KERN Nederlands 1e ed. vmbo-basis 1A

Page 1


NEDERLANDS VOOR VMBO-BASIS 1 -A

LEZEN

1

Hoe weet je snel waar een tekst over gaat?

2

Hoe weet je snel wat de opbouw van een tekst is? 3

Hoe herken je verschillende soorten boeken? 4

Hoe herken je vormen van werkwoorden? 9

Hoe zoek je de belangrijkste informatie in een tekst?

Hoe lees je een tekst in vijf stappen?

Hoe zoek je leuke boeken? 12

Hoe herken je zelfstandige naamwoorden? 17

Hoe lees je een lange tekst in één minuut?

Hoe zoek je interessant nieuws?

Hoe herken je de hoofdpersoon in een verhaal?

Hoe schrijf je zwakke werkwoorden in de verleden tijd?

Hoe herken je hoofdzaken en bijzaken in een tekst?

Hoe vat je een schooltekst samen?

Hoe herken je de bijfiguren in een verhaal?

Hoe schrijf je meervoudsvormen met -s en -’s? 33

Hoe lees je een tekst met moeilijke woorden?

Hoe lees je een tekst met moeilijke zinnen?

Hoe weet je of de persoonsvorm eindigt op -d, -t of -dt? SPELLING / GRAMMATICA FICTIE LEZEN

Hoe zorgt het vertelperspectief voor spanning? 36

Hoe herken je de persoonsvorm en het onderwerp?

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Hoe stel je jezelf voor?

Hoe schrijf je een bericht? 13

Hoe schrijf je bijvoeglijke naamwoorden?

Hoe schrijf je de trappen van vergelijking?

Hoe luister je goed naar een ander?

Hoe gebruik je hoofdletters en leestekens?

Hoe schrijf je sterke werkwoorden in de verleden tijd?

Hoe schrijf je een voltooid deelwoord?

Hoe zorg je dat je goed verstaanbaar bent?

Hoe beantwoord je vragen en opdrachten op school?

Hoe schrijf je meervoudsvormen met -n en -en?

Hoe schrijf je bijzondere meervoudsvormen?

Hoe voer je een gesprek?

Hoe maak je goede zinnen?

Hoe gebruik je hulpwerkwoorden?

Hoe schrijf je lastige werkwoorden in de verleden tijd?

Hoe vraag je informatie en advies?

Hoe schrijf je een formele e-mail?

Hoe weet je snel waar een tekst over gaat?

Je leert dat titels je helpen bij het snappen van een tekst.

Maak vraag 1 tot en met 5 met de hele klas.

Kijk naar de afbeelding hieronder.

Hoeveel titels zie je op deze krantenpagina? x

Waaraan zie je dat het titels zijn? x

Wat heb je aan titels als je een krant leest? x

Wat staat er in het stukje over honden, denk je? x

Lees nu de uitleg in het vak BELANGRIJK.

BELANGRIJK

De titel van een tekst

Boven een tekst staat een titel. De titel helpt je om te snappen wat het belangrijkste is in de tekst. Een ander woord voor titel is ‘kop’. De titels van krantenteksten heten krantenkoppen.

De titel x is bedoeld om je aandacht te trekken en je nieuwsgierig te maken ; x zegt kort waar de tekst over gaat ; x heeft grote, vette letters.

H Lees altijd eerst de titel van een tekst.

TITEL

Lees alléén de titel van de tekst hiernaast.

Noteer de titel van de tekst. x

Waarover gaat deze tekst, denk je? x

Word je nieuwsgierig van de titel?

Ja, omdat x

Nee, omdat x

Waarom zijn energiedrankjes slecht volgens de titel?

Ze zijn slecht omdat x

Lees nu de hele tekst. Welke twee dingen kom je verder te weten over energiedrankjes die niet in de titel staan? x x

Energiedrankjes brengen hart op hol

Giet jij regelmatig een blikje energiedrank naar binnen?

Dan mag je wel goed op je hart passen. Duits onderzoek heeft aangetoond dat het hart van een gezonde volwassene een uur na het drinken van zo’n drankje nog steeds sneller slaat dan normaal. Dat komt doordat de drankjes stampvol met cafeïne en taurine zitten. Zo’n verhoogde hartslag kon wel eens een slecht teken zijn, zeggen de Duitse wetenschappers. Ze vinden dat nu onderzocht moet worden of je er later serieuze hartklachten van kunt krijgen. Energiedrankjes liggen al langer onder vuur omdat ze slecht voor je zijn.

WOORDEN LES 1

x de emotie

x de samenvatting

x aantonen

x geschikt

x aanhouden

x de openbare orde

Lees de tekst hieronder.

De tekst heeft twee titels. Welke zijn dat? x x

Waarom wordt in de titel de bergkangoeroe genoemd en niet het konijn?

De bergkangoeroe wordt genoemd omdat x

Vul de puzzel in.

Gebruik de woorden van de les ( zie pagina 7 ).

Als je iets goed kunt gebruiken, dan is het … x

Arresteren x

Een verhaal of verslag in het kort x

Een ander woord voor bewijzen x

Een gevoel van binnen x

Vul de letters uit de vakjes met een nummer hieronder in.

Maak de zin af.

De politie in deze stad zorgt dat alles rustig blijft.

De agenten zorgen voor de

Vul in.

Noteer de titel van een boek, film of song die je goed kent.

Titel x

Kun je aan deze titel zien waar het boek, de film of de song over gaat?

y ja y nee, want het gaat over x

Maak vraag 17 tot en met 20 met de hele klas.

Waarvoor is een titel van een tekst ook alweer bedoeld?

Kruis aan. Let op: er zijn meerdere antwoorden goed. x

y De titel is een grapje van de schrijver.

y De titel zegt kort waar de tekst over gaat.

y De titel maakt je nieuwsgierig.

y De titel legt uit wat moeilijke woorden in de tekst betekenen.

y De titel helpt je om de tekst te snappen.

Lees het krantenartikel hiernaast en overleg met een klasgenoot wat een goede titel voor deze tekst zou kunnen zijn. Schrijf deze titel boven het artikel. Gebruik vette letters. x

Bespreek met elkaar de titels van iedereen en kies de beste titel van de klas.

Leg uit waarom de gekozen titel echt het beste boven dit krantenstukje past. x r

Heb je het lesdoel bereikt?

Kruis aan : x

y Ik weet waar een goede titel voor moet zorgen.

y Ik kan de titel van een tekst herkennen.

y Ik kan beoordelen of een titel goed bij een tekst past.

y Ik kan zelf een goede titel bij een tekst bedenken.

Hoe herken je verschillende soorten boeken?

Je leert welke verschillende soorten leesboeken er zijn.

Maak vraag 1 tot en met 4 met de hele klas.

1 In de bibliotheek wordt met pictogrammen (plaatjes) aan- i gegeven wat voor soort boek het is. Onder vraag 6 zie je een overzichtje. Wat heb je aan pictogrammen als je een boek zoekt? x

MAKKELIJK

LEKKER LEZEN VERDER LEZEN GEVORDERD

2 Schrijf soorten boeken op die je wel eens hebt gelezen. x t2

BELANGRIJK

Soorten boeken

Als je een boek gaat lezen kun je kiezen uit spannende, grappige, romantische, griezelige, fantasie- of juist realistische verhalen. De verschillende soorten verhalen en boeken noemen we genres.

3 De website jongejury.nl gebruikt behalve pictogrammen t1 ook pepertjes om aan te geven wat voor boek het is (zie het plaatje hiernaast). Wat betekenen die pepertjes denk je?

De rode pepertjes geven aan x

4 Lees nu de uitleg in het vak BELANGRIJK.

Voorbeelden:

Real life x Over echte situaties, bijvoorbeeld op school, thuis, met vriend(inn)en.

Spanning en avontuur x De hoofdpersoon beleeft allerlei spannende dingen.

Meiden x Over vriendschap, verliefdheid, mode, erbij horen.

Oorlog x Bijvoorbeeld over de Tweede Wereldoorlog, met spanning, verdriet en een beetje geschiedenis.

H Zorg dat je weet welke genres jij leuk vindt.

Bekijk de onderstaande pictogrammen.

5 Wat is een ander woord voor soorten boeken? x r

6 Deze pictogrammen zijn van een bibliotheek. t1

Hoeveel verschillende genres zijn er in deze bibliotheek? x

GENRE

7 Gebruikt de bibliotheek bij jou in de buurt dezelfde t1 pictogrammen? x

y Ja y Nee y Weet niet

Bekijk de boektitels.

8 Kun je aan de titel zien bij welk genre een boek hoort? t2

Probeer het goede genre achter de titel te schrijven.

Gebruik de genres van vraag 6. x

BOEKTITEL

De ridders van Rosande

Dagboek van een muts

De grijze jager — de koninklijke leerling

Sneeuwwitje en de zeven dwergen

Het leven van een loser

De Cock en het lijk aan de Amstel

Harry Potter en de gevangene van Azkaban

Spijt!

Het aanzien van Oranje

HOORT BIJ DIT GENRE:

Bekijk de boekomslagen

9 Kun je aan het omslag van de volgende boeken zien bij t2 welk genre het boek hoort? Schrijf het goede genre onder het omslag. x

fantasie / thriller

Verbind de woorden van de les met de goede betekenis.

10 Trek lijnen. x t1

Een boek dat gaat over het oplossen van een misdaad

Soort of stijl bij bijvoorbeeld boeken

Als iets niet van de aarde afkomstig is

Een boek dat gaat over iemand die echt heeft bestaan

Een eenvoudig plaatje om iets aan te geven

WOORDEN LES 3

x het genre

x het pictogram

x de biografie

x de detective

x buitenaards

het genre

het pictogram de biografie de detective buitenaards

Vul het goede genre in.

11 Bij welke genre boeken moet je zoeken als

je wilt lezen over : x

a een brugklas waarin van alles wordt beleefd?

b een ontvoering en hoe die afloopt?

c hoe ridders in de middeleeuwen leefden?

d hoe een meisje haar eerste vriendje ontmoet?

e grappige belevenissen van een jongen en zijn broertje?

f het verzet in de Tweede Wereldoorlog?

g buitenaardse wezens die de aarde komen bezoeken? h zombies die opeens opduiken in een stad?

Maak vraag 12 en 13 met de hele klas.

12 Schrijf de titel op van twee boeken die je hebt gelezen. t2 Schrijf ook op bij welk genre de boeken horen.

Titel x

Genre x

Titel x

Genre x

13 Vertel je klasgenoot over de boeken. i

Laat hem of haar vertellen bij welk genre de boeken horen en waarom. Zijn jullie het met elkaar eens?

Draai daarna de rollen om.

Heb je het lesdoel bereikt?

14 Kruis aan: x

y Ik weet dat er verschillende genres leesboeken zijn. r

y Ik kan op een website of in een bibliotheek picto- t1 grammen voor verschillende genres herkennen.

y Ik kan op basis van de titel, de voorkant of een t2 korte beschrijving van een boek inschatten bij welk genre het hoort.

y Ik kan van een boek dat ik zelf heb gelezen uitleggen i bij welk genre het hoort.

Hoe herken je vormen van werkwoorden?

Je leert hoe je de werkwoorden in een zin vindt.

Maak vraag 1 tot en met 4 met de hele klas.

Vul in elke zin de goede vorm van werken in. x

Mohammed wil later graag bij de politie .

jij thuis veel voor school?

Wij aan de provinciale wegen.

Jongens, jullie hebben vandaag goed !

Hij bij een populaire radiozender.

Wij gisteren hard aan onze conditie.

Ajax moet hard voor een zege.

Sorry, maar zo wil ik niet .

Zoek hierboven een zin op waarin je werk hebt gebruikt.

Waarom kun je hier niet werken zetten?

Omdat x

Zoek nu een zin op waarin je werkten hebt gebruikt.

Waarom kun je hier niet werken zetten?

Omdat x

Lees nu de uitleg in het vak BELANGRIJK.

BELANGRIJK

Werkwoorden herkennen

In elke goede zin staat minstens één werkwoord.

H Werkwoorden herken je zo:

Een werkwoord zegt wat er ‘gebeurt’ in de zin, of wat iemand doet.

x Elmadina loopt naar de sportschool.

(Wat doet Elmadina?)

x De iPad-verkoop daalt dit jaar.

(Wat gebeurt er met de iPad-verkoop?)

x Werkwoorden hebben verschillende vormen:

ik loop, jij loopt , wij lopen .

x De wij-vorm heet het hele werkwoord.

Lees het recept voor pannenkoeken hierboven.

Zoek alle werkwoorden en omcirkel ze.

Schrijf nu van alle werkwoordsvormen die je hebt gevonden het hele werkwoord op.

Als een werkwoord vaker dan één keer voorkomt, hoef je het maar één keer op te schrijven. x

Vul het goede werkwoord in de goede vorm in.

Gebruik elk van de volgende werkwoorden: hebben / zijn / kopen / hopen / betalen / kosten

Ik dat vanmiddag het t-shirt wordt bezorgd dat ik heb besteld.

Het t-shirt een opdruk van mijn favoriete band.

Ik heb het op een Duitse website.

In Nederland het niet verkrijgbaar.

Het 10 euro om het te laten versturen; wel een fors bedrag.

Maar dat ik er graag voor, want het is een heel bijzonder exemplaar.

WOORDEN LES 4

x provinciale

x populair

x de zege

x fors

x het exemplaar

Vul de woorden van de les in.

8 Kijk welk woord past in de zin (zie pagina 19). x t2

a De Gouden Televizier-Ring is dit jaar gewonnen door het programma The Voice of Holland.

b Elke vier jaar worden er verkiezingen gehouden voor de Staten.

c Sagan behaalt een verdiende in de eerste touretappe.

d Het eerste van het stripboek over Johan Cruyff wordt uitgereikt aan Cruyff zelf.

e FC Groningen viert feest na een overwinning.

Lees de volgende zinnen over werkwoorden.

9 Is het waar of niet waar? x r

x In een goede zin staat minstens één werkwoord. y waar y niet waar

x Een werkwoord zegt iets over wat er gebeurt. y waar y niet waar

x De ik-vorm heet het hele werkwoord. y waar y niet waar

Lees de woorden hieronder.

10 Omcirkel alle werkwoordsvormen. x

Maak vraag 11 tot en met 13 met de hele klas.

11 Onderstreep de zinnen waarin het vetgedrukte woord een werkwoord is. x

Voorbeeld:

x Ik begin altijd op tijd aan mijn huiswerk.

( ‘begin’ is een werkwoord)

x Aan het begin van de wedstrijd ben ik zenuwachtig.

( ‘begin’ is hier geen werkwoord).

x Ik geloof dat we er bijna zijn.

x Hij mag dit vlees niet eten vanwege zijn geloof.

x Het merk van mijn nieuwe sportschoenen is Nike.

x Jij vindt er niks aan, dat merk ik.

x Op tv heb ik gezien hoe Bear Grylls een val maakte.

x Ik val op meisjes met donker haar.

12 Maak zelf twee zinnen: een zin waarin het woord wensen wel een werkwoord is, en een zin waarin het geen werkwoord is.

x x

13 Lees de twee zinnen aan een klasgenoot voor.

Je klasgenoot moet zeggen in welke zin wensen een werkwoord is.

Heb je het lesdoel bereikt?

14 Kruis aan : x

y Ik weet dat elke goede zin één of meer werkwoorden heeft.

y Ik kan de werkwoorden in een zin vinden.

y Ik kan de juiste vorm van een werkwoord invullen in een zin.

y Ik kan van woorden bepalen of ze een werkwoordsvorm zijn of niet.

Hoe herken je de persoonsvorm en het onderwerp?

Je leert hoe je in een zin de persoonsvorm en het onderwerp kunt vinden.

Maak vraag 1 tot en met 3 met de hele klas.

1 Maak een ja / nee-vraag van de volgende zinnen. x t1

Voorbeeld:

x Zin: Franse onderzoekers hebben een studie uitgevoerd naar pinguïns.

x Ja / nee­vraag: Hebben Franse onderzoekers een studie uitgevoerd naar pinguïns?

a De biologen willen weten hoeveel pinguïns er zijn op Antarctica. x

b Met een camera in een robot hebben ze vier jaar babypinguïns bekeken. x

c De robot had het uiterlijk van een babypinguïn. x

e De onderzoekers konden via de camera meekijken en de pinguïns tellen. x

2 Wat voor een soort woord staat er bij de ja / nee-vraag

altijd vooraan? x

3 Lees nu de uitleg in het vak BELANGRIJK.

BELANGRIJK

Persoonsvorm en onderwerp

In elke zin staat een werkwoord dat de persoonsvorm wordt genoemd.

H De persoonsvorm vind je zo:

Maak van een zin een ja / nee-vraag, dan staat de persoonsvorm vooraan.

Bruno Mars zingt morgen in Arnhem.

— Zingt Bruno Mars morgen in Arnhem?

Bij de persoonsvorm hoort het onderwerp.

H Het onderwerp vind je zo:

Stel de vraag: wie of wat + persoonsvorm?

Wie of wat zingt? — Bruno Mars zingt.

x De persoonsvorm is een werkwoord.

x Het onderwerp is een persoon, dier of ding.

Lees de zinnen hieronder over persoonsvorm en onderwerp.

4 Kies het goede antwoord. Kruis aan: x r

y Het onderwerp y De persoonsvorm is een werkwoord.

y Het onderwerp y De persoonsvorm is een persoon, dier of ding.

y Het onderwerp y De persoonsvorm staat vooraan als je van een zin een ja/nee-vraag maakt.

y Het onderwerp y De persoonsvorm vind je als je van de zin een wie of wat-vraag maakt.

Lees de onderstaande zinnen.

5 Onderstreep de persoonsvorm van de zinnen. t1

Tip: maak eerst ( in je hoofd ) van alle zinnen een ja / nee-vraag. x

Daniel heeft een nieuwe game gekocht.

We hebben hem gisteren samen gespeeld.

Het spel zag er heel mooi uit.

Ik vond het wel erg ingewikkeld.

Zelf houd ik meer van race-spelletjes.

6 Kijk opnieuw naar de zinnen van vraag 5. t1

Schrijf het onderwerp achter de zinnen.

Tip: stel de vraag ‘Wie of wat + persoonsvorm?’

Verjaardagsfeestje Ronaldo kost 250.000 euro

Het verjaardagsfeestje van Cristiano Ronaldo ter ere van zijn dertigste verjaardag blijft de gemoederen bezig houden in Spanje. Dagblad Sport heeft alles uit de kast gehaald om de details van de 250.000 euro kostende fuif bloot te leggen. Ronaldo huurde zaterdag na de 4–0 nederlaag tegen Atletico Madrid het chique restaurant Zalacain af om zo’n 200 gasten welkom te heten.

Lees de tekst hierboven.

7 Zoek alle werkwoorden en onderstreep ze. t1

8 Een van de werkwoorden in elke zin is de persoonsvorm. r Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? x

9 Zoek nu in elke zin van de tekst hierboven de t1 persoonsvorm op en zet daar nog een streep onder.

Maak de zinnen af.

10 Vul de goede vorm van de persoonsvorm in. t2

Eerst in de tegenwoordige tijd, dan in de verleden tijd. x

Voorbeeld: x zijn

Sylvia en Charita zijn / waren mijn beste vriendinnen.

x nemen

Samen met hen / ik de bus naar school.

x lopen

Ik / eerst naar Charita’s huis.

x zien

Sylvia / we dan in de bus.

11 Vul weer de goede vorm van de persoonsvorm in. t2

Eerst voor ik (enkelvoud), dan voor wij (meervoud). x

Voorbeeld: x gaan

Maar morgen ga ik / gaan we niet met de bus naar school.

x worden

Ik / We met de auto gebracht.

x kunnen

Daarom ik / we morgen later opstaan.

x vinden

Ik / We dat wel heel erg fijn.

Lees de onderstaande woorden.

12 Onderstreep de woorden die als persoonsvorm in een i zin kunnen worden gebruikt. Omcirkel de woorden die als onderwerp in een zin kunnen worden gebruikt. Let op: sommige woorden kunnen geen persoonsvorm zijn en ook geen onderwerp. x

hoera springt nat de badmeester de zwemles duwen flauw de duikplank een handdoek drinken roept Joost

Maak vraag 13 tot en met 16 met de hele klas.

13 Kies drie woorden of uitdrukkingen van de les

en maak met elk een zin. x

14 Zoek in elke zin het onderwerp en omcirkel het.

15 Bespreek de gemaakte zinnen. Zijn er zinnen bij waarin

het woord van de les het onderwerp is? Kruis aan: x

y ja y nee

16 Welke woorden van de les kun je als onderwerp i gebruiken? x

WOORDEN LES 5

x ter ere van

x de gemoederen bezig houden

x alles uit de kast halen

x het detail

x de nederlaag

x chique

Heb je het lesdoel bereikt ?

17 Kruis aan: x

y Ik weet wat de persoonsvorm en het onderwerp zijn. r

y Ik kan de persoonsvorm en het onderwerp in een t1 zin vinden.

y Ik kan een passende persoonsvorm of een passend t2 onderwerp invullen in een zin.

y Ik kan bepalen of een woord als onderwerp of i persoonsvorm kan worden gebruikt.

Hoe stel je jezelf voor?

Je leert hoe je jezelf voorstelt aan anderen in formele situaties.

Maak vraag 1 tot en met 3 met de hele klas.

Goedemiddag.

Mijn naam is Steven de Jong. Ik ben uw nieuwe belastingadviseur.

Hoi.

Ik ben Milan en ik loop hier twee weken stage.

Lees de bovenstaande zinnen.

Wie zou het gezegd kunnen hebben?

Iemand die x

Iemand die x

Iemand die x

Hey!

Ik ben Sharita en ik hou van shoppen en chillen!

Ik woon in Noord.

Welke vorm van jezelf voorstellen past het beste bij jou en waarom?

Zin / / past het beste, omdat x

Lees nu de uitleg in het vak BELANGRIJK.

BELANGRIJK

Jezelf voorstellen

Als je nieuwe mensen tegenkomt die ouder zijn dan jij, stel je je op een formele manier voor.

Dat betekent dat je je netjes en zakelijk gedraagt.

H Als je jezelf voorstelt, denk dan hieraan:

x Begroet iemand, geef een hand en zeg je voornaam en achternaam.

x Kijk degene tegen wie je praat aan.

x Spreek duidelijk.

x Gebruik ‘u’ en niet ‘jij’.

x Vertel dingen over jezelf die de ander wil weten.

Vul de tabel in.

Hoe stel je jezelf voor in de volgende situaties?

Kies ‘formeel’ of ‘informeel’ (= niet formeel). x

SITUATIE

Op het schoolplein ontmoet je de nieuwe vrienden van je klasgenoot.

Je zit in de leerlingenraad en je hebt een afspraak bij de afdelingsleider.

Op het werk van je vader maak je kennis met een van zijn collega’s.

Er zijn nieuwe buren naast jullie komen wonen. Je maakt kennis met het nieuwe buurmeisje. Ze is een leeftijdsgenoot.

Voor de voetbalwedstrijd begroet je de tegenstanders.

Je gaat folders bezorgen. Vandaag heb je de eerste afspraak met je nieuwe leidinggevende.

Kies uit de tabel een formele en een informele situatie.

Schrijf op hoe je jezelf voorstelt.

Formeel: x

FORMEEL OF INFORMEEL?

Informeel

Informeel: x

Als je jezelf voorstelt, geef je informatie over jezelf. Wat is nog meer belangrijk?

Denk aan stemgebruik en lichaamshouding.

Noem drie dingen. x

Zoek het goede woord van de les.

Schrijf het woord dat erbij past achter de zin.

Jim weet veel meer dan andere leerlingen van zijn leeftijd. x

Als het nodig is, kun je wel bij ons logeren. x

Mijn moeder werkt op de afdeling marketing. x

In dit bedrijf kun je een tijdje meelopen om het vak te leren. x

Als je door de koning wordt ontvangen, moet je je netjes voorstellen. x

Maak vraag 8 tot en met 10 met de hele klas.

Hieronder en hiernaast zie je drie mensen die werken bij kinderdagverblijf Pino. Ze stellen zich aan je voor.

Schrijf op wat je goed vindt en schrijf op wat ze zijn vergeten bij het voorstellen.

Ik vind het goed dat zij x

Mijn naam is Selma. Sinds de opstart in 2012 ben ik werkzaam bij Pino. Het is in een korte tijd enorm gegroeid en ik heb het nog steeds naar mijn zin. Ik werk dinsdag, woensdag en donderdag op de Hinkelgroep.

Zij is vergeten om x

WOORDEN LES 7

x de stage

x eventueel

x de leeftijdsgenoot

x formeel

x werkzaam

Hoi! Ik woon samen met mijn vrouw An en onze zoon Michael in een geweldig huis.

In mijn vrije tijd voetbal ik graag en maak ik regelmatig een wandeling door het bos.

Ik vind het goed dat hij x

Hij is vergeten om x

Ik ben Marian de Vries en ik woon in Waterland.

Ik heb eerst stage gelopen bij Pino. Na mijn stage ben ik bij Pino gebleven. Tot gauw!

Ik vind het goed dat zij x

Zij is vergeten om x

Bespreek met de klas hoe de drie spreekteksten verbeterd kunnen worden.

Oefen nu met elkaar.

Kies een van de drie volgende situaties en stel je voor.

Je brengt je broertje naar school en vraagt zijn juf of je even mag blijven in de klas.

Je belt aan bij de nieuwe buren en vertelt dat jullie per ongeluk hun post hebben gekregen.

Je komt voor het eerst op de training van C 1 en je stelt je voor aan de trainer.

H Let bij je klasgenoot op het volgende:

x Geeft hij / zij voldoende informatie? y Ja y Nee

x Passen zijn / haar woorden bij de situatie? y Ja y Nee

x Is zijn / haar stemgebruik goed? y Ja y Nee

x Kijkt hij / zij de ander aan? y Ja y Nee

Heb je het lesdoel bereikt?

Kruis aan : x

y Ik weet waar ik op moet letten als ik me voorstel in formele situaties.

y Ik kan beoordelen of een situatie formeel is en wat voor gedrag daarbij hoort.

y Ik kan beoordelen wat iemand anders wel en niet goed doet als hij of zij zich voorstelt.

y Ik kan mezelf op de goede manier voorstellen in formele situaties.

Hoe

schrijf je een bericht?

Je leert dat schrijven begint met denken aan wat de ander wil weten.

Maak vraag 1 tot en met 5 met de hele klas.

1 Je komt te laat op je voetbaltraining. Je zegt tegen de i trainer: ‘Sorry, ik kon er niet op tijd zijn.’ Wat denk je dat je trainer jou nu zal vragen? x

5 Lees nu de uitleg in het vak BELANGRIJK.

BELANGRIJK

2 Je zegt tegen je moeder dat je zaterdagavond een feest i hebt bij een vriendin. Wat denk je dat je moeder nu aan jou zal vragen? x

3 Je zegt tegen je leraar dat je je proefwerk niet hebt i geleerd. Wat denk je dat je leraar jou nu zal vragen? x

4 Je stuurt je vriend een berichtje waarin je vraagt of hij i meegaat naar de film. Wat denk je dat hij jou terugschrijft? x

Een berichtje schrijven

Als je een mailtje of briefje schrijft, moet je heel precies zeggen wat je bedoelt.

H Een berichtje schrijf je zo:

x Doe alsof de persoon aan wie je schrijft tegenover je zit.

x Bedenk wat het belangrijkste is dat je wilt zeggen.

x Maak er een zin van en spreek die hardop uit. Schrijf hem dan pas op.

x Bedenk wat de ander je nu zou vragen.

x Spreek het antwoord op die vraag eerst weer hardop uit en schrijf het daarna op.

x Herhaal dit vraag-antwoord-spel tot je berichtje klaar is.

Maak de app­gesprekken af.

9 Vul in op de stippellijnen. x t1 Vul in.

6 Je bent onderweg naar huis en ziet dat er op een kruising t1 net een scooter door een auto is aangereden. Je belt 112. Wat is het belangrijkste dat je eerst moet zeggen? x

7 Welke vraag zal de telefonist je daarna stellen denk je? x

8 Als je thuis komt, vertel je aan je broertje dat je een

ongeluk hebt gezien. Wat denk je dat hij als eerste aan je vraagt? x

APP 1

Jij

Ik kom vanavond niet thuis eten.

Je moeder

APP 2

Jij

Jij

He Sandra, sorry, ik heb geen zin om zaterdag af te spreken.

Sandra

Jij

Schrijf een e­mail.

10 Je hebt zaterdag een familiefeest. Je hebt geen zin, maar i je moet mee. Daardoor kun je niet met je team meedoen in een competitiewedstrijd. Bij je club is de regel dat je je bij de coach moet afmelden met een mail waarin je ook de reden geeft. Schrijf die mail. x

H Zeg het belangrijkste eerst.

H Bedenk zelf wat voor feest het is.

Beste Jordy,

Verbind de woorden van de les met de betekenis.

11 Trek lijnen. x

bericht telefonist competitie reden oppikken

toernooi oorzaak call-center meenemen boodschap

Nogmaals, het spijt me enorm. Ik hoop dat je het begrijpt.

Groetjes,

WOORDEN LES 8

x het bericht x de telefonist x de competitie x de reden x oppikken

Maak vraag 12 tot en met 16 met de hele klas.

12 Lees de uitleg in het vak BELANGRIJK nog een keer. r Waar moet je een berichtje mee beginnen?

Je moet beginnen met x

13 Wat is het belangrijkste in het bericht hieronder?

Het belangrijkste is x

Hoi Aicha, Ik zit hier nu een cola te drinken. Het is hier hartstikke druk en heel erg warm. Ze weten nog niet wanneer het is afgelopen. Als ik straks aankom, kun je me dan oppikken? Erg hè, dat de treinen nu alweer niet rijden! Tot straks, Shermila

14 Welke twee zinnen zou je ook weg kunnen laten? x

16 Herschrijf het bericht nu zo, dat het wel duidelijk is. x i

15 Shermila stelt Aicha een vraag.

Wat zou Aicha willen weten als ze die vraag leest? x

Heb je het lesdoel bereikt?

17 Kruis aan: x

y Ik weet waar ik op moet letten als ik een bericht r schrijf.

y Ik kan bedenken wat degene voor wie het bericht t1 bedoeld is wil weten.

y Ik kan in een bericht van iemand anders zien wat t2 er wel en niet goed is.

y Ik kan zelf een duidelijk bericht schrijven. i

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.