KERN Nederlands Kerndoelen Brochure

Page 1


DE NIEUWE KERNDOELEN IN KERN NEDERLANDS TAAL  &  CULTUUR

Inhoud

De nieuwe kerndoelen voor Nederlands 3 overkoepelend

1 Taal- en leesomgeving 4

2 Taal in de leergebieden 6 a communicatie

3 Luisteren en lezen met begrip 8

4 Luisteren en lezen met diep begrip 10

5 Doelgericht spreken en schrijven 12

6 Creatief taal gebruiken 14

7 Schrijven om te leren 16

8 Bronnen verkennen 18

9 Doelgericht gesprekken voeren 20

10 Gesprekken voeren om te leren 22

11 Reflecteren op taalactiviteiten 24

b taal

12 Vorm en betekenis beschouwen 26

13 Spelling, formulering en interpunctie 28

14 Talige identiteit 30

15 Taalvariatie en taalverandering 32

16 Zakelijke taalgenres ( havo / vwo 3 ) 34

17 Argumentatief taalgebruik ( havo / vwo 3 ) 36

c literatuur

18 Leesvoorkeur 38

19 Waarde van literatuur 42

20 Verhalende teksten 44

21 Literaire genres 46

22 Literatuur uit verschillende tijden 48

23 Literatuur in tijd en context ( havo / vwo 3 ) 50

De nieuwe kerndoelen voor Nederlands

Vanaf 2026 worden de nieuwe kerndoelen voor Nederlands ingevoerd voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De kerndoelen stimuleren leerlingen om zich te ontwikkelen tot taalcompetente burgers die kunnen deelnemen aan een geletterde samenleving, waarin mensen met verschillende talen en achtergronden samenleven. De kerndoelen zijn ingedeeld in drie domeinen:

v communicatie

Lezen, schrijven, kijken, luisteren, spreken en gesprekken voeren in het Nederlands om doelgericht te communiceren, gevoelens te uiten en om te denken en te leren.

v taal

Leren hoe het taalsysteem in elkaar zit.

v literatuur

In aanraking komen met literatuur en cultuur aan de hand van literaire teksten uit heden en verleden.

v KERN Nederlands taal & cultuur sluit volledig aan op de nieuwe kerndoelen

In KERN Nederlands taal & cultuur draait het om de liefde voor het vak en de taal. De lesmethode legt een stevige basis in communicatieve vaardigheden, waarbij de verschillende domeinen van het schoolvak zo veel mogelijk zijn geïnte-

greerd. Leerlingen leren niet alleen hoe ze moeten  communiceren in relevante contexten, maar ze leren ook reflecteren op de talige keuzes die ze maken.

Daarnaast krijgen leerlingen zowel hedendaagse als historische literaire teksten aangeboden en worden ze gestimuleerd om zelf taal op een creatieve manier te gebruiken.

v Gebaseerd op definitieve conceptkerndoelen

Deze brochure is gebaseerd op de definitieve conceptkerndoelen die in oktober 2024 zijn vastgesteld. Hoewel er mogelijk nog kleine wijzigingen kunnen komen, blijft de inhoud grotendeels ongewijzigd.

Deze brochure geeft per kerndoel een korte toelichting hoe het kerndoel in KERN Nederlands taal & cultuur terugkomt. Ook laat deze brochure concrete voorbeelden uit KERN Nederlands taal & cultuur zien, zowel uit onze vmbo-leerlijn als onze havo / vwo / gymnasium-leerlijnen.

Deze voorbeelden tonen aan dat de methode volledig aansluit op de nieuwe kerndoelen. Zo ben je voorbereid op de nieuwe richtlijnen en inspireer je je leerlingen om het schoolvak Nederlands met plezier en zelfvertrouwen te benaderen.

Kerndoel 1 Taal- en leesomgeving

Doelzin De school zorgt voor een rijke taal- en leesomgeving.

toelichting

KERN Nederlands taal & cultuur biedt taalactiviteiten zoveel mogelijk aan in betekenisvolle contexten.

De boeken bevatten bovendien veel leestips om leerlingen en docenten op weg te helpen.

Het gaat hierbij om :

v aanbieden van taalactiviteiten in betekenisvolle contexten ;

v aanbieden van een veelzijdig en actueel aanbod van jeugd- en young adultliteratuur binnen een vaste leesroutine ;

v aanbieden van kennis en vaardigheden uit het leergebied Nederlands in onderlinge samenhang ; v stimuleren van de leesmotivatie en de durf om te spreken en te schrijven ;

v ruimte bieden aan verschillende talen en taalvariëteiten van leerlingen.

hoofdstuk 1 meer dan één taal spreken

Spreekopdracht les 1

d o e l Je gaat met elkaar een gesprek voeren over de taal of talen die je spreekt.

Bereid het gesprek voor

Wordt er bij jullie thuis een andere taal dan Nederlands gesproken? Kies ‘ja’ of ‘nee’ en vul de talen in die jullie thuis spreken. t 1

Ja nee namelijk v

Welk dialect of welke streektaal wordt er in jullie omgeving gesproken? Kies uit: t 1

◻ Gronings ◻ Zeeuws ◻ Brabants

◻ Fries ◻ Twents ◻ Zuid-Hollands

◻ Limburgs ◻ Drents

◻ Er wordt geen dialect gesproken.

◻ Iets anders, namelijk v

Hoe zeg jij meestal ‘hallo’ tegen vrienden? t 1

Gebruiken jij en je vrienden ook woorden die volwassenen niet gebruiken?Kies ‘ja’ of ‘nee’ en vul die woorden in. t 1

Ja / nee, namelijk v

Je gaat met iemand uit je klas een gesprek voeren over de talen die je thuis en met anderen spreekt. Bedenk alvast drie vragen die je de ander kunt stellen en schrijf deze op. t 1

Voorbeeld Welke mensen in jouw familie spreken dialect?

Vraag 1

Vraag 2

Vraag 3

Voer het gesprek

Werk samen met een klasgenoot. Noteer jullie namen. t 1

Persoon 1

Persoon 2

Kies een ander tweetal om mee samen te werken. Zij gaan jullie gesprek beoordelen en jullie dat van hen. Spreek af welk tweetal begint met het gesprek en welk tweetal daarna aan de beurt is. t 1

Het eerste tweetal gaat het gesprek voeren. Het andere tweetal gaat dat gesprek beoordelen.

v Het tweetal dat het gesprek voert :

v Volg de aanwijzingen voor het voeren van een gesprek op pagina 9 bij BELANGRIJK v Zorg dat je elkaar in ieder geval de vragen stelt die je bij opdracht 5 hebt bedacht.

v Het tweetal dat het gesprek bekijkt v Noteer de namen van persoon 1 en persoon 2 in het schema hiernaast.

v Gebruik het schema om het gesprek te beoordelen en vul in elk vakje een + ( gaat goed ) of een – ( kan beter ) in

Bespreek hoe het gesprek ging. Wissel daarna van beurt en doe opdracht 8 nog een keer. i

Beoordeel het gesprek

+ gaat goed – kan beter

Naam persoon:

Kijkt de ander aan

Let op dat de ander hem of haar begrijpt

Gebruikt woorden en zinnen die de ander snapt

Knikt of zegt soms iets om te laten weten dat hij of zij luistert of de ander begrijpt

Stelt af en toe een vraag

Heb je het lesdoel bereikt?

Kruis aan:

◻ Ik weet hoe ik een goed gesprek kan voeren. r

◻ Ik kan herkennen hoe je een gesprek voert. t1

◻ Ik kan een gesprek voorbereiden en bij anderen t2 beoordelen of een gesprek goed verloopt.

◻ Ik kan zelf een goed gesprek voeren.

01_VMBO-BK_Hoofdstuk_01.indd 12-13

12:19 vmbo-basi s / kader 1-a

In deze les verkennen leerlingen verschillende talen en taalvarianten in hun omgeving.

Kerndoel 2 Taal in de leergebieden

Doelzin De school stimuleert de taalontwikkeling van de leerlingen in alle gebieden.

toelichting

KERN Nederlands taal & cultuur stimuleert betekenisvolle activiteiten waarin schooltaal en vakspecifieke taalvaardigheden verworven worden. Er wordt gewerkt met authentieke en rijke teksten die ook afkomstig zijn uit andere leer- en vakgebieden.

Het gaat hierbij om :

v stimuleren van betekenisvolle activiteiten waarin school- en vaktaal en vakspecifieke vaardigheden verworven kunnen worden ; v stimuleren van het gebruik van rijke teksten over inhoudelijke thema’s in alle leergebieden ;

v stimuleren van taalproductie en interactie in alle leergebieden ;

v stimuleren van aandacht voor taalverzorging en taalgebruik in alle leergebieden ; v aanbieden van een schoolbrede set van aanpakken en flexibel inzetbare strategieën bij het ondersteunen van taalactiviteiten in de andere leergebieden.

TAALGEBRUIK

BEGRIJPEN VAN TEKSTEN

Woorden en hun betekenissen

Het begrijpen van teksten begint met het begrijpen van woorden. Hoe meer woorden je kent, hoe meer je begrijpt. Het zal vaak gebeuren dat je met nieuwe woorden in aanraking komt. Soms moet je de betekenis dan opzoeken in een (online) woordenboek, maar veel nieuwe woorden leer je gewoon vanzelf. Dit komt doordat je hersenen uit de rest van de zin of tekst — de context — afleiden wat het nieuwe woord betekent.

Woordraadstrategieën L Een manier om de betekenis van een onbekend woord via de context te raden, noem je een woordraadstrategie. In deze paragraaf behandelen we verschillende:

v Een woord wordt uitgelegd in de zin waarin het woord staat of in de volgende zin. Nanno is een ontzettende hypochonder, want hij denkt de hele tijd dat hij een erge ziekte heeft. → Een hypochonder is iemand die steeds denkt dat hij erge ziektes heeft.

v Er staat een synoniem van het woord in de buurt. Een synoniem is een ander woord met dezelfde of een soortgelijke betekenis. Mijn vader was furieus toen de buurjongen een bal door het raam schopte. Ik heb hem nog nooit zó kwaad gezien. → Furieus betekent dus heel erg boos.

v Er staat een tegenstelling (antoniem) van het woord in de buurt.

De negatieve recensies verbaasden de makers van het spel, die juist goede reacties hadden verwacht op hun nieuwste werk. → Het woord juist geeft al aan dat er een tegenstelling komt: goede reacties is dus tegengesteld aan negatieve recensies

hav o / vwo, handboek

In deze paragraaf wordt een brontekst uit het leergebied natuur- en scheikunde gebruikt om te laten zien hoe taalontwikkeling hierin een rol speelt.

v Het woord is een samenstelling waarvan je een gedeelte wel kent.

De roman Ontsnapt uit het slot is een geesteskind van schrijfster Lydia Rood. → Je kent in ieder geval het woord kind: een geesteskind is dus iets wat Lydia Rood heeft voortgebracht.

v Je kunt de betekenis afleiden uit het voorvoegsel of achtervoegsel.

De docent klaagt over de inactieve houding van Joris. → Het woord actief ken je waarschijnlijk wel; het voorvoegsel in- betekent niet

v Het woord lijkt op een woord dat je wel kent, bijvoorbeeld uit een andere taal. Er is een sterk causaal verband tussen de tijd die je besteedt aan leren voor het proefwerk en het cijfer dat je ervoor haalt. → In het woord causaal herken je misschien het Engelse woord cause (oorzaak) of because (omdat). Die woorden helpen je de betekenis af te leiden.

Werkt dit allemaal niet, vraag het dan aan een ander of zoek het woord op in een (online) woordenboek.

Vaktaal en begrippen L Op school lees je vaak teksten — zoals die in dit handboek — met vaktermen en begrippen die je uit je hoofd moet kennen. Een effectieve strategie om zulke vaktermen en begrippen goed te begrijpen, is om ze uit te leggen aan iemand anders. Die ander hoeft er niet echt te zijn; je kunt dat ook in je hoofd doen.

Directe en indirecte lichtbronnen Als je in een volledig verduisterde kamer zit, zie je niks. Je hebt licht nodig om iets te kunnen zien. Doe je een lamp aan, dan zie je niet alleen de lamp maar ook de voorwerpen in de kamer. Een lamp heet een directe lichtbron en het licht van de lamp noem je direct licht Alle voorwerpen in de kamer kaatsen het licht van de lamp terug. Een voorwerp dat zelf geen licht geeft maar alleen licht terugkaatst, heet een indirecte lichtbron. Het licht dat van een indirecte lichtbron komt, noem je indirect licht

Diffuse terugkaatsing Het digibord kaatst het licht van de beamer in alle richtingen terug (figuur 1.1). Dat heet diffuse terugkaatsing Een deel van het teruggekaatste licht komt in je ogen. Daardoor zie je wat er op het digibord staat.

Drie soorten lichtbundels Lichtstralen gaan rechtdoor als ze nergens tegenaan komen. Dat geef je aan met rechte lijnen en pijlen. De pijlen wijzen van de lichtbron af. Een lichtbundel waarin de lichtstralen uit elkaar gaan, heet een divergente lichtbundel (figuur 1.2a). De zon zendt een divergente lichtbundel uit. Maar op aarde lijkt deze divergente lichtbundel een evenwijdige lichtbundel, omdat de zon heel ver weg staat. In een evenwijdige lichtbundel hebben de lichtstralen dezelfde richting (figuur 1.2b).

Met een vergrootglas laat je de evenwijdige lichtstralen naar elkaar toe bewegen. Een lichtbundel waarin de lichtstralen naar elkaar toe gaan, heet een convergente lichtbundel (figuur 1.2c).

Bron: Polaris natuurkunde + scheikunde, havo / vwo, deel 1–2, Boom voortgezet onderwijs (2019).

Het voorvoegsel in­ betekent hier niet

Vergelijk incorrect (niet correct) en informeel (niet formeel). Indirect betekent dus niet direct

Lichtbron is hier een synoniem voor lamp, maar uit de context kun je afleiden dat er ook nog andere lichtbronnen bestaan.

Lichtbron is een samenstelling van licht en bron

De betekenis van bron is hier: oorsprong, beginpunt. Verderop staan nog meer samenstellingen met licht: lichtstraal, lichtbundel

De begrippen in deze tekst zijn cursief gemaakt en onderstippeld. Probeer voor jezelf of aan een ander uit te leggen wat ze betekenen, dan onthoud je ze beter.

Uit de vorige zin kun je afleiden dat diffuse betekent: in alle richtingen.

In het vervolg van de zin kun je lezen dat evenwijdig de betekenis heeft van dezelfde richting

Uit deze alinea kun je afleiden dat convergent (naar elkaar toe gaan) een tegengestelde betekenis heeft ten opzichte van divergent (uit elkaar gaan).

Kerndoel 3 Luisteren en lezen met begrip

Doelzin De leerling toont begrip van zakelijke en literaire teksten.

toelichting

KERN Nederlands taal & cultuur traint leerlingen om aandachtig te luisteren en kijken en om vloeiend teksten te lezen, door tips en strategieën aan te bieden voor het oriënteren op en begrijpen van verschillende soorten teksten. Hierbij is er aandacht voor het inzetten en uitbreiden van de eigen woordenschat en het koppelen van kennis over taal en de wereld aan de onderwerpen van de teksten.

Het gaat hierbij om :

v aandachtig luisteren, kijken of aandachtig vloeiend lezen ;

v inzetten en uitbreiden van woordenschat, kennis over taal en kennis van de wereld ;

v inzetten en uitbreiden van kennis over de vorm van teksten: tekstsoorten, tekststructuren, literaire genres, verteltechnieken ;

v beschrijven van perspectieven, communicatieve doelen, publiek, context ;

v in eigen woorden weergeven van de hoofd- en bijzaken, de hoofdgedachte en betekenis van een tekst, passend bij het lees- of luisterdoel ;

v flexibel toepassen van verschillende aanpakken en begripsverhogende strategieën.

DICHTERLIJKE TAAL

HANDBOEK VERHALEN & GEDICHTEN  v 3  GENRE

Genre E

v Doel

Je leert welke genres er in de jeugdliteratuur zijn en hoe je die kunt herkennen.

v Verkennen

1 a Overleg met een of meer klasgenoten. Welke muzieksoorten of gamesoorten kennen jullie? Noem er ten minste drie. T 1

b Geef van deze drie muziek- of gamesoorten steeds een voorbeeld van een artiest of game. T 1

c Leg uit wat de speciale kenmerken van die drie muziek- of gamesoorten zijn. T 2

2 a Maak een top 5 van je favoriete films en series. T 1

b Van welke soort of soorten films en series hou je kennelijk het meest? T 1

3 Waarom is het handig om van films, muziek, games of jeugdliteratuur de belangrijkste soorten te kennen? T 2

v Woorden

de adolescent de oudheid behandelen opmaken berucht slinks de dystopie tegenwoordig de mengvorm de term

v Verwerken

v Lees de paragraaf ‘Genre’ (handboek, pp. 112-113) en beantwoord de vragen.

4 a Welke hoofdgenres onderscheidde de Griekse filosoof Plato in de oudheid? R

b Tegenwoordig onderscheiden we nog maar twee hoofdgenres. Welke? R

c Voor deze twee genres gebruiken we tegenwoordig andere termen dan Plato in de Griekse oudheid. Welke termen zijn dat? R

d Er is dus één hoofdgenre afgevallen. Welke verklaring wordt daarvoor gegeven? T 1

5 a Sinds wanneer zijn steeds meer schrijvers voor jongeren gaan schrijven? R

b Welke Nederlandse en Engelse termen gebruikt men tegenwoordig ook wel voor jeugdliteratuur? R

6 Overleg met een of meer klasgenoten en geef bij elk van onderstaande genres twee kenmerken: T 2

a fantasyroman b misdaadroman c ontwikkelingsroman (coming of age) d oorlogsroman

7 Op lezenvoordelijst.nl wordt bij elk boek een korte beschrijving gegeven van de inhoud. Uit deze beschrijvingen kun je vaak al het genre opmaken. Bekijk de beschrijvingen van drie boeken hiernaast. Tot welke genres (mengvormen zijn mogelijk) kun je deze drie boeken rekenen? Kies uit de volgende genres: T 1

fantasy / sciencefiction / dystopie / oorlogsroman / griezelroman / misdaadroman / thriller / familieroman / psychologische roman / meisjesroman (chicklit) / historische roman / (auto)biografische roman / avonturenroman / ontwikkelingsroman (coming of age)

DICHTERLIJKE TAAL Selfie caja cazemier

Mirte (veertien jaar) baalt van haar ouders. Die behandelen haar als een klein kind, vindt ze. Dus als ze via sociale media een wat oudere jongen ontmoet die haar ‘een mooie vrouw’ vindt, voelt ze zich eindelijk begrepen. Elke dag appt ze met Twan, en algauw wil hij ook skypen. Maar is Twan wel de jongen die hij zegt te zijn?

Latino King bibi dumon tak

Castel heeft geen zin in school. Hij wil zo snel en makkelijk mogelijk veel geld verdienen en belandt zo in de crackwereld. Hij merkt al snel dat hij ook nu de benen onder zijn lijf vandaan moet rennen en neemt daarom de opdracht aan om cocaïne op te halen met het vliegtuig. Hij besluit drugs te smokkelen vanuit de Dominicaanse Republiek en dit loopt helemaal verkeerd af. Hij komt terecht in de beruchtste gevangenis van het Caribisch gebied […]. Als hij ook nog wordt opgelicht door zijn advocaten, zit er maar een ding op: ontsnappen!

Artemis Fowl eoin olfer

Het jeugdige, criminele meesterbrein Artemis Fowl is op slinkse wijze in het bezit gekomen van een elfenhandboek. Hij hoopt daarmee het goud van de elfen te kunnen stelen, zodat hij het familiekapitaal weer aan kan vullen. Dat blijkt allemaal wat minder eenvoudig dan gedacht, want de elf die hij ontvoert, Holly Short, vecht gewoon terug. Artemis krijgt vervolgens onder meer te maken met de elf Bi, maar Artemis is slim en geeft niet snel op.

v Onderzoeken en ontwerpen

8 Bedenk voor twee van onderstaande genres een verhaal dat typerend is voor het betreffende genre. Gebruik per genre maximaal 50 woorden om je verhaal te beschrijven. I

v fantasyroman v misdaadroman v ontwikkelingsroman (coming of age) v oorlogsroman

9 Een nieuw poëziegenre is instapoëzie (instagrampoëzie). De belangrijkste kenmerken van dit nieuwe genre zijn dat het gedicht precies moet passen in het venster van je telefoon en dat het heel snel gelezen én begrepen moet kunnen worden. Omdat het een nieuw genre is, zijn er nog weinig regels. Jij gaat alleen of samen met iemand onderzoeken of je verschillende soorten (subgenres) instapoëzie kunt ontdekken.

a Zoek op Instagram naar gedichten, met #poezie en #dichtersvaninstagram. Probeer twee of drie verschillende soorten te vinden en beschrijf van deze soorten de kenmerken. T 2 b Schrijf zelf een instagedicht. I

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet welke genres er zijn in de jeugdliteratuur.

T 1 Ik kan genres herkennen.

T 2 Ik kan beschrijven welke speciale kenmerken verschillende genres hebben.

I Ik kan zelf een gedicht schrijven of een verhaal ontwerpen binnen een bepaald genre.

In deze paragraaf worden literaire genres verkend door populaire voorbeelden te vergelijken.

09-02-2025 15:55

04_Dichterlijke_Taal.indd 64

gymnasiu m / vwo 1, oefenboek

09-02-2025 15:55

04_Dichterlijke_Taal.indd 65

Kerndoel 4 Luisteren en lezen met diep begrip

Doelzin De leerling evalueert en reflecteert op zakelijke en literaire teksten.

toelichting

In KERN Nederlands taal & cultuur krijgen leerlingen meerdere teksten met hetzelfde onderwerp of over hetzelfde thema, waarover vergelijkbare vragen worden gesteld. Leerlingen onderzoeken zo de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van verschillende teksten, met aandacht voor diverse en actuele onderwerpen.

Het gaat hierbij om : v benoemen van inhoudelijke relaties binnen en tussen verschillende teksten ; v benoemen van verschillen en overeenkomsten in feiten, meningen, argumentatie en perspectieven ; v benoemen van tegenstrijdige en overeenkomstige inhoud en framing binnen en tussen teksten ; v evalueren van bruikbaarheid en betrouwbaarheid van teksten ; v reflecteren op de waarde, inhoud en vorm van de teksten.

Bespreken en beoordelen

ɲ Doel

Je leert een boek bespreken en beoordelen.

ɲ Verkennen

1 Bekijk de uitleg in paragraaf 2.2 Tekstsoorten nog eens en bespreek de vragen met een of meer klasgenoten:

a Welke tekstsoort gebruik je als je een boek beschrijft? T1

b Welke tekstsoort gebruik je als je een boek beoordeelt? T1

2 Wanneer iemand zijn of haar mening geeft over een boek, kan diegene woorden gebruiken als:

spannend / saai / herkenbaar / heftig / zielig / realistisch / mooi geschreven / raadselachtig / ontroerend / magisch / geloofwaardig / leerzaam / goed uitgewerkt / meeslepend / griezelig / grappig / origineel / interessant

a Welke drie woorden in een boekbespreking zullen jou het meest nieuwsgierig maken naar het boek? T1

b Noem een boek dat je hebt gelezen of een film die je hebt gezien, waarbij ten minste twee van de woorden uit vraag a passen. T1

ɲ Verwerken

ɲ Lees de uitleg hiernaast en beantwoord de vragen.

3 Op welke manieren kun je een verhaal bespreken en beoordelen? R

4 Geef aan welke woorden uit opdracht 2 passen bij de manieren hieronder. Let op: sommige woorden passen bij verschillende benaderingen. T1

a belevend en herkennend beoordelen b reflecterend beoordelen c analyserend beoordelen

5 Noem een boek dat je hebt gelezen dat je realistisch vond en waarin je je goed kon inleven in de hoofdpersoon. Licht je antwoord toe. T2

6 Noem een boek dat je aan het denken heeft gezet en dat je leerzaam vond. Leg uit waarom dat zo was. T2

Een verhaal kun je op verschillende manieren bespreken en beoordelen.

Beleven en herkennen

Je kunt een boek bespreken vanuit hoe jij het hebt beleefd en of het verhaal en de personages herkenbaar voor je zijn.

Reflecteren

Als je op een verhaal reflecteert, ga je wat dieper in op de gebeurtenissen en het gedrag en karakter van de hoofdpersoon. Hierdoor kan het verhaal je aan het denken zetten over maatschappelijke of persoonlijke problemen.

ɲ Vond je het verhaal leuk, saai, spannend, heftig, stom, zielig, grappig, …?

ɲ Vond je het verhaal geloofwaardig en realistisch of juist niet? Waar kwam dat door?

ɲ Kon je je goed inleven? Waarom wel of niet?

ɲ Wat vond je moeilijk, raar of onduidelijk?

ɲ Wat kan je zeggen over het karakter van de hoofdpersoon? Wat waren bijvoorbeeld zijn of haar sterke en zwakke kanten?

ɲ Met welke problemen worstelde de hoofdpersoon? Waardoor kwam dat?

ɲ Kon je het gedrag en de keuzes van de hoofdpersoon goed begrijpen?

ɲ Vond je dat de gebeurtenissen logisch met elkaar samenhingen?

ɲ Wat vond je een belangrijke ontdekking voor jezelf?

ɲ Welke boodschap of les haalde jij uit dit verhaal?

Analyseren

Je kan ook meteen meer 'technisch' oog naar een verhaal kijken. Je bespreekt dan hoe het verhaal wordt verteld en is opgebouwd, wat voor technieken de schrijver heeft gebruikt en welke effecten die hebben op jou als lezer.

Gedichten

ɲ Door wiens ogen volgde je het hele verhaal? Wat was het effect daarvan?

ɲ Werden in het verhaal sprongen in de tijd gemaakt? Wat is hiervan het effect?

ɲ Wat viel je op aan de schrijfstijl?

ɲ Vond je het verhaal goed in elkaar zitten? Waardoor kwam dat?

Een gedicht is een taalkunstwerk en moet je dus op een andere manier lezen en bespreken dan een verhaal. Doordat klank en ritme belangrijk zijn bij poëzie, is het ook goed om een gedicht hardop te lezen. De bespreking van een gedicht draait meestal om vragen over de betekenis en of het gedicht je op een of andere manier raakt.

In deze les worden woorden aangereikt om een gelezen boek op waarde, inhoud en vorm te beoordelen.

Kerndoel 5 Doelgericht spreken en schrijven

Doelzin De leerling spreekt en schrijft afgestemd op doel, publiek en context.

toelichting

De spreek- en schrijfopdrachten bij KERN Nederlands taal & cultuur laten leerlingen vooraf nadenken over het doel, het publiek en de context waarin hun gesproken of geschreven tekst plaatsvindt.

Er is veel aandacht voor de voorbereiding met behulp van stappenplannen en checklists.

Het gaat hierbij om :

v hanteren van een passende aanpak ;

v in eigen woorden verwerken van informatie uit verschillende bronnen tot een gestructureerde tekst met bronvermelding ;

v inzetten en uitbreiden van kennis over de vorm van teksten: tekstsoorten, tekststructuren, verteltechnieken ;

v schrijven op letter-, schrift- en tekstniveau met een leesbaar handschrift en typschrift, en verstaanbaar spreken ;

v reviseren van de tekst met het oog op doelgerichte communicatie: taalgebruik en taalverzorging.

hoofdstuk 1 meer dan één taal schrijven

Schrijfopdracht les 5

d o e l

Je gaat een bericht schrijven om aan je ouders toestemming te vragen om naar de Efteling te gaan.

Bereid het bericht voor

Stel, je wilt met een vriend of vriendin naar de Efteling. Je stuurt je ouders een berichtje om toestemming te vragen. Schrijf twee vragen op die je ouders waarschijnlijk zullen hebben.

Bedenk antwoorden op de vragen die je bij opdracht 1 hebt bedacht. t 1

Schrijf het bericht

Schrijf in het vak hieronder het bericht aan je ouders. Gebruik de vragen en antwoorden uit opdracht 1 en 2. Let ook goed op de taal die je gebruikt. i

Welke manier van schrijven werkt het best om je ouders te overtuigen? Kruis aan. t 1

◻ netjes

◻ overdreven

◻ met grappige taal

◻ anders, namelijk v

Beoordeel het bericht

Kijk je bericht na. Heb je hele zinnen, hoofdletters en punten gebruikt? Omcirkel of onderstreep in je bericht de foutjes die je tegenkomt. t 2

Werk samen met een klasgenoot. Lees elkaars bericht. Vul het schema hieronder in om het bericht van je klasgenoot te beoordelen. t 2

Ik heb het bericht van beoordeeld.

+ goed gedaan – kan beter 7 8

Is het duidelijk wat je wilt vragen aan je ouders?

Krijgen je ouders de juiste informatie in het berichtje om toestemming te kunnen geven?

Is de taal begrijpelijk en aansprekend voor je ouders?

Staan er geen foutjes in het bericht?

Laat het bericht aan (een van) je ouders lezen. Zouden ze op basis van dit bericht jou toestemming geven om naar de Efteling te gaan? Kruis aan. t 1

◻ ja ◻ nee

Bespreek in de klas welke ouders wel of geen toestemming zouden geven.

Ligt dit aan het bericht, of aan de ouders? t 2

Heb je het lesdoel bereikt?

Kruis aan:

◻ Ik weet dat schrijven begint met je verplaatsen in de lezer. r

◻ Ik kan bedenken welke informatie een lezer nodig heeft t 1 en daarbij antwoorden bedenken.

◻ Ik kan beoordelen of een bericht duidelijk is, welke t 2 vragen van de lezer worden beantwoord en of de zinnen goed zijn geschreven.

◻ Ik kan zelf een bericht schrijven waarbij ik me verplaats in de lezer.

30 31

01_VMBO-BK_Hoofdstuk_01.indd 30-31 09-02-2025 16:07 vmbo-basi s / kader 1-a

In deze les komen leerlingen stapsgewijs tot het schrijven van een bericht aan hun ouders.

Kerndoel 6 Creatief taal gebruiken

Doelzin De leerling gebruikt taal op een creatieve manier.

toelichting

KERN Nederlands taal & cultuur laat leerlingen kennismaken met creatief taalgebruik in literaire en zakelijke teksten. Leerlingen onderzoeken zowel de functie als het esthetische aspect van creatief taalgebruik en oefenen met het verwoorden van eigen ideeën, gedachten, ervaringen, gevoelens en fantasieën op een aantrekkelijke manier.

Het gaat hierbij om :

v verkennen van creatief taalgebruik van anderen in literaire en zakelijke teksten ;

v verwoorden van eigen gedachten, ervaringen, gevoelens en fantasieën ;

v experimenteren met klanken, woorden, zinnen, literaire genres, taalregels, taalconventies en visuele vormen ;

v verkennen van kenmerken van de ontluikende eigen stijl en het talig repertoire ;

v waarderen van creatief taalgebruik.

LEZEN EN INLEVEN

HANDBOEK

TAAL & CULTUUR  v 5  OPEN ALS EEN BOEK

Open als een boek A

v Doel

Je leert hoe je door lezen meer kunt ontdekken over jezelf en anderen.

v Verkennen

1 a Welk verhaalpersonage uit een boek, film, game of serie zou jij graag willen zijn? T 1

b Wat is volgens jou de belangrijkste karaktereigenschap van dat personage? T 1

c Lijk jij op dat personage of juist helemaal niet? Leg uit waarom. T 2

2 Stel, je mag een dag je favoriete personage zijn.

a Beschrijf in vijf korte zinnen wat je die dag zeker zult doen. T 1

b Beschrijf in vijf andere zinnen wat je helemaal niet gaat doen. T 1

3 Bespreek met een klasgenoot de titel van deze paragraaf. Wat betekent de uitdrukking open als een boek? T 1

v Verwerken

v Lees de paragraaf ‘Open als een boek’ (handboek, pp. 18-19) en beantwoord de vragen.

4 Als jij jezelf kon lezen, wat voor boek zou je zijn? T 1

a Ben je een dun of dik boek, of iets daartussenin?

b Wat voor genre boek zou je het liefst zijn?

c Voor wie is jouw boek bedoeld?

d Ben je een boek dat gemakkelijk te lezen is of klap je snel weer dicht?

e Welke plek in de boekenkast zou bij je passen?

Leerlingen krijgen in deze paragraaf stappen aangereikt om hun eigen identiteit en die van figuren in een verhaal te omschrijven.

LEZEN EN INLEVEN

5 a Wat is het verschil tussen een vingerafdruk en je identiteit? R

b Bespreek samen met een klasgenoot: wat maakt een identiteit volgens jullie zo persoonlijk? T 2

6 Geef aan of de volgende voorbeelden empathie, identificatie of solidariteit laten zien. T 1

a Je doet mee aan een speelgoedinzamelingsactie voor Sinterklaas of Kerstmis.

b Je raakt ontroerd door een video over hongersnood in Afrika na extreme droogte.

c Je krimpt ineen omdat je jouw favoriete actieheld van een dak ziet vallen.

d Je wordt blij als iemand je over een leuke gebeurtenis vertelt.

e Je steunt je vrienden als hun iets ergs overkomt.

7 In De bijzondere kinderen van mevrouw Peregrine denkt hoofdpersoon Jacob dat zijn opa door een monster is vermoord.

Lees het fragment hiernaast en speel samen met een klasgenoot het volgende rollenspel.

a Een van jullie is Jacob en de ander is een politietekenaar. De tekenaar maakt op aanwijzing van Jacob een goede compositietekening van de moordenaar. De persoon die Jacob is, gebruikt informatie uit de tekst, vult deze aan met zijn eigen fantasie en probeert zo geloofwaardig mogelijk over te komen. De politietekenaar vraagt alleen op zakelijke toon om details en maakt op basis daarvan de tekening. I

b Bespreek samen, als de tekening af is, wanneer de tekenaar moeite kreeg zich in te leven in het verhaal van Jacob en de omschrijving van de moordenaar. Bespreek ook wanneer Jacob voelde dat hij niet meer zo geloofwaardig overkwam. Vielen deze momenten samen? T 2

Ik werd gekweld door nachtmerries waaruit ik schreeuwend wakker werd. Het was zelfs zo erg dat ik een mondbeschermer moest dragen om mijn tanden niet tot stompjes te knarsen in mijn slaap. Telkens als ik mijn ogen sloot, zag ik hem. Die gruwel uit het bos met tentakels in zijn mond. Ik was ervan overtuigd dat hij mijn grootvader had vermoord en dat hij binnenkort achter mij aan zou komen. Soms overviel dezelfde weeë paniekgolf van die avond me. Dan was ik er zeker van dat hij ergens dichtbij, glurend tussen een groepje donkere bomen, achter de volgende auto op het parkeerterrein, achter de garage waar mijn fiets stond, op mij lag te wachten.

Uit: ransom riggs, De bijzondere kinderen van mevrouw Peregrine. Uitgeverij Clavis (2011).

8 Jacob gaat op zoek naar het verleden van zijn grootvader en vindt op een eiland het weeshuis van mevrouw Peregrine. Daar woonden ooit zeer bijzondere kinderen. Je kunt er een paar zien op de afbeelding hiernaast.

a Kies een kind uit de afbeelding en bedenk vier vragen die je kunt stellen om deze persoon te leren kennen. Wees voorzichtig met formuleren, want het is niet de bedoeling dat je zo’n buitenbeentje pijn doet door onaardige vragen te stellen. T 2 b Ruil jouw vragen met een klasgenoot en beoordeel de vragen: zijn ze respectvol en zorgen ze er inderdaad voor dat je iemand beter leert kennen? Leg uit. T 2

v Onderzoeken en ontwerpen

9 In het boek van Riggs worden kinderen die ‘anders’ zijn verbannen naar een weeshuis op een eiland, totaal afgeschermd van het echte leven en de samenleving. Bespreek klassikaal wat jullie hiervan vinden. Kun je dit saamhorigheid noemen? Wat denken jullie, komt leven in zo’n isolement nog voor in onze maatschappij of is dit iets van vroeger? Probeer voorbeelden te geven. I

10 Ontwerp een omslag (op papier of digitaal) voor jezelf als boek. Gebruik ter inspiratie je antwoorden bij opdracht 4. I

v Bedenk een passende titel voor jouw boek.

v Ontwerp een cover: denk goed na over het lettertype en kies of maak een afbeelding.

v Schrijf ook een tekst voor de achterkant van het omslag. Daarin leg je aan de lezer uit waarover het boek gaat. Maak deze tekst wervend, zodat velen jou als boek willen lezen.

v Woorden

de empathie het karakter extreem krimpen de identificatie persoonlijk de identiteit de solidariteit de inzameling de vingerafdruk

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet wat de begrippen identiteit, identificatie empathie en solidariteit betekenen.

T 1 Ik kan mezelf herkennen en inleven in personages.

T 2 Ik kan uitleggen waarom een verhaal of gedicht kan bijdragen aan empathie of solidariteit.

I Ik kan zelf onderzoek doen naar solidariteit en over mezelf een boekomslag maken.

Kinderen uit de film Miss Peregrine’s Home for Peculiar Children van Tim Burton (2016).

Kerndoel 7 Schrijven om te leren

Doelzin De leerling schrijft om tot kennisopbouw of begrip te komen.

toelichting

KERN Nederlands taal & cultuur laat leerlingen veel schrijven om informatie uit teksten te verwerken. Er wordt zo geoefend met het goed verwoorden, onderbouwen en ordenen van de eigen gedachten. De boeken zijn zo ontworpen dat leerlingen opdrachten maken in een apart schrift (of in leerwerkboeken bij vmbo-basis/kader). Zo oefenen leerlingen met het ontwikkelen van een leesbaar handschrift.

Het gaat hierbij om : v noteren van hoofd- en bijzaken, indrukken en vragen bij gelezen, bekeken of beluisterde inhoud ; v samenvatten van gelezen inhoud ; v verwoorden, onderbouwen en ordenen van gedachten, verworven inzichten en kennis in een tekst of schema ; v inzetten en uitbreiden van school- en vaktaal ; v schrijven op letter-, schrift- en tekstniveau met een leesbaar handschrift en typschrift.

hoofdstuk 4 inleven in anderen

6 Pubergids

doel → Je leert hoe je een samenvatting maakt.

1 Stel, je moet aan het eind van de dag je werkstuk inleveren, maar je hebt het thuis laten liggen. Vlak voor de les kun je nog snel even een appje naar huis sturen om te vragen of je vader of moeder het naar school brengt. Wat zou jij appen? t 2

2 a Bij welke vakken op school moet je vaak veel informatie lezen? t 1

b Op welke manier zorg je ervoor dat je die informatie goed onthoudt? t 1

c Vergelijk je antwoord bij b met dat van een klasgenoot. Wat doen jullie hetzelfde? Wat doen jullie anders? t 1

v Bekijk de tekst bij VOORBEELD

3 a Wat is het onderwerp van de tekst? t 1

b Welke twee begrippen kom je tegen in de tekst? t 1

c Noteer de betekenis van deze twee begrippen. t 1

4 Lees nu de tekst bij voorbeeld

a Vanaf wanneer kun je ongeveer beginnen met puberen? t 1

b Hoe komt het dat je lichaam verandert en dat je je soms anders voelt en gedraagt? t 1

c Herken je dingen uit de tekst bij jezelf? Leg uit. t 2

5 Als jij aan iemand zou moeten uitleggen wat de puberteit is, wat zou je dan in één zin zeggen? t 1

v Lees nu de informatie bij BELANGRIJK

6 a Wat is het doel van het maken van een samenvatting? r

b Kijk nog eens naar hoofdstuk 3, les 2. Leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen hoofdzaken en bijzaken. t 1

c Welk teken kun je gebruiken om de tekstverbanden oorzaak – gevolg of doel – middel aan te geven? r

7 Waarom staat er in de samenvatting bij voorbeeld een pijltje tussen ‘stofjes in lichaam’ en ‘veranderingen’? t 1

8 Waarover gaat de opsomming in de samenvatting? t 1

9 a Noem twee hoofdzaken uit de tekst bij voorbeeld t 1

b Noem twee bijzaken uit de tekst bij voorbeeld t 1

10 a Vind je dat alle hoofdzaken uit de tekst bij voorbeeld in de samenvatting staan? t 1 b Zou jij zelf nog iets toevoegen aan de samenvatting? Zo ja, wat zou je toevoegen? t 1

11 Denk je dat je docent op een toets eerder een vraag stelt over hoofdzaken of juist over bijzaken? Leg uit. t 2

BELANGRIJK

Samenvatten

Als je leert voor een toets of een proefwerk, wil je de leerstof graag goed onthouden.

Een samenvatting maken helpt je om de tekst beter te onthouden en beter te begrijpen.

Je gaat op zoek naar wat het belangrijkste is en schrijft dat in je eigen woorden op.

Stappenplan

1 Lees de tekst verkennend.

2 Noteer het onderwerp van de tekst.

3 Lees de tekst nu intensief. Let op tekstverbanden als oorzaak­gevolg, tijd, opsomming, tegenstelling en doel­middel.

4 Noteer alle vetgedrukte begrippen en schrijf de betekenis erachter.

5 Schrijf alleen de hoofdzaken van de tekst op.

6 Gebruik tekens en afkortingen :

= is hetzelfde als

→ tekstverband oorzaak – gevolg of doel – middel, geeft een ontwikkeling aan

● / * / – opsomming

←→ tegenstelling

bv. bijvoorbeeld

d.m.v. door middel van enz. enzovoort

o.a. onder andere

VOORBEELD

De puberteit komt eraan

Vanaf ongeveer je 10de kun je in de puberteit komen. Je verandert dan van een kind naar een jongvolwassene. De één gaat ‘puberen’ als ze 11 is en de ander als hij 13 is. Dat is voor iedereen anders.

In de puberteit verandert je lichaam van binnen en van buiten. Dat komt door hormonen ; een soort stofjes in je lichaam die van alles regelen. Je voelt en gedraagt je anders als je pubert.

Het is trouwens niet zo dat je op een dag wakker wordt en opeens iemand anders bent met een nieuw uiterlijk. De veranderingen gaan heel langzaam en duren tot ongeveer je 18de, als de puberteit ophoudt.

samenvatting

Puberteit

Puberteit = verandering van kind naar een jongvolwassene

Hormonen = stofjes in lichaam → veranderingen * lichaam

* gevoel

* gedrag

Gaat langzaam

i.p.v. in plaats van 04_KGT_Hoofdstuk_04.indd 105 09-02-2025 16:11 vmbo-kgt 1

Leerlingen leren aan de hand van een stappenplan hoe zij een tekst kunnen samenvatten.

Kerndoel 8 Bronnen verkennen

Doelzin De leerling verkent de betrouwbaarheid van verschillende bronnen.

toelichting

KERN Nederlands taal & cultuur leert leerlingen stapsgewijs om zelfstandig naar bronnen in verschillende media te zoeken.

Het gaat hierbij om :

v identificeren van kenmerken van aangereikte bronnen: maker, tekstsoort en verschijningsdatum ;

v benoemen van inhouds- en vormelementen die vragen oproepen ;

v vergelijkend beoordelen en selecteren van bronnen op basis van hun betrouwbaarheid.

hoofdstuk 3 digi-taal

Het internet geloven

doel → Je leert hoe je kunt beoordelen of informatie die je ziet op internet betrouwbaar is.

1 a Naar welke YouTubers of vloggers kijk jij weleens? t1

b Wat doen deze YouTubers of vloggers precies? t1

c Waarom kijk je ernaar? t1

2 Lees onderstaande teksten over het pretpark Walibi.

Ben jij weleens in Walibi geweest? Zo ja, wat vond je van het park? t1

angela (medewerker) op de website www.walibi.nl:

Hoe ziet jouw ideale zomerdag eruit? Chillen met een cocktailtje, je longen uit je lijf gillen in een vette ride of ga je liever uit je dak op te gekke beats? Je hoeft niet te kiezen, want in Walibi krijg je het gewoon ALLEMAAL... En nog een beetje meer. Houd walibi.nl in de gaten voor meer informatie!

ɲ Lees nu de informatie bij BELANGRIJK

4 Welke twee vragen kun je stellen om te bepalen of informatie betrouwbaar is? R

5 Lees de zinnen hieronder. Wie kan het gezegd hebben? Schrijf het cijfer en de letter op in je schrift. t1

1 ‘Het was echt een *@#*@! slechte film!’

2 ‘Met dit dieet verliest u twee kilo in één week!’

3 ‘Per jaar wordt 61 miljoen keer een film illegaal gedownload.’

4 ‘Volgens onderzoek van de GGD was in 2012 53% van de mannen boven 19 jaar te dik.’

5 ‘Het is een geweldige belevenis om deze film bij ons op een groot doek te zien!’

A een medewerker van de filmindustrie

B Johnny_the_Champion123 op forum.nl

C de eigenaar van een bioscoop

D de fabrikant van een afslankmiddel

E een huisarts

6 Welke bron uit opdracht 5 vertrouw je het meest? Waarom? t2

kenneth (bezoeker) op de website www.pretparkoordeel.nl

Ik geef jullie wat tips om jullie park te verbeteren. Walibi is een leuk park, maar de sfeer ontbreekt totaal. De horeca kan flink verbeterd worden. En het personeel mag ook wel wat minder arrogant. Ik vind de picknickplekken wel erg leuk. Veel plezier met deze tips en doe er wat mee.

3 Welke tekst vind je betrouwbaarder: die van Angela of die van Kenneth? Leg je antwoord uit. t2

7 Zoek op internet een video van een van je favoriete YouTubers of vloggers.

a Beschrijf kort waar de video over gaat. t1

b Zit er een deel in de video dat je betrouwbaar vindt? Leg je antwoord uit. t2

c Zit er ook een deel in de video dat je minder betrouwbaar vindt? Leg je antwoord uit. t2

Betrouwbaarheid van bronnen

Op internet, in een tijdschrift of op tv kom je veel informatie tegen. Die informatie is niet altijd even betrouwbaar Vraag je daarom altijd af van wie de informatie komt:

ɲ Is de schrijver of maker deskundig?

ɲ Weet de schrijver of maker veel van het onderwerp? Heeft de schrijver of maker ervaring met het onderwerp?

ɲ Of zegt de schrijver of maker maar wat?

ɲ Is de schrijver of maker neutraal?

ɲ Maakt het voor de schrijver of maker niets uit wat jij doet of vindt?

ɲ Of verdient de schrijver of maker er wat aan als jij iets koopt of doet?

Als de schrijver of maker niet deskundig of niet neutraal is, dan is de informatie niet betrouwbaar.

Nieuwslezers zijn neutraal. Ze proberen je niet iets te laten doen of te laten kopen.

Bedrijven zijn vaak niet neutraal. In een reclame wil een bedrijf je ergens voor interesseren, of je iets verkopen.

Leerlingen leren de betrouwbaarheid van bronnen te beoordelen door in te gaan op de deskundigheid en neutraliteit van de schrijver of maker.
BELANGRIJK

Kerndoel 9 Doelgericht gesprekken voeren

Doelzin De leerling voert gesprekken afgestemd op doel, gesprekspartner(s) en context.

toelichting

KERN Nederlands taal & cultuur besteedt veel aandacht aan het voeren van gesprekken. Leerlingen oefenen met het inzetten en uitbreiden van vaardigheden om gesprekken constructief te laten verlopen, zoals goed luisteren, het herkennen van non-verbale signalen en reageren op bepaalde uitingen. Het doel is om leerlingen het vertrouwen te geven dat ze actief deel kunnen nemen aan gesprekken.

Het gaat hierbij om :

v inzetten en uitbreiden van vaardigheden om gesprekken constructief te laten verlopen: luisteren, herkennen van signalen en passend reageren op de gesprekspartner(s) ;

v actief deelnemen aan gesprekken ;

v afstemmen van taalgebruik, stemgebruik en non-verbale communicatie op communicatief doel en on- en offline context ;

v verzamelen en inzetten van informatie afgestemd op kennis, achtergrond, standpunt en perspectief van de gesprekspartner(s) ;

v toepassen van gespreks- en taalconventies, passend bij de gespreksnorm.

Gesprekken voeren

ɲ Doel

Je leert de basisvaardigheden die belangrijk zijn bij het voeren van gesprekken.

ɲ Verkennen

1 In je leven heb je al heel wat gesprekken gevoerd.

a Wat is volgens jou belangrijk bij een goed gesprek? T1

b Met wie vind jij het fijn om een gesprek te voeren en waarom? T1

c Geef een voorbeeld van een eigen gesprek dat heel goed ging. Wat ging er goed? T2

d Geef een voorbeeld van een eigen gesprek dat helemaal niet goed ging. Wat ging er mis? T2

2 Bespreek onderstaande vragen met een klasgenoot.

a In hoeverre verschilt een gesprek met je oma van een gesprek met je neefje van 3 jaar? T1

b In hoeverre verschilt een gesprek met een klasgenoot van een gesprek met je docent? T1

c Waarom verschillen die gesprekken van elkaar? Leg uit. T2

3 Denk eens terug aan een gesprek dat je met een goede vriend(in) had, terwijl jullie bij elkaar waren. Denk daarna eens terug aan een gesprek dat jullie voerden via WhatsApp (of een ander chatprogramma). Bespreek met een klasgenoot welke belangrijke verschillen er zijn tussen die gesprekken. T1

ɲ Verwerken

ɲ Lees de uitleg over ‘Gesprekken voeren’ en beantwoord de vragen.

4 Wat is een kenmerk van een goed gesprek? R

5 Hoe kun je laten merken dat je luistert in een gesprek? T1

6 Bekijk het voorbeeldgesprek. Waardoor weet Alyssa dat Norah haar begrijpt? T1

7 Hoe laat Norah merken dat ze naar Alyssa luistert? T1

8 Wat laat Norah met haar laatste opmerking in het gesprek merken? Kies uit: T1

A Ze begrijpt Alyssa.

B Ze begrijpt Marijn.

C Ze begrijpt beiden.

9 Bekijk de afbeelding bij de uitleg. Hoe laten de twee personen met hun lichaam zien dat ze naar elkaar luisteren? T2

Gesprekken voeren

In een goed gesprek hebben de spreker en luisteraar beiden een actieve rol.

Samen in gesprek

ɲ Vraag je altijd af: wat weet degene tegen wie ik praat al en wat begrijpt hij of zij wel of niet?

ɲ Let als spreker goed op de ander. Snapt hij het? Luistert hij wel?

ɲ Laat merken dat je luistert en stel vragen als je iets niet begrijpt.

ɲ Wees niet steeds zelf aan het woord, maar geef ruimte aan een ander om ook iets te zeggen. Laat bijvoorbeeld even een stilte vallen of stel de ander een vraag.

ɲ Probeer de ander echt te begrijpen. Verplaats je in de ideeën, meningen of gevoelens van iemand anders, ook al zijn die niet per se hetzelfde als die van jou.

ɲ Let op je lichaamshouding. Kijk de ander aan. Maak oogcontact als je met elkaar spreekt.

Soort vraag Voorbeelden

Open vraag

alyssa Heb je het al gehoord van Marijn?

norah Dat hij van school afgaat?

alyssa Ja, dat. Ik vind het best wel raar eigenlijk. Ze zeggen dat hij het bij ons niet leuk vond.

norah Echt waar? Waarom vond hij het niet leuk?

alyssa Weet ik niet. Volgens mij werd hij niet gepest ofzo. En hij was ook niet heel stil, ik bedoel, hij zei ook wel dingen in de klas. Net als iedereen eigenlijk. Daarom is het zo raar, ik snap het gewoon niet. Wat vind jij ervan?

norah Ik snap wel dat je het raar vindt. Marijn maakte ook best vaak grapjes. Maar hij had ook niet echt vrienden. Misschien voelde hij zich wel alleen…

ɲ ‘Waarom vond hij het niet leuk?’ en niet: ‘Vond hij het leuk?’ (gesloten vraag)

Neutrale vraag ɲ ‘Wat vind jij ervan?’

ɲ en niet: ‘Jij vindt het toch ook raar?’ (suggestieve vraag)

Leerlingen denken na over de verschillen in gesprekken en hun eigen ervaringen met verschillende soorten gesprekspartners.

22-02-2024 15:32

Kerndoel 10 Gesprekken voeren om te leren

Doelzin De leerling voert gesprekken om tot kennisopbouw, begrip of een aanpak te komen.

toelichting

KERN Nederlands taal & cultuur traint leerlingen om in gesprekken wanneer nodig te vragen om toelichting, verklaring of bevestiging, zodat de gesprekspartners elkaar goed begrijpen. Daarnaast is er aandacht voor het perspectief van de ander en het accepteren of verwerpen van andermans ideeën, op basis van kwaliteit van iemands argumenten.

Het gaat hierbij om :

v verwoorden van kennis, ideeën en standpunten met onderbouwing ;

v vragen om toelichting, verklaring of bevestiging ;

v luisteren naar, doorvragen op en ter discussie stellen van de ideeën en perspectieven van de gesprekspartners ;

v accepteren of verwerpen van andermans ideeën met argumenten ;

v samenvatten van inzichten, verwoorden van oplossingen of trekken van conclusies.

HOOFDSTUK 3

[ 1 ] Hana en Karen zijn twee zussen met Japanse roots. Hana is 12 jaar en gaat naar het Maria-Boodschaplyceum in Brussel-Stad. Karen is 10 jaar en gaat naar de basisschool Hendrik Conscience in Schaarbeek. Hana en Karen spreken zowel Nederlands als Japans. Ze delen hun ervaringen over meertaligheid.

[ 2 ] In welke taal voel jij je het meest comfortabel?

Hana: In het Nederlands. Dat denk ik in het begin toch, maar het Japans vind ik een leukere taal. Maar als ik iets moeilijks moet uitleggen gaat het toch makkelijker in het Nederlands omdat ik leef in een omgeving waar ik meer Nederlands hoor dan Japans.

[ 3 ] Karen: Ik voel mij in beide talen even comfortabel. Het Nederlands kan ik een beetje beter, maar het Japans is mijn moedertaal en ik heb daar een emotionelere band mee.

[ 4 ] Welk woord vind je leuk in je moedertaal of in het Nederlands?

Hana: Ik vind Japans echt een taal die mij geruststelt, een taal die grappig of ontroerend kan zijn. Ik denk dus wel dat één van mijn lievelingswoordjes toch in het Japans is, maar kan niet direct op een komen. Ik hou er ook van om beroemde zinnen in het Japans te begrijpen, dus daar komen ook meestal mooie, grappige of leuke woordjes in.

[ 5 ] Heb je ooit al eens iemand kunnen helpen doordat je meerdere talen kan spreken?

Hana: Ik heb wel al een paar keer iemand kunnen helpen omdat ik tweetalig ben. Alleen weet ik niet meer in welke situaties dat precies plaatsvond, maar ik vind het wel cool dat ik mensen kan helpen doordat ik twee talen spreek. Daar ben ik echt trots op.

[ 6 ] Karen: Ja, als ik bijvoorbeeld een ijsje ga eten in Brussel of zo, dan bestel ik dat zelf in het Frans. Ik leer graag bij dus vind het ook leuk om het woord te nemen. Ook als iemand anders het niet durft bijvoorbeeld.

Bron: bruzzket.be, 9 januari 2020 (BRUZZ Ket is het jongerenkanaal van BRUZZ het Vlaams-Brusselse mediaplatform - en is er voor kinderen tussen 9 en 13 jaar)

Leerlingen bevragen elkaar en onderzoeken of ze elkaar goed begrijpen in een gesprek.

ɲ Lees het interview met Hana en Karen op de pagina hiernaast en beantwoord de vragen.

6 Hana zegt in regel 13-16: “Maar als ik iets moeilijks moet uitleggen gaat het toch makkelijker in het Nederlands omdat ik leef in een omgeving waar ik meer Nederlands hoor dan Japans.”

Wat zou een toetsende vraag kunnen zijn die je hierna zou kunnen stellen? T2

7 Karen zegt in regel 19-21: “Het Nederlands kan ik een beetje beter, maar het Japans is mijn moedertaal en ik heb daar een emotionelere band mee.”

Wat zou een goede vraag kunnen zijn als je hierover meer wilt weten? T2

8 Aan Hana en Karen is gevraagd: Welk woord vind je leuk in je moedertaal of in het Nederlands?

Is dit een neutrale of sturende vraag? Licht je antwoord toe. T1

9 Bekijk de vragen hieronder. Deze vragen komen uit een vragenlijst die bedoeld is voor leerlingen van de middelbare school, om meer te weten te komen over hun ervaringen met meertaligheid.

a Welke vragen vind jij goed? Licht toe. T2

b Welke vraag of vragen vind jij minder goed? Licht toe. T2

c Hoe zou je de vragen die je hebt genoteerd bij b beter kunnen stellen? Herschrijf de vragen. T2

1 Welke talen hoor je op school?

2 Hoe gaat jouw school om met meertaligheid?

3 Heb je advies voor leerkrachten over hoe zij het beste om kunnen gaan met de verschillende talen op school?

4 Welke talen spreek je?

5 Wanneer praat jij Nederlands?

6 Met wie praat jij Nederlands?

7 Vind je Nederlands een leuke taal?

8 Hoe belangrijk zijn jouw andere talen?

Naar: brusselvoltaal.be

ɲ Ontwerpen

10 Je gaat zelf een gesprek voeren met een klasgenoot.

Is tenminste één van jullie meertalig? Dan ga je het hebben over hoe het is om meertalig te zijn.

Beheersen jullie allebei één taal, dan kunnen jullie het hebben over welke talen of streektalen jullie graag zouden willen leren en waarom.

a Bedenk welke vragen je zou willen stellen. Noteer de vragen. T2 b Wissel je vragen uit met die van een klasgenoot. Bekijk elkaars vragen: zijn de vragen open en neutraal geformuleerd? Verbeter waar nodig. T2 c Voer het gesprek met je klasgenoot. Vraag door als je iets niet helemaal begrijpt of als je ergens meer van wilt weten. Stel ook af en toe een toetsende vraag. Je mag de vragen die je hebt opgeschreven bij a en b erbij houden.

ɲ Woorden

formuleren ontroerend een gesprekje aanknopen de roots intensief specifiek internationaal toetsen

ɲ Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet hoe ik goede vragen kan stellen in een gesprek.

T1 Ik kan verschillende manieren van vragen stellen herkennen.

T2 Ik kan uitleggen wat goede en minder goede vragen zijn en zelf goede vragen formuleren.

I Ik kan zelf een gesprek voeren waarin ik goede vragen stel.

Hana en Karen over meertaligheid

Kerndoel 11 Reflecteren op taalactiviteiten

Doelzin De leerling reflecteert op het proces en evalueert het product van een taalactiviteit.

toelichting

KERN Nederlands taal & cultuur besteedt veel aandacht aan het reflecteren op eigen taalactiviteiten, met als doel de aanpak van schrijftaken en spreekopdrachten stapsgewijs te verbeteren. Leerlingen lezen regelmatig elkaars teksten en voorzien deze van feedback die ze vervolgens samen bespreken.

Het gaat hierbij om : v ontvangen en geven van feedback ; v reflecteren op het proces: de gemaakte keuzes in aanpak en strategieën tijdens en na de uitvoering van een taalactiviteit ; v beoordelen van het product van de taalactiviteit aan de hand van aangereikte criteria ; v formuleren van leerdoelen voor proces en product bij toekomstige taalactiviteiten.

LEZEN EN INLEVEN

HANDBOEK TAALGEBRUIK  v 13  SCHRIJVEN IN STAPPEN

Schrijven in stappen C

v Doel

Je leert dat een schrijfproces in stappen verloopt.

v Verkennen

1 Schrijven doe je elke dag.

a Wat heb je vandaag allemaal al geschreven, met een pen op papier, of getikt op je telefoon of computer? Omschrijf kort de teksten. T 1

b Wat voor tekst vind je het leukst om te schrijven? Leg je keuze uit. T 1

c Wat voor tekst vind je het lastigst om te schrijven? Leg je keuze uit. T 1

d Welke schrijftaken komen veel voor op school? T 1

2 a Hoe schrijf jij normaal gesproken een berichtje aan iemand? Denk je hier van tevoren over na? Schrijf je snel of langzaam? Verander je zinnen of woorden terwijl je schrijft? Kijk je het bericht na voordat je het verstuurt? T 1

b Welk verschil maakt het aan wie je een bericht schrijft? T 2

3 Een leerling uit groep 8 moet een informatief werkstukje maken over zijn of haar lievelingsdier. Hij of zij weet niet hoe het aan te pakken en vraagt jou om advies. Maak een stappenplan voor deze leerling. T 2

v Verwerken

v Lees de paragraaf ‘Schrijven in stappen’ (handboek, pp. 68-69) en beantwoord de vragen.

4 Het schrijfproces kan je in drie fasen verdelen.

a Welke drie fasen zijn dit? R

b Omschrijf in je eigen woorden wat er in elke fase gebeurt. T 1

c Waarom is het belangrijk om het schrijfproces op te delen? T 1

5 De eerste stap bij het schrijven is het opdoen van schrijfideeën. Vorm tweetallen. Brainstorm samen over schrijfideeën voor een van de volgende teksten:

v een voorlichtingsbrochure voor nieuwkomers op jullie school

v een brief aan jezelf over twintig jaar v een verhaal over een bijzondere vakantiedag v een betoog voor een ander aanbod in de schoolkantine

Verzamel je schrijfideeën in een woordspin of mindmap, of op een andere manier die het voor jullie overzichtelijk maakt. T 1

v Woorden de feedback onbewust de formulering de structuur informatief de taak de mindmap verlopen omschrijven vrijwel

LEZEN EN INLEVEN

Leerlingen wisselen onderling schrijfproducten uit, geven elkaar feedback en verbeteren vervolgens hun schrijfproducten.

6 Lees de bijsluitertekst bij het medicijn Diclofenac.

a Schrijf per zin de vraag op die wordt beantwoord. T 1

b Bedenk een vraag over Diclofenac waarop deze bijsluitertekst geen antwoord geeft. T 2

Diclofenac

Diclofenac behoort tot de geneesmiddelengroep die niet-steroïde ontstekingsremmende middelen (NSAID’s) genoemd wordt. Deze middelen worden gebruikt om pijn en ontstekingen te behandelen. Dit middel verlicht de verschijnselen van een ontsteking, zoals pijn en zwelling, en vermindert ook de koorts. Het heeft geen effect op de oorzaak van de ontsteking of de koorts.

Bron: Centrafarm

7 Tijdens het schrijven verplaats je je in de lezer en vraag je je steeds af wat de ander wel en niet weet.

Verplaats je in de volgende lezers. Wat weten ze wel en wat weten ze niet? T 2

a Je schrijft voor je klasgenoten een boekrecensie over een boek dat je onlangs gelezen hebt.

b Je schrijft een uitnodiging voor een schoolfeest voor de hele school.

c Je schrijft een verslag over de werkweek voor je leraar.

d Je schrijft een informatieve tekst over dinosauriërs voor kinderen van 6 jaar oud.

8 Kijk naar de tekst van Jace en de opmerkingen van Isa op p. 69 van het handboek.

a Verbeter de tekst aan de hand van de opmerkingen van Isa en schrijf een nieuwe versie. I

b Lees je tekst na. Zie je geen foutjes meer? Ben je tevreden? Licht je antwoord toe. T 2

c Wissel je nieuwe tekst uit met die van een klasgenoot, lees elkaars versie en schrijf er feedback bij. T 2

d Verwerk de feedback tot een definitieve versie. I

9 Waarom maakt een foutloos geschreven tekst je boodschap sterker? T 2

v Onderzoeken en ontwerpen

10 De teksten in de boeken van KERN zijn geschreven door auteurs en nagekeken door redacteuren.

a Zoek op internet op wat een redacteur is en wat de taken van een redacteur zijn. T 1

b Waarom hebben ook geoefende schrijvers een redacteur nodig, denk je? I

11 Zoek online of in kranten of tijdschriften naar een tekstje dat jij onduidelijk vindt.

a Leg uit waarom je het tekstje onduidelijk vindt. T 2

b Geef feedback bij deze tekst. Doe dit zoals Isa in het voorbeeld op p. 69 van het handboek. T 2

c Herschrijf het tekstje zodat het wél duidelijk is. I

d Wissel je nieuwe tekst uit met die van een klasgenoot, lees elkaars versie en schrijf er feedback bij. Is de tekst goed leesbaar, duidelijk en begrijpelijk? Leg uit. T 2

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet uit welke fasen het schrijfproces bestaat.

T 1 Ik kan mij oriënteren op de fasen in het schrijfproces.

T 2 Ik kan een geschreven tekst beoordelen en evalueren.

I Ik kan een korte tekst (her)schrijven waarin ik alle relevante lezersvragen beantwoord.

05_Lezen_en_Inleven.indd 73 09-02-2025 15:57 gymnasiu m / vwo 1, oefenboek

Kerndoel 12 Vorm en betekenis beschouwen

Doelzin De leerling beschouwt de relatie tussen vorm en betekenis van taal.

toelichting

Leerlingen krijgen met KERN Nederlands taal & cultuur inzicht in de opbouw van woorden en hoe de betekenis van woorden kan worden afgeleid. Bij de theorie en bij opdrachten over spelling en grammatica is er bovendien aandacht voor hoe de regels voortvloeien uit het systeem daarachter, en welke rollen klanken of andere vormkenmerken hierbij spelen.

Het gaat hierbij om :

v verkennen hoe letterklanken, klemtoon, intonatie en ritme samenhangen met de betekenis van taal ;

v inzicht tonen in de opbouw van complexe woorden om de betekenis af te leiden ;

v beschrijven hoe de betekenis in complexe zinnen bepaald wordt door de woordvolgorde en de zinsdelen ;

v verkennen hoe register, stijlmiddelen en opbouw van teksten een relatie heeft met het communicatieve doel ;

v functioneel gebruiken van taalkundige begrippen en taalbeschouwingsstrategieën bij het redeneren over de spelling en grammatica.

GRAMMATICA

REDEKUNDIG ONTLEDEN

Persoonsvorm 3

In peuterzinnetjes als ‘Papa slapen’ en ‘Mama lief’ kun je het gezegde al herkennen. Maar peuters groeien op, en op den duur gaan ze in ‘gewone’ zinnen praten. Er komt een woordje bij:

v Papa gaat slapen. v Mama is lief.

Dit toegevoegde woord noem je de persoonsvorm De persoonsvorm past zich aan het onderwerp aan. Als het onderwerp verandert, dan verandert de persoonsvorm mee. Dat noem je congruentie

v Papa doet slapen. → Papa’s doen slapen. v Mama is lief. → Mama’s zijn lief.

De vorm van de persoonsvorm

De persoonsvorm past zich aan de persoon (eerste/tweede/derde) van het onderwerp aan.

De persoonsvorm past zich aan het getal (enkelvoud/meervoud) van het onderwerp aan.

De persoonsvorm geeft aan of de zin in de tegenwoordige of verleden tijd staat.

stappenplan

optie 1 — Verander het onderwerp van enkelvoud naar meervoud, of andersom.

→ werkwoord dat verandert = persoonsvorm

optie 2 — Verander de tegenwoordige tijd in de verleden tijd, of andersom.

→ werkwoord dat verandert = persoonsvorm

Let op: werkwoordelijke gezegdes krijgen lang niet altijd een extra werkwoord als persoonsvorm. Je kunt namelijk ook zeggen: v Papa slaapt

Dan is het zelfstandig werkwoord zelf de persoonsvorm.

Voorbeeld Redenering

Ik kom logeren. Jij komt logeren. Hij komt logeren.

Als je ik (eerste persoon) verandert in jij (tweede persoon) of hij (derde persoon), dan verandert kom in komt.

Ik kom logeren. Wij komen logeren. Als je ik (enkelvoud) verandert in wij (meervoud), dan verandert kom in komen

Wendy is een goede pianist. Wendy was een goede pianist. Was betekent hetzelfde als is maar dan in de verleden tijd.

De leerling studeert De leerlingen studeren

→ studeert = persoonsvorm

De leerling studeerde

→ studeert = persoonsvorm

Plaats van de persoonsvorm L De persoonsvorm kan je helpen bij het bepalen van de zinsdeelgrenzen in een zin. In een normale zin staat de persoonsvorm altijd op de tweede plaats. Alles wat je in gedachte vóór de persoonsvorm kunt plaatsen, is één zinsdeel. Bijvoorbeeld:

Johan schoot die bal per ongeluk in het eigen doel.

v mogelijk

Die bal schoot Johan per ongeluk in het eigen doel.

v mogelijk

Per ongeluk schoot Johan die bal in het eigen doel.

v mogelijk

In het eigen doel schoot Johan die bal per ongeluk.

v niet mogelijk

Die bal per ongeluk schoot Johan in het eigen doel.

v niet mogelijk

Per ongeluk in het eigen doel schoot Johan die bal.

v dus de zinsdelen zijn: Johan / schoot / die bal / per ongeluk / in het eigen doel.

Alleen in een vraagzin kan de persoonsvorm voorop staan. Naast het veranderen van de tijd of getal, kun je de persoonsvorm ook bepalen door van de zin een ja/nee-vraag te maken:

Schoot Johan die bal per ongeluk in het eigen doel?

Het begrip ‘congruentie’ wordt uitgelegd aan de hand van toegankelijke voorbeeldzinnen.

Zo zit het in andere talen L In veel Romaanse talen, zoals het Spaans, is een onderwerp bij de persoonsvorm niet verplicht. Aan de uitgang van de persoonsvorm kun je namelijk al zien wat het onderwerp is.

v ik zing, jij zingt, hij zingt, wij zingen, jullie zingen, zij zingen v canto, cantas, canta, cantamos, cantáis, cantan (Spaans)

04_HV_Grammatica.indd 143

07-02-2025 18:44 hav o / vwo, handboek

Kerndoel 13 Spelling, formulering en interpunctie

Doelzin De leerling toont inzicht in regels en procedures voor spelling, formulering en interpunctie.

toelichting

KERN Nederlands taal & cultuur bevat aparte modules voor spelling en grammatica: hierin worden de regels en procedures voor het correct spellen van woorden en het formuleren van zinnen per onderdeel en in oplopende moeilijkheid behandeld en geoefend.

Het gaat hierbij om : v correct formuleren op woord-, zins- en tekstniveau ; v verbinden van vorm en betekenis om de correcte spelling te achterhalen ; v ontwikkeling van spellingbewustzijn en spellinggeweten ; v reflecteren op gemaakte keuzes in woorden en zinnen ; v inzetten van hulpmiddelen en bronnen om regels en procedures correct toe te passen en teksten te redigeren.

Leerlingen leren

hoe en waarom spelfouten worden gemaakt.

18

Veelgemaakte spelfouten

doel → Je leert hoe je veelgemaakte spelfouten kunt herkennen en verbeteren.

1 Bekijk onderstaande zin.

De ze zin word dor Word hele maal niet verkeert ge rekent.

a Typ de zin in Microsoft Word, of een ander programma met spellingcontrole. Wat rekent het programma fout? T1

b Verbeter de mogelijke fouten die je herkend hebt volgens de regels die je geleerd hebt. T2

ɲ Lees nu de informatie bij BELANGRIJK

2 a Wat zijn regelfouten? r

b En wat zijn onthoudfouten? r

3 Noteer voor elke zin of de onderstreepte woorden een regelfout of een onthoudfout zijn. T1

a De boogschutter richt zijn peilen op het doel.

b Er komt een enorme onweers bui onze kant op.

c Deze fout wordt door de spellingcontrole niet herkent.

d De regen verpeste het trouw feestje van mijn ouders.

e Femke Bol sprong lachent over alle hoorden

4 Verbeter de spelfouten in de onderstaande onthoudwoorden. T2

a abbonnement e direktie

b apartementen f drommedaris

c defenitief g gallerie d dichstbijzijnde h pelicaan

BELANGRIJK

Veelgemaakte spelfouten

Er zijn twee soorten spelfouten:

ɲ Regelfouten ontstaan door een vergissing in het gebruik van de spellingregels.

Er worden veel nieuwe huisen (goed: huizen) gebouwd.

Een spel fout (goed: spelfout) is zo gemaakt.

ɲ Onthoudfouten zijn woorden die je verkeerd spelt en waar geen logische regels voor zijn. Je moet de juiste spelling onthouden.

onmidelijk (goed: onmiddelllijk) / enigzins (goed: enigszins)

Spellingcontrole

Veel computerprogramma’s en apps hebben een spellingcontrole. Fout gespelde woorden worden door de computer onderstreept of zelfs automatisch verbeterd. Toch herkent de spellingcontrole niet alle soorten fouten:

Het is weer tijd voor de grootte (goed: grote) schoonmaak.

Alle stads bussen (goed: stadsbussen) rijden tegenwoordig op groene stroom.

Taaladvieswebsites

Gebruik onderstaande websites als je twijfelt over de juiste spelling van een woord:

ɲ Woordenlijst.org: geeft de spelling van onthoudwoorden.

ɲ Taaladvies.net: geeft antwoord op taalvragen over spelling en grammatica of het gebruik van woorden.

5 Noteer uit elke zin de woorden die fout gespeld zijn in je schrift. T1

a Als kind luste ik geen macaroni.

b De aangerichtte schade bleek mee te vallen.

c De politicus aanvaarde de functie van minister-president.

d Mayonaise word gemaakt van eieren.

e Ik verzendt het boek via de post.

f Je beledigd de docent als je hem een sukkel noemt.

g Als ik achttien wordt, ga ik lekker veel geld verdienen.

h Heb jij het nieuwe gerecht bij de snackbar al geprobeert?

i Alle bewijzen van de moord zijn helaas verbrandt.

6 Verbeter de fout gespelde woorden van opdracht 5. Zoek de regels voor werkwoordspelling op uit eerdere lessen als je deze niet precies meer weet. T2

7 Geef aan of het woord goed of fout is geschreven. Verbeter daarna de fouten. T2 a zuifel

b lekkage

c hipotheek d scherven e astronout f cafés g rechercheur h feestaart

8 Lees de boekbespreking van de thriller Doolhof Game hiernaast. Er staan nogal wat fouten in de tekst. Schrijf de fouten in je schrift en verbeter ze. T2

9 a Noteer achter elke fout die je bij opdracht 8 verbeterd hebt of het om een regelfout of een onthoudfout gaat. T1

b Leg bij elke regelfout uit wat er precies fout aan is. T2

Verdwaald in een angst aanjagend doolhof

Doolhof Game is spanend en lekker vlot geschrefen, zoals alle boeken van maren stoffels. Het verhaal bestaat uit verschilende levels en wordt vertelt van uit Morris en af en toe door Lune. Het verhaal begint al dierect goed waneer Morris onder druk word gezet om een computerspel te stelen. Morris is doodbang voor clownen. Het spelen van Doolhof Game, waar een heel enge clown rond loopt, vind Morris dan ook niet echt een goed idee. Toch doet hij het onderdruk van zijn vrienden. Wat er dan allemaal voor engs gebeurd, moet je zelf maar snel lezen!

Naar: ineke van nispen, www.boekenbijlage.nl

10 Verbeter de samenstellingen uit onderstaande zinnen. T2

a Mijn oom is met carnaval een echt feest beest!

b In groep 8 hebben we met de hele klas het AnneFrankhuis in Amsterdam bezocht.

c Er lag nog veel troep op straat vanwege Koningdag.

d Met de Boekweek mag ik altijd een boek uitzoeken in de boekwinkel.

e Als het weer warmer wordt zie je dat veel dieren lijden aan lenteskriebels.

f Mijn tante weet echt alles over het enorme sterrestelsel!

cursus spelling en grammatica

Kerndoel 14 Talige identiteit

Doelzin De leerling verkent hoe je met taal uiting geeft aan identiteit.

toelichting

KERN Nederlands taal & cultuur besteedt uitgebreid aandacht aan de relatie tussen taal en identiteit door lessen aan te bieden die onder andere ingaan op taalvariëteiten, gebarentaal, sociolect en lichaamstaal.

Het gaat hierbij om :

v verkennen van het eigen talige repertoire in relatie tot hoe je wilt overkomen en tot welke groepen je wilt behoren: talen en taalvariëteiten, gebaren, lichaamstaal ;

v experimenteren met het eigen talige repertoire in relatie tot publiek, doel en context ;

v reflecteren op hoe je overkomt op anderen op basis van bewuste keuzes in het eigen talige repertoire ;

v reflecteren op hoe andere mensen hun talig repertoire benutten om uiting te geven aan hun identiteit ; v waarderen van het eigen talige repertoire.

Het recht om je eigen taal te spreken is door de Verenigde Naties vastgelegd in een verdrag. Dat dit recht namelijk niet altijd vanzelfsprekend is, laten meerdere voorbeelden in de geschiedenis zien. Zo werden tot diep in de vorige eeuw in Noord-Amerika kinderen van inheemse afkomst in kostscholen ondergebracht, waar zij verplicht Engels moesten leren en hun eigen cultuur en taal moesten achterlaten. De dictator Franco verbood in 1937 het gebruik van het Baskisch, een regionale taal in Spanje. Waarom hechten we zo veel belang aan welke taal mensen spreken? De taal of talen die je spreekt en hoe je die gebruikt, zijn een onderdeel van wie je bent.

Talen en taalvarianten L Gewoonlijk spreek je van verschillende talen als twee groepen sprekers elkaar niet kunnen verstaan, denk aan het Nederlands en Duits. De taal die in Duitsland wordt gesproken, is zo anders dat je deze niet zult begrijpen, tenzij je actief Duits leert. Maar ook binnen Nederland wordt op allerlei manieren gesproken. Wanneer de taal van verschillende groepen van elkaar verschilt maar die groepen elkaar wel kunnen verstaan, dan spreek je van een taalvariant Taalvarianten kunnen verschillen op het gebied van bijvoorbeeld uitspraak, woordopbouw, zinsbouw, woordenschat en taalgebruik.

Etymologie L De woorden dialect en sociolect vinden hun oorsprong in de klassieke talen. Het tweede deel van beide woorden is afgeleid van het Griekse légein dat betekent spreken Het voorvoegsel dia is Grieks voor uiteen Socius is Latijn voor gemeenschappelijk 01_HV_Taal+cultuur.indd

hav o / vwo, handboek

Leerlingen leren hoe taal een onderdeel vormt van je identiteit.

Dialect en sociolect L Er zijn twee soorten taalvarianten. De eerste soort is regionaal: op andere plekken wordt ook anders gesproken. Regionale taalvarianten noem je ook wel dialecten Het Haags en Brabants zijn voorbeelden van dialecten van het Nederlands.

De tweede soort taalvariant heeft te maken met de sociale groep waarbij iemand hoort, etniciteit of leeftijd. Zo worden de Gooise r en de uitspraak veurstelling voor het woord voorstelling als bekakt gezien. Straattaal kent woorden uit onder andere het Papiaments (taal op de Antillen) en Sranan (taal in Suriname). Denk bijvoorbeeld aan de woorden swa (vriend), brokko (lachen) en brada (broer). En verschillende generaties gebruiken andere woorden voor leuk: gaaf, tof dope, wreed, mieters, chill, te gek kicken, vet, lit, gruwelijk, cool Welk woord je gebruikt, zegt meteen iets over tot welke generatie je behoort. Sociale taalvarianten worden sociolecten genoemd.

Trots en vooroordelen L Mensen die hetzelfde spreken, voelen zich met elkaar verbonden. Door een bepaalde taal of taalvariant te spreken, laat je zien dat je bij een groep hoort. De cultuur en groepen waarvan je onderdeel bent, horen bij wie je bent. Zo is taal onderdeel van je identiteit Mensen zijn dan ook vaak trots op hun taal. In Den Haag is bijvoorbeeld de stripfiguur Haagse Harry bekend om zijn typisch Haagse accent en ongepolijste taalgebruik. Brabanders zijn naar verluidt het meest trots op hun afscheidsgroet houdoe

Niet elke taalvariant wordt altijd en overal evenveel gewaardeerd. Vroeger werd de Nederlandse taal die je op school leert wel Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) genoemd. Deze term wekt de indruk dat andere varianten níét beschaafd zouden zijn. Maar taalkundig gezien zijn alle varianten gelijkwaardig. Daarom spreken we tegenwoordig over Standaardnederlands

Toch bestaan er nog steeds vooroordelen over het gebruik van bepaalde taalvarianten. Iemand uit Twente kan zich in Rotterdam ongemakkelijk voelen, omdat hij denkt dat mensen hem daar een boer vinden. Andersom kan iemand die een straattaal uit Rotterdam spreekt, zich als crimineel neergezet voelen als hij in Enschede is.

Situatie L Taal laat dus zien wie je bent en bij welke groep je hoort. Door taal kun je je verbonden, maar ook buitengesloten voelen. De realiteit is dat je bij veel verschillende groepen hoort en meerdere taalvarianten gebruikt. Mensen passen daarom — bewust of onbewust — hun taalgebruik aan aan de groep en situatie waarin ze zich bevinden, zoals ze ook met kleding doen. Immers, naar een verjaardag draag je ook andere kleding dan naar een begrafenis. Het aanpassen van de taal aan de situatie of gesprekspartner heet codeswitchen

In iedere situatie bedenk je welke kanten je van jezelf wilt laten zien en welk taalgebruik daarbij past. Zo zul je vaak anders met je leeftijdsgenoten spreken dan met je oma. Een zin als ‘Dat is echt lit, oma!’ zul je daarom niet zo snel gebruiken. Iemand die met vrienden vooral veel straattaal gebruikt, zal in een sollicitatiegesprek meer Standaardnederlands spreken. En een Brabander die in Amsterdam woont, zal typische Brabantse woorden bewaren voor het vieren van carnaval in Breda.

Dit codeswitchen gebeurt voortdurend en voelt heel natuurlijk. Althans, zolang je switcht tussen varianten die daadwerkelijk bij je identiteit horen. Een schoolboek dat allemaal ‘ziek coole’ woorden gebruikt om te laten zien hoe ‘dope’ het is, daar gruwel je als jongere waarschijnlijk van.

07-02-2025 18:45

01_HV_Taal+cultuur.indd 41

Standbeeld van de stripfiguur Haagse Harry in Den Haag

Kerndoel 15 Taalvariatie en taalverandering

Doelzin De leerling verkent taalvariatie en taalverandering in het Nederlandse taalgebied.

toelichting

KERN Nederlands taal & cultuur besteedt uitgebreid aandacht aan verandering in het Nederlandse taalgebied door lessen aan te bieden die ingaan op hoe de Nederlandse zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld en zal blijven ontwikkelen.

Het gaat hierbij om : v verkennen van verschillende taalvariëteiten van het Nederlands: school- en vaktaal, groeps- en streektalen en talen in beroepscontexten ; v vergelijken van de contexten waarin verschillende talen en taalvariëteiten worden gebruikt ; v benoemen van overeenkomsten en verschillen tussen het Nederlands en andere talen en taalvariëteiten op klank-, woord- en zinsniveau ; v reflecteren op overtuigingen over verschillende talen en taalvariëteiten ; v verkennen van veranderingen in taalgebruik onder invloed van tijd, media en maatschappelijke ontwikkelingen.

Leerlingen leren hoe het Nederlands zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld.

Mijn lief, mijn lief, mijn lief; soo sprack mijn lief mij toe, Dewijl mijn lippen op haer lieve lipjes weiden.

De woordtjes alle drie wel claer en wel bescheiden

Vloeiden mijn ooren in, en roerden (’ck weet niet hoe)

Al mijn gedachten om staech maelend nemmer moe; Die ’t oor mistrouwden en de woordjes wederleiden.

Dies ick mijn vrouwe bad mij claerder te verbreide

Haer onverwachte reên; en sij verhaeld’ het doe. O rijkdom van mijn hart, dat overliep van vreugden! Bedoven viel mijn ziel in haar vol hart van deugden.

pieter corneliszoon hooft (1610)

Bovenstaande tekst is een fragment van een gedicht dat meer dan vierhonderd jaar oud is. Je kunt waarschijnlijk wel bedenken waarover deze tekst gaat, maar echt makkelijk leest hij niet. Talen veranderen namelijk voortdurend. Er komen nieuwe woorden bij en andere woorden verdwijnen. Ook de spelling, uitspraak en zelfs de grammatica veranderen in de loop van de tijd.

Oud, middel, nieuw L De geschiedenis van het Nederlands gaat ongeveer 1500 jaar terug. Taalkundigen onderscheiden drie perioden in het Nederlands:

v oudnederlands (500–1200)

An âuont in an morgan in an mitdon dage tellon sal ic in kundon, in he gehôron sal wachtendonckse psalmen

v middelnederlands (1200–1500)

Des aevents ende des morgens ende des middaeges soude ic vertellan ende verkondighan, ende hi sout hoire

Hertaling J. Verdam

v nieuwnederlands (1500–nu)

’s Avonds en ’s morgens en ’s middags zal ik vertellen en verkondigen, en hij zal horen

Nu werd op 1 januari 1500 niet opeens heel anders gesproken dan een dag daarvoor. Taalveranderingen gaan heel langzaam. Zo langzaam, dat je

ze gedurende een mensenleven nauwelijks merkt. Een harde grens is daarom moeilijk te trekken. Zo spreken jij en de dichter Hooft volgens deze indeling beiden Nieuwnederlands, terwijl jullie taalgebruik toch echt heel anders is. De opdeling in perioden helpt vooral om de belangrijkste ontwikkelingen in de taal in kaart te brengen.

Verschillen bestuderen L Alles wat we weten over oudere vormen van het Nederlands, weten we door het bestuderen van oude, overgeleverde teksten. Van het Oudnederlands weten we het minst, omdat er uit die periode amper teksten zijn overgebleven. Toch hebben taalkundigen het nodige over die taal van de vroege middeleeuwen kunnen leren. Zo is een belangrijk verschil tussen het Oud­ en Middelnederlands dat in die latere taal de sjwa, oftewel de stomme e ontstaat: morgan en tellon worden bijvoorbeeld morgen en tellen.

Net als in het Grieks en Latijn kun je in het Oud­ en Middelnederlands aan de uitgang van woorden zien in welke naamval ze staan, bijvoorbeeld in de nominativus of genitivus. In het Nieuwnederlands verdwijnen deze naamvallen In hun plaats komt een vastere woordvolgorde en het gebruik van voorzetsels. Tegenwoordig zeg je bijvoorbeeld het begin van de avond en niet dat beghin des avonts. Alleen in vaste uitdrukkingen herken je soms nog naamvallen. Zo is ’s avonds een verkorting van des avonds

In de Bijbel wordt het verhaal van de toren van Babel verteld over het ontstaan van de verschillende talen op aarde. Schilderij van Pieter Bruegel de Oude (1563).

Nog verder terug L Het Oudnederlands werd vanaf ongeveer 500 n.Chr. gesproken, maar ook voor die tijd leefden er al mensen in wat nu Nederland is. Dus wat voor taal spraken die dan? Voor de zesde eeuw werd rond de Noordzee een verzameling van Germaanse dialecten en talen gesproken. Deze dialecten zijn niet alleen de voorouders van het Nederlands, maar bijvoorbeeld ook van het Duits, Engels en Fries. Van deze oudere talen zijn geen bronteksten overgebleven, maar toch hebben wetenschappers manieren gevonden om over ze te leren. Ze kijken bijvoorbeeld naar taalfamilies.

Taalfamilies L Het viel taalkundigen op dat talen vaak op elkaar lijken. Zo vertonen het Duits en Nederlands veel overeenkomsten met elkaar. Vergelijk vader en Vater of kracht en Kraft Het Frans en het Italiaans lijken juist veel minder op het Nederlands, maar meer op elkaar. In plaats van vader zeggen ze père en padre. Toch kun je ook tussen de twee talenduo’s weer gelijkenissen vinden. Er zijn bijvoorbeeld nog veel meer woorden die in Germaanse talen beginnen met een v of f en die in Romaanse talen — waar het Frans en Italiaans onder vallen — een p aan het begin krijgen. Blijkbaar is er toch een verwantschap tussen de twee taalgroepen.

Taalkundigen spreken daarom wel over taalfamilies. De Germaanse talen kun je zien als een soort broers van elkaar, terwijl de Romaanse talen eerder neven zijn van het Nederlands en Duits. Andere talen zijn nog weer verdere familie. Al deze talen horen bij de Indo­Europese taalfamilie. Door talen nauwkeurig met elkaar te vergelijken, leren wetenschappers steeds meer over de voorouders van het Nederlands en andere talen. Hoever we terug kunnen gaan? Dat zal de tijd leren.

Etymologie L De benaming Nederlands komt natuurlijk van het gebied waar de taal wordt gesproken. Nederland betekent letterlijk laaggelegen land In de middeleeuwen werd het gangbaar om Nederland en België te omschrijven als de lage landen Dit gebied lag namelijk lager dan omringende gebieden, zoals het Duitse Rijnland.

01_HV_Taal+cultuur.indd 15 07-02-2025 18:46 hav o / vwo, handboek

Kerndoel 16 Zakelijke tekstgenres havo / vwo 3

Doelzin De leerling toont inzicht in zakelijke tekstgenres.

toelichting

KERN Nederlands taal & cultuur besteedt aandacht aan zakelijke tekstgenres zoals een e-mail, een werkstuk of een betoog. Bij de bespreking van een genre staan context, doel en inhoud voorop.

Het gaat hierbij om : v benoemen van kenmerken met betrekking tot context, doel, inhoud en vorm, passend bij een genre ; v herkennen van genrespecifieke kenmerken van taalgebruik ; v reflecteren op gebruik van genrekenmerken in relatie tot het communicatieve doel.

UITERLIJK EN VORM

ɲ Onderzoeken en ontwerpen

6 Je gaat de opzet maken voor een werkstuk over non-verbale communicatie. Kies een onderwerp dat hiermee te maken heeft. Denk bijvoorbeeld aan handgebaren, make-up, haardracht voor mannen, tatoeages, kledingstijl, sneakers. Voor inspiratie kun je ook nog eens kijken naar de paragraaf ‘Communicatie zonder woorden’ (handboek, pp. 28-29). T1

7 Wat voor soort werkstuk past bij je onderwerp: een verslag of een uiteenzetting? T1

8 In de voorbereidingsfase verzamel je ideeën en informatie over je onderwerp. Bekijk het stappenplan dat je hiervoor bij opdracht 3 hebt gemaakt en zorg dat je meer over je onderwerp te weten komt.

Zorg dat je genoeg van je onderwerp weet om een hoofdgedachte en deelonderwerpen te kunnen formuleren.

9 Maak een inhoudsopgave voor je werkstuk met een indeling in hoofdstukken en paragrafen. I

10 Evalueer de inhoudsopgave van je werkstuk. Doe dit zelf én samen met een klasgenoot. Is de indeling van je werkstuk logisch en duidelijk? Pas de inhoudsopgave zo nodig aan. T2

In de afsluitende opdracht uit deze paragraaf wordt gekeken naar genrekenmerken van profielwerkstukken.

11 Elk jaar zijn er diverse prijzen te winnen voor het beste profielwerkstuk. Het profielwerkstuk is een afsluitend werkstuk dat meetelt voor het eindexamen.

a Zoek op internet naar een prijswinnend vwo-profielwerkstuk. T1

b Bekijk het werkstuk. Waarom is het volgens jou prijswinnend? Noem drie punten. Geef een voorbeeld van elk punt uit het werkstuk. T2

c Zoek op wat de eisen van de jury waren. Waarop beoordeelde de jury het werkstuk? T1

d Zelfs bij de beste werkstukken zijn er verbeterpunten. Geef een tip aan de maker van het winnende werkstuk. T2

e Als je zelf in je eindexamenjaar een prijswinnend profielwerkstuk wilt schrijven, hoe pak je dat dan aan? Wat is volgens jou de beste tip om dat te bereiken? T2

ɲ Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet wat een werkstuk is en hoe je dit schrijft.

T1 Ik kan de inhoud en opbouw van een werkstuk herkennen en benoemen.

T2 Ik kan beoordelen wat er wel of niet goed gaat bij het schrijven van een werkstuk en verbeteringen doorvoeren.

I Ik kan zelf een opzet maken voor een werkstuk.

Kerndoel 17 Argumentatief taalgebruik havo / vwo 3

Doelzin De leerling toont inzicht in de overtuigingskracht van argumentatie.

toelichting

In KERN Nederlands taal & cultuur wordt overtuigingskracht behandeld vanuit de begrippen ethos, logos en pathos. Er wordt niet alleen inhoudelijk naar de argumentatie gekeken, maar ook naar de context waarin deze plaatsvindt en naar de spreker.

Het gaat hierbij om : v het herkennen van standpunt en argumenten in teksten ;

v herkennen van de context waarin de argumentatie plaatsvindt ; v beoordelen van de geloofwaardigheid van de betoger ; v beschrijven hoe gevoelens worden opgeroepen bij het publiek.

In

de handboekparagraaf ‘De kunst van het redeneren’ wordt aandacht besteed aan ethos, pathos en logos.

De kunst van het redeneren 11

Kinderen willen vaak hun ouders ergens van overtuigen, reclame probeert ons voortdurend te verleiden om producten aan te schaffen en politici willen stemmen winnen. Retorica, de kunst van het redeneren, is overal om ons heen. Het is bovendien een kunst die iedereen bewust of onbewust toepast. Kleine kinderen hebben al bepaalde strategieën om hun zin door te drijven. Denk maar aan een kind dat geen avondeten wil eten: ‘Als ik nog drie happen eet, mag ik dan een ijsje?’ Om die strategieën te doorgronden, moeten we terug naar het oude Athene.

Klassieke retorica L In de vijfde eeuw voor Christus hadden de Atheners een staatsvorm ontwikkeld die uniek was in de wereld van toen: de democratie. Niet een koning nam de beslissingen (monarchie) of een kleine groep van mannen die de macht hadden (aristocratie), maar de volksvergadering van alle mannelijke burgers (democratie). In principe hadden alle mannelijke burgers dus gelijke kansen om tot machtige mannen uit te groeien, als je maar goed kon spreken. Je moest immers in de volksvergadering je medeburgers overtuigen van jouw ideeën en jouw gelijk. Een groep mensen, de zogenaamde sofisten, zag een gat in de markt. Zij trokken rond als docenten en gaven tegen betaling onderwijs in goed spreken. De sofisten hadden niet altijd een even goede reputatie, vanwege de slinkse trucs die ze mensen aanleerden om hun gelijk te halen. Tegelijkertijd hebben zij de basis gelegd voor de handboeken in de retorica die door de Grieken en later door de Romeinen zijn uitgewerkt.

Etymologie L Ethos, logos en pathos zijn Griekse woorden. Ethos betekent karakter, logos betekent woord, gedachte of rede en pathos betekent emotie.

Aristoteles L Een van die oude Grieken die zich met retorica heeft beziggehouden, is de filosoof Aristoteles (vierde eeuw v.Chr.). Zijn leermeester Plato was een fel tegenstander van de sofisten, maar Aristoteles zelf was meer pragmatisch. Natuurlijk zou het mooi zijn als mensen alleen via logisch redeneren tot hun standpunten en uitspraken zouden komen, maar in de praktijk werkt het anders. Mensen zijn ook emotioneel beïnvloedbaar en gevoelig voor mooie woorden. Hij merkte op dat mensen als ze elkaar proberen te overtuigen dat op drie manieren doen. Deze drie overtuigingsmiddelen noemde hij ethos, logos en pathos

Ethos L Ethos gaat over je geloofwaardigheid als spreker. Kom je eerlijk en betrouwbaar over? Als dat je lukt, zal het publiek gunstig over je denken en bereid zijn wat je zegt, te geloven. Een mooi voorbeeld van ethos is de speech die koning Willem­Alexander in maart 2020 hield om de Nederlanders een hart onder de riem te steken tijdens de coronapandemie. Zijn menselijkheid en empathische toon maakten indruk: ‘Het coronavirus kunnen we niet stoppen, het eenzaamheidsvirus wel. Laten we samen zorgen dat niemand zich in de steek gelaten voelt.’ Voor deze toespraak kreeg hij het hoogste cijfer tot dan toe in zijn ambtsperiode. Ethos kan echter ook verraderlijk zijn. Zo kunnen politici hun imago oppoetsen met mooie praatjes waar in de praktijk maar weinig van terechtkomt.

Logos L Logos gaat over de inhoud: argumenten en logisch redeneren. Je probeert mensen te overtuigen door met feiten, argumenten en bewijzen te komen. Statistische gegevens zijn daarvan een voorbeeld: ‘De rijkste 1% bezit meer dan de rest van de wereld bij elkaar.’ Het aanvoeren van veel bewijsmateriaal kan heel overtuigend overkomen, maar pas op, soms zit ook hier een addertje onder het gras. Een beroemd voorbeeld daarvan is Colin Powell die onder de regering van George W. Bush een presentatie gaf waarin hij ‘aantoonde’ dat Irak massavernietigingswapens bezat. Zo wees hij op satellietbeelden plekken aan waar zich massavernietigingswapens zouden bevinden. Deze wapens zijn nooit gevonden, maar de oorlog in Irak die erop volgde, heeft wel aan vele mensen het leven gekost.

Pathos L Met pathos speel je in op de emoties van je publiek. Je kunt boosheid, verdriet of angst aanwakkeren of je kunt mensen juist blij en hoopvol stemmen. Onder invloed van zo’n emotie kun je mensen in een bepaalde richting sturen. Op zijn sterfbed deed de astronaut Wubbo Ockels een emotionele oproep om de aarde van de ondergang te redden:

‘Onze aarde heeft kanker. Ik heb ook kanker. En de meeste mensen met kanker gaan dood. Nou ja, uiteindelijk gaat iedereen dood. Maar er zijn genoeg mensen om de mensheid eeuwig op aarde te laten overleven. We moeten zuinig zijn op onze planeet, en als jullie net zo denken en dezelfde instelling hebben als een astronaut, ga je van de aarde houden zoals anderen niet kunnen. En als je echt van iets houdt, wil je het niet kwijtraken. Mijn vrouw wil mij niet kwijt. Ze wil er alles aan doen om mij te laten leven. Dat is de liefde en de houding die de mensheid tegenover de aarde moet hebben.’

In het midden: de filosofen Plato en Aristoteles. Detail van een fresco door Rafaël, De school van Athene (ongeveer 1510).

01_HV_Taal+cultuur.indd 31 07-02-2025 18:47 hav o / vwo, handboek

Kerndoel 18 Leesvoorkeur

Doelzin De leerling ontwikkelt een eigen leesvoorkeur.

toelichting

Met KERN Nederlands taal & cultuur starten leerlingen in leerjaar 1 met het samenstellen van een leesautobiografie waarin ze terug- en vooruitblikken op hun leesvoorkeuren.

Het gaat hierbij om : v lezen en beluisteren van boeken en teksten, van verschillende schrijvers en literaire genres ; v geven van een waardeoordeel over gelezen of beluisterde boeken en teksten op basis van literaire genres, eigen interesse en belevingswereld ; v aangaan van nieuwe leesuitdagingen op basis van eerdere lees-, luister- en kijkervaringen ; v beargumenteren van persoonlijke voorkeur op basis van reflectie op ervaringen met literatuur.

Leerlingen maken op basis van hun eerdere leeservaringen een leesprofiel voor in hun portfolio.

Portfolio

doel → Je maakt een leesprofiel.

Voor de cursus Verhalen en gedichten maak je een portfolio. Een portfolio is een (digitale) map waarin je documenten en opdrachten bewaart.

De eerste opdracht is het maken van je leesprofiel Hierin laat je zien:

1 wat voor een lezer je vroeger was;

2 wat voor een lezer je nu bent.

Je leesprofiel werk je uit in een collage met plaatjes. Deze collage kun je als voorkant van je portfolio gebruiken.

In de afgelopen twee lessen heb je al veel informatie verzameld die je kunt gebruiken voor je leesprofiel.

1 Wat voor een lezer je vroeger was :

→ Les 1, opdracht 2 en 3

2 Wat voor een lezer je nu bent

→ Les 1, opdracht 5, 8, 9 en 11

→ Les 2, opdracht 1, 3 b, 4 a en 9

v Voorbereiden

1 Lees de schrijfopdracht hiernaast. a Wat is een portfolio? R b Wat laat je zien in een leesprofiel? R

2 In de volgende opdrachten ga je plaatjes voor je collage verzamelen. Tip: verzamel deze plaatjes in één bestand zodat je ze later makkelijk terug kunt vinden of printen. Zoek plaatjes van: t 1 a het eerste boek dat je zelf kon lezen ; b je lievelingsboek of -verhaal op de basisschool.

3 Kies uit: Ben je … t 1 A een boekenwurm? Zoek hierbij een plaatje. B een boekenhater of boekentwijfelaar? Zoek drie plaatjes van dingen die je liever doet dan lezen.

4 Wat voor soort boeken lees je het liefst?

a Verzamel bibliotheekicoontjes van je lievelingsgenres. t 1

b Zoek ook plaatjes van boeken die je dit jaar hebt gelezen en die bij je favoriete genre(s) passen. t 1

5 Zoek een plaatje van je lievelingsfilm of lievelingsserie. t 1

6 Zoek de tekst van je lievelingslied op internet. Maak een plaatje van de mooiste regels uit dit lied. t 1

7 Zoek plaatjes van je lievelingsgame of -strip, als je die hebt. t 1

cursus verhalen en gedichten

8 Maak een foto van jezelf met een boek in je favoriete leeshouding. t 1

v Uitwerken

9 Kies of je je collage digitaal of op papier wilt maken. t 1

A Digitaal? Maak een nieuw bestand aan en sla dit op als ‘leesprofiel’.

B Op papier? Maak een print van het bestand met alle plaatjes en teksten die je hebt gevonden. Tip: verklein de plaatjes, want je moet straks alles op één A4 kunnen plakken.

10 Plak de foto van jezelf uit opdracht 8 in het midden van het bestand of vel papier. Plak daaromheen nu alle andere plaatjes en teksten die je hebt verzameld. Maak er een mooi geheel van!

v Beoordelen

11 Controleer je collage. Is alles compleet en geeft je collage een goed beeld van jouw leesprofiel? Als je nog plaatjes of teksten mist, voeg deze nog toe. t 2

12 Wissel je collage uit met die van een klasgenoot. Bekijk elkaars collage goed. Omschrijf om de beurt aan elkaar wat voor leesprofiel jij denkt dat de ander heeft. t 2 v de collage v omschrijven v compleet v het portfolio v de houding v het profiel v Ik weet wat een portfolio en een leesprofiel zijn. R v Ik kan plaatjes en teksten verzamelen die bij mij passen. t 1 v Ik kan beoordelen of een leesprofiel compleet is en ik kan het leesprofiel van een klasgenoot omschrijven. t 2 v Ik kan een collage maken van mijn leesprofiel.

Woorden

Doel bereikt?

05_KGT_Verhalen+Gedichten.indd 120

09-02-2025 16:18 vmbo-kgt 1

Kerndoel 19 Waarde van literatuur

Doelzin De leerling verkent de waarde van literatuur.

toelichting

Met KERN Nederlands taal & cultuur leren leerlingen dat ze literatuur op verschillende wijzen kunnen benaderen en kunnen waarderen.

Het gaat hierbij om :

v verwoorden van persoonlijke leeservaring- en beleving na het lezen van literatuur ;

v verwoorden van opgedane inzichten en kennis over zichzelf op basis van literatuur ;

v verwoorden van opgedane inzichten en kennis over anderen op basis van literatuur ;

v verwoorden van opgedane inzichten en kennis over de wereld en culturen op basis van literatuur.

cursus verhalen en gedichten

Bespreken en beoordelen

doel → Je leert een verhaal of gedicht bespreken en beoordelen.

1 Bedenk vier vragen die je aan iemand, bijvoorbeeld een klasgenoot, kan stellen als hij of zij een boek heeft gelezen. t 1

2 Bekijk de vragen die je bij opdracht 1 hebt bedacht.

a Welke gaan over de inhoud van het boek? t 1

b Welke gaan over een beoordeling van het boek? t 1

c Welke vragen zijn voor jou het belangrijkst: die over de inhoud, de beoordeling of allebei? Licht je antwoord toe. t 2

3 Stel, iemand heeft als oordeel dat hij of zij het boek ‘wel leuk’ vindt. Geeft dit antwoord jou voldoende informatie? Waarom wel of niet? t 2

v Lees de informatie bij BELANGRIJK

4 a Wat is een recensie? R b Waarover lees jij weleens recensies? t 1

c Wat staat er in een boekrecensie? R

d Wat is een recensent? t 1

5 Myra heeft een heel korte recensie geschreven over Blauwe plekken van Anke de Vries. Ze schrijft:

Dit is een van de mooiste boeken die ik ooit gelezen heb. Je kunt je er zo goed in verplaatsen. Het is wel erg afschuwelijk om allemaal te lezen over iemand die thuis wordt mishandeld, want het gebeurt immers ook echt op de wereld.

a Wat kom je te weten over de inhoud? t 1

b Waarom vindt Myra het een van de mooiste boeken? t 1

c Denk je dat Myra het verhaal geloofwaardig vond? Leg uit. t 2

d Hoeveel sterren zal Myra het boek geven, denk je? t 2

BELANGRIJK

Bespreken en beoordelen

Hoe weet je of een boek de moeite waard is?

Om hierachter te komen, kun je met andere mensen praten over een boek dat ze mooi vonden of recensies lezen op het internet. Een recensie is een kritische bespreking en beoordeling van iets, bijvoorbeeld een boek.

In zo’n gesprek of recensie vertellen mensen over de inhoud van het verhaal en wat ze ervan vonden. Bijvoorbeeld dat ze het heel spannend vonden, of zielig of grappig. Soms zijn ze wat kritischer en gaan ze wat dieper in op het verhaal. Ze vinden dan bijvoorbeeld dat het verhaal heel geloofwaardig was en hen aan het denken heeft gezet over een bepaald onderwerp.

Veelgebruikte beoordelingswoorden in boekrecensies van jongeren zijn:

spannend / saai / vet / herkenbaar / heftig / cool / top / zielig / echt gebeurd / stom / leuk / mooi / afschuwelijk / vaag / aansprekend / geloofwaardig / leerzaam / meeslepend / eng / voorspelbaar / verrassend

Recensies worden vaak voorzien van een sterrenbeoordeling. Zo kan de lezer meteen zien wat de recensent ervan vond :

= slecht

= matig

= redelijk

= goed

= heel goed

6 Je kunt met verschillende soorten woorden je mening geven over een verhaal. Bekijk de beoordelingswoorden bij belang R ijk en overleg met een klasgenoot: t 1

a Welke woorden hebben een positieve betekenis?

b Welke een negatieve?

c Welke een neutrale?

7 a Welke woorden bij opdracht 6 konden jullie niet makkelijk indelen? t 1

b Hoe zou dat komen, denken jullie? t 2

8 Stel, je bent heel enthousiast over een boek, film, serie of game en vertelt daarover aan een vriend of vriendin. Welke vijf woorden gebruik jij dan? t 1

v Lees de recensies van jeugdboeken hiernaast en beantwoord de vragen

9 a Welke drie beoordelingswoorden uit het vak belang R ijk passen goed bij recensie A? t 2

b Welk beoordelingswoord past goed bij recensie B? t 2

c Welk beoordelingswoord past bij deze uitspraak uit recensie C: ‘De boeken van Carry Slee lijken wel op elkaar’? t 2

d Vind jij het net zoals D (Anoniem) belangrijk dat de hoofdpersoon ongeveer jouw leeftijd heeft? Leg uit. t 2

10 Door welke recensie ben je het nieuwsgierigst geworden naar het boek? Licht je antwoord toe. t 2

A Schaduwspits / co R ien botman

Louis van Gaal : Het is een waarheidsgetrouw boek waar ik veel in herken. Voor jongens met een voetbaldroom is het heel leerzaam. Het verhaal laat zien dat sport mooi is, maar dat het niet het enige is in de wereld.

B Schaduwspits / co R ien botman

Sophie: Ik zit zelf sinds eind maart op voetbal, en sinds ik het boek heb gelezen, voetbal ik volgens mij ook beter. Het boek heeft mij ‘verteld’ dat je er gewoon voor moet gaan en dat je in jezelf moet geloven.

C Kappen! / ca RR y slee

Tyler: De boeken van Carry Slee lijken wel op elkaar, maar dat hindert niet. Ze schrijft echt op een fijne manier. Het was spannend, maar sommige dingen vond ik stom en zielig. Het boek laat je wel zien in wat voor nare situatie je terecht kan komen en hoe je deze situatie het beste aan kunt pakken.

D Overleven in de wildernis / ga R y paulsun

( Anoniem : ) Ik vond het echt een geweldig boek, het spreekt mij ook erg aan omdat het over een jongen van mijn leeftijd gaat. Ik vond dit een heel leerzaam en spannend boek. Ik vond het leerzaam omdat hij allemaal dingen heeft uitgezocht hoe hij iets moest maken of hoe hij iets moest vangen. En ik vond het een spannend boek omdat je niet wist hoe hij ging overleven en of hij wel gevonden zou worden door een vliegtuig.

In deze les leren leerlingen hoe ze boeken kunnen bespreken en waarderen.

05_KGT_Verhalen+Gedichten.indd 133 09-02-2025 16:19 vmbo-kgt 1

Kerndoel 20 Verhalende teksten

Doelzin De leerling toont inzicht in verhalende teksten.

toelichting

In KERN Nederlands taal & cultuur worden verhalende teksten benaderd vanuit de motor van het verhaal: een verlangen of wens van de hoofdpersoon, of een probleem dat in het verhaal moet worden opgelost.

Het gaat hierbij om :

v beschrijven welk probleem of welke wens van een hoofdpersoon de motor van het verhaal is en hoe het verhaal zich ontwikkelt ;

v beschrijven van de verschillende rollen van personages, hun karakter en ontwikkeling ;

v beschrijven hoe een schrijver verschillende verteltechnieken gebruikt om bepaalde effecten te bereiken ; v beschrijven hoe tijd, plaats en omstandigheden het verhaal beïnvloeden.

cursus verhalen en gedichten

Hoofdpersoon en motor

d o e l

Je leert hoe je boeken kunt kiezen en lenen die bij je passen.

Lees het gedicht ‘Liefste’

Wie is er in dit gedicht aan het woord? Kruis aan. t 1

◻ liefste

◻ jij

◻ ik

Waarnaar is deze persoon op zoek? t 1

Waarom zoekt deze persoon dit? t 1

Stel, jij bent de ik uit dit gedicht.

Wie is de ‘liefste’ aan wie je dit gedicht zou willen geven?

Maak de zin af. t 2

Mijn liefste is v

Liefste

ik zoek een woord een heel nieuw woord een woord dat niemand kent ik zoek een woord dat zeggen wil dat jij de liefste bent hans & monique hagen

Uit: Jij bent de liefste (Querido, 2000)

Lees de informatie bij BELANGRIJK

Wat hoort er bij een hoofdpersoon? Noem vijf dingen. r

1 2 3 4 5

De motor van een verhaal kan twee dingen zijn. Vul de zinnen aan: r

1 Een verlangen of van

2 Een dat moet worden opgelost.

Denk aan je lievelingsfilm of -serie. Vul in: t 1

Titel film of serie :

Hoofdpersoon

Wens of probleem van de hoofdpersoon

be l angrijk

Hoofdpersoon en motor

De belangrijkste persoon in een verhaal is de hoofdpersoon Deze hoofdpersoon heeft goede en minder goede eigenschappen, familie, vrienden en vijanden. Je leest wat een hoofdpersoon ziet en hoort, denkt en voelt.

In een verhaal moet daarnaast iets gaan gebeuren of dreigen, waardoor de lezer nieuwsgierig wordt naar het vervolg. Dat ‘iets’ kan je vergelijken met een motor die moet blijven draaien om de aandacht van de lezer vast te houden. Meestal is de motor van een verhaal een verlangen of wens van de hoofdpersoon, of een probleem dat moet worden opgelost.

03_VMBO-BK_Verhalen+Gedichten.indd 90-91

16:09 vmbo-basi s / kader 1-a

In deze les maken leerlingen kennis met het begrip ‘motor van het verhaal’.

Kerndoel 21 Literaire genres

Doelzin De leerling toont inzicht in genrekenmerken van literatuur.

toelichting

In KERN Nederlands taal & cultuur worden poëzie- en prozateksten met elkaar vergeleken op basis van hun genrekenmerken.

Verschillende literaire genres worden verkend bij het bepalen van de eigen leesvoorkeur.

Het gaat hierbij om : v onderscheiden van poëzie-, proza- en dramateksten op basis van genrekenmerken ; v benoemen van het effect op de leesbeleving van verschillende genrekenmerken ; v analyseren van kenmerkend taalgebruik in literaire genres: figuurlijk taalgebruik, stijlfiguren, rijm en ritme ;

v analyseren van kenmerkende visuele elementen in literaire genres: illustraties, vormgeving, typografie.

VERHALEN  & GEDICHTEN

Genre L Genre is afgeleid van het Latijnse woord genus en betekent soort. Net als planten en dieren kun je verhalen en gedichten indelen in soorten. In de tabel vind je een overzicht van verhalen en gedichten (de hoofdgenres), met elk hun eigen kenmerken en genres.

Mengvormen L Bij de verhaalgenres zie je vaak mengvormen. Een verhaal dat zich afspeelt in de middeleeuwen over een jongeling die volwassen wordt en een misdaad oplost, heeft de kenmerken van zowel een historische roman als een ontwikkelingsroman en detective. Een ander type mengvorm voor verhalen is de vermenging van tekst met beeld, zoals bij film, games en strips. Ook popliedjes zijn een mengvorm vanwege de vermenging van poëzie en muziek.

Verhalen (proza) Gedichten (poëzie)

Kenmerken v Een verhaal is een geschreven tekst of voordracht over al dan niet verzonnen gebeurtenissen.

v Verhalen kunnen kort of heel erg lang zijn.

v Veel verhalen gaan over een hoofdpersoon die een probleem wil oplossen of iets wil bereiken.

Doel van de schrijver

v Een schrijver van verhalen wil de lezer vermaken, boeien en soms aan het denken zetten.

v De schrijver probeert de aandacht van de lezer vast te houden door het verhaal spannend, meeslepend, interessant, verrassend of grappig te maken, en door een hoofdpersoon te kiezen met wie de lezer kan meeleven.

Genres Heel bekende genres in de volwassenenliteratuur en jeugdliteratuur (ook wel adolescentenliteratuur of Young Adult) zijn: fantasy, sciencefiction, dierenverhaal, sprookje, oorlogsroman, historische roman, avonturenroman, griezelroman, thriller, detective, psychologische roman (probleemboek) en ontwikkelingsroman.

v Een gedicht is een taalkunstwerk waarin de dichter probeert ervaringen en gevoelens zo goed en mooi mogelijk in taal weer te geven.

v Een gedicht is meestal een korte tekst op één pagina waarvan de zinnen heel bewust door de dichter zijn afgebroken.

v Vroeger moesten gedichten rijmen en aan strenge regels voldoen (bijvoorbeeld sonnet, limerick, haiku). Tegenwoordig kiezen veel dichters voor de vrije vorm.

v Een dichter wil bepaalde gevoelens, ervaringen, gedachten of ideeën met de lezer of toehoorder delen.

v Een dichter schildert met woorden. Door heel precies de woorden, klanken en ritmes te kiezen, probeert de dichter de lezer te raken, te vermaken of aan het denken te zetten.

Er zijn erg veel soorten gedichten. Meestal worden ze ingedeeld naar hoe ze worden gebruikt, namelijk gedichten die passen bij een bepaalde:

v stemming zoals verdriet, blijdschap, boosheid, verliefdheid, eenzaamheid, ontroering, teleurstelling, geluk v gelegenheid zoals begrafenis, trouwerij, geboorte, feest, sinterklaas.

In deze paragraaf worden genrekenmerken van proza en poëzie met elkaar vergeleken.

Wanneer ik langs een man met een hond fiets, doe ik even mijn ogen dicht. Minder dan een seconde, maar dat is lang genoeg om Alaska voor me te zien. Ik mis haar al vier maanden, dus overdag voelt het bijna normaal dat ze er niet is. Ik ben gewend aan het hondvormige gat in ons huis. Ik weet dat ik niet meer voorzichtig hoef te zijn met de deur, elke deken met witte haren is allang in de was geweest. Maar ’s nachts droom ik over haar. Soms is ze gewond en ren ik door donkere straten naar een helverlicht dierenziekenhuis van zevenentachtig verdiepingen hoog. En soms — en dat is nog veel erger — is ze er gewoon. Dan ligt ze naast me op de bank en aai ik de zachte stoppelharen op haar snuit. Rustig, omdat ik weet dat we daar nog duizend keer zullen zitten. En dan word ik wakker en is het leeg.

Uit: anna woltz, Alaska, Querido (2016).

Leeg

Zo gaat dat dus; iedereen doet alweer gewoon. Mijn zusje schatert alweer om niets en mijn vader speelt boven heel gewoon op zijn saxofoon. En ik moet eigenlijk blij zijn omdat ik nieuwe gympen kreeg. Maar aan de kapstok hangt nog steeds je riem en je mand, die stomme mand met het dekentje over de rand staat in een hoekje van de kamer, leeg ...

Uit: theo olthuis, Stoepkrijt Ploegsma (1989).

Dit is een fragment uit een jeugdboek. Je merkt meteen dat deze ik­persoon niet aan het dichten is, maar aan het vertellen. Ze vertelt over het missen van Alaska, de hond.

De schrijver houdt de aandacht van de lezer vast door de gebeurtenissen en gedachten snel op elkaar te laten volgen. Als ze de man met de hond ziet en aan Alaska moet denken, wordt het verhaal meeslepend en ga je met haar meeleven.

Waarschijnlijk is het een probleemboek: je leest over de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon en over hoe die het verlies van Alaska verwerkt.

Doordat het een korte tekst is en de regels vroegtijdig worden afgebroken, zie je direct dat dit een gedicht is. De dichter heeft gekozen voor de vrije vorm.

De dichter heeft goed nagedacht over de woordkeuze. Door ‘alweer’ en ‘gewoon’ in de eerste regels te herhalen, benadrukt de dichter dat het leven voor de andere huisgenoten ‘gewoon’ doorgaat, alsof er niets is gebeurd. Als je het gedicht hardop leest, zal je merken dat de dichter ‘schildert’ met de klanken ‘oo’ en ‘ee’ in de eerste regels en ‘and’ in de laatste regels.

Het is een stemmingsgedicht. Zonder te zeggen dat de ik zich eenzaam en verdrietig voelt, probeert de dichter de lezer te laten ervaren dat je je eenzaam kunt voelen als je met niemand je verdriet kunt delen.

03_HV_Verhalen+gedichten.indd 109

07-02-2025 18:48 hav o / vwo, handboek

Kerndoel 22 Literatuur uit verschillende tijden

Doelzin De leerling verkent literatuur die geschreven is in verschillende periodes en contexten.

toelichting

Leerlingen maken met KERN Nederlands taal & cultuur al in de onderbouw kennis met literaire historische teksten.

Bij het verkennen van deze literatuur wordt altijd een koppeling gemaakt met het heden.

Het gaat hierbij om :

v lezen, bekijken of beluisteren van literatuur uit verschillende tijden ;

v verkennen van de tijd en context waarin het verhaal geschreven is ;

v benoemen van verschillen en overeenkomsten tussen historische teksten en de eigen tijd, leef- en belevingswereld ;

v benoemen van universele thema’s in literatuur door de tijd heen.

GESCHIEDENIS VAN HET NEDERLANDS

Hebban olla vogala D

v Doel

Je ontdekt in liedjes en gedichten uit verschillende perioden en regio’s dat het Nederlands verandert.

v Verkennen

Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu, wat unbidan we nu?

Alle vogels zijn al aan het nestelen, behalve ik en jij. Waar wachten we nog op?

anoniem omstreeks 1100

1 In 1932 ontdekten taalwetenschappers de eerste Nederlandstalige dichtregel op een stuk perkament. Deze regel is omstreeks 1100 opgeschreven door een monnik die, voordat hij verder ging met het kopiëren van Latijnse teksten, even zijn ganzenveer uitprobeerde.

a Welk liefdesgevoel drukt deze dichtregel uit? Kies uit: liefdesverdriet, verliefdheid, verlangen, teleurstelling (meerdere antwoorden zijn mogelijk). T 1

b Deze regel is opgenomen in de Canon van Nederland. Dat betekent dat het een van de vijftig hoogtepunten uit de Nederlandse cultuur is. Waarom, denk je? T 2

c Hoe kan je aan het taalgebruik van ‘Hebban olla vogala’ zien dat het uit het Oudnederlands komt? T 1

2 Lees het gedicht ‘Mijn lief, mijn lief’ van P.C. Hooft nog eens (handboek, p. 14).

a Wie fluistert die lieve woordjes in wiens oor? T 1

b ‘De woordjes […] vloeiden mijn oren in, en roerden (’k weet niet hoe) / al mijn gedachten om, staag malend, nimmer moe’. Wat voor een gevoel probeert de dichter hier uit te drukken? T 2

c De ik is erg blij. Uit welke regel blijkt dit vooral? T 1

Zie je ik hou van je

Zie je ik hou van je, ik vin je zoo lief en zoo licht je oogen zijn zoo vol licht, ik hou van je, ik hou van je.

En je neus en je mond en je haar en je oogen en je hals waar je kraagje zit en je oor met je haar er voor.

Zie je ik wou graag zijn jou, maar het kan niet zijn, het licht is om je, je bent nu toch wat je eenmaal bent.

O ja, ik hou van je, ik hou zoo vrees’lijk van je, ik wou het heelemaal zeggenMaar ik kan het toch niet zeggen.

herman gorter Uit: Verzen (1890).

v Verwerken

3 Lees op de pagina hiernaast het gedicht ‘Zie je ik hou van je’.

a Tot welke periode van het Nederlands behoort dit gedicht? T1

b Waar kun je aan de spelling zien dat het gedicht al iets ouder is? Noem twee voorbeelden. T1

c Waarom herhaalt de dichter zo vaak ‘ik hou van je’? T2

d Vind je het gedicht ouderwets of modern?

Leg je antwoord uit. T2

4 Lees hieronder het refrein van ‘Liefde in de lucht’.

a Aan hedendaagse liedjes als ‘Liefde in de lucht’ en Nederlandstalige hiphop kan je goed zien dat het Nederlands verandert. Leg uit waarom. T2

b Waarom nemen we tegenwoordig veel woorden over uit het Engels en niet uit het Duits of Frans? T2

Liefde in de lucht fragment

Alles wat ik zie these days, dat is groot

En alles wat ik zie these days, dat is goud

Gelukkig hangt er liefde in de lucht

Gelukkig hangt er liefde in de lucht

We smijten met die peso’s, sir No, this ain’t no church

We zijn young kings, leven in een droom

Gelukkig hangt er liefde in de lucht

Gelukkig hangt er liefde in de lucht

Kraantje Pappie ft. Joshua Nolet, Album: daddy (2018)

v Ontwerpen

5 Van het liedje ‘Hebban olla vogala’ zijn alleen de eerste regels bekend. Hoe zou het verder zijn gegaan? Willem Wilmink maakte onderstaand beginnetje. Ga door waar Wilmink is gestopt en maak het liedje af door er ten minste nog vier regels aan toe te voegen. I

Zijn alle vogels met nesten begonnen behalve ik en jij?

Had ik maar alvast je hartje gewonnen, dan waren mijn zorgen voorbij.

Amalia, Amalia, al maandenlang loop ik jou achterna …

v Woorden

anoniem de monnik de canon omstreeks het dialect het perkament het hoogtepunt het refrein modern het taalgebruik

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet dat de taal in teksten uit verschillende perioden voortkomt.

T 1 Ik kan een gedicht begrijpen en plaatsen in de Nederlandse taalgeschiedenis.

T 2 Ik kan uitleggen waarom taal verandert en welk gevoel een gedicht weergeeft.

I Ik kan zelf enkele dichtregels schrijven.

Bij de afsluitende opdracht uit deze paragraaf schrijven leerlingen een vervolg op een bewerkte versie van Hebban olla vogala.

09-02-2025 15:52

03_HV_Geschiedenis_van_het_Nederlands.indd 52

03_HV_Geschiedenis_van_het_Nederlands.indd 53 09-02-2025 15:52 hav o / vwo 1, oefenboek

Kerndoel 23 Literatuur in tijd en context

havo / vwo 3

Doelzin De leerling legt verbanden tussen de inhoud van literatuur en de periode en context waarin deze is geschreven.

toelichting

In KERN Nederlands taal & cultuur worden niet alleen hedendaagse romanfragmenten aangeboden, maar ook romanfragmenten uit eerdere historische periodes of fragmenten die in een bepaalde historische periode spelen. Bij de bespreking van deze fragmenten wordt een beroep gedaan op de historische kennis van leerlingen.

Het gaat hierbij om :

v beschrijven van verschillen en overeenkomsten tussen oudere en hedendaagse literatuur ;

v beschrijven van verschillen en overeenkomsten tussen versies van literaire teksten ;

v beschrijven van relaties tussen de periode en context waarin de tekst is geschreven en het wereldbeeld van de schrijver ;

v beschrijven van opgedane inzichten over historische tijdsvakken ;

v herkennen van literair-culturele sporen in literatuur uit heden en verleden.

FICTIE & WERKELIJKHEID

HANDBOEK VERHALEN EN GEDICHTEN  v 8  PLOT, TIJD EN RUIMTE

Plot, tijd en ruimte

ɲ Doel

Je leert hoe verhalen in elkaar zitten en welke rol tijd en ruimte hierbij spelen.

ɲ Verkennen

1 Overleg met een of meer klasgenoten. Wat zijn volgens jullie belangrijke verschillen tussen geschiedenislessen over een bepaalde gebeurtenis en het lezen van een roman over die gebeurtenis? T1

2 Denk terug aan een verhaal uit een boek, film, serie of game dat zich afspeelt in het verleden.

a In welke tijd en waar speelt het verhaal zich af? T1

b Welke elementen van dit verhaal zijn gebaseerd op de echte geschiedenis? T1

c Is het verhaal fictie of non-fictie? Leg uit. T2

3 Lees hiernaast de flaptekst bij Ik moet je verraden, en de informatie over de schrijfster Ruta Sepetys.

a Ligt Roemenië in West- of Oost-Europa? T1

b Welk levensdoel heeft de hoofdpersoon Cristian Florescu? En welk politiek doel? T1

c Beschrijf in je eigen woorden welk dilemma Cristian heeft. T1

d Welk risico loopt Cristian, denk je? T1

4 a De schrijfster heeft haar best heeft gedaan om in Ik moet je verraden de (historische) werkelijkheid van 1989 te beschrijven. Hoe heeft ze dat gedaan? T1

b Waaruit kan je opmaken dat het verhaal toch ook fictie is? T1

Ik moet je verraden ruta sepetys

FICTIE & WERKELIJKHEID

Bij de bespreking van ‘Ik moet je verraden’ van Ruta Sepetys wordt ook ingegaan op de historische context waarin het verhaal zich afspeelt.

Vertrouw niemand. Vertel het aan niemand. Overal zijn spionnen...

Roemenië, 1989. De 17-jarige Cristian Florescu droomt ervan om dichter en filosoof te worden. Maar Roemenen zijn niet vrij om te dromen. Het land is in de greep van een maniakale dictator, Nicolae Ceauşescu, die met harde hand regeert. Leugens, spionage en het zaaien van angst zijn aan de orde van de dag. Als Cristian wordt gechanteerd door de geheime politie staat hij voor een groot dilemma: verraadt hij iedereen van wie hij houdt – of gebruikt hij zijn nieuwe positie om het kwaadaardigste regime in Oost-Europa van binnenuit te ondermijnen?

Over Ruta Sepetys

Ruta Sepetys (1967) is een Litouws-Amerikaanse schrijfster van historische romans voor jongeren. Haar moeder vluchtte in 1949 uit Litouwen naar Amerika om aan de Sovjetonderdrukking te ontsnappen. Veel van Sepetys’ verhalen spelen misschien daarom wel in Oost-Europa. Met haar boeken wil ze de slachtoffers van onderdrukking een stem geven en de lezers lessen meegeven voor de toekomst. Ruta Sepetys staat erom bekend dat ze grondig historisch onderzoek doet voor haar boeken en de historische gebeurtenissen op een meeslepende en empathische manier weet te beschrijven.

ɲ Verwerken

ɲ Lees de paragraaf ‘Plot, tijd en ruimte’ (handboek, pp. 118-119) en beantwoord de vragen.

5 a Geef een definitie van het begrip plot  R

b Is de flaptekst van Ik moet je verraden een beschrijving van het plot? Licht toe. T2

6 a Wat is de ‘motor’ van veel verhalen? R

b Wat is de motor van Offerkind (zie handboek, p. 119)? T1

7 a Wat is de basisstructuur van veel verhalen? R

b Beschrijf de basisstructuur van Offerkind aan de hand van het plot. T1

8 a Wat is het verschil tussen een gesloten en een open einde? R

b Heeft Offerkind een gesloten of een open einde? T1

Polen, Hongarije, Tsjechië, Oekraïne en veel andere Oost-Europese landen kwamen na de Tweede Wereldoorlog onder het communistische bestuur van de Sovjet-Unie (Rusland). Samen vormden zij het Oostblok. Al deze landen werden vanaf 1947 geregeerd door een communistisch totalitair regime. De grens tussen het Oostblok en het ‘vrije Westen’ werd volledig afgesloten door het zogenoemde IJzeren Gordijn. Met het vallen van de Berlijnse Muur in november 1989 gingen de grenzen open en sloten veel Oost-Europese landen zich aan bij het Westen. Ik moet je verraden speelt zich af in Roemenië en begint in oktober 1989, twee maanden voordat de Roemeense revolutie losbarst.

1 UNU

De angst kwam om vijf uur.

Het was oktober. Een grijze vrijdag.

Als ik het had geweten, was ik ervandoor gegaan. Had ik geprobeerd me te verstoppen.

Maar ik wist het niet.

In het vage schemerlicht van de schoolgang zag ik mijn beste vriend, Luca. Hij kwam mijn kant op, langs het vervelende, schreeuwerige bord op de betonnen muur.

nieuwe mannen van roemenië: lang leve het communisme – de stralende toekomst van de mensheid!

Mijn hoofd was op dat moment in rep en roer over iets heel anders dan het communisme. Iets veel dringenders.

De school ging om zeven uur ’s avonds uit. Als ik op het goede moment vertrok, kwam ik naast haar te lopen – het stille meisje met dat haar dat haar ogen verborg. Het zou toeval lijken, geen opzet. Luca, lang en mager, schoof naast me. ‘Het is officieel. Mijn maag eet zichzelf op.’

‘Hier.’ Ik gaf hem mijn zakje zonnebloempitten. ‘Dank je wel. Heb je het gehoord? De bibliothecaresse zegt dat jij een slechte invloed bent.’ Ik lachte. Misschien had ze wel gelijk. Docenten noemden Luca ‘lief’, maar zeiden dat ik sarcastisch was. Als ik het type was dat meteen met zijn vuisten klaarstond, dan was Luca het type dat vechters uit elkaar haalde. Hij had iets enthousiasts, terwijl ik

vmbo-basis / kader

KERN NEDERLANDS TAAL  &  CULTUUR

VMBO-BASIS / KADER  1-A

KERN NEDERLANDS

TAAL & CULTUUR

KERN NEDERLANDS

TAAL & CULTUUR

vmbo-kgt tweede editie

havo / vwo onderbouw

KERN NEDERLANDS

TAAL  &  CULTUUR

KERN NEDERLANDS

TAAL & CULTUUR

VMBO-THEORETISCH  /  HAVO

vmbo-theoretisch / havo

HANDBOEK ONDERBOUW HAVO / VWO

ACADEMISCHE LEERROUTE

ONDERBOUW GYMNASIUM / VWO+

gymnasium / vwo+ onderbouw

VMBO-KGT

Meer lezen, meer weten, meer kunnen

Lezen is de drijvende kracht achter geletterdheid en taalvaardigheid.

Meer lezen zorgt voor een grotere woordenschat en beter spellen.

Meer lezen vergroot de ontwikkelingskansen.

Meer lezen zorgt voor beter begrip van jezelf en anderen.

Meer lezen draagt bij aan burgerschap.

Persoonlijk contact

Onze educatief adviseurs komen graag langs voor een methodepresentatie.

Neem contact op via info @ boomvo.nl.

Klantenservice

Voor vragen over bestellingen of licenties, neem contact op met onze klantenservice. De klantenservice is bereikbaar op werkdagen tussen 08.00 en 17.00 uur.

Telefoon 0522–235250

E-mail service @ boomvo.nl

WhatsApp 06 466 744 42 ( alleen voor tekstberichten )

Nieuwsbrief KERN Nederlands

Wil je op de hoogte blijven van KERN Nederlands? Schrijf je in voor onze nieuwsflits.

https://boomvoortgezetonderwijs.nl/ kern-nederlands/#nieuwsflits

/ voortgezet-onderwijs

Boom voortgezet onderwijs BV

Stationsweg 66, 7941 hg Meppel

facebook.com / BoomVoortgezetOnderwijs

linkedin.com/company / boom-voortgezet-onderwijs

instagram.com / boomvoortgezetonderwijs

KERN Nederlands kwam tot stand in samenwerking met DocentPlus Docentplus is toonaangevend in het meten en verbeteren van leerprocessen in het primaire proces en is de grondlegger en ontwikkelaar van het RTTI-systeem.

Karen van der Kolk
Alice Fahner Rudolf van Bekkum
Sandra Hakkesteegt
Februari 2025
boom.nl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.