BURGERSCHAP
Ik en mijn omgeving
A
NAAM:
Ik en mijn omgeving Inhoud HOOFDSTUK 1 HOOFDSTUK 2 HOOFDSTUK 3 HOOFDSTUK 4 HOOFDSTUK 5 HOOFDSTUK 6
Dit ben ik ................................................................................................................................................................................. 2 Met wie leef ik? ................................................................................................................................................................... 23 Wie zijn mijn vrienden? ................................................................................................................................................... 37 In welke cultuur leef ik? .................................................................................................................................................. 54 Wat zeg ik? ........................................................................................................................................................................... 67 Eindopdracht ....................................................................................................................................................................... 77
HOOFDSTUK 1
Dit ben ik Dit leer je dit hoofdstuk. 1.
Je kunt jouw leven op een tijdlijn tekenen.
2.
Je kunt de 4 basisemoties noemen en herkennen.
3.
Je kunt jouw eigen gevoelens benoemen.
4.
Je kunt gevoelens van anderen herkennen.
5.
Je kunt karaktereigenschappen noemen en herkennen.
6.
Je kunt uitleggen wie je bent en wat je wilt.
OPDRACHT 1 Vind jij het moeilijk om te zeggen hoe jij je voelt? ja / nee Leg je antwoord uit.
Vind jij het moeilijk om te zien hoe anderen zich voelen? ja / nee Leg je antwoord uit.
LEVENSLOOP EN TIJDLIJN
Je levensloop beschrijft hoe jouw leven verloopt. Wat er allemaal gebeurde, vanaf je geboorte tot nu. Jouw levensloop heeft invloed op de manier waarop jij over dingen denkt en op je gevoel over dingen.
2
Dit ben ik
De levensloop van mensen kun je indelen in stappen of fasen. Baby, peuter, kleuter, schoolkind, puber, adolescent, volwassene ‌ Alle mensen maken dezelfde fasen mee. Maar ieder mens doet dat op zijn eigen manier. Daarom is iedereen verschillend. Maar mensen zijn wel gelijkwaardig. Ieder mens is evenveel waard als ieder ander mens.
OPDRACHT 2 Wat weet jij nog van de tijd dat je een kleuter was? Wat vond jij leuk om te doen toen je een basisschoolkind was? Wat was jouw lievelingskleur op de basisschool?
Vind je dat nog steeds een mooie kleur? ja / nee Wat was jouw lievelingseten op de basisschool?
Is dat nog steeds jouw lievelingseten? ja / nee
OPDRACHT 3 Jouw levensloop heeft invloed op hoe jij over dingen denkt en wat je gevoel over dingen is. Geef hier een voorbeeld van.
3
OPDRACHT 4 Teken jouw levensloop op een tijdlijn. Op de lijn zet je streepjes waar iets belangrijks gebeurde. Iets wat belangrijk was voor jouw ontwikkeling. Bijvoorbeeld: • een streepje waar jij werd geboren • een streepje toen jij voor het eerst naar de basisschool ging • een streepje toen jij voor het eerst naar het voortgezet onderwijs ging • een streepje toen jij voor het eerst naar jouw sportclub of een andere vereniging ging • en er zijn vast meer gebeurtenissen die jij belangrijk vindt. Het mag van alles zijn. Iets bijzonders. Iets vrolijks. Of iets waar je verdrietig van werd. Als jij het maar belangrijk vindt voor jouw ontwikkeling. Bij de streepjes zet je ook een woord, foto of tekening.
4
Dit ben ik
OPDRACHT 5 Kies 1 gebeurtenis op jouw tijdlijn waarover jij iets meer wilt vertellen. Bijvoorbeeld: wat gebeurde er? Waarom vind je dat belangrijk voor jouw ontwikkeling? Ik kies:
Vertel over jouw gebeurtenis aan een klasgenoot. Luister ook naar het verhaal van jouw klasgenoot. Hoe vond je het om over jouw gebeurtenis te vertellen? Hoe vond je het om te luisteren naar het verhaal van jouw klasgenoot?
OPDRACHT 6 Over welk streepje op jouw tijdlijn wil jij liever niets vertellen? Teken daar een stopbord bij.
Je geeft hiermee je grens aan. ‘Stop, niet verder vragen, hier is mijn grens!’
5
EMOTIES Sommige momenten in je levensloop zijn leuk. Ze geven je een blij gevoel. Andere momenten in je levensloop kunnen je een naar gevoel geven. Daar denk je dan liever niet aan terug. Gevoelens die kort duren maar wel sterk zijn, heten emoties. Emoties voel je opkomen door een gebeurtenis of een gedachte. Daarna gaan de emoties weer weg. Emoties kun je goed voelen in je lijf. Bijvoorbeeld: je hart gaat sneller kloppen. Of je voelt een ‘steen in je maag’ of ‘vlinders in je buik’. Soms kun je de emoties ook goed zien en horen. Bijvoorbeeld: lachen, een rood hoofd, opengesperde ogen. Er zijn 4 basisemoties: de 4 b’s. Dit zijn: blij, boos, bedroefd en bang.
OPDRACHT 7 Hier zie je de 4 basisemoties. Schrijf eronder welke basisemotie het is.
6
Dit ben ik
OPDRACHT 8 Als je op je telefoon een appje aan iemand stuurt, zet je daar soms een plaatje bij. Daarmee laat je zien wat jij voelt. Bijvoorbeeld of je ergens verdrietig over bent, of juist boos. Of blij of bang. Schrijf een berichtje dat past bij het plaatje.
7
8
Dit ben ik
9
10
Dit ben ik
OPDRACHT 9 Maak een collage van de 4 basisemoties. Zoek plaatjes of maak tekeningen. Dat kunnen plaatjes van gezichten zijn, maar ook plaatjes van een heel lijf. Bijvoorbeeld van iemand die staat te stampvoeten van boosheid. Van elke emotie laat je 3 plaatjes zien. Je mag ook selfies maken.
11
OPDRACHT 10 Wat maakt jou erg blij? Hoe reageer je dan?
Zou je iets in jouw reactie willen veranderen? ja / nee Leg je antwoord uit. Wat maakt jou erg boos? Hoe reageer je dan?
Zou je iets in jouw reactie willen veranderen? ja / nee Leg je antwoord uit.
Wat maakt jou erg bedroefd?
Hoe reageer je dan?
Zou je iets in jouw reactie willen veranderen? ja / nee Leg je antwoord uit. Wat maakt jou erg bang? Hoe reageer je dan?
Zou je iets in jouw reactie willen veranderen? ja / nee Leg je antwoord uit.
12
Dit ben ik
WAT VOEL IK NU PRECIES? Voelen doe je vanbinnen. Alleen jij weet wat je voelt. Zeggen wat je voelt, is soms moeilijk. Maar zeggen wat je voelt, is belangrijk. Het helpt je om je rustig te voelen. Het helpt als iemand anders weet wat jij voelt. Anderen begrijpen je dan beter. Het is handig om meer ‘gevoelswoorden’ te kennen. Zodat je goed kunt vertellen wat je voelt. Voorbeeld Hoe voel je je als je hoort dat een uitstapje niet doorgaat? Boos? Bedroefd? Bang? Dat het nooit meer doorgaat? Misschien ben je wel blij, als je er geen zin in had. Misschien ben je wel boos en bedroefd tegelijk! Daar is een woord voor: teleurgesteld.
13
OPDRACHT 11 Pak Knipblad 1. Zoek een plaatje bij iedere emotie. Knip de plaatjes uit en plak ze erbij.
woedend
geĂŻrriteerd
gefrustreerd
ongeduldig
zenuwachtig
gelukkig
je schamen
vrolijk
wraak willen nemen
onbegrepen
op mijn gemak
opstandig
ontroerd
jaloers
verliefd
emotioneel
rustig
vrolijk
boos
ongelukkig
Bekijk de plaatjes van een klasgenoot. Hebben jullie verschillende plaatjes geplakt? ja / nee
14
Dit ben ik
OPDRACHT 12 Lees de gebeurtenissen. Vandaag gaat Marieke op auditie bij The Voice of Holland. Ze kent haar liedje goed en ze heeft er zin in. Marieke wacht achter het podium tot ze aan de beurt is. Ze vindt het erg spannend! Welk gevoel past het best? Marieke voelt zich Jacco kan prachtige salto’s maken op de trampoline. Iedereen kijkt vol bewondering. Plotseling hoort hij een scheurend geluid. Zijn vrienden lachen. Jacco is van voor tot achter uit zijn broek gescheurd. Welk gevoel past het best? Jacco voelt zich Fatih gaat zijn lekke fietsband plakken. Dat heeft hij op school geleerd. Hij heeft het lek snel gevonden en plakt de band. Zo … band weer om het wiel, oppompen en … ai, nog steeds lek. Fatih vindt het lek, plakt en legt de band er weer om. Oppompen en … pssssst. Nog steeds lek. Welk gevoel past het best? Fatih voelt zich
INVLOED HEBBEN Je kunt iemand beïnvloeden met jouw emotie. Iemand anders kan jou beïnvloeden met zijn emoties.
15
Als je naast iemand zit die boos is, of bang, kun jij je onrustig gaan voelen. Terwijl je jezelf eerst rustig voelde. Als je naast iemand zit die verdrietig is, kun jij je somber gaan voelen. Terwijl je jezelf eerst blij voelde. Dan neem je dus het gevoel van iemand anders over. Het is niet jouw eigen gevoel. Vraag aan jezelf: ‘Is dit gevoel van mij?’ Als het van jou is, blijft het gevoel. Als het van de ander was, verdwijnt het.
Vrolijk zijn heeft een positieve invloed op anderen.
OPDRACHT 13 Bedenk wanneer iemand invloed had op jouw gevoel. Schrijf op hoe de ander zich voelde. Schrijf ook op hoe jij je daardoor voelde. De ander voelde zich Daardoor voelde ik mij
HELPENDE EN STORENDE GEDACHTEN Soms kunnen je eigen gedachten jou zomaar verdrietig maken. Bijvoorbeeld: een vriendin komt niet terwijl je hebt afgesproken. Dan kun je 2 dingen denken: 1. ‘Och, er is vast iets tussen gekomen. Ze was graag naar me toegekomen.’ Of: 2. ‘Zie je wel, ze komt liever niet naar mij toe.’ De eerste gedachte is een helpende gedachte. De tweede is een storende gedachte. Krijg jij een storende gedachte? Denk er dan een helpende gedachte achteraan: ‘Ik ben leuk om mee af te spreken.’
OPDRACHT 14 Bij een storende gedachte voel je je blij. goed fout Bij een helpende gedachte voel je je beter. goed fout
16
Dit ben ik
Een helpende gedachte is goed voor je zelfvertrouwen. goed fout
OPDRACHT 15 Doe deze opdracht met een klasgenoot. Bedenk samen helpende gedachten. Schrijf ze bij de foto's.
Helpende gedachte:
Helpende gedachte:
17
Helpende gedachte:
Helpende gedachte:
KARAKTEREIGENSCHAPPEN EN GEWOONTES Karaktereigenschappen zijn eigenschappen die horen bij jou als persoon. Je kunt karaktereigenschappen niet zomaar veranderen. Ze zitten in jouw innerlijk. Samen vormen ze jouw karakter. Voorbeelden van karaktereigenschappen zijn: temperamentvol, rustig, spontaan, gevoel voor humor, chaotisch, precies.
18
Dit ben ik
Een gewoonte lijkt op een karaktereigenschap. Maar gewoontes kun je veranderen. Ze zijn aangeleerd. Je kunt ze afleren. Voorbeelden van gewoontes zijn: snel gaan vechten, mensen uitlachen, wegkruipen in gezelschap, de clown spelen.
Je karakter + je gewoontes = je persoonlijkheid
OPDRACHT 16 Een karaktereigenschap kun je gemakkelijk veranderen. goed / fout Een gewoonte is aangeleerd. goed / fout Een ander woord voor gewoonte is karaktereigenschap. goed / fout Een voorbeeld van een karaktereigenschap is: snel gaan vechten. goed / fout Een voorbeeld van een karaktereigenschap is: gevoel voor humor. goed / fout De gewoonte ‘mensen uitlachen’ kun je afleren. goed / fout
OPDRACHT 17 Waar is de karaktereigenschap handig voor? Slordig en snel: Langzaam en precies: Bazig: Volgzaam: Behulpzaam: Egoïstisch: Rustig: Temperamentvol:
19
OPDRACHT 18 Maak een woordweb over jezelf.
Het woordweb van Bas.
Voorbereiden In het woordweb zet je dingen over jezelf. Dit zet je erin: 1. jouw karaktereigenschappen 2. wat jij leuk vindt, dus wat jij graag doet en wat jouw hobby’s zijn 3. wat jij goed kunt, dus wat jouw talenten zijn 4. wat jij niet leuk vindt 5. wat jij graag zou willen. Bedenk wat je over deze 5 dingen in je woordweb wilt zetten. Schrijf dat op een apart blad. Je mag ook tekeningen maken of plaatjes zoeken.
Uitvoeren Teken je woordweb. In het midden zet je je naam.
20
Dit ben ik
Op de eerste grote takken staan de woorden: • karaktereigenschappen • leuk, hobby’s • talenten • niet leuk • dit wil ik graag Vanuit de grote takken maak je kleinere takken. Teken zo veel mogelijk of gebruik plaatjes. Gebruik weinig woorden. Vertel over je woordweb aan een klasgenoot. Luister naar het verhaal van je klasgenoot.
Terugkijken Ben je tevreden over je woordweb? ja / nee Leg je antwoord uit.
Lukte het goed om erover te vertellen? ja / nee Leg je antwoord uit.
Lukt het goed om te luisteren naar het verhaal van je klasgenoot? ja / nee Leg je antwoord uit.
OPDRACHT 19 Dit hoofdstuk ging over hoe jij jezelf ziet. Beoordeel jezelf.
1.
Ik kan mijn leven op een tijdlijn tekenen.
2.
Ik kan de 4 basisemoties noemen en herkennen.
3.
Ik kan mijn eigen gevoelens benoemen.
4.
Ik kan gevoelens van anderen herkennen.
5.
Ik kan karaktereigenschappen noemen en herkennen.
6.
Ik kan uitleggen wie ik ben en wat ik wil.
21
WOORDENLIJST Emoties Je gevoelens. Ben je bijvoorbeeld gelukkig, bang of vrolijk? Karakter Een ander woord voor persoonlijkheid. Je karakter laat zien hoe je bent. Karaktereigenschappen Eigenschappen die horen bij jou als persoon. Levensloop Je levensloop beschrijft hoe jouw leven verloopt, welke dingen er allemaal zijn gebeurd en veranderd in je leven, vanaf je geboorte tot nu. Je levensloop kun je indelen in fasen of stappen.
22