TAAL & CULTUUR
OEFE N - EN EXAMENBOEK VWO
1 Mens & taal 8
2 Ontstaan van taal 10
3 De geschiedenis van het Nederlands 12
4 Hoe kinderen taal leren 14
5 Taal & hersenen 16
6 De Nederlandse spelling 18
7 Sociale taalverschillen 20
8 Taal & betekenis 22
9 Framing 24
10 Taaltechnologie 26
1 Communiceren doe je samen 30
v Inhoud en opbouw
2 Onderwerp & hoofdgedachte 34 3
Tekstsoorten 38
4 Inleiding, kern, slot 42
5 Tekststructuur 46
6 Alinea’s & verbanden 50
7 Samenvatten 54
8 Bronnenonderzoek 58
9 Bronvermelding 62
v Formulering en stijl
10 Stijl 66
11 Begrijpelijk formuleren 70
12 Nauwkeurig formuleren 74
13 Bondig formuleren 78
14 Aantrekkelijk formuleren 82
v Presentatie
15 Opmaak 86 16 Lichaamstaal 88 17 Stemgebruik 90 18 Spelling & interpunctie 92
v Argumentatieleer
19 Overtuigen 94
20 Argumentatiestructuren 98 21 Argumentatieschema’s 102 22 Drogredenen 106
23 Logica 110
v Tekstvormen
24 Brief & e-mail 114 25 Ingezonden brief 116
Recensie 118
Verslag 120
Gesprek 122
Interview 124
Discussie 126
Debat 128
Essay 130
v LITERATUUR
1 De kunst van lezen en schrijven 134
2 Fictie & werkelijkheid 136
3 Literaire genres 138
v Poëzie
4 Poëzie 140
5 Oorlog 142
6 Liefde 144
7 Verlies 146
8 Opgroeien 148
9 Identiteit 150
10 Humor 152
Poëzie — Eindopdracht 154
v Proza
11 Het vertellen van verhalen 156
12 De aanslag — Harry Mulisch 158
13 Poep — Manon Uphoff 160
14 Een onbekende trekvogel — Kader Abdolah 162
15 Huilbaby — Annelies Verbeke 164
16 Het adres — Marga Minco 166
Proza — Eindopdracht 168
v Geschiedenis
17 Nederlandse literatuurgeschiedenis 172
18 Gedenk te sterven (1000 –1600) 174
19 Pluk de dag (1600 –1700) 178
20 Alles is maakbaar (1700 –1800) 182
21 Romantiek & werkelijkheid (1800–1880) 186
22 Een nieuw geluid (1880–1914) 190
23 Vorm of vent (1914 –1940) 194
24 Vernietiging & vernieuwing (1940 –1960) 198
25 De tijden veranderen (1960 –1980) 202
26 Rumoer, diversiteit & commercie (1980 –2000) 206
27 De literatuur draait door (2000 – heden) 210
v Literaire ontwikkeling
1 Lezen voor de lijst 214
2 Kiezen en lezen van boeken 215
3 Leesdossier 218
4 Algemene verdiepingsopdrachten 221
5 Nuttige en betrouwbare bronnen 223
1 Het eindexamen Nederlands 226
2 Soorten vragen op basis van inhoud 232
3 Soorten vragen op basis van vorm 240
4 Oefenen & analyseren 246
5 Sterkte-zwakteanalyse 260
6 Functiewoorden 261 v EXAMEN
TAAL
Mens & taal 1
DOEL > Je leert wat taal is en welke opvattingen er zijn over taal en denken.
v Verkennen
v Lees de paragraaf ‘Mens en taal’ (handboek, pp. 10-13) en beantwoord de vragen.
Pagina 10-11
1 Taal vergroot de werkelijkheid. Noem de verschillende manieren waarop taal de belevingswereld van de mens vergroot. R
2 ‘Als taalgebruiker ben jij in staat steeds weer nieuwe boodschappen te produceren én te begrijpen.’
a Maak een nieuw woord waarvan jij denkt dat nog nooit iemand het gezegd heeft, maar dat anderen wel zouden begrijpen. T 2
b Doe hetzelfde met een zin. I
3 Bepaalde bijensoorten kunnen door middel van een dans aan hun soortgenoten duidelijk maken waar ze nectar hebben gevonden.
v De richting van de dans geeft de richting van de voedselbron aan.
v De snelheid van de dans geeft de afstand tussen de korf en het voedsel aan.
a Leg uit waarom de dans van de bijen productief is. T 1
b Met menselijke taal kun je iedere denkbare boodschap overbrengen. Kunnen bijen dat ook met hun dans? Leg uit aan de hand van een voorbeeld. T 2
Pagina 12-13
4 Waarom, denk je, dachten mensen vroeger dat denken hetzelfde was als taal? T 2
5 Verkeersborden bevatten zowel iconische als willekeurige elementen. Leg dit uit aan de hand van deze voorbeelden. T 2
6 Taal kan je waarneming en geheugen beïnvloeden. Daardoor gaat er een sturende werking uit van taal. Leg uit waarom deze sturende werking niet hetzelfde is als het begrenzen van het denken. T 1
7 Waarom zijn sprekers van talen die geen links en rechts kennen, beter in het vinden van het noorden? T 2
v Verdiepen
8 Een bijzonder soort woord is de onomatopee
a Zoek uit wat een onomatopee is en geef drie voorbeelden. T 1
b Op welk kenmerk van taal zijn onomatopeeën een uitzondering? Leg uit. T 2
v Woorden
begiftigd grammaticus hypothese iconisch inheems onomatopee ontkrachten productief sturingskracht volksaard
9 Lees het tekstfragment hieronder. Talloze filosofen hebben door de eeuwen heen een link proberen te leggen tussen de taal en de aard van volkeren.
a Is de auteur overtuigd door de 17de-eeuwse grammatici? Leg uit. T 2
b Denk na over het Nederlands. Stel, er zouden verbanden zijn tussen onze volksaard en onze taal, wat zouden die volgens jou dan kunnen zijn? I
Filosofen van alle overtuigingen en nationaliteiten stonden in de rij om te beweren dat elke taal de kwaliteiten weerspiegelt van het volk dat die taal spreekt. […]
De Franse grammatici van de 17de eeuw besteedden er tientallen jaren aan om te begrijpen waarom het Frans zoveel helderder was dan alle andere talen in de wereld en waarom, zoals een lid van de Académie het stelde, het Frans was begiftigd met zo’n helderheid en precisie. […]
Na jaren hard werk ontdekte uiteindelijk Louis Le Laboureur in 1669 dat het antwoord de eenvoud zelve was. Zijn nauwgezette grammaticale onderzoekingen onthulden dat, anders dan de sprekers van andere talen, ‘wij Fransen bij al onze uitingen precies de volgorde van het denken volgen, en dat is de volgorde van de Natuur’. […] Zoals de latere denker Antoine de Rivarol stelde: ‘Als er iets niet duidelijk is, is het misschien Engels, Italiaans, Grieks of Latijn’, maar ‘wat niet helder is, is niet Frans’. […]
Niet alle intellectuelen van de wereld verenigen zich echter om deze analyse te beamen. Even hooggewaardeerde denkers — vreemd genoeg de meesten van buiten Frankrijk — uitten afwijkende meningen.
Bron: guy deutscher , Door de bril van de taal: hoe woorden de wereld kleuren. Spectrum (2012).
v Onderzoeken en ontwerpen
10 Lange tijd werd gebarentaal niet als een volwaardige taal gezien.
a Waarom denk je dat dat zo was? T 2
b Zoek informatie over de geschiedenis van gebarentaal en dovenonderwijs. Klopte jouw vermoeden? T 2
c Schrijf een tekst van maximaal 150 woorden waarin je uitlegt hoe men vroeger dacht over gebarentaal en dovenonderwijs en hoe dat is veranderd. I
11 Een wijdverbreid verhaal is dat de Inuit, de inheemse bevolking van Canada en Groenland, wel honderd woorden voor sneeuw hebben. Jij gaat onderzoek doen naar dit verhaal. Beantwoord in je onderzoek de volgende vragen: I
v Waar komt dit verhaal vandaan?
v Klopt het verhaal?
v Bij welke opvatting over taal en denken sluit dit verhaal aan?
v Wat zegt het aantal woorden dat Inuittalen hebben voor sneeuw volgens jou over de sprekers van die talen en over hun manier van denken? Geef argumenten.
v Heb je het leerdoel bereikt?
R Ik weet wat taal is en welke opvattingen er zijn over taal en denken.
T 1 Ik kan kenmerken van taal herkennen en verklaren.
T 2 Ik kan de oorzaken van bepaalde taalverschijnselen verklaren en toelichten.
I Ik kan zelf onderzoek doen naar kenmerken van taal en naar taal en denken.
Sociale taalverschillen
DOEL > Je leert wat sociale taalverschillen zijn en waardoor ze veroorzaakt worden.
v Verkennen
v Lees de paragraaf ‘Sociale taalverschillen’ (handboek, pp. 34-37) en beantwoord de vragen.
Pagina 34- 35
1 ‘De gemiddelde advocaat praat anders dan jouw klasgenoten.’
a Waarom is dit verschil een sociaal taalverschil? Leg uit. T 1
b Wat zouden mogelijke oorzaken kunnen zijn voor het verschil in taalgebruik? Noem er ten minste twee. T 2
2 Het is bij taalonderzoek vaak moeilijk te zeggen of er sprake is van een oorzaak-gevolgverband. Lees de volgende twee feiten en de mogelijke conclusie daaronder:
1 Als minister verdien je veel geld.
2 Alle ministers spreken Standaardnederlands.
Dus: als je veel geld verdient, spreek je Standaardnederlands.
a Leg uit waarom je deze conclusie niet zomaar kan trekken. T 2
b Bedenk voorbeelden waarmee je de conclusie kan tegenspreken. I
3 Jongerentalen blijven niet hetzelfde door de jaren heen. Leg uit waarom jongerentaal aan verandering onderhevig is. T 1
v Woorden
beheersing extravagant gender generaliseren milieu onderhevig zijn aan je handen dichtknijpen sekse sociolinguïstiek variëteit
4 Waarom zouden jongeren die het Nederlands goed beheersen vaker jongerentaal gebruiken dan jongeren die het Nederlands niet goed beheersen? Leg uit. T 1
Pagina 36-37
5 Geef van de taalverschillen hieronder aan of de mogelijke oorzaken te maken hebben met sekse of met gender. T 2
a De talige gebieden in de hersenen zijn bij vrouwen groter dan bij mannen. Dat is wellicht de reden dat meisjes sneller zijn in taalverwerving dan jongens.
b In de jaren ’60 dacht men dat meisjes sneller waren in de taalverwerving dan jongens, omdat zij meer binnen speelden en daardoor meer werden blootgesteld aan de taal van hun familie.
c Vrouwen kunnen beter woordjes stampen dan mannen. Sommige wetenschappers vermoeden dat dit te maken heeft met de invloed van het vrouwelijke hormoon oestrogeen op de hersenen.
d In sommige gemeenschappen mogen vrouwen niet buiten de deur werken, maar alleen voor het huishouden en het gezin zorgen. Hun mannen werken wel buitenshuis, wat leidt tot verschillen in hun taalgebruik.
6 Noem drie redenen waarom het vaak lastig is om taalverschillen tussen mannen en vrouwen te generaliseren over alle mannen en vrouwen. R
7 Bij het programma De TV Kantine worden verschillende BN’ers door acteurs geïmiteerd. Waarom is het belangrijk voor de acteurs om het idiolect van BN’ers goed te bestuderen? T 2
v Verdiepen
8 Lees het tekstfragment hieronder.
Martine (51) kan zich niet meer herinneren dat haar moeder ‘de ballen’ zei als ze wegging. Maar zij vindt dingen tegenwoordig wel ‘chill’ of ‘random’. Straattaal is namelijk vaak zo grappig, dat je vanzelf mee gaat praten. Haar zoon neemt het haar niet altijd in dank af.
Bron: martine vente , tishiergeenhotel.nl
a Leg uit waarom kinderen het hun ouders vaak niet in dank afnemen als zij straattaal gebruiken. T 2
b Martine schrijft dat ze straattaal zo grappig vindt dat ze vanzelf mee gaat praten. Noem een andere mogelijke reden voor het feit dat ouders woorden overnemen van hun kinderen. T 2
c De moeder van Martine nam háár woorden vroeger niet over. Waarom denk je dat dat is veranderd? I
9 Uit onderzoek is gebleken dat vrouwen tegenwoordig met een lagere stem spreken dan hun moeders en grootmoeders. Volgens de onderzoekers heeft dat te maken met veranderende machtsverhoudingen. Vrouwen zouden tegenwoordig bewust een diepere stem gebruiken om sterker en dominanter over te komen.
a Leg uit of deze verandering te maken heeft met de sekse van vrouwen of met hun gender. T 1
b Japanse vrouwen spreken veel hoger dan Nederlandse vrouwen. In Japan is ook de inkomenskloof tussen mannen en vrouwen groter dan in Nederland. Leg uit hoe deze twee feiten met elkaar in verbinding zouden kunnen staan. T 2
v Onderzoeken en ontwerpen
10 Straattaal is een populaire vorm van jongerentaal. Veel jongeren plaatsen tegenwoordig filmpjes op YouTube. Onderzoek of Nederlandse youtubers veel gebruikmaken van straattaal. Kies één youtuber en bekijk een aantal video’s van hem of haar. Schrijf een tekst van maximaal 250 woorden waarin je zijn of haar taalgebruik beschrijft. Beantwoord daarbij de volgende vragen: I
v Gebruikt de youtuber woorden uit andere talen? Noem voorbeelden en schrijf op wat de woorden betekenen.
v Geeft hij of zij nieuwe betekenissen aan bestaande Nederlandse woorden? Noem voorbeelden en schrijf de oorspronkelijke en nieuwe betekenissen op.
v Zijn er bepaalde woorden die hij of zij opvallend vaak gebruikt?
v Met wat voor accent spreekt de youtuber?
v Spreekt de youtuber opvallend snel of traag, of misschien heel luid of juist heel zacht? (Zie ook handboek, p. 89.)
v Heb je het leerdoel bereikt?
R Ik weet wat sociale taalverschillen zijn en waardoor ze veroorzaakt worden.
T 1 Ik kan sociale taalverschillen herkennen en toelichten.
T 2 Ik kan de oorzaken van sociale taalverschillen vinden en verklaren.
I Ik kan zelf onderzoek doen naar sociale taalverschillen.
COMMUNICATIE
Communiceren doe je samen
DOEL > Je leert wat communicatie is en uit welke elementen het communicatieproces bestaat.
v Verkennen
v Lees de paragraaf ‘Communiceren doe je samen’ (handboek, pp. 52-55) en beantwoord de vragen.
Pagina 52-53
1 a Uit welke drie elementen bestaat het basisprincipe van communicatie? R
b Is dit basisprincipe alleen van toepassing op twee personen? Leg je antwoord uit. T 2
2 In het handboek staat: ‘Je kunt dus moeilijk in je eentje communiceren.’ Kun je een situatie bedenken waarin dit wél het geval is? I
3 a Bedenk drie voorbeelden van communicatiemiddelen. I
b Met welke factoren moet je rekening houden als je wilt dat deze communicatiemiddelen effectief zijn? Geef een voorwaarde specifiek voor elk communicatiemiddel dat je hebt genoemd. I
c Leg uit wat er misgaat als er niet aan deze voorwaarden wordt voldaan. T 2
Pagina 54-55
4 Geef aan wat het communicatiedoel is van : T 1
a de klassieke ‘welles-nietesdiscussie’
b achtergrondmuziek in een winkel of wachtkamer
c alleen de emoji huilend van het lachen in een appje
d de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
5 Omschrijf in je eigen woorden wat context is, aan de hand van het zinnetje: ‘Dat was echt zielig.’ T 1
6 Leg in je eigen woorden uit wat wordt bedoeld met: communicatie is een iteratief proces T 1
7 Beantwoord de volgende vragen met gebruik van de begrippen in de paragraaf. T 2
a Waarom wordt communicatie ook weleens omschreven als ‘zo dicht mogelijk langs elkaar heen praten’?
b Wanneer gebruik je de uitdrukking ‘iets over de schutting gooien bij iemand’?
c Wat zegt de term doodzwijgen over het belang van communicatie voor mensen?
8 Aan het eind van de oudejaarsconference 2015 bracht Herman Finkers een bijzonder eerbetoon aan ‘kwetsbaarheid, zachtheid en schoonheid’. Zoek op internet op deze drie termen en bekijk de laatste 7 minuten van de voorstelling.
a Wat valt je op als je deze video de eerste keer ziet? T 1
b Leg uit wat er gebeurt in termen van ruis. T 2
Eerbetoon aan ‘kwetsbaarheid, zachtheid en schoonheid’ door Herman Finkers (2015).
v Vaardigheden
Mondelinge vaardigheid
9 Eerder op school heb je de volgende spreek- en /of tekstdoelen geleerd: informeren, beschouwen, overtuigen, activeren en amuseren.
a Categoriseer de volgende uitingen onder de net genoemde doelen: persconferentie / hoorspel / tienminutengesprek op school / oproerkreet / niet-goed-geld-terugbelofte / juryberaad / pleidooi / afscheidsrede / expertinterview / carnavalskraker T 1
b Waar loop je tegen aan bij het categoriseren? Betrek in je antwoord het begrip context. T 2
10 a Vorm drietallen en beantwoord de vraag: ‘Hoe kom ik zo snel mogelijk naar … ?’ I
v Verdeel de volgende drie rollen: één persoon informeert, de tweede probeert stellig te overtuigen en de derde activeert.
v Neem voor jezelf 2 minuten de tijd om te bedenken wat je zoal gaat zeggen.
v Ga in gesprek / discussie en beantwoord de vraag vanuit jouw rol.
b Bespreek wat jullie is opgevallen tijdens het gesprek met betrekking tot de verschillende tekstdoelen. T 2
Schrijfvaardigheid
11 Kies een van de volgende opdrachten en schrijf een tekst van minimaal 150 woorden. Verzin ook een pakkende titel die past bij het tekstdoel. I
A Schrijf een recept voor miscommunicatie compleet met ingrediëntenlijst en te volgen stappen.
B Vergelijk de voor- en nadelen van het hebben van een mening.
C Prijs ‘spreken is zilver, zwijgen is goud’ aan als de beste manier om te communiceren.
D Beschrijf een grappig, spannend of droevig voorval van gebrek aan aandacht.
E Schrijf een uitnodiging om je aan te melden voor de ‘Club voor Zinloze Communicatie’.
12 Kijk nog eens naar de tekst die je geschreven hebt. Welke non-verbale elementen zou je eraan kunnen toevoegen zodat de tekst nog meer of beter informeert, beschouwt, overtuigt, activeert of amuseert? I
Leesvaardigheid
13 a Lees onderstaande tekst. Wat is op het eerste gezicht het belangrijkste doel van de tekst? T 1
b Op welke punten sluit jouw referentiekader als lezer niet aan op dat van de schrijver? T 1
c De tekst komt uit Gedichten 1938–1970 van Cees Buddingh’. Hoe verandert hierdoor de context? T 2
d Probeer met de informatie uit het gedicht op internet te achterhalen waarom de betreffende vergadering is afgelast. I
dordrecht, 25 november 1963
l.s.
wegens de gebeurtenissen in amerika gaat de ouderavond vandaag niet door de avond wordt nu gehouden op maandag 9 december (over veertien dagen) ook weer in de meerpaal om acht uur
de oudercommissie
Uit: cees buddingh ’, Gedichten 1938–1970
De Bezige Bij (1971).
OMG. M’n moeder gebruikt emoji
Naar: nina polak , De Correspondent, 19 mei 2017
1 Mijn moeder heeft de emoji ontdekt. Sinds kort stuurt ze me tulpen, rozen, klavertjes, exotische planten, danseresjes en hartjes, in willekeurige volgorde. Digitaal bloemschikken is het, alsof ze me presentjes stuurt, niet echt bedoeld om iets mee uit te drukken, meer een soort extraatje. Kijk eens lieverd, een mooi rijtje ruikertjes voor jou:
2 Hiermee behoort mijn moeder nu tot de 92 procent van de online populatie die weleens emoji gebruikt. Voor een groot (jonger) deel daarvan dienen de blije pictogrammen niet alleen ter versiering van hun tekstbericht, e-mail of tweet, maar vormen ze een niet weg te denken deel van hun communicatie. Een manier om te zeggen wat je niet in woorden kunt vatten, preciezer aan te geven wat je bedoelt, of juist om verwarring te zaaien.
3 Is emoji een taal Hoewel emoji wereldwijd overal ‘gesproken’ wordt, luidt de consensus onder taalkundigen voorlopig dat emoji geen echte taal is, alleen al omdat emoji geen grammatica kent — het is onmogelijk om de relatie uit te maken tussen de flora en fauna in de pictogramslingers die mijn moeder me stuurt.
4 Toch voelen taalpuristen zich bedreigd door het leger lachebekkies dat de functie van hun beminde lexicon overneemt. Zo’n houding gaat er echter aan voorbij dat emoji bij uitstek gebruikt worden in spreektaal, namelijk in tekstberichten. Chatten — het woord zegt het al — is meer een vorm van praten dan van schrijven.
5 Nu wil het geval dat gesproken communicatie voor het merendeel gewaardeerd wordt naar non-verbale aspecten: toon en lichaamstaal. Kale spreektaal is voor mensen moeilijk te interpreteren en te waarderen. We zijn gewend klanken en gezichtsuitdrukkingen te lezen om de emotionele lading van een boodschap in te schatten. Het gebrek daaraan in korte tekstberichten is wat de Japanse telecommedewerker Shigetaka Kurita in 1999 inspireerde om de eerste set van tweehonderd emoji te ontwerpen.
6 Harde woorden worden zachter Met de emoji maakten ook ironie, sarcasme en dubbelzinnigheid hun definitieve intrede in de functionele, humorloze berichtvensters van onze
telefoons. Het werd met ‘knipogend gezicht’ eenvoudig en gebruikelijk om je gesprekspartner te laten weten dat dat ene botte zinnetje een grapje is. Behalve als een rebus, waarin een plaatje het woord vervangt, kunnen emoji dus functioneren als een soort leestekens, ze vertellen je hoe je de bijgevoegde informatie moet interpreteren, waar het traditionele gebruik van leestekens dat in tekstberichten juist niet zo handig doet.
7 Een blik op de huidige set emoji — die niet zou misstaan aan de muur van een kleuterklas als een hedendaagse – – — verraadt dat zulke leeshulp bijna altijd de blije kant op gaat. Een van de weinige nare emoji, het pistool, is bij Apple onlangs vervangen door een kleurig waterpistool . Je moet erg je best doen om iemand in deze kinderlijke, bolle beeldtaal te bedreigen op Twitter.
8 Het einde van de taal ? Een goed gekozen, goed getimede emoji kan iets uitdrukken wat niet in woorden te vatten is en doet zo een beroep op een rommelig gedeeld begrip van de wereld. Zulke woordenloosheid heeft status onder jongeren;
‘I can’t even’ gaat het internet over als de meme die je uit de kast trekt als iets zó [ vul maar in] is dat je sprakeloos bent. Ik kan niet eens de zin afmaken die moet uitdrukken dat ik me even niet meer kan uitdrukken En ook het Engelse woord voor willekeurig, random, is toepasbaar op veel casual emoji-gebruik, en kan onder jonge taalgebruikers een positieve connotatie hebben als onverwacht, verrassend, origineel — so random! Het sluit aan bij een onnauwkeurige, maar flexibele manier van communicatie die emoji ook faciliteren.
9 Je kunt dat taalverloedering noemen, maar er gaat ook een speelsheid met betekenis, een tolerantie voor ambiguïteit en een gevoel voor ironie van uit. Dingen waarvoor we ons van oudsher tot poëzie en literatuur wenden. Emoji zijn breed inzetbaar in een gigantische en diffuse online cultuur, waarin beelden, woorden en geluiden meerdere betekenissen tegelijk kunnen hebben.
10 Wie vloeiend emoji spreekt, geeft blijk van een goed gevoel voor die ambigue online wereld. Het is een sociale verworvenheid geworden om ze gepast in te kunnen zetten. Iets waarin je je bovendien kunt verfijnen.
v Lees de tekst ‘OMG. M’n moeder gebruikt emoji ’ en beantwoord de vragen.
14 Waarom is emoji volgens taalkundigen geen echte taal? T 1
15 Waarom hoeven taalpuristen zich niet bedreigd te voelen door emoji? T 1
16 Wat is volgens alinea 5 de meerwaarde van emoji? T 1
17 Waarom kun je emoji zien als een soort leestekens volgens de schrijver? T 1
18 Bedenk zelf een voorbeeld van random of casual emojigebruik. T 2
19 Wat bedoelt de schrijver met ‘vloeiend emoji spreken’? T 2
20 Wat vind jij, zouden emoji een vaste plek in geschreven taal moeten hebben, ook buiten sociale media? I
21 Wat is volgens jou het doel van de schrijver met deze tekst? Leg uit. T 2 ambiguïteit communie connotatie consensus faciliteren lexicon populatie verloedering verworvenheid v Woorden
v Onderzoeken en ontwerpen
22 Een bekende kreet in de communicatiewereld is ‘The medium is the message.’ De uitspraak werd in de jaren ’60 bedacht door Marshall McLuhan. Doe een kort onderzoek naar deze gevleugelde uitspraak.
a Zoek meer informatie over de stelling ‘The medium is the message.’ Wat bedoelde McLuhan met de uitspraak? T 1
b Waarom is het medium volgens McLuhan belangrijker dan de inhoud? T 2
c Leg uit hoe twee media-uitingen met dezelfde inhoud een verschillende boodschap kunnen hebben. Gebruik dit voorbeeld: Een filmmaker maakt een documentaire over het leven van een beroemd persoon. De beroemde persoon in kwestie brengt tegelijkertijd een autobiografie uit. T 2
d McLuhan deed zijn uitspraak in de jaren ’60 van de vorige eeuw, decennia voor de opkomst van sociale media. Neem een sociaal medium in gedachte. Wat is de boodschap van dit medium volgens jou? I
e Zoek of bedenk ook een punt van kritiek op de stelling ‘the medium is the message’. I
v Heb je het leerdoel bereikt?
R Ik weet wat communicatie is en uit welke elementen het communicatieproces bestaat.
T 1 Ik kan de elementen van het communicatieproces herkennen en benoemen.
T 2 Ik kan uitleggen op welke manier een bepaald element het communicatieproces beïnvloedt en uitingen hierop aanpassen.
I Ik kan zelf nieuwe voorbeelden vinden van (mis)communicatie of uitingen bedenken waarin ik doelmatig de elementen van communicatie inzet.
Onderwerp & hoofdgedachte
DOEL > Je oefent met het herkennen van het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst.
v Verkennen
v Lees de paragraaf ‘Onderwerp & hoofdgedachte’ (handboek, pp. 56-57) en beantwoord de vragen.
1 ‘Wat ik je zo graag zeggen wil / Zeg ik met donkerrode rozen’, zingt volkszanger Frans Bauer, want: ‘Ze zeggen meer dan duizend woorden’.
a Stel, je zou wél woorden gebruiken: wat is de hoofdboodschap van Frans Bauer? T 1
b Waarom bestaat een hoofdgedachte nooit uit duizend woorden? T 2
2 Stel, je bent op een feestje en ‘valt midden in een gesprek’.
a Wat doe je om erachter te komen waarover het gesprek gaat? T 1
b Beschrijf wat er gebeurt op het moment dat je geen aansluiting vindt in een gesprek. T 2
3 Bedenk zelf mogelijke hoofdgedachtes bij onderstaande onderwerpen. Bedenk per onderwerp ook twee deelonderwerpen.
Oriënteer je op de onderwerpen als je er niet genoeg vertrouwd mee bent. I
a voetbal op kunstgras
b bol.com
c lettervermicelli
4 Kies een van de onderwerpen uit opdracht 3 en bedenk daar een alternatieve hoofdgedachte bij. I
5 Bekijk de logo’s van Toblerone en de Tour de France.
a Waarnaar gaat je aandacht uit als kijker? T 1
b Beide logo’s bevatten een ‘geheime boodschap’. Welke zijn dit en waarom zie je ze niet meteen? T 2
c Hoe zijn de ‘geheime boodschappen’ verbonden met het onderwerp? Gebruik eventueel internet om meer informatie over de betreffende bedrijven te vinden. T 1
v Vaardigheden
Mondelinge vaardigheid
6 TED (Technology, Entertainment, Design) is een non-profitorganisatie die als doel heeft om interessante ideeën te verspreiden door middel van korte presentaties, zogenaamde TED-talks.
a Zoek op internet een TED-talk over een onderwerp dat je interessant lijkt en beluister deze. T 1
b Wat zijn het onderwerp en de hoofdboodschap van de spreker? T 1
c Hoe maakt de spreker duidelijk wat zijn onderwerp en hoofdboodschap zijn? Als hij hierbij presentatiemiddelen gebruikt, mag je deze ook noemen. T 1
d Bekijk nog een andere TED-talk. Gebruikt de presentator andere voorkeursplaatsen om zijn onderwerp en hoofdgedachte te presenteren? Leg je antwoord uit. T 1
7 Werk in tweetallen. Het onderwerp is: ‘communicatie tussen leraren en leerlingen’.
a Vertel elkaar je mening of gedachten over dit onderwerp. T 1
b De ander vertaalt deze mening of gedachte in zijn eigen woorden. Dat noem je parafraseren T 2
c Stel je de volgende, onwaarschijnlijke situatie voor: je staat in de lift met de rector en deze vraagt je naar je mening over communicatie tussen leraren en leerlingen. Wat zeg je en hoe kun je je mening tijdens de 15 seconden van het liftritje zo goed mogelijk overbrengen? I
Schrijfvaardigheid
8 Lees de tekst ‘Boom krijgt Twitteraccount’.
a Wat zijn het onderwerp en de hoofdgedachte van de tekst? Benoem ook de deelonderwerpen. T 1
b Waarom is de tekst ‘Boom krijgt Twitteraccount’ een typisch voorbeeld van een tekst volgens de ‘omgekeerde piramide’? T 1
c Hoe zou je deze tekst qua opbouw iets spannender kunnen maken? T 1
d Herschrijf de tekst zodat deze spannender wordt. I
Boom krijgt Twitteraccount
Op de campus van de Wageningen University gaat een boom communiceren met de buitenwereld. De 30-jarige populier twittert straks over het weer en zijn gezondheid. Aan de boom op de campus in Wageningen zit allerlei apparatuur bevestigd. Daarmee wordt gemeten of de boom water nodig heeft of juist goed groeit. Die gegevens worden doorgestuurd naar het Twitteraccount van de boom. ‘De tweets zijn een gimmick om bewustzijn bij het publiek te creëren voor de interactie tussen bomen en hun omgeving’, laten onderzoekers van de Wageningen University weten.
Nuttige informatie
Wetenschappers hebben ook echt wat aan de kennis die met de metingen wordt opgedaan. Ze kunnen bijvoorbeeld meten welke bomen het moeilijk hebben met klimaatverandering. Dat is van belang voor bosbeheer en de aanplant van bomen. De twitterende populier is de eerste ‘pratende’ boom in Nederland. In België twitteren al drie bomen : een eik, een esdoorn en een beuk. In Duitsland doet een grove den mee. ‘Er staan ook bomen te trappelen in Spanje en Zwitserland. Die willen ook graag aansluiten’, aldus onderzoekster Ute Sass-Klaassen.
Naar: nos.nl, 24 mei 2017
9 Lees onderstaande teaser voor een aflevering van de Engelse detectiveserie Midsomer Murders
De geest van abdij Causton
In Causton wordt uitgekeken naar de opening van een nieuwe brouwerij op de beruchte gronden van een vervloekte abdij. Maar wanneer een lijk wordt aangetroffen in een van de vaten, slaat de opwinding om in angst. Hoofdinspecteur Barnaby en brigadier Winter staan voor een raadsel.
a Bedenk zelf wie er vermoord zou kunnen zijn, door wie en waarom. T 1
b Schrijf een kort nieuwsbericht waarin verslag wordt gedaan van de moord. Bouw je verhaal op volgens de ‘omgekeerde piramide’ en gebruik maximaal 200 woorden. I
De vloek van de wereldverbeteraars
Naar: roos vonk , de Volkskrant, 11 januari 2019
1 Trouw blijven aan je eigen waarden wordt doorgaans gezien als bewonderenswaardig. Waarom vinden we mensen die dat doen in de praktijk dan zo irritant?
2 Ze worden vaak bewonderd en geprezen: mensen die niet de gemakkelijke weg kiezen, maar tegen de verdrukking in trouw blijven aan hun waarden. We hebben vaak respect voor mensen die autonomie tonen en verantwoordelijkheid nemen voor hun keuzes. En we hopen dat we, als het erop aankwam, ook zo zouden reageren. Toch worden deze zogenoemde do-gooders ook vaak uitgesproken negatief beoordeeld. Het zijn spelbedervers, deugmensen. De reactie op mensen die tijdens een etentje een gerecht weigeren omdat het klimaatof dieronvriendelijk is, is dan ook vaak: ongezellig, star, dat ene gerechtje geeft toch niks?
3 Waarom vinden we deze morele weigeraars vaak irritant en betweterig? Het voor de hand liggende antwoord is dat ze dat ook zijn: dat ze anderen de les lezen, vol zijn van hun eigen gelijk en de waarheid in pacht menen te hebben.
4 Onderzoek laat inderdaad zien dat we morele weigeraars inderdaad zien als pedante betweters. Zelfs wanneer ze helemaal niets doen of zeggen wat erop wijst dat ze gelijk willen hebben. Enkel het feit dat ze een principiële keus maken, wekt irritatie. Die irritatie blijkt samen te hangen met het gevoel van mensen dat de weigeraar negatief oordeelt over hen. Zelfs als hij dat niet zegt of denkt, wordt het wel zo opgevat.
5 De meeste mensen zien zichzelf namelijk als bovengemiddeld moreel. Door het gedrag van de goeddoener komt dat zelfbeeld onder druk te staan. Het voelt alsof hij (of zij) zegt dat zij moreel minder zijn. Dat roept een defensieve behoefte op om het eigen ego te beschermen en de ander af te kraken. Mensen kunnen dat op verschillende manieren doen. Een populaire strategie is de moraliteit en de ware motieven van de ander in twijfel trekken: de politiek correcte gutmensch wil ‘puntjes scoren’, anderen inwrijven dat ze minder zijn. Zo repte GeenStijl onlangs van een ‘tragisch deugfeestje’ toen mensen de Waddenstranden gingen schoonmaken. Een andere methode is het deuggedrag wegwuiven als onnozel, naïef en niet realistisch (‘alsof je met dat vegetarische hapje de wereld gaat redden’).
In beide gevallen wordt de goeddoener gedegradeerd en negatief beoordeeld: hetzij als betweterig en arrogant, hetzij als dom en wereldvreemd.
6 Het jammere is dat die negatieve beoordeling doorwerkt in hoe men over het onderwerp zelf denkt. Als je je suf ergert aan de betweterigheid van vegetariërs, heb je geen zin om zelf minder vlees te eten. Dit effect werd gedemonstreerd in consumentenonderzoek over een ander moreel thema, willful ignorance: jezelf onwetend houden over de negatieve gevolgen van je keuzen, bijvoorbeeld dierenleed, klimaatverandering of de arbeidsomstandigheden bij de productie van kleding. Iedereen kan hierover informatie opzoeken, maar de meeste mensen vermijden dat; ze denken liever niet aan de keerzijde van hun aankopen.
7 In het onderzoek bleek dat de meeste deelnemers liever geïnformeerd wilden worden over de levertijd of de wassing van een spijkerbroek, dan over de arbeidsomstandigheden. Een fictieve deelnemer die deze informatie wel opvroeg, werd door hen beoordeeld als onaantrekkelijk, saai en prekerig. Die negatieve beoordeling had tot gevolg dat deze deelnemers ook minder belang hechtten aan de arbeidsomstandigheden bij kledingproductie en minder boos waren over kinderarbeid.
8 In een vervolgonderzoek naar de aankoop van rugzakken werd hetzelfde gevonden. Iemand die informatie opvroeg over het gebruik van recyclebare materialen, werd gedevalueerd door deelnemers die zelf deze informatie hadden genegeerd. Het directe gevolg hiervan was dat deze deelnemers daarna minder bereid waren tot het doen van duurzame aankopen.
9 Kortom: nadat men de boodschapper heeft neergeschoten, gaat men ook op de boodschap schieten. Het neerhalen van goeddoeners kan dus tot gevolg hebben dat mensen zichzelf dieper ingraven in hun weerstand tegen een goede zaak. De paradox is dat dit níét komt doordat ze de ethische waarden van de goeddoener flauwekul vinden. Integendeel: het morele voorbeeld is juist bedreigend voor hun ego omdát ze die waarden delen. Om die dreiging af te wenden, degraderen ze de goeddoener. Dat leidt ertoe dat ze de zaak minder belangrijk vinden, hetgeen weer tot gevolg heeft dat ze bij een volgende gelegenheid opnieuw niet de ethische keuze maken — en dus in strijd met hun eigen morele waarden handelen. Een zorgwekkende spiraal.
GOEDENAVOND, IK BEN UW OBER EN VEGETARIËR.
LATEN WE PROBEREN
ERVOOR TE ZORGEN
DAT NIEMAND VAN ONS WORDT GEKWETST.
Leesvaardigheid
v Lees de tekst ‘De vloek van de wereldverbeteraars’ en beantwoord de vragen.
10 Wat is het onderwerp van de tekst? T 1
11 In alinea 3 staat een vraag. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden. I
12 Bedenk zelf een kopje dat zou passen boven alinea 5. I
13 Hoe beïnvloedt willfull ingnorance de beoordeling van goeddoeners en waarom is dit volgens de schrijver zorgelijk? T 2
14 Omschrijf in je eigen woorden de hoofdgedachte van de tekst. T2
v Woorden
autonomie devalueren gimmick gutmensch moraliteit moreel oriënteren paradox parafraseren
v Onderzoeken en ontwerpen
15 Komt de boodschap van jouw school goed over online? Doe een klein onderzoek en maak een alternatief ontwerp voor de website.
a Zoek meer informatie over eyetracking in relatie tot websites. Waarnaar kijken mensen op websites het meest? Noem ten minste vijf dingen. T 1
b Bekijk de homepage van jullie schoolwebsite. Waar gaat je aandacht voornamelijk naar uit? T 1
c Wat is het motto of de slogan van jullie school? Of wat is de belangrijkste missie of visie? T 1
d Vergelijk je antwoorden bij b en c: is de hoofdboodschap van je school makkelijk terug te vinden op jullie website? T 2
e Hoe zou je de boodschap van je school (nog beter) kunnen weergeven zodat je deze gemakkelijk herkent? Ontwerp hiervoor zelf een nieuwe homepage. Je kunt deze tekenen op papier of maak eventueel gebruik van een ontwerpprogramma. I
v Heb je het leerdoel bereikt?
R Ik weet wat onderwerp en hoofdgedachte zijn en op welke voorkeursplaatsen in een tekst ze meestal te vinden zijn.
T 1 Ik kan me oriënteren op een onderwerp en hoofdgedachte en deze in een tekst of uiting herkennen.
T 2 Ik kan in mijn eigen woorden omschrijven wat de hoofdgedachte van een tekst of uiting is en bijzonderheden met betrekking tot het onderwerp en de hoofdgedachte herkennen.
I Ik kan zelf een hoofdgedachte en deelonderwerpen bedenken en deze verwerken in een tekst of ander mediaproduct.
LITERATUUR
Alles is maakbaar 1700–1800
DOEL > Je leert wat verlichtingsideeën zijn en hoe deze in de literatuur vorm krijgen.
v Verkennen
v Lees de paragraaf ‘Alles is maakbaar’ (handboek, pp. 202-207) en beantwoord de vragen.
Pagina 202-203
1 a Waarom was opvoeding zo belangrijk ten tijde van de verlichting? T 1
b Wat is volgens jou het belangrijkste verschil tussen de opvoeding in de 18de eeuw en nu? T 2
2 Lees het gedicht ‘Ik ben lekker stout’ van Annie M.G. Schmidt.
a Welke boodschap lees je in dit gedicht? T 1
b Benoem de verschillen én overeenkomsten tussen ‘Ik ben lekker stout’ en ‘De pruimeboom’ van Van Alphen. Let zowel op de inhoud als de vorm. T 1
c Wat voor soort wereld met wat voor soort mensen heeft Van Alphen voor ogen met ‘De pruimeboom’? En Schmidt met ‘Ik ben lekker stout ’? T 2
d Denk je dat teksten met een morele les invloed hebben op de vorming van kinderen? Leg je antwoord uit. T 2
Pagina 204-205
3 Lees het fragment uit Sara Burgerhart over de onaangename worsteling tussen Sara en R.
a Uit welke zin blijkt dat R. zich ook bij andere vrouwen zo gedragen heeft? T 1
b Hoe reageerden die vrouwen kennelijk? T 1
c Citeer een zin waaruit blijkt of Sara al dan niet twijfelt over haar tegenstand. T 1
d Wordt Sara hier afgeschilderd als een sterke vrouw? Leg je antwoord uit. T 2
e Hoewel R. een schurk is, heeft Sara volgens Wolff en Deken de situatie ook aan haarzelf te wijten. Is een dergelijk verwijt inmiddels achterhaald of wordt er nog steeds zo geredeneerd? Wat vind je zelf? I
Ik ben lekker stout
Ik wil niet meer, ik wil niet meer!
Ik wil geen handjes geven!
Ik wil niet zeggen elke keer: Jawel mevrouw, jawel meneer... nee, nooit meer in m’n leven!
Ik hou m’n handen op m’n rug en ik zeg lekker niks terug!
Ik wil geen vieze havermout, ik wil geen tandjes poetsen!
Ik wil lekker knoeien met het zout, ik wil niet aardig zijn, maar stout en van de leuning roetsen en schipbreuk spelen in de teil en ik wil spugen op het zeil!
En heel hard stampen in een plas en dan m’n tong uitsteken en morsen op m’n nieuwe jas en ik wil overmorgen pas weer met twee woorden spreken!
En ik wil alles wat niet mag, de hele dag, de hele dag!
En ik wil op de kanapee met hele vuile schoenen en ik wil aldoor gillen: nee!
En ik wil met de melkboer mee en dan het paardje zoenen.
En dat is alles wat ik wil en als ze kwaad zijn, zeg ik: Bil!
annie m.g. schmidt
Uit: Ik ben lekker stout. De Arbeiderspers (1955).
Woorden imaginair moraal opvatting setting belerend proefondervindelijk behaagziek voogd icoon pedagogiek
Pagina 206-207
4 a Omschrijf de middelen waarmee kennis tijdens de verlichting werd gedeeld. T 1
b Tegenwoordig hebben we internet. Vind jij het belangrijk om zelf parate kennis te hebben of kun je beter investeren in digitale zoekvaardigheden? Leg je antwoord uit. T 2
5 Lees hiernaast de gedichten van Vondel en Poot, die beiden een kind verloren.
a Waarmee worden Constantijntje en Jacoba allebei vergeleken? T 1
b Wat is de belangrijkste boodschap van elk gedicht? T 1
c Welk gedicht wil zijn publiek enigszins opvoeden? Hoe? T 2
d Poot schreef gedichten in de traditie van zijn voorgangers, maar voegde ook iets toe. Onderbouw deze twee beweringen aan de hand van zijn gedicht. T 2
v Verdiepen
6 Baruch Spinoza (1632–1677) was een vroege Nederlandse verlichtingsfilosoof. Hij stelde dat de mens zelf (en niet God) verantwoordelijk is voor zijn geluk én ongeluk.
a Kies een roman of film die je kent met daarin een ongelukkig hoofdpersonage. Wat is zijn of haar ongeluk en in welke mate is hij of zij hiervoor zelf verantwoordelijk ? I
b Gebruik het voorbeeld van de door jou gekozen hoofdpersoon om je eigen mening te geven over of je wel of niet verantwoordelijk bent voor je eigen (on)geluk. I
Kinder-lyck
Constantijntje, t’ zaligh kijntje, Cherubijntje, van om hoogh, D’ydelheden, hier beneden, Vitlacht met een lodderoogh
Moeder, zei hy, waarom schreit ghy? Waarom greit ghy, op mijn lijck? Boven leef ick, boven zweef ick, Engeltje van ’t hemelrijck:
En ick blinck’ er, en ick drincker, ’t Geen de schincker alles goets
Schenckt de zielen, die daar krielen, Dertel van veel overvloeds.
Leer dan reizen met gepeinzen
Naar pallaizen, uit het slick Dezer werrelt, die zoo dwerrelt. Eeuwigh gaat voor oogenblick.
joost van den vondel ( 1632)
Op de Doot van myn Dochtertje
jakoba tradt met tegenzin
Ter snode werelt in ; En heeft zich aen het endt geschreit, In haere onnozelheit.
Zy was hier naeu verscheenen, Of ging, wel graeg, weêr heenen.
De moeder kuste ’t lieve wicht
Voor ’t levenloos gezigt, En riep het zieltje nogh te rug: Maer dat, te snel en vlug, Was nu al opgevaren
By Godts verheugde schaeren. Daer lacht en speelt het nu zoo schoon, Rontom den hoogsten troon; En spreit de wiekjes luchtigh uit, Door wee noch smart gestuit.
O bloem van dertien dagen, Uw heil verbiedt ons ’t klagen.
h. k. poot ( 1733)
Beschryvinge van het Vrouwen-Eiland Wonvure
Uit: hendrik smeeks , Beschryvinge van het magtig Koningryk Krinke Kesmes (1708). dbnl / P. J. Buinsters, 1976 (editie 2004)
In imaginaire reisverhalen konden schrijvers werelden laten zien die betere of slechtere versies waren dan de onze. Hendrik Smeeks beschrijft in Beschryvinge van het magtig Koningryk Krinke Kesmes, een land ver buiten Europa, twee eilanden: eentje voor mannen en eentje voor vrouwen.
Het Eiland Wonvure, is door een arm van de Zee, een half uur gaans breed van onse Zuid-kust afgescheiden, zijn gedaante is ovaal, of lankwerpig rond, hebbende de lengte van agtien, en zijn breedte van twaalf uuren gaans, daar op zijn neegen Steeden, en twee honderd en tien Dorpen, alle zeer wel bevolkt, bewoond, en beboud, zijnde een vrugtbaar, dog eenigsints Bergagtig Eiland. De Bosschen verschaffen overvloed van Wild, zoo wel als de Rivieren een meenigte van Vis uitleeveren, dit Eiland leverd alles wat tot des menschen onderhoud en vermaak kan dienen.
Geen Mans-persoon mag hier voet aan Land zetten, op straffe des doods. Voor twaalf duisend seeven honderd en ses-en-vijftig jaaren, heeft den Koning Ram Ram deese Wet ingesteld, hy was de twintigste Koning uit de stamme Kitalta, doen regeerende. Dat dit waar is, blijkt uit de Schriften van onsen grooten en wijsen Sarabasa, en word hier geloofd.
Op dit Eiland vertrekken haar, of koomen zoodaanige Weduwen, en Vrysters, welke in tien jaaren niet begeeren te trouwen, maar die door neerstigheid zoo ver zoeken te avançeeren, zoo in Studien, Weetenschappen, als Konsten, of Ambagten, dat zy naa een tienjaarig verblijf, weeder konnen vertrekken, en bestaan.
Ook worden daar veele jonge Meisjes naa toe gesonden, zoo van rijke als armen. De rijke leeren daar voor geld, eeven gelijk als in de Europische Kloosters, al wat een Daame van fatsoen moet weeten. De arme, worden zoo wel als de rijke, eerst Leesen, Schryven, en Reekenen geleerd. Daar naa grooter werdende, leeren zy een Ambagt, tot ’s Lands beste; dus leeren zy Metse-
len, Timmeren, Smeeden, Bakken, Brouwen, Schoenmaaken, Weeven, & c. Als ook veele Konsten, gelijk Schilderen, Goud en Silversmeeden, & c.
Maar zoo ’er ooit een land van Amasoonen was, zoo is het, het Eiland Wonvure: want hier worden de Meisjes geoeffend in alle Waapenhandelinge, en Krijgskunde; hier leeren zy te Paard rijden, Waagens mennen, Schermen op een hou en steek, of met Mat en Floret; Schieten in ’t Wit, met Roers, Boogen, en Worp-lançen; hier leeren zy alle oeffeninge in den Oorlog gebruikelijk, in Europa niet bekend, zoo met Slingeren op een haar, als anders.
In de Hoofd-Stadt Wonvure, is een zeer voortreffelijke Academie, daar in zijn zeer vermaarde Vrouwelijke Professoren, welke haare Vrouwelijke Studenten in alle Taalen en Faculteiten onderwijsen, zoo wel als op het Eiland Nemnan. Jaa, hier toonen de Vrouwelijke Sexe, dat haar verstand en bekwaamheid zoo goed is, als dat der Mannen, indien zy opgevoed worden door onderwijsinge, tot Studien, Weetenschappen, Konsten, of Ambagten. […]
Deese Vrouwelijke Professoren, hebben ook heel andere gronden van de Wiskunst, als op Nemnan. Op Nemnan word aan de Mannen de Wiskunst geleerd, uit de fundamentele Boeken van eenen Euclides, een ouden Heidenschen Schryver, een Heiden zeg ik, die uit alle goede en verstandige Boeken, welke voor en in sijn tijd, over die materie geschreeven waaren, een kort en zeer geleerd uittreksel maakte. Maar op Wonvure, leerd men nog veel vaster gronden, dat de Wiskunst aldaar niet zoo zeer in figuren, en streeken op ’t papier bestaat, (ten zy men de figuren getallen noemd) welke op ’t papier alleen plaats hebben (enkeld aangemerkt): maar dat die door Tuigwerk-kunde (Mecanigue) bestaan; dat zy alle zeer vast en klaar demonstreren, niet met streeken op ’t papier, maar met lighamen van veel’erlei maaksels & c.
7 Lees de tekst ‘Beschryvinge van het Vrouwen-Eiland Wonvure’.
a Verklaar de eilandnamen Wonvure en Nemnan. T 1
b Wat is het verschil tussen rijke en arme vrouwen? T 1
c Op welke manieren verschillen de vrouwen op Wonvure van die uit de Republiek der Verenigde Nederlanden? T 2
c Heeft de schrijver met dit fragment een betere of een slechtere versie van de 18de-eeuwse wereld voor ogen? Leg je antwoord kort uit. T 2
d In de laatste alinea staat beschreven hoe mannen en vrouwen verschillende wiskundige opvattingen hebben. Waaruit bestaat dit verschil precies? T 1
e Welke les wil Smeeks zijn publiek leren? T 2
v Onderzoeken en ontwerpen
8 Zoek op internet informatie op over het klassieke boek Robinson Crusoë (1719) van Daniel Defoe, de film Cast Away (2000) met Tom Hanks en de moderne roman Verloren zoon (1997) van J. Bernlef.
a Zoek op wat een robinsonade is. T 1
b Geef voor ieder verhaal kort aan of je kunt zeggen dat de hoofdpersonen Robinson, Chuck Noland en Rob Noordhoek symbool staan voor ‘de mensheid’ of niet. T 2
c Welke les willen deze verhalen ons leren? Is het drie keer dezelfde les? T 2
d Robinson komt Vrijdag tegen, een kannibaal. Hij leert hem dat het niet beschaafd is om mensen te eten. Chuck Noland heeft Wilson op zijn eiland en Rob Noordhoek heeft Suzan. Zoek uit of Wilson en Suzan ook een soort Vrijdag zijn of dat ze ergens anders symbool voor staan. T 2
e Welk inzicht over de huidige samenleving zou jij aan je lezer willen meegeven als je een moderne robinsonade zou schrijven? I
9 Je gaat zelf een verlichtingstekst schrijven. Kies een van de onderstaande opdrachten. I
A Schrijf een kindergedicht in de traditie van Van Alphen. Zorg voor een duidelijke moraal, die aansluit bij de huidige tijd. Je gedicht is geschreven in de ik-persoon, vanuit het perspectief van een kind en omvat minimaal tien rijmende regels.
B Schrijf in plaats van een briefroman een scène in appjes. Bedenk drie personages, een setting en een probleem. Denk aan de verlichtingsidealen en schep een moderne variant. Gebruik ongeveer twintig appjes.
C Schrijf een pagina uit een imaginair reisverhaal waarin duidelijke kritiek op je eigen tijd verwerkt zit. Schets een voorbeeldwereld of een spiegelwereld waarin je negatieve elementen uitvergroot. Je fragment is geschreven in de derde persoon vanuit het perspectief van een bezoeker uit Nederland.
v Heb je het leerdoel bereikt ?
R Ik weet wat het wereld- en mensbeeld in de verlichting zijn en hoe deze in literatuur vorm krijgen.
T 1 Ik kan het wereld- en mensbeeld van de verlichting herkennen in literatuur en benoemen.
T 2 Ik kan met betrekking tot het wereld- en mensbeeld van de verlichting verbanden leggen tussen verschillende teksten en tijden.
I Ik kan zelf onderzoek doen naar het wereld- en mensbeeld van de verlichting in literatuur en deze ideeën vormgeven in een literaire tekst.