschillende acties vereisen. Het is belangrijk om de verschillende kenmerken te begrijpen om adequaat te kunnen handelen.
34
Thema 1 EHBO
Flauwvallen is een licht en kortdurend bewustzijnsverlies, waarbij het slachtoffer nog reageert op prikkels zoals stemgeluid of aanraking. Typische tekenen zijn zweten, geeuwen, bleekheid en misselijkheid. Bewusteloosheid gaat gepaard met diepgaand bewustzijnsverlies, waarbij het slachtoffer niet reageert op prikkels zoals aanraking of stemgeluid.
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Flauwvallen Bij flauwvallen behoudt het slachtoffer gewone spierspanning en blijven de reflexen intact. Het slachtoffer reageert (lichtjes) op aanspreken en aanraken. Zorg dan dat het slachtoffer voldoende frisse lucht krijgt en maak knellende kleding en sieraden los. Leg zo mogelijk een koude, vochtige doek op het voorhoofd en leg de benen eventueel iets hoger dan het hoofd. In de regel zal het slachtoffer weer snel bij bewustzijn zijn. Laat het slachtoffer na tien minuten langzaam weer zitten. Als het slachtoffer opnieuw klachten krijgt nadat hij tien minuten overeind zit, laat hem dan opnieuw tien minuten liggen. Blijf bij het slachtoffer.
C
Bewusteloosheid Bij bewusteloosheid verdwijnt de spierspanning, waardoor het mogelijk is dat de tong naar achteren valt en de luchttoevoer naar de longen belemmerd wordt. Oorzaak van bewusteloos is een te laag zuurstofniveau in het lichaam. Als gevolg hiervan ontstaat er een tekort aan zuurstof in de hersenen. Zo'n tekort kan veroorzaakt worden door gebeurtenissen zoals een herseninfarct(beroerte), TIA, een hersenbloeding, intense emoties of hevige pijn. Bij een herseninfarct, TIA of een hersenbloeding wordt de bloedtoevoer naar de hersenen verstoord. Emoties, schrikreacties en pijn kunnen de bloedvaten vernauwen, waardoor de bloedstroom naar de hersenen tijdelijk afneemt. Omdat bloed verantwoordelijk is voor het transport van zuurstof in ons lichaam, resulteert een verminderde bloedtoevoer naar de hersenen in een tekort aan zuurstof. Deze zuurstoftekorten kunnen leiden tot bewusteloosheid.
https://stock.edu-actief.nl/mediafiler/start/mediabank?view=preview&fuid=img135/L10-11.pdf
Herkennen van een beroerte.
35
Bij bewusteloosheid vallenreflexen zoals slikken uit. Om te bepalen of iemand bewusteloos is, kun je proberen de persoon aan te spreken met een luide en duidelijke stem en hen stevig bij de schouder schudden. Als het slachtoffer niet reageert op aanspreken en aanraken is de conclusie dat het slachtoffer bewusteloos is. Als er bewusteloosheid is vastgesteld, direct de bedrijfshulpverlener (BHV’er) en het alarmnummer 112 (laten) bellen voor hulp. Daarna controleer je altijd of het slachtoffer ademt.
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Stappenplan Ademhaling controleren: • luisteren met je oor en voelen met je wang boven de mond van het slachtoffer. • Als het slachtoffer ademt, leg je het slachtoffer voor zijn eigen veiligheid in de stabiele zijligging. Dit is nodig in verband met het risico op stikken door braken.
Reanimeren Als een slachtoffer niet ademt of moeite heeft met ademhalen, is reanimatie nodig. Dit betekent dat je mond-op-mondbeademing moet toepassen in combinatie met borstcompressies. Het is het beste als iemand die hiervoor een cursus heeft gevolgd, de borstcompressies uitvoert. Het is belangrijk om zo snel mogelijk met reanimatie te beginnen. Als je geen cursus hebt gevolgd, kan de centralist van 112 je vertellen hoe je de borstcompressies moet doen. In enkele gevallen kan het bij bewusteloosheid om een hartstilstand gaan. Na een cursus reanimeren en gebruik van een AED kun je reanimeren toepassen en een AED gebruiken. Reanimeren kan een leven redden door binnen drie minuten te reanimeren, binnen zes minuten de AED aan te sluiten en de juiste hulp te verlenen. Op veel plaatsen hangt een AED. Dit staat met een pictogram aangegeven.
https://stock.edu-actief.nl/mediafiler/start/mediabank?view=preview&fuid=dir41/id-b3fd2645-2943_max%205%20cm.jpg
AED apparaat
https://stock.edu-actief.nl/mediafiler/start/mediabank?view=preview&fuid=img11/42027%20afbeelding%2080.jpg
C
AED pictogram
Een AED kan de hartslag meten, beoordelen en als het nodig is een elektrische schok geven. Met zo’n schok wordt geprobeerd het hart weer te laten kloppen door het te ‘resetten’. Een AED is zo gemaakt dat het apparaat zegt wat je moet doen. Op de twee elektroden (de stickers voor op het lichaam) staat met duidelijke plaatjes aangegeven waar je ze moet plakken.
36
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
https://www.shutterstock.com/image-photo/automated-external-defibrillator-pads-on-display-2302891893
Op de elektroden staat duidelijke aangegeven waar je ze moet plakken.
Stappenplan Reanimeren: • Controleer of het slachtoffer bij bewustzijn is – Schud voorzichtig aan de schouders en vraag duidelijk verstaanbaar: 'Gaat het?'. – Geen reactie? Het slachtoffer is bewusteloos. Blijf bij het slachtoffer. • Bel onmiddellijk 112 (of laat iemand bellen) – Vraag 112 om een ambulance en meld dat het slachtoffer niet reageert. – Leg de telefoon op speaker naast het hoofd van het slachtoffer. De medewerker van de meldkamer aan de telefoon zal je door de reanimatie leiden. • Controleer de ademhaling – Leg een hand op het voorhoofd en kantel het hoofd voorzichtig naar achteren om de luchtweg te openen. – Til de kin op met 2 vingertoppen van de andere hand (kinlift). – Kijk, luister en voel maximaal 10 seconden of er ademhaling is. – Geen normale ademhaling en ben je alleen? Haal de AED als deze binnen handbereik is. • Geen normale ademhaling: begin onmiddellijk met 30 borstcompressies – Zet je handen midden op de borstkas. – Duw het borstbeen 5 à 6 centimeter in. – Doe dit 30 keer in een tempo van 100-120 keer per minuut. • Beademing: geef 2 keer mond-op-mondbeademing – Voer de kinlift uit en knijp de neus dicht.
37
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
– Beadem 2 keer. Adem normaal in en adem in 1 seconde gelijkmatig uit in de mond van het slachtoffer. Kijk daarbij uit je ooghoek of de borstkas van het slachtoffer omhoog komt. – Onderbreek de borstcompressies hiervoor nooit langer dan 10 seconden. – Ga door met reanimeren en wissel steeds 30 borstcompressies af met 2 beademingen. • Als de AED beschikbaar is – Onderbreek de reanimatie zo kort mogelijk. – Ontbloot het bovenlichaam en zet de AED aan. – Bevestig de elektroden en volg de instructies van de AED op. – Ga door met reanimeren tot de ambulancemedewerkers het overnemen.
https://www.shutterstock.com/image-photo/girl-checking-vital-parameters-unconscious-guy-670874266
Kinlift met twee vingers
C
Niet reanimeren Sommige mensen willen niet gereanimeerd worden. Ze kunnen dit laten zien door het dragen van een niet-reanimeren verklaring. De bekendste vorm van een rechtsgeldige verklaring in Nederland is een niet-reanimerenpenning. Deze wordt zichtbaar gedragen zodat snel duidelijk is dat iemand niet gereanimeerd wil worden. Er is voor jou als hulpverlener geen "zoekplicht". Als je dus geen penning ziet, begin je meteen met reanimeren. Ben je eenmaal begonnen met reanimeren en kom je later een penning tegen, dan is het advies door te gaan met reanimatie tot de hulpdiensten komen. Zij kunnen besluiten te stoppen.
38
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
https://stock.edu-actief.nl/mediafiler/start/mediabank?view=preview&fuid=dir38/id-af79902d-d416-4819-b22d-85469880432b.png
C
Een niet-reanimeren verklaring
39
Opdracht 16 Flauwvallen en bewusteloosheid Flauwvallen en bewusteloosheid zijn twee verschillende situaties. Maak de juiste combinaties.
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
Reflexen vallen uit
JS
Gewone spierspanning
Slachtoffer reageert niet op aanspreken
Licht kortdurend bewustzijnsverlies
Flauwvallen
Bewusteloosheid
Reflexen blijven intact
Slachtoffer reageert (lichtjes)
Diepgaand bewustzijnsverlies
Tong kan naar achteren vallen en luchttoevoer belemmeren
Opdracht 17 Reanimeren
Zet de stappen van reanimeren in de juiste volgorde. Begin met 30 borstcompressies Bel 112
Geef 2 keer mond-op-mondbeademing Controleer de ademhaling
C
Controleer of het slachtoffer bij bewustzijn is.
40
Thema 1 EHBO
Opdracht 18 AED a. Wanneer je een AED aanzet, zegt het apparaat precies wat je moet doen. Dit kan verschillen per apparaat omdat er verschillende fabrikanten zijn. Bekijk het filmpje AED volwassene - zonder uitleg of zoek hierover een filmpje op internet.
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
In het filmpje heb je een voorbeeld gezien van instructies die een AED kan geven. Zet de instructies in de juiste volgorde. Verwijder alle kleding van de borst van het slachtoffer. Iedereen houdt afstand. Druk op de rode knop. Start de reanimatie.
Breng de elektrode aan op de ontblote borst volgens de instructie. Druk deze stevig aan. Zet de AED aan.
Raak het slachtoffer niet aan. Bel 112.
Verwijder de andere elektrode van het blauwe plastic. Breng de elektrode aan op de ontblote borst volgens de illustratie. Druk stevig aan.
C
b. Bij reanimatie en het gebruik van een AED zit je als hulpverlener naast het slachtoffer. Geef op de afbeelding aan waar je de elektrodes moet plakken.
41
JS (Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
C
https://www.shutterstock.com/image-vector/human-3d-menvector-on-white-background-1632267391
42
Thema 1 EHBO
1.8 Verslikking en verstikking
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Verslikken Verslikken kan iedereen overkomen. Als iemand zich verslikt, heeft het strottenklepje de luchtpijp niet goed afgesloten bij het slikken: het eten en drinken komt (een beetje) in de luchtpijp. Hierdoor kan het slachtoffer niet goed meer ademen. Kleine kinderen verslikken zich makkelijk in druiven, een stukje brood of een soepstengel. Snij daarom druiven in stukjes en verwijder bij het brood de harde korsten. Laat het kind niet alleen met een soepstengel.
Ouderen verslikken zich ook regelmatig. Naarmate mensen ouder worden, verandert hun slikgedrag waardoor het verslikken na het vijftigste jaar vaker voorkomt. Het kauwen gaat langzamer en moeilijker omdat de kauwspieren zwakker worden. Het coördineren van bewegingen wordt lastiger. Gebitsproblemen kunnen het kauwen bemoeilijken, en restjes worden niet automatisch goed doorgeslikt, waardoor het risico op verslikken toeneemt. Het slikken zelf wordt ook moeilijker omdat het afsluiten van de luchtpijp minder goed werkt. Vloeistoffen worden als het ware te snel ingenomen, waardoor ouderen zich sneller verslikken bij het drinken. Rustig eten en drinken voorkomt gedeeltelijk verslikken. Verstikken Bij verstikking is de toegangsweg voor lucht afgesloten, waardoor zuurstoftekort ontstaat. Een slachtoffer kan niet hoesten en praten of alleen heel zacht. Verstikking of een dreigende verstikking zal zonder ingrijpen tot de dood leiden. Een slachtoffer dat zich verstikt, grijpt naar zijn keel en kan in paniek raken omdat hij geen adem meer kan halen.
C
Stappenplan Handelen bij verstikking: • Als het slachtoffer ademt, moedig aan om te gaan hoesten en wacht af of dit de blokkade verhelpt. • Kijk eventueel in de mond van het slachtoffer en probeer een duidelijk zichtbare belemmering te verwijderen. • Bel direct 112 als het slachtoffer een verminderde of afwezige ademhaling heeft, stopt met hoesten of knikkend bevestigt dat hij zich heeft verslikt. • Geef vijf rugslagen: – Ga schuin achter het slachtoffer staan en steun met één hand op de borst. – Laat het slachtoffer naar voren buigen zodat het vreemde voorwerp naar buiten kan komen en niet terugschiet in de luchtpijp. – Geef vijf stevige slagen tussen de schouderbladen met de hiel van je hand.
43
JS (Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I https://www.shutterstock.com/image-photo/hit-back-494408461
Geef vijf rugslagen met de hiel van je hand.
C
• Als het slaan op de rug niet helpt, geef dan vijf buikstoten: – Ga achter het slachtoffer staan en zet je heup tegen het slachtoffer. – Sla je armen om het bovenste gedeelte van de buik en laat het slachtoffer iets vooroverbuigen. – Maak een vuist en pak deze met je andere hand vast. Zet deze tussen de navel en de onderkant van het borstbeen. – Trek je handen krachtig naar je toe en omhoog zodat het vreemde voorwerp losschiet. • Geef afwisselend vijf rugslagen en vijf buikstoten. Controleer na elke poging of de ademhaling weer normaal is.
44
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
https://www.shutterstock.com/image-photo/emergency-procedure-494408479
Trek je handen krachtig naar je toe en omhoog.
Opdracht 19 Instructiekaart verstikking Vorm samen met twee medestudenten een groep.
Het behandelen van een verstikking bestaat uit een aantal stappen en aandachtspunten. Maak van deze stappen een instructiekaart door van elke stap een foto te maken waarin je de handeling uitbeeldt. Zet onder de foto in tekst wat je laat zien. Stappenplan Handelen bij verstikking: • Als het slachtoffer ademt, moedig aan om te gaan hoesten en wacht af of dit de blokkade verhelpt. • Kijk eventueel in de mond van het slachtoffer en probeer een duidelijk zichtbare belemmering te verwijderen. • Bel direct 112 als het slachtoffer een verminderde of afwezige ademhaling heeft, stopt met hoesten of knikkend bevestigd dat hij zich geeft verslikt. • Geef vijf rugslagen: – Ga schuin achter het slachtoffer staan en steun met één hand op de borst. – Laat het slachtoffer naar voren buigen zodat het vreemde voorwerp naar buiten kan komen en niet terugschiet in de luchtpijp. – Geef vijf stevige slagen tussen de schouderbladen met de hiel van je hand. • Als het slaan op de rug niet helpt, geef dan vijf buikstoten: – Ga achter het slachtoffer staan en zet je heup tegen het slachtoffer. – Sla je armen om het bovenste gedeelte van de buik en laat het slachtoffer iets vooroverbuigen. – Maak een vuist en pak deze met je andere hand vast. Zet deze tussen de navel en de onderkant van het borstbeen.
45
– Laat je onderarmen rusten op het heupbeen van het slachtoffer. – Trek je handen krachtig naar je toe en omhoog zodat het vreemde voorwerp losschiet.
1.9 Handelen bij andere kleine ongevallen
JS
Geef afwisselend vijf rugslagen en vijf buikstoten. Controleer na elke poging of de ademhaling weer normaal is.
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
Het kan gebeuren dat je in je werk snel moet handelen bij kleine ongevallen. Het is ook dan belangrijk dat je dan weet wat je kunt doen.
Bloedneus Een bloedneus kan ontstaan door een klap of stoot tegen het hoofd. Soms ontstaat een bloedneus ook spontaan door een verkoudheid, te vaak of te hard je neus snuiten of door grote wisselingen in temperatuur. Stappenplan Bloedneus behandelen: • Laat het slachtoffer zitten met het hoofd iets voorover (schrijfhouding). • Laat de neus één keer snuiten. • Knijp de neusvleugels op het neustussenschot (onder het harde gedeelte van de neus) dicht of laat het slachtoffer dit zelf doen. • Houd dit 10 minuten vol. • Gebruik witte watten, steriele gaasjes of een schone handdoek om het bloed op te vangen. • Raadpleeg een arts als de bloeding na 10 minuten nog niet is gestopt, of wanneer je een neusbreuk vermoedt.
C
Laat de neus niet snuiten als de bloedneus het gevolg is van hoofdletsel.
46
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
https://stock.edu-actief.nl/mediafiler/start/mediabank?view=preview&fuid=dir38/id-bc9d9630-a1ac-40dc-ccd4-128c79a18612.jpg
Knijp de neus stevig dicht.
Insectenbeten Er zijn veel verschillende soorten insectenbeten en -steken. De meeste zijn van muggen, bijen, wespen en teken. Insecten kunnen om verschillende redenen bijten of steken. Een mug steekt om bloed op te zuigen. Het bloed is de voeding voor de mug. Een wesp steekt meestal uit zelfverdediging. Als een insect iemand heeft gebeten, kan er een reactie optreden. De huid kan rood, dik en pijnlijk worden en kan gaan jeuken. Na een poosje verdwijnen deze reacties meestal vanzelf. Er zijn ook mensen die allergisch zijn voor bepaalde insectenbeten. Je kunt dan misselijk of duizelig worden. Soms moet iemand braken. In het ergste geval kan zo’n allergische reactie dodelijk zijn. Vraag altijd of iemand allergisch is. En kijk vooraf altijd in een (zorg)dossier of iemand allergisch is voor insectenbeten.
Soms heeft iemand een levensbedreigende vorm van allergie voor insectenbeten. In dit geval zal een arts een EpiPen voorschrijven. Een EpiPen is een automatische injectiespuit voor eenmalig gebruik, gevuld met adrenaline. De EpiPen wordt gebruikt bij een anafylactische shock. Dit is een acute levensbedreigende allergische reactie op de insectensteek of -beet. Het zetten van een injectie mag alleen gedaan worden door bevoegde personen. Er is een uitzondering als er sprake is van een noodsituatie. Bij een anafylactische shock gaat het altijd om een noodsituatie en moet je altijd helpen als de cliënt in levensgevaar is. In zo’n situatie mag ook een niet bevoegde persoon toch de EpiPen zetten.
47
JS (Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I https://www.shutterstock.com/image-photo/woman-injecting-emergency-medicine-into-her-752597095
Injectie met een EpiPen.
Een bijen en wespensteek Als je door een bij gestoken bent, dan kan dit flink pijnlijk zijn. Een bijensteek herken je aan de volgende kenmerken: • Zwelling, roodheid, jeuk en pijn • Soms zit de angel nog in de huid
C
Wespen steken meestal uit zelfverdediging. Vooral in augustus en september komen ze op vlees en op zoetigheid zoals koek en limonade af. Wespen verliezen bij het steken meestal niet hun angel zoals een bij. Zij kunnen dan ook meerdere keren steken.
48
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
https://stock.edu-actief.nl/mediafiler/start/mediabank?view=preview&fuid=img61/22456-04-18.jpg
Een wesp verliest meestal niet zijn angel bij het steken.
Stappenplan Handelen bij een wespen- of bijensteek: • Bij een bijensteek, schraap je de angel weg met je vingernagel of de botte kant van een mes. • Koel de plaats van de steek met een nat kompres of een coldpack. • Gebruik eventueel een zalf tegen huidirritatie, bijvoorbeeld zalf met menthol, aloë vera of calendula. • Bij een steek in een vinger, verwijder je de ringen van die vinger. Dit omdat de vinger kan gaan opzwellen. • Wordt de plek waar je bent gestoken erg dik? Bel dan de huisarts. Breng iemand die door een wesp in de mond of keel gestoken is onmiddellijk naar de spoedeisende hulp (SEH) in een ziekenhuis of bel 112. Tekenbeet Een teek is een heel klein spinachtig insect dat in struiken en in hoog gras leeft. Een teek kruipt op een mens of een dier en bijt zich vast in je huid om bloed op te zuigen. Een teek moet je zo snel mogelijk verwijderen, bij voorkeur vóórdat hij zich helemaal heeft vastgebeten. Als dat niet gebeurt, kan de teek een bepaald stofje in de huid afgeven. Dat kan een ernstige ziekte veroorzaken, bijvoorbeeld de ziekte van Lyme. Voor het verwijderen van een teek gebruik je een puntige pincet of een speciale tekentang. Hiermee voorkom je dat de teek de stof afgeeft aan de huid. Gebruik geen alcohol om de teek te verdoven want dan wordt de stof juist afgegeven aan de huid. Noteer altijd de datum op de kalender wanneer je gebeten bent door een teek. En geef de rode plek op je huid aan met een balpen. Dan kun je zien of de plek groter wordt. Dit kan nog steeds gebeuren tot drie maanden na de tekenbeet. Als de huid rondom de tekenbeet rood blijft en groter wordt of wanneer er griepverschijnselen of gewrichtspijn optreedt, dan moet je naar de huisarts. Stappenplan Teek verwijderen: • Pak de teek met een puntig pincet zo dicht mogelijk op de huid bij de kop vast
49
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
• Trek de teek er rustig uit. Als een stukje van de kop in de huid achterblijft is dat ongevaarlijk. Dat komt er vanzelf weer uit, net als bij een splinter. • Ontsmet na het verwijderen het beetwondje.
https://stock.edu-actief.nl/mediafiler/start/mediabank?view=preview&fuid=img61/22456-04-21.jpg
Met een speciale tekentang kun je de teek in een beweging verwijderen.
Letsels aan het oog Je ogen zijn kwetsbaar. Daarom worden ze beschermd door je oogkassen en je oogleden. Toch komt er soms een vuiltje in het oog, bijvoorbeeld een vliegje of zand. Door knipperen met je ogen en door tranen komt het vuiltje vaak al los. Als dat niet lukt, dan moet je het vuiltje uit het oog halen. Dit mag alleen als het vuiltje zich op het oogwit bevindt en zich gemakkelijk laat verwijderen. Stappenplan Vuiltje in het oog verwijderen: • Voorkom wrijven in het oog. • Was eerst goed je handen voordat je het oog aanraakt. • Laat het slachtoffer ergens zitten waar voldoende licht is om het oog te onderzoeken. • Spreid de oogleden met je duim en wijsvinger. • Verwijder een vuiltje alleen wanneer die op het witte deel van het oog zit. • Veeg het vuiltje met het puntje van een schone zakdoek of gaasje naar de dichtstbijzijnde ooghoek.
C
Neem contact op met de huisarts als het niet lukt om het vuiltje te verwijderen.
Door in je ogen te wrijven of bij oogletsel kun je het hoornvlies beschadigen of de oogdruk verhogen. Vervoer het slachtoffer zittend om extra druk op het oog te voorkomen. Dek het oog eventueel af met een gaasje, kapje of kokertje met behulp van een kleefpleister.
50
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
Thema 1 EHBO
https://www.shutterstock.com/image-photo/patient-covering-eye-protective-shield-medical-1823587661
Met een oogkapje kun je het oog tijdelijk afdekken.
Is er een bijtende stof in het oog gekomen, dan moet je het oog spoelen met lauw zacht stromend water. Houd hierbij het oog open en voorkom dat tijdens het spoelen de gevaarlijke stof in het andere oog komt. Bel de huisarts(enpost). Stappenplan Het oog spoelen: • Laat het slachtoffer gaan liggen als dit makkelijker is. • Houd het oog op met duim en wijsvinger. • Spoel het oog met lauw, zachtstromend water voor tenminste 15 minuten. • Laat het slachtoffer tijdens het spoelen zijn oog in alle richtingen draaien om goed te kunnen spoelen. • Zorg ervoor dat het spoelwater niet in het andere oog komt.
C
Voor het spoelen van het oog kun je ook gebruik maken van een oogspoelfles of oogdouche.
51
JS (Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
https://www.shutterstock.com/image-photo/green-emergency-eye-washing-station-equipment-1287814783
Oogdouche
https://www.shutterstock.com/image-photo/abbotsford-bc-canada-january-20-2017-1461339551
Oogspoelfles
Opdracht 20 Tekenbeet
Evelien, Ruben en Saroughan zijn in gesprek over een tekenbeet. Ze doen de volgende uitspraken: • Evelien zegt: "Een teek is een vliegend insect die vaak in het bos voorkomt" • Ruben zegt: "Van een tekenbeet kun je erg ziek worden, je kunt de ziekte van Lyme krijgen" • Saroughan zegt: "Je moet na het verwijderen van de teek het bijtwondje ontsmetten" Welke uitspraken zijn juist? Evelien Ruben Saroughan Geen enkele uitspraak is juist
Opdracht 21 Gevaarlijke stof in oog
C
Hoelang moet je het oog spoelen als iemand een gevaarlijke stof in het oog heeft gekregen? Tenminste 10 minuten Tenminste 15 minuten Tenminste 20 minuten
52
Thema 1 EHBO
Opdracht 22 Instructiekaart bloedneus Vorm samen met twee medestudenten een groep.
JS
Het behandelen van een bloedneus bestaat uit een aantal stappen en aandachtspunten. Maak van deze stappen een instructiekaart door van elke stap een foto te maken waarin je de handeling uitbeeldt. Zet onder de foto in tekst wat je laat zien.
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
Stappenplan Bloedneus behandelen: • Laat het slachtoffer zitten met het hoofd iets voorover (schrijfhouding). • Laat de neus één keer snuiten. • Knijp de neusvleugels op het neustussenschot (onder het harde gedeelte van de neus) dicht of laat het slachtoffer dit zelf doen. • Houd dit 10 minuten vol. • Gebruik witte watten, steriele gaasjes of een schone handdoek om het bloed op te vangen. • Raadpleeg een arts als de bloeding na 10 minuten nog niet is gestopt, of wanneer je een neusbreuk vermoedt. Laat de neus niet snuiten als de bloedneus het gevolg is van hoofdletsel.
1.10 Project
Doe dit project in een groep van vier. In dit project maken jullie instructiefilmpjes van de meest voorkomende EHBO-handelingen. Lees eerst de opdracht en maak daarna samen een planning. Aan het einde presenteren jullie de gemaakte instructiefilmpjes aan je docent. In dit project word je beoordeeld op het product dat je oplevert en op de samenwerking tijdens het project.
C
De opdrachtgever Tijdens het laatste overleg van de BHV'ers op jullie school is gebleken dat veel collega's weinig tot geen kennis hebben van de meest voorkomende EHBO handelingen. Gevolg is dat er vaak een beroep wordt gedaan op de collega's die BHV'er zijn. Zij worden regelmatig gebeld voor simpele verwondingen die niet perse door een BHV'er behandeld hoeven worden. Hierdoor komen deze collega's vaak niet meer toe aan hun eigen werkzaamheden. Het idee is om instructiefilmpjes te maken van de meest voorkomende EHBO handelingen. Medewerkers kunnen deze dan zelf bekijken om op deze manier precies te weten wat ze moeten doen als een situatie zich voordoet.
53
JS (Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I https://www.shutterstock.com/image-photo/man-streaming-online-seeing-movies-on-2176730611
De opdracht Maak samen met je groepje instructievideo's van vier van de volgende handelingen: 1. slachtoffer in stabiele zijligging leggen 2. verplaatsen slachtoffer met Rautekgreep 3. verzorgen van een snijwond 4. behandeling bloedneus 5. Knie, elleboog of enkel druk-/steunverband aanleggen
Producteisen De filmpjes moeten voldoen aan de volgende eisen: • De instructies in het filmpje laten duidelijk zien waar je op moet letten en wat je moet doen. • Het filmpje is leuk om naar te kijken en niet saai.
Opdracht 23 Voorbereiden a. Met wie werk je samen?
b. Wat is precies de opdracht?
C
c. Waarom heeft de opdrachtgever jullie deze opdracht gegeven?
54
Thema 1 EHBO
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
e. Bedenk samen: • Hoe wil je dit laten zien? • Wat heb je nodig? f. Voor een project moet er veel gebeuren. Bespreek wat er moet gebeuren.
JS
d. Wat wil de opdrachtgever precies?
Vul daarna de actielijst in. Noteer in kolom 1 uit welke onderdelen de opdracht bestaat. Maak een tijdpad voor de werkzaamheden. • Hoeveel tijd heeft ieder onderdeel nodig? • Wat moet eerst, wat moet later? • Wat kan tegelijkertijd gebeuren? Noteer dat in kolom 3. Activiteit
Groepsleden
Tijdsplanning
1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12
g. Schrijf een draaiboek voor de vier gekozen handelingen/ filmpjes die jullie gaan maken. In het draaiboek neem je een planning en rolverdeling op.
Opdracht 24 Uitvoeren
a. Maak de vier instructiefilmpjes. Lever je werk op. b. Bereid je goed voor op de oplevering. Bedenk wat je aan je docent en de klas wilt laten zien en wat je wilt vertellen.
Opdracht 25 Evalueren a. Evalueer het project aan de hand van de volgende vragen. Zet een kruisje in de tabel. 1 is onvoldoende en 5 is goed. Geef per score een korte toelichting.
55
Vraag
1
2
3
4
5
Toelichting
Hoe verliep de samenwerking?
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
Wat vind je van je eigen bijdrage?
JS
Wat vind je van het eindresultaat?
Hoe goed hebben jullie je kunnen houden aan de planning?
b. Geef voor de vragen waarbij je een 1 of een 2 hebt ingevuld aan waardoor dit komt, en hoe je dit een volgende keer anders zou aanpakken. Vermeld dit in je verslag.
Opdracht 26 Beoordeling project Beoordelingscriteria
C
a. 1
56
De filmpjes bevatten inhoudelijk de volgende onderdelen: • de instructies in de filmpjes laten duidelijk zien waar je op moet letten en wat je moet doen; • het filmpje is leuk om naar te kijken en niet saai.
2
De oplevering van het ontwerp gebeurt met de totale groep.
3
Samenwerken: Ik vraag om hulp als ik dat nodig heb.
4
Samenwerken: Ik vraag anderen om hun mening over mijn werk.
5
Samenwerken: Ik doe mee aan werkbesprekingen.
6
Samenwerken: We luisteren naar elkaar.
7
Samenwerken: Ik luister naar de mening van een ander.
8
Samenwerken: Ik deel mijn kennis en ideeën met anderen.
9
Samenwerken: Ik draag bij aan een goede sfeer in de groep.
10
Samenwerken: We verdelen samen de taken.
11
Samenwerken: Ik houd me aan mijn afspraken.
12
Plannen/organiseren: Ik heb alle spullen die ik nodig heb bij me.
13
Plannen/organiseren: Ik kan mijn werk plannen en organiseren.
14
Plannen/organiseren: Ik kan prioriteiten stellen.
16
Plannen/organiseren: Ik zorg ervoor dat ik op tijd aanwezig ben.
17
Plannen/organiseren: Ik doe de dingen op de afgesproken tijden.
Thema 1 EHBO
b. Bespreek de beoordeling van dit project met je docent en/of praktijkbegeleider. Als jullie het samen eens zijn, tekenen jullie beiden voor akkoord. Naam docent en/of praktijkopleider:
Akkoord of gezien?
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
Datum:
JS
Handtekening:
Naam student: Handtekening:
Akkoord of gezien? Datum:
1.11 Praktijktoets
In deze praktijktoets laat je zien dat je EHBO handelingen kunt uitvoeren. De praktijktoets ga je uitvoeren op school. Je doet deze praktijktoets individueel of in een groep. Overleg met je docent wanneer je de toets doet.
Opdracht 27 Praktijktoets
Werksituatie Je laat zien dat je voorkomende EHBO handelingen kunt uitvoeren.
Voorbereiden Bekijk de leerdoelen van dit thema. Beantwoord de vragen hierna. Overleg wanneer je deze opdracht in een groep uitvoert. Sommige dingen verzin je zelf, waarbij je rekening houdt met de situatie op school, je werk- of stageplek. Welke EHBO handelingen ga je uitvoeren?
Welke stappenplannen zijn van toepassing?
Welke materialen en middelen heb je nodig?
Verzamel wat je nodig hebt en bereid je werk voor. Oefen eerst. Bekijk het beoordelingsformulier. Laat jij alles zien en doe je alles wat er van je verwacht wordt? Uitvoeren Als jullie vinden dat je er klaar voor bent, dan voer je de praktijktoets uit.
Terugkijken Je docent of praktijkbegeleider beoordeelt je. Met je docent en/of je praktijkbegeleider heb je een evaluatiegesprek. Gebruik daarbij het beoordelingsformulier.
Opdracht 28 Beoordeling praktijktoets a. Vul de beoordeling in.
57
Je hebt algemene kennis over eerste hulp.
2.
Je kunt eerste hulp verlenen.
3.
Je weet welke aandachtspunten er zijn bij het verlenen van eerste hulp.
4.
Je kent de standaard inhoud van een EHBO doos en weet waarvoor de producten dienen.
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
1.
JS
Beoordelen
5.
Je kunt de volgende eerste hulp handelingen uitvoeren; 1. slachtoffer in stabiele zijligging leggen 2. verplaatsen slachtoffer met Rautekgreep 3. verwijderen van een splinter 4. verzorging van snij-, schaaf-, scheur-, en steekwonden 5. behandeling bloedneus 6. behandelen van een brandwond 7. behandeling kneuzing en verstuiking 8. handelen bij ontwrichting en botbreuk 9. reanimeren en gebruik AED 10. handelen bij verstikking 11. handelen bij insectenbeten 12. verwijderen vuiltje in het oog 13. het spoelen van het oog
Beoordeel jezelf
b. Noem twee dingen waarover je tevreden bent. 1.
2.
c. Noem twee dingen die je de volgende keer anders zou willen doen. 1.
2.
Opmerkingen van de docent of praktijkbegeleider die beoordeelt
C
d. TIP
58
Thema 1 EHBO
C
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
JS
e. TOP
f. Bespreek de beoordeling van deze praktijktoets met je docent en/of praktijkbegeleider. Als jullie het samen eens zijn, tekenen jullie beiden voor akkoord. Naam docent en/of praktijkopleider: Handtekening:
Akkoord of gezien? Datum:
Naam student: Handtekening:
Akkoord of gezien? Datum:
1.12 Terugkijken
Opdracht 29 Leerdoelen
a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen.
b. Vul de beoordeling in.
1.
Je hebt algemene kennis over eerste hulp.
2.
Je kunt eerste hulp verlenen.
59
4.
Je kent de standaard inhoud van een EHBO-doos en weet waarvoor de producten dienen.
5.
Je kent het verschil tussen inwendige- en uitwendige verwondingen.
JS
Je weet welke aandachtspunten er zijn bij het verlenen van eerste hulp.
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
3.
6.
Je kent het verschil tussen flauwvallen en bewusteloosheid.
7.
Je weet welke verschillende soorten brandwonden er zijn.
8.
Je weet wat een shock is en welke kenmerken daarbij horen.
9.
Je kunt het verschil benoemen tussen een kneuzing en een verstuiking.
10.
Je kunt de volgende eerste hulp handelingen uitvoeren; 1. slachtoffer in stabiele zijligging leggen 2. verplaatsen slachtoffer met Rautekgreep 3. verwijderen van een splinter 4. verzorging van snij-, schaaf-, scheur-, en steekwonden 5. behandeling bloedneus 6. behandelen van een brandwond 7. behandeling kneuzing en verstuiking 8. handelen bij ontwrichting en botbreuk 9. handelen bij verstikking 10. handelen bij insectenbeten 11. verwijderen vuiltje in het oog 12. het spoelen van het oog
1.13 Begrippen
AED Een Automatische Externe Defibrillator (AED) is een draagbaar apparaat dat het hartritme weer kan herstellen bij een hartstilstand. BHV Bedrijfshulpverlening. Medewerker die zijn opgeleid om in geval van nood werknemers en cliënten in veiligheid te brengen. Bloeduitstorting Een inwendige bloeding waarbij het bloed tussen de omliggende weefsels terecht komt.
C
Borstbeen Het been in het midden van de borstkas.
Borstcompressie Het nabootsen van de pompfunctie van het hart. EHBO Eerste hulp bij ongevallen.
60
Thema 1 EHBO
Haarvaatjes Haarfijne bloedvaatjes.
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
Letsel Een beschadiging aan het lichaam.
JS
Herseninfarct Een bloedvat naar de hersenen verstopt door een bloedstolsel.
Onderhuids bindweefsel Een losse weefsellaag onder de lederhuid. Opperhuid Bovenste, zichtbare laag van de huid.
Rautekgreep Een manier om slachtoffers van een ongeval naar een veilige plek te vervoeren. Reddingsdeken Een deken van een plastic folie die slachtoffer warm kan houden. Reflexen Onwillekeurige reactie van de spieren op een prikkel.
Shock Een situatie waarin je bloeddruk te laag is om je lichaam van bloed en zuurstof te voorzien. Spierspanning De mate waarin een spier gespannen is. Steriel Vrij van virussen en bacteriën.
Stoornis Het niet juist functioneren van het lichaam.
TIA Herseninfarct waarbij de verschijnselen binnen 24 uur over zijn.
C
Veiligheidsvest Felgekleurd hesje, voorzien van reflecterende banen.
61
INDEX
(Z OP O YR N D IG ER H T BE B EL OO D M -& B E TA R AL OE R PS ED O AC ND TI ER E) W I
B BHV ...................................................................... 8 Bloeduitstorting ................................................ 31 Borstbeen .......................................................... 37 Borstcompressies .............................................. 36
JS
A AED ....................................................................... 6 Anafylactische shock ........................................ 47
E EHBO .................................................................... 8 EpiPen ................................................................ 47
H Haarvaatjes ....................................................... 24 Herseninfarct ..................................................... 35 L Letsel ................................................................... 8
O Onderhuids bindweefsel ................................... 31 Opperhuid ......................................................... 24 R (reddings)deken ................................................ 12 Rautekgreep ...................................................... 11 Reflexen ............................................................. 36
S Shock ................................................................. 29 Spierspanning ................................................... 35 Steriel ................................................................. 14 Stoornis ............................................................... 8 T TIA ...................................................................... 35
C
V Veiligheidsvest .................................................... 9
62