KERN Nederlands 2e ed. vmbo-theoretisch/havo 1

Page 1


KERN NEDERLANDS TAAL & CULTUUR

VMBO-THEORETISCH/HAVO LEERJAAR 1

TWEEDE EDITIE

BOOM VOORTGEZET ONDERWIJS

TAAL & CULTUUR

Inhoud

Hoofdstuk 1

Geletterdheid

1 Van letters tot kennis 8

TAALGEBRUIK

VERHALEN & GEDICHTEN

WOORDEN

2 Woorden en hun betekenissen 12

3 Leesdoelen en leesmanieren 16

4 Dex / Leren voor later 20

5 Kiezen en lezen van boeken 24

6 Woordenschat 28

Hoofdstuk 2

Kracht van verhalen

1 Mensen kunnen niet zonder verhalen 30

2 Tekstsoorten 34

3 Tekstdoelen 38

4 Het onderwerp van een tekst 42

5 Blauwe plekken 46

6 Woordenschat 48

Cursus

Spelling en grammatica

1 Zelfstandig naamwoord, lidwoord 112

2 Bijvoeglijk naamwoord 116

3 Trappen van vergelijking 119

4 Werkwoord 122

Woordenschat 1-4 126

5 Meervoudsvormen 128

6 Bijzondere meervoudsvormen 132

7 Samenstellingen — aaneenschrijven 136

8 Samenstellingen — tussenklanken 140

Woordenschat 5-8 144

Hoofdstuk 3

Geschiedenis

van het Nederlands

1 De wortels van onze taal 50

Hoofdstuk 4

Dichterlijke taal

1 Een gedicht zegt meer 72

2 Hoofdzaak en bijzaak 54

3 Aantekeningen maken 58

4 Samenvatten 62

5 Leesontwikkeling 66

6 Woordenschat 70

2 De structuur van een tekst 76

3 De verbanden in een tekst 80

Hoofdstuk 5

Lezen en inleven

1 Open als een boek 92

2 Gesprekken voeren 96

3 Schrijven in stappen 100

4 Gedichten 84

5 Genre 86

6 Woordenschat 90

4 Het alfabet van Candice Phee 104

5 Bespreken en beoordelen 106

6 Woordenschat 110

9 Onderwerp en gezegde 146

10 Persoonsvorm 150

11 Zinsdelen 154

12 Hoofdwerkwoord en hulpwerkwoord 158

Woordenschat 9-12 162

13 Persoonsvorm tegenwoordige tijd 164

14 Persoonsvorm verleden tijd 168

15 Voltooid deelwoord 172

16 Onregelmatige en Engelse werkwoorden 176

Woordenschat 13-16 180

17 Werkwoordelijk gezegde 182

18 Naamwoordelijk gezegde 186

19 Hoofdletters 190

20 Leestekens 194

Woordenschat 17-20 198

GELETTERDHEID

Van letters tot kennis 1

v Doel

Je leert wat geletterd betekent, waarom geletterd zijn belangrijk is in onze maatschappij en hoe je geletterd wordt.

v Verkennen

1 Op de basisschool ben je gestart met het ontwikkelen van kennis over verschillende onderwerpen.

a Noteer drie begrippen die je hebt geleerd bij taal, drie bij natuur en drie bij rekenen. T 1

b Wissel de begrippen uit met een of meer leerlingen die op een andere school hebben gezeten. Welke begrippen kent bijna iedereen? T 1

c Waarom is het fijn om samen dezelfde kennis te hebben? T 2

d Waarom is dat ook prettig voor je leraren? Licht je antwoord toe. T 2

2 Stel je voor: een buurvrouw vraagt je om hulp en vertelt dat zij niet of nauwelijks kan lezen. Bekijk onderstaande situaties samen met een klasgenoot.

v op Netflix een film of serie uitzoeken v de gebruiksaanwijzing van een nieuw apparaat doornemen v een treinkaartje kopen bij de automaat v met het openbaar vervoer reizen v een nieuwe smartphone in gebruik nemen

a Zou je buurvrouw zich kunnen redden? Leg uit. T 2

b Kies twee van de situaties en bespreek met elkaar hoe je buurvrouw zich zou voelen. Waardoor zou ze zich zo voelen? T 2

v Verwerken

v Lees de tekst ‘Van letters tot kennis’ en beantwoord de vragen.

3 Waarom is woordenschat belangrijk voor je kennis van de wereld? T 1

4 a Geletterd heeft twee betekenissen. Welke? R b Wat is een alfabeet? R c Hoe word je geletterd? T 2

5 In Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal staat bij het trefwoord geletterd de volgende betekenis: [ 1 ] in staat om te lezen en schrijven ; [ 2 ] veel gestudeerd hebbend, belezen.

a Past deze betekenis bij de uitleg hiernaast?

Leg uit. T 2

b Iemand kan ook ‘gecijferd’ zijn. Wat zal dat betekenen? T 2

c Denk je dat je meer geletterd of meer gecijferd bent? Licht je antwoord toe. T 2

6 Bekijk de afbeelding bij de tekst. Welke zin uit de tekst wordt hiermee uitgebeeld? T 1

Tekst 1 Van letters tot kennis

Kennis bouw je op met taal, met woorden. Toen je aan de basisschool begon, kende je ongeveer 3000 woorden. Op dit moment zijn dat er misschien al 16.000. Als je straks volwassen bent, ken je waarschijnlijk 60.000 woorden. Elke dag breid je je woordenschat uit. Niet alleen op school, maar ook in gesprekken buiten school, door het lezen van informatie op internet en door het lezen van boeken. Boeken zijn ware goudmijnen voor je woordenschat en kennis van de wereld.

Geletterd Iemand die kan lezen en schrijven is geletterd: hij heeft letterkennis. Dit noem je ook wel alfabeet. Iedereen die heeft leren lezen en schrijven op de basisschool is dus geletterd. Toch ben je na de basisschool niet klaar. Geletterd heeft nog een betekenis: we gebruiken het woord ook voor mensen die heel veel gelezen hebben en veel algemene kennis hebben. Lezen en schrijven vormen een belangrijke sleutel tot kennis. Daarom heeft geletterd die extra betekenis. Met het opbouwen van kennis ben je zelf al begonnen op de basisschool, toen je ging lezen over onderwerpen als geschiedenis en natuur. Op de middelbare school ga je hiermee verder. Je krijgt vakken die belangrijk zijn voor je algemene ontwikkeling en voor de studie die je later wilt gaan volgen.

Tekst 2 Geletterd in de maatschappij

Kunnen lezen en schrijven is een belangrijke voorwaarde om deel te nemen aan de maatschappij. Veel informatie krijg je schriftelijk, bijvoorbeeld via je smartphone, bordjes op straat, instructies op verpakkingen, etc. Wat als je die teksten niet zou kunnen begrijpen? Of stel dat je je ergens voor wilt opgeven, dan is het handig dat je een formulier kunt invullen. Als je dat allemaal niet goed kunt, krijg je het erg moeilijk in onze geletterde maatschappij. Een maatschappij die bovendien steeds meer digitale geletterdheid vereist. Dat betekent: weten hoe computers, smartphones, programma’s en apps werken, maar ook je weg vinden op het internet. Hoe vind je daar de juiste informatie? Hoe weet je of een website veilig en betrouwbaar is? Computertechnologie kan daarnaast onze kennis van de wereld vergroten door problemen en vraagstukken op te lossen.

Als je veel weet, beleef je meer Kennis heb je nodig om de wereld te leren kennen en begrijpen. Hoe meer kennis je hebt, hoe groter je wereld wordt. Iemand die bijvoorbeeld veel over voetbal weet, kent de spelregels en ook de speciale woorden die bij voetbal horen, zoals panna, penalty, schwalbe en assist. Door deze kennis ziet en beleeft diegene meer bij een voetbalwedstrijd dan iemand die weinig van het spel weet. Het is ook makkelijker meepraten met andere liefhebbers. Iemand zonder deze kennis zal zich in een gesprek over voetbal snel buitengesloten voelen. Zo gaat het ook in de maatschappij: om erbij te horen is het handig als je over veel onderwerpen basiskennis hebt. Bijvoorbeeld over hoe het lichaam werkt en wat gezond is, hoe de samenleving is georganiseerd en wat de politiek doet, of wat goed taalgebruik is. Met de kennis die je op school opbouwt, weet je wat er in de wereld speelt en ben je voorbereid om aan het maatschappelijk leven deel te nemen.

v Lees de tekst ‘Geletterd in de maatschappij’ en beantwoord de vragen.

7 Waarom is het in onze maatschappij lastig als je niet kunt lezen en schrijven? T 1

8 a Wat is digitaal geletterd? R

b Bekijk de afbeelding: waarom is Koekiemonster niet digitaal geletterd? T 2

9 a Leg in je eigen woorden uit waarom voetbal interessanter is voor iemand die er veel van weet. T1

b Bedenk zelf een voorbeeld van iets waarbij je meer beleeft als je er meer van weet. T2

c Wat doe je met de kennis die je op school opbouwt? Noteer twee dingen. T 1

10 Bekijk de inhoudsopgave van dit boek.

a Hoe zou jij in het kort omschrijven wat je dit jaar bij Nederlands gaat leren? T 2

b Waarom is die kennis nuttig, denk je? T 2

11 Bekijk het woordenblok op deze pagina. Van welke woorden kende jij de betekenis voor deze paragraaf niet, maar nu wel? T 1

v Ontwerpen

12 Jij hebt vast ook veel kennis over een hobby, sport of een heel speciaal onderwerp.

a Kies een hobby, sport of onderwerp waar jij in thuis bent en schrijf vijf woorden op die jij wel begrijpt, maar iemand anders waarschijnlijk niet. Als je voetbal kiest, probeer dan andere woorden te vinden dan de woorden die in de tekst staan. T 1

b Schrijf bij elk woord de betekenis zo goed mogelijk op. I

c Kies een klasgenoot die niets van je hobby, sport of onderwerp weet. Wissel je woorden en omschrijvingen met diegene uit. Kan de ander jouw woorden en de omschrijvingen begrijpen? T 2

v Woorden

de alfabeet de algemene ontwikkeling buitensluiten de digitale geletterdheid gecijferd geletterd toelichten de woordenschat

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet wat het betekent om geletterd te zijn.

T 1 Ik kan vormen van geletterdheid herkennen en benoemen.

T2 Ik kan vormen van geletterdheid toelichten en uitleggen wat het belang is van geletterd zijn.

I Ik kan zelf de betekenis van woorden opschrijven.

Woorden en hun betekenissen 2

v Doel

Je leert op welke manieren je erachter kunt komen wat de betekenis is van woorden die je nog niet kent.

v Verkennen

1 Lees onderstaande tekst met ‘gaten’.

Niet alle basisschoolleerlingen kennen evenveel of dezelfde [1] …… . Uit onderzoek weten we dat [2] en [3] leerlingen over het algemeen een kleinere [4] hebben dan hun [5] …… leeftijdsgenoten. Bovendien kennen ze niet alleen minder [6] ; ze kennen die [7] ook minder goed. Een [8] kind kent bijvoorbeeld het [9] …… troep wel, maar alleen in de zin Je kamer is een troep en niet zoals gebruikt in Een troep apen. Kinderen met een kleinere [10] …… hebben moeite met [11] …….

Maar hebben alle kinderen met [12] dezelfde achterstand?

Naar: karien coppens, nemokennislink.nl, 22 januari 2013

a Bespreek met een klasgenoot waarover deze tekst gaat. T 1

b Lukt het jullie om de tekst ook zonder de weggelaten woorden goed genoeg te begrijpen? T 1

c De titel van deze tekst is ‘De woordenschat van doven en slechthorenden’. Met deze kennis zul je de tekst makkelijker begrijpen, ook al zijn er woorden weggelaten. Hoe komt dat? T 2 d Welke woorden denken jullie dat er op de stippeltjes moeten staan? Kies uit: begrijpend lezen / doof / dove / gehoorverlies / horende / slechthorende / woord / woorden / woordenschat

Let op : sommige woorden kun je meerdere keren invullen. T 1

e Hoe heb je bij vraag d bepaald welk woord op welke plek moest komen? T 2

v Verwerken

v Lees de uitleg hiernaast en beantwoord de vragen.

2 a Waarom hoef je de betekenis van een onbekend woord lang niet altijd op te zoeken in een woordenboek? T 1

b Wat is een woordraadstrategie? R

c Staat jouw manier uit opdracht 1e ook bij de strategieën in de uitleg? T 1

3 Bekijk en lees de tekst 'Directe en indirecte lichtbronnen'.

a Waaraan herken je de begrippen in deze tekst? T 1

b Wat is de betekenis van indirect licht? T 1

c Waar heb je de betekenis van indirect licht gevonden? T 1

d Bij de tekst staat ook een afbeelding. Hoe helpt deze om de betekenis van moeilijke woorden te begrijpen? T 2

4 Bekijk een (digitaal) schoolboek van biologie, aardrijkskunde of geschiedenis.

a Waaraan herken je de begrippen? T 1

b Kies een begrip in het eerste hoofdstuk. Wat is de betekenis van dit begrip? T 1

c Hoe heb je de betekenis van dit begrip gevonden? T 2

Woorden en hun betekenissen

Het zal vaak gebeuren dat je met nieuwe woorden in aanraking komt. Soms moet je de betekenis dan opzoeken in een (online) woordenboek, maar veel nieuwe woorden leer je gewoon vanzelf. Dit komt doordat je hersenen uit de rest van de zin of tekst — de context — afleiden wat het nieuwe woord betekent.

Een manier om de betekenis van een onbekend woord te raden, noem je een woordraadstrategie. Er zijn verschillende :

1 Een woord wordt uitgelegd in de zin waarin het woord staat of in de volgende zin. De betekenis van direct licht wordt eerder in de zin uitgelegd.

2 Er staat een synoniem van het woord in de buurt. Een synoniem is een ander woord met dezelfde of een soortgelijke betekenis.

Lichtbron is een synoniem voor lamp.

3 Het woord is een samenstelling waarvan je een gedeelte wel kent.

Lichtbron is een samenstelling van licht en bron

Licht ken je waarschijnlijk wel; bron betekent hier: oorsprong, beginpunt. Een lichtbron is dus een punt waar licht begint

4 Er staat een tegenstelling van het woord in de buurt.

Indirecte is het tegengestelde van directe.

5 Het woord lijkt op een woord dat je wel kent, bijvoorbeeld uit een andere taal. Je kent de betekenis van het woord duister ; verduisterde heeft met die betekenis te maken: duister gemaakt.

Werkt dit allemaal niet, vraag het dan aan een ander of zoek het woord op in een (online) woordenboek.

Begrippen Een effectieve strategie om begrippen in schoolboeken goed te begrijpen, is om ze uit te leggen aan iemand anders. Die ander hoeft er niet echt te zijn; je kunt dat ook in je hoofd doen. De begrippen in de voorbeeldtekst zijn cursief gemaakt en onderstreept.

Directe en indirecte lichtbronnen

Als je in een volledig verduisterde kamer zit, zie je niks. Je hebt licht nodig om iets te kunnen zien. Doe je een lamp aan, dan zie je niet alleen de lamp maar ook de voorwerpen in de kamer. Een lamp heet een directe lichtbron en het licht van de lamp noem je direct licht . Alle voorwerpen in de kamer kaatsen het licht van de lamp terug. Een ding dat zelf geen licht geeft maar alleen licht terugkaatst, heet een indirecte lichtbron. Het licht dat van een indirecte lichtbron komt, noem je indirect licht.

Bron: Polaris natuurkunde + scheikunde, vmbo-t/havo, deel 1–2, Boom voortgezet onderwijs (2019).

5 De volgende woorden zijn samengestelde woorden. Probeer uit de aparte woorden de betekenis van het samengestelde woord te halen. T 1

a herhalingsopgave

b bevolkingsgroei

c levensduur

d doelgroep

6 Noteer de betekenis van de onderstreepte woorden. Als je de betekenis niet weet, maak dan gebruik van woordraadstrategieën. T 1

a Drie fanaten vertellen waarom basketbal volgens hen de mooiste sport is die er bestaat.

b De precieze oorzaak van kleptomanie, een ziekelijke drang om te stelen, is niet bekend.

c Oud is een relatief begrip. Mijn opa is oud, maar in vergelijking met die mummie in het museum is hij nog piepjong.

d Dat gaat dus nimmer, echt nooit gebeuren!

e De huurprijs van vakantiehuizen fluctueert. In de zomervakantie is een huisje duurder dan in november, wanneer er geen schoolvakanties zijn.

f Het verbaast me dat Marie zo gracieus beweegt, want haar zusje Anna is soms best een beetje lomp.

7 Welke woordraadstrategieën heb je gebruikt bij het beantwoorden van vraag 6a t/m f? T 2

Maakt de smartphone school overbodig?

[ 1 ] Als kennis digitaal is opgeslagen, moet je leren hoe je daarmee omgaat. Daarom hebben zo’n 150 docenten en schoolleiders opgeroepen tot een verplicht vak digitale geletterdheid. Maar is het nut van school niet sowieso [a] tenietgedaan door de tegenwoordige [b] schat aan digitale kennis? Je kunt toch alles online opzoeken? Waarom zou je dan nog luisteren naar een docent? En waarom zou je proberen iets uit je hoofd te leren als je het zo kunt opzoeken?

[ 2 ] Begrijpelijke vragen, maar volgens Daan Roovers berusten ze wel op een [c] misverstand. ‘Dat je iets op kunt zoeken, betekent niet dat je het ook weet. Dat lijkt alleen maar zo, sinds we allemaal een [d] encyclopedie in onze zak hebben.’

[ 3 ] [e] Parate kennis heeft een aantal voordelen vergeleken met kennis die je moet opzoeken. Ten eerste gaat het veel sneller. Je kunt in een gesprek gewoon je aandacht bij het gesprek houden in plaats van aan Siri vragen waar Lissabon ook alweer ligt, als iemand vertelt dat hij daarvandaan komt. Daarnaast kost het veel minder energie om die kennis op te roepen dan om ergens over na te denken: hoe zat dat ook alweer? Dat betekent dat je kunt [f] multitasken. Wie de tafels uit zijn hoofd kent, kan tijdens het opzeggen daarvan ook een bal overgooien, autorijden of een gesprek voeren — handig. En verder geeft parate kennis ook zelfvertrouwen. Laten merken dat je iets niet weet is nooit leuk en kost een hoop energie die je ook voor iets anders kunt gebruiken.

Naar: leonie breebaart, Trouw, 14 oktober 2019

8 Lees de tekst ‘Maakt de smartphone school overbodig?’

a In de tekst zijn woorden onderstreept. Probeer de betekenis van deze woorden via de context te raden en schrijf op. T 1

b Welke woordraadstrategieën heb je gebruikt bij het beantwoorden van vraag a? T 2

c De titel van de tekst is een vraag. Welk antwoord geeft de tekst op deze vraag? T 1

9 Hieronder zie je een woord in twee verschillende contexten. Raad in beide zinnen de betekenis van het onderstreepte woord zonder het woordenboek te raadplegen. Schrijf jouw geraden betekenis op. T 1

a De straf die de KNVB heeft gegeven aan de verdediger is niet terecht, volgens de directie van zijn eigen club.

b Na uren zoeken door vrienden en bekenden, was de tijdens de wandeling weggelopen hond nog steeds niet terecht

10 Evert Kwok maakt cartoons waarin de woordgrapjes vaak gebaseerd zijn op de verschillende betekenissen die een woord kan hebben. Bekijk de cartoon hieronder. Wat is de woordgrap? T2

v Ontwerpen

11 Ga op zoek naar een moeilijk woord (bijvoorbeeld in een woordenboek) waarvan jij denkt dat je klasgenoten dit woord niet kennen. Met een verhaal ga jij ervoor zorgen dat je klasgenoten de betekenis van het woord raden. I

v Bedenk een kort verhaal van maximaal 200 woorden waarbij je dat moeilijke woord meerdere keren laat terugkomen, zonder dat je de betekenis van het woord uitlegt.

v Zet onderaan je verhaal om welk woord het gaat.

v Laat je verhaal door drie klasgenoten lezen en laat ze een geraden betekenis opschrijven.

v Controleer wie de betekenis goed had. Bespreek ook de juiste betekenis met elkaar.

v Woorden

afleiden in aanraking komen met de context de strategie de drang het synoniem effectief het voorwerp

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet welke strategieën ik kan toepassen om de betekenis van een woord te raden.

T 1 Ik kan de betekenis van nieuwe woorden raden met behulp van woordraadstrategieën.

T 2 Ik kan uitleggen wanneer ik een bepaalde woordraadstrategie gebruik.

I Ik kan zelf zinnen bedenken waarin ik de betekenis van nieuwe woorden laat zien.

EVERT KWOK

Leesdoelen en leesmanieren

v Doel

Je leert wat leesdoelen en leesmanieren zijn en hoe je leesmanieren bewust kunt inzetten.

v Verkennen

1 Werk samen met een klasgenoot.

a Stel je voor: jullie komen er in de pauze achter dat je het komende lesuur iets moet vertellen over het onderwerp ‘laaggeletterdheid’. Daarvoor gebruik je de tekst op de pagina hiernaast. Je hebt nog vijf minuten.

Gebruik een stopwatch om de tijd bij te houden en bereid je zo goed mogelijk voor op de les. T 1

b Bespreek na de vijf minuten met elkaar hoe jullie de voorbereiding hebben aangepakt. Wat hebben jullie precies gedaan met de tekst? T 2

2 Een nieuwe school betekent ook een nieuw schoolgebouw. Waarschijnlijk ben je net als je klasgenoten nog steeds bezig om de school te verkennen, zodat je weet waar alles is en niet de hele tijd verdwaalt.

a Wat zijn voor jou de belangrijkste herkenningspunten in de school? T 1

b Ook een leestekst zul je vaak eerst verkennen. Wat zijn dan belangrijke herkenningspunten? T 1

c Waarom is het handig om een leestekst eerst te verkennen? T 2

v Verwerken

v Lees de uitleg hiernaast en beantwoord de vragen.

3 a Wat is een leesdoel? R

b Wat is een leesmanier? R

c Wat was jullie leesmanier bij opdracht 1? T 1

4 Noteer voor elke situatie welke leesmanier erbij past. T 1

a een tekst leren voor een toets

b een nieuwsbericht bekijken en inschatten of het interessant is om verder te lezen

c een boek lezen

d een recept lezen tijdens het koken

e een tekst gebruiken als bron voor een werkstuk

5 Je weet al wat geletterd is. Hoe kan deze voorkennis je helpen bij het lezen van de tekst ‘Laaggeletterdheid’? T 2

6 Wat is analfabetisme? Lees de tekst ‘Laaggeletterdheid’ zoekend en schrijf de betekenis op. T 1

7 Lees de tekst nu intensief. Beantwoord daarna de vragen.

a Hoe komt het dat er in Nederland weinig analfabeten zijn? T 1

b Noem drie oorzaken van leesproblemen. T 1

c Waarom is het belangrijk dat er aandacht is voor laaggeletterdheid? T 1

8 Stel, je moet deze tekst leren voor een toets. Bedenk drie vragen die je docent waarschijnlijk zal stellen. I

Leesdoelen en leesmanieren

Een hoofdstuk dat je moet leren voor een proefwerk lees je anders dan een appje van een van je vrienden. Wanneer je weet wat je leesdoel is (Waarom lees ik deze tekst?), weet je ook op welke manier (Hoe ga ik het aanpakken?) je een tekst moet lezen. Belangrijke leesmanieren zijn:

Verkennend lezen

leesdoel

[1] Ongeveer weten waar de tekst over gaat.

[2] Voorkennis activeren zodat je een tekst beter begrijpt.

aanpak

Bekijk titel, inleiding, tussenkopjes, afbeeldingen, slot.

Intensief lezen

leesdoel

De tekst in zijn geheel begrijpen. aanpak

Lees de tekst van begin tot eind.

Studerend lezen

leesdoel

Belangrijke informatie in een tekst onthouden. aanpak

Ga actief met de stof aan de slag, bijvoorbeeld door vragen te bedenken bij de tekst of een samenvatting te maken.

Zoekend lezen

leesdoel

Informatie over een bepaald onderwerp of het antwoord op een vraag vinden. aanpak

Bedenk goede trefwoorden en scan de tekst op aanwezigheid van die trefwoorden.

Laaggeletterdheid

[ 1 ] Soms leer je niet goed lezen en schrijven op de basisschool en lukt het ook niet om deze achterstand op de middelbare school weg te werken. Dan ben je laaggeletterd.

[ 2 ] Leesprobleem Iemand die laaggeletterd is, kan wel lezen en schrijven, maar heeft moeite met het begrijpen van eenvoudige teksten en het schrijven van korte briefjes, berichtjes of e-mails. Laaggeletterdheid is iets anders dan analfabetisme (ongeletterdheid). Een analfabeet heeft nooit leren lezen en schrijven. Omdat we in Nederland een leerplicht hebben, zijn er maar weinig analfabeten.

[ 3 ] Oorzaken Er zijn verschillende oorzaken voor het hebben van een leesprobleem. Dit kan met onderwijs te maken hebben, de thuissituatie van een kind of met persoonlijke oorzaken. Ouders hebben een grote invloed op de leesontwikkeling en het taalgebruik van hun kind: wordt er thuis Nederlands gesproken, gebruiken je ouders veel of weinig moeilijke woorden en lezen ze wel of geen boeken. Een persoonlijke oorzaak van leesproblemen is dyslexie. Leerlingen met deze leerstoornis moeten veel harder werken en oefenen dan hun klasgenoten. Als dit niet lukt, lopen ze al snel een achterstand op.

[ 4 ] Hulp Dankzij Stichting Lezen en Schrijven is er veel meer aandacht gekomen voor laaggeletterdheid en durven steeds meer mensen hulp te vragen. Voor laaggeletterden is het bovendien fijn om te weten dat ze niet de enige zijn.

[ 1 ] Dag en nacht piekerde Rob Weijers over zijn problemen met lezen en schrijven. Vooral ’s nachts als hij in bed lag, maalde hij maar door. Hoe moest hij op zijn werk zijn laaggeletterdheid verhullen?

[ 2 ] Sjoemelen met lezen en schrijven Rob werkte lange tijd als stratenmaker. Leuk, vond hij, want zo kon hij met zijn handen werken. ‘Maar het was zwaar werk’, zegt Rob. ‘Omdat ik goed met mensen om kon gaan, kwam ik hogerop. ’s Avonds als ik thuiskwam, vertelde ik mijn vrouw wat er die dag was gebeurd. Zij schreef dan alles voor mij op. Zo kon ik, als uitvoerder, toch de urenbriefjes wekelijks op kantoor inleveren. Zo heb ik mijn hele leven met lezen en schrijven gesjoemeld.’

[ 3 ] Angstzweet Dit leverde veel spanning op. Vaak nam hij wel drie pakken kleren mee, zo bezweet raakte hij elke keer van alle spanningen. ‘Het zoog me helemaal leeg’, herinnert Rob zich. Zijn schaamte was zo groot, dat hij ook niet een uitkering aanvroeg, toen het bedrijf waarvoor hij

werkte failliet ging. Hij wist niet hoe je de formulieren daarvoor moest invullen.

[ 4 ] Rob stond 24 uur per dag onder spanning, want hoe moest hij toch steeds weer zijn grote geheim verborgen zien te houden? Hij kreeg hartproblemen. En doordat hij ’s nachts altijd lag te piekeren, heeft hij nog steeds moeite met slapen. Rob: ‘Ik slaap in totaal zes uur per week, maar ik ga nu naar een slaapkliniek.’

[ 5] Ander mens Zijn vrouw en huisarts hielpen hem om de stap naar school te nemen. ‘Op mijn 45ste heb ik het alfabet geleerd.’

[ 6 ] Hoe hij het al die jaren heeft gered, weet hij nauwelijks nog. Nu durft hij om hulp te vragen. ‘De wereld is voor mij opengegaan’, zegt hij. ‘Toen ik bekendmaakte dat ik niet kon lezen en schrijven, voelde ik me weer één persoon. Ik kon laten zien wie ik werkelijk ben. Ik werd een heel ander mens. Ik wil nu dolgraag mensen helpen om ook over de drempel te stappen.’

Bron: lezenenschrijven.nl

9 Lees de tekst ‘Leven met een geheim’ verkennend.

a Waarover denk je dat de tekst gaat? T 1

b Wat is er aan de hand met de persoon op de afbeelding? T 1

10 Stel, je schrijft een werkstuk over dyslexie. Je wilt weten of je de informatie uit deze tekst voor je werkstuk kunt gebruiken.

a Wat is je aanpak om hierachter te komen? I

b Kun je de informatie uit deze tekst gebruiken voor je werkstuk? Leg uit. T 2

11 Lees de tekst nu intensief. Beantwoord daarna de vragen.

a Wat is het geheim van Rob? T 1

b Rob had veel spanning. Noem twee dingen waaruit dat bleek. T 1

c Kun je begrijpen dat Rob zijn geheim zo lang verborgen hield? Licht je antwoord toe. T 2

d Wat gebeurde er met Rob toen hij zijn geheim bekendmaakte? T 1

e Kun je zijn gevoel daarbij begrijpen?

Licht je antwoord toe. T 2

f Begrijp je dat zijn vrouw Rob hielp?

Licht je antwoord toe. T 2

12 Waarom plaatst Stichting Lezen en Schrijven Robs verslag op de website, denk je? T 2

v Ontwerpen

13 Zoek zelf een interessant artikel in de categorie ‘opmerkelijk’ van een nieuwswebsite (bijvoorbeeld nu.nl of nos.nl).

a Bedenk een vraag over het artikel die je met verkennend lezen kunt beantwoorden. T 2

b Bedenkt vervolgens een vraag die je alleen met intensief lezen kunt beantwoorden. T 2

c Laat een andere leerling het door jou gekozen artikel bekijken en leg hem of haar je vragen voor. Kiest hij of zij de juiste leesmanier om je vragen te beantwoorden? I

v Woorden de analfabeet de dyslexie failliet de kliniek de laaggeletterdheid de oorzaak het trefwoord verkennen

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet wat leesdoelen en leesmanieren zijn.

T 1 Ik kan een leesmanier toepassen op een gegeven tekst.

T2 Ik kan uitleggen welke leesmanieren ik gebruik.

I Ik kan leesmanieren bewust inzetten als ik informatie opzoek of een tekst lees.

Dex / Leren voor later 4

v Doel

Je ontdekt wat een verhaal en een gedicht met school en geletterdheid te maken hebben.

v Verkennen

1 In dit hoofdstuk heb je geleerd wat geletterdheid is. Waarom is school belangrijk als het gaat om geletterd worden? Noteer twee dingen. R

2 Op school leer je ook dingen die niet van je leraar komen en die niet in een schoolboek staan. Bespreek met een klasgenoot wat voor dingen dat zijn. Schrijf er minstens drie op. T 2

3 School is dus belangrijk, maar

Wat antwoord jij op de volgende vragen? T 1

a Vind je school boeiend?

b Kun je goed stilzitten?

c En je mond houden?

d Vind je leraren leuke mensen?

e Hou je van huiswerk?

f Lees je wel eens een boek voor je plezier?

4 Moet school ook leuk zijn? En zo ja, wat maakt het leuk? Bespreek met een klasgenoot. T 2

v Verwerken

v Lees het fragment uit Dex en beantwoord de vragen.

5 Waarom is school niet Dex ‘zijn ding’? T 1

6 a Waarom denkt Dex dat hij school niet nodig heeft? T 1

b Waarom heeft hij hierin ongelijk? T 2

7 Brian lijkt beter dan Dex te snappen dat geletterd worden belangrijk is. Waarom vindt Brian het wel belangrijk? T 1

8 ‘Ik denk niet over die dingen na.’ (regel 60)

a Wat voor dingen doet Dex als hij niet nadenkt? T 1

b Kun je je voorstellen dat Dex dit soort dingen doet? Leg uit. T 2

9 a Waarom kiest Dex vooral voor ‘het Ap’? T 1

b Waarom heb jij voor je huidige school gekozen? T 1

10 Lijkt Dex — Over school en andere ellende je een leuk boek? Waarom wel of niet? T 2

Dex — Over school en andere ellende — fragment

Uit: mijke pelgrim , Dex — Over school en andere ellende. Unieboek | Het Spectrum (2017).

Weet je wat ik nou nuttig zou vinden? Dat ze in groep acht, als je die stomme Cito-toets moet maken, ook een testje afnemen om te kijken of school sowieso wel je ding is. Met vragen zoals:

v Vind je school boeiend?

v Kun je goed stilzitten?

v En je mond houden?

v Vind je leraren leuke mensen?

v Hou je van huiswerk?

v Lees je wel eens een boek voor je plezier?

Ik weet zeker dat ik op alle vragen ‘nee’ zou antwoorden. Ik heb ook helemaal geen school nodig. Ik wil gewoon kok worden, net als m’n pa, maar dan op een coole plek: in het leger of zo. Mijn pa werkt in een bejaardenhuis en daar zou ik niet tegen kunnen. Daar wonen alleen maar mensen die bijna doodgaan. En die hun bord niet leeg eten. Dat zou ik ook irritant vinden.

‘Maar Dex, je bent hartstikke slim. Je juf zegt dat je naar de havo kan,’ zei mijn moeder, toen het tijd werd om een middelbare school te gaan kiezen.

Ik lag op de bank met Ringo naast me. Dat is onze hond.

‘Hoe lang duurt dat, de havo?’

‘Vijf jaar,’ zei mijn pa. ‘En het is een prima basis voor de toekomst.’

Ik deed alsof ik geen lucht meer kreeg.

‘Dat menen jullie niet…’ kreunde ik. ‘Vijf jaar…’

‘Stel je niet aan, Dex,’ zei mijn moeder, en ze trok dat gezicht dat ze altijd trekt als ik niks meer in te brengen heb. ‘We zoeken drie scholen voor je uit en dan mag jij de leukste kiezen.’

Ik verstopte mijn hoofd onder een kussen. Ringo begon aan mijn vingers te likken, alsof hij wilde testen of ik nog leefde.

‘Gaan jullie ook met de ouders van Brian praten over die scholen?’ vroeg ik na een tijdje vanonder mijn kussen.

‘Dat gaan we,’ zei mijn pa.

Ik zuchtte en zei: ‘Dat is dan tenminste nog iets.’

Brian is mijn vriend. We hebben de hele basisschool bij elkaar in de klas gezeten en meestal naast elkaar, totdat onze juf in groep 8 het niet

meer trok. Dat havoadvies is haar manier om me terug te pakken voor alle ongein die ik heb uitgehaald. Dat heb ik vaak genoeg aan mijn ouders proberen uit te leggen, maar die geloven me niet.

Brian vindt school ook geen ruk aan, maar hij is er wel beter in dan ik. Hij wil architect worden en daar heb je een goede opleiding voor nodig. Dus in tegenstelling tot sommige andere mensen, voert hij wél een klap uit. Tenminste: soms. Als het voor een cijfer is.

Brian is ook gewoon veel slimmer dan ik. Hij haalt altijd hogere cijfers en weet precies wanneer hij moet stoppen met irriteren.

Ik denk niet over die dingen na.

Soms verveel ik me. Dan vind ik het te stil om me heen en is het heerlijk om ‘Oooh… Sapperdiosia’ door de klas te zingen. Of op de tafel te trommelen. Of op de grond te gaan liggen. Dat lucht op. Maar ja, dan sta ik wel binnen de kortste keren op de gang met mijn opluchting.

Lees verder op de volgende pagina. →

Brian wilde naar een school met een technasiumafdeling. Het enige wat mij boeide was de menukaart van de kantine. En zo kwamen we uit op het Apollo college. Oftewel ‘het Ap’. Daar kon je vanaf de tweede de technische kant op en ze verkochten er tosti’s en broodjes kroket.

Mijn ouders vonden het Ap een fantastische keuze.

‘Je zult zien dat het daar beter gaat, Dex,’ zei mijn pa en hij keek zo hoopvol dat ik er bijna buikpijn van kreeg.

Het enige wat ik zelf fantastisch vond aan het Ap was dat ik weer bij Brian in de klas zou komen. Want voor tosti’s en broodjes kroket ga ik liever naar een plek die geen school is.

Gelukkig komt Brian bij Dex in de klas. Ze zitten alle lessen naast elkaar en in de pauzes delen ze tosti’s en energiedrankjes. Als je al een beste vriend hebt, is dat mooi genoeg, toch? Dex vindt van wel. Alles gaat helemaal prima, totdat een paar jongens uit de klas zich in de pauzes met Dex en Brian beginnen te bemoeien.

Dex gaat over vriendschap. Over wat er gebeurt als je naar de middelbare school gaat en oude en nieuwe vrienden mengen. Dex wil dat alles blijft zoals het is, maar in de loop van de tijd moet hij die houding bijstellen. Hij leert zich open te stellen voor nieuwe dingen en ervaart wat er gebeurt als je de handen ineenslaat en je best doet.

v Lees het gedicht ‘Leren voor later’ en beantwoord de vragen.

11 De ik in het gedicht heeft geen rust. Waaraan merk je dit? T 1

12 a Op welk moment van een schooldag komt de ik-persoon tot rust? T 1

b Hoe zie je aan de vorm van het gedicht dat er even rust is? T 1

13 De ik wil liever toekomst dan geschiedenis.

a Welk synoniem voor toekomst vind je in de titel van het gedicht? T 1

b Wat moet de leerling doen om de toekomst te bereiken? T 1

14 De afbeelding hoort bij het gedicht. Bespreek deze samen met een klasgenoot.

a Hoe kijkt de persoon op de afbeelding? T 1

b Wat probeert de persoon op de afbeelding te doen? T 1

c Wat heeft de afgebeelde persoon nodig om te slagen denk je? T 2

15 Lijken Dex en de ik-persoon uit het gedicht op elkaar? Leg uit. T 2

16 Wat vind je van het gedicht ‘Leren voor later’? Vul aan: T 2

Ik vind het gedicht …… omdat ……

Leren voor later

We hebben Duits. Ik heb liever Engels.

We hebben Engels. Ik heb liever gym.

We hebben gym. Ik heb liever pauze.

We hebben pauze.

Straks geschiedenis. Ik heb liever toekomst.

erik van os

Uit: Applaus voor mijn vinger. Querido (2022).

Met illustraties van Jan Jutte.

v Ontwerpen

17 Stel, toekomst is echt een vak. Wat zou je dan allemaal willen leren? Hoe en van wie?

Brainstorm samen met een klasgenoot over deze vragen. Kies samen een onderwerp en maak een beschrijving van hoe een les toekomst volgens jullie eruit zou zien. Gebruik ongeveer 100 woorden. I

18 Bekijk het lesontwerp van een ander duo.

a Lijkt het je een leuke les? T 1

b Lijkt het je een nuttige les? Leg uit. T 2

c Helpt de les je om geletterd te worden?

Leg uit. T 2

v Woorden

de architect de beschrijving brainstormen bijstellen

het fragment geen klap uitvoeren de handen ineenslaan hoopvol

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet wat geletterdheid is.

T 1 Ik kan de betekenis van een verhaal en een gedicht over school begrijpen.

T2 Ik kan verbanden leggen tussen een verhaal en een gedicht, school en geletterdheid.

I Ik kan zelf een les toekomst ontwerpen en me inleven in een personage.

Kiezen en lezen van boeken

v Doel

Je ontdekt welke genres en onderwerpen je interesseren en hoe je boeken kunt vinden die jou aanspreken.

v Verkennen

1 a Er zijn duizenden boeken voor jongeren geschreven. Hoe kies jij meestal een boek voor jezelf? T 1

b Krijg je ook hulp bij het kiezen van boeken? Zo ja, van wie? T 1

c Hoe kom je aan een boek dat je wilt lezen? T 1

2 Wat doe je als een boek je na twintig pagina’s nog niet boeit? Stop je dan of lees je door?

Licht je antwoord toe. T 2

3 a Noteer drie boeken die je na groep 6 hebt gelezen en waarvan je hebt genoten. T 1

b Zijn het dezelfde soort boeken of verschillen ze van elkaar? Licht je antwoord toe. T 2

c Bespreek met een of meer leerlingen wat volgens jullie belangrijke kenmerken zijn van goede boeken. I

4 a Van wie heb jij weleens de boodschap gekregen dat het lezen van boeken belangrijk is? T 1

b Waarom is volgens die persoon boeken lezen belangrijk? Welke redenen gebruikte hij of zij? T 2

c Verzamel met een of meer leerlingen zoveel mogelijk redenen waarom boeken lezen belangrijk is. T 2

d Maak een top 3 van de redenen die jij zelf belangrijk vindt. T 2

5 Lees onderstaande tekst.

a Bij welke groep lezers hoor jij, bij de wurmen, twijfelaars of mijders? T 1

b Wil je bij die groep blijven? Waarom wel of niet? T 2

Uit onderzoek naar het leesgedrag van jongeren tussen 12 en 15 jaar is bekend dat 28% graag en veel leest (boekenwurmen), 39% geen hekel aan het lezen van boeken heeft, maar het weinig doet (boekentwijfelaars) en 33% liever geen boeken wil lezen (boekenmijders). Uit datzelfde onderzoek blijkt dat bijna alle jongeren lezen belangrijk vinden, maar dat vooral de twijfelaars en de mijders het moeilijk vinden om uit die duizenden boeken een goede keuze te maken en de tijd te nemen om het te lezen.

v Verwerken

v Lees de uitleg over ‘Kiezen en lezen van boeken’ en beantwoord de vragen.

6 a Waarom is vijf minuutjes lezen voor het slapengaan geen goed idee? R

b Ben je het daarmee eens? T 1

c Waarom is het beter om je telefoon uit te schakelen als je een boek leest? T 2

7 a Op welke websites kun je zoeken naar passende boeken? R

b Ken je nog meer websites waarmee je geschikte jeugdboeken kunt zoeken? Zo ja, welke? T 2

8 a Kijk jij weleens Netflixseries en zo ja, welke? T 1

b Snap jij waarom jongeren graag boekenseries lezen? Leg uit. T 2

Kies hier je leesniveau (zie paragraaf 3.2 Leesontwikkeling).

3 4

Bij Genre kan je kiezen uit 40 genres.

Als je de titel of schrijver al weet, kan je het boek hier opzoeken.

Hier kan je een andere catalogus van de bibliotheek kiezen.

1

Bij Onderwerp kan je een keuze maken uit 100 onderwerpen. 5

Kiezen

en lezen van boeken

Er zijn zoveel boeken dat er voor iedereen genoeg aantrekkelijke boeken te vinden zijn. Zelfs als je niet van lezen houdt. De kunst is om uit het enorme aanbod de juiste boeken te kiezen. Om te kijken wat bij je past, moet je weten wat je interesseert en waaraan je behoefte hebt. De kunst van lezen is ook jezelf de kans geven om goed in het verhaal te komen. Af en toe vijf minuutjes lezen voor het slapengaan, is niet zo’n goed idee. Je raakt er dan steeds weer uit en het schiet niet op. Op die manier wordt lezen vervelend. Zoek liever een fijne, rustige plek, doe je mobiel uit en neem de

tijd. Veel jongeren vinden het fijn om series te lezen, zoals De Grijze Jager, Harry Potter of De Hongerspelen, want dan kun je lang in dezelfde wereld blijven.

Om een boek te vinden dat bij je past, kun je gebruikmaken van websites als lezenvoordelijst.nl en boekenzoeker.be; hier kun je met filters zoeken naar boeken die bij je passen.

Tip: word lid van de bibliotheek! Tot je achttiende is het lidmaatschap gratis en kun je boeken, ook e-books en luisterboeken, dus gratis lenen.

9 Ga naar de website lezenvoordelijst.nl en kies ‘Naar Jeugdbibliotheek.nl | 12-15 jaar’. Kies vervolgens ‘Naar alle boeken van Lezen voor de lijst’. Je bent nu op de startpagina.

a Ga naar het filter ‘Genre’ en bekijk alle opties. Welke drie genres spreken je het meest aan? T 1

b Ga naar het filter ‘Onderwerp’ en zet alle opties open. Welke vijf onderwerpen spreken je het meest aan? T 1

c Kies een genre en onderwerp die je aanspreken en filter de catalogus. Welke titel spreekt je het meest aan? T 1

10 Naast het filteren van boeken geeft lezenvoordelijst.nl ook boekinformatie om je te helpen bij je keuze.

a Klik de titel aan die je bij vraag 9c hebt gekozen. Lees de rest van de omschrijving en de informatie bij ‘Leesaanwijzingen’. Spreekt het boek je nog steeds aan? Leg uit. T 2

b Lees de eerste paar bladzijden van het boek. Zit je al snel in het verhaal of juist niet? Leg uit. T 2

c Ga terug en lees de informatie ‘Om over na te denken’. Wanneer lijkt deze informatie je handig: voor of juist na het lezen? T 1

d Lees de informatie bij ‘Wat anderen van dit boek vonden’. Vind jij het belangrijk om te weten wat anderen van een boek vinden? Waarom? T 2

e Onderaan de pagina vind je boeken met dezelfde kenmerken. Zit er een titel bij die je aanspreekt? Zo ja, welke? T 1

11 Zoek zelf nog drie boeken in de catalogus van Lezen voor de lijst die je interessant lijken en noteer de titels. I

v Ontwerpen

12 In deze paragraaf heb je nagedacht over je interesses en voorkeuren voor boeken. Je hebt lezenvoordelijst.nl bezocht en misschien heb je ook wel van klasgenoten gehoord wat leuke boeken zijn. Kortom, hoogste tijd om je voorkeuren op een rijtje te zetten. Neem onderstaand schema over en maak je eigen boekenverlanglijst. I

Deze genres spreken mij aan :

Deze onderwerpen interesseren mij :

Dit zijn de boeken die ik wil gaan lezen : (auteur – titel) (auteur – titel)

1 2 3

(auteur – titel)

Ik ben het meest nieuwsgierig naar (titel boek)

omdat

Voorbeeld van een boekpagina op lezenvoordelijst.nl

Uitgebreide omschrijving

Manieren waarop je het boek kunt lezen.

Als je dyslectisch bent, is er een speciaal ingesproken boek.

Als je verder naar beneden scrolt, vind je nog meer informatie, zoals ‘Leesaanwijzingen’, ‘Om over na te denken’ en ‘Wat anderen van dit boek vonden’.

v Woorden

het aanbod het filter de auteur het genre de behoefte het kenmerk de catalogus het lidmaatschap

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik weet waar je boeken kunt zoeken en uit welke onderwerpen en genres je kunt kiezen.

T 1 Ik kan boeken vinden die bij mijn interesses passen.

T 2 Ik kan uitleggen waarom bepaalde boeken mij aanspreken.

I Ik kan mijn eigen boekenverlanglijst samenstellen.

Woordenschat

v Doel

Je oefent met de betekenis van woorden uit hoofdstuk 1 ‘Geletterdheid’.

In elke paragraaf van dit hoofdstuk staat een lijstje met woorden die in die paragraaf voorkomen. Sommige woorden zul je al kennen, van andere woorden kun je de betekenis uit de teksten halen of opzoeken in een woordenboek.

1 Vul steeds het juiste woord in dat past bij de omschrijving. Kies uit de volgende woorden. Er blijven vier woorden over. T1

auteur / bijstellen / catalogus / context / drang / filter / genre / kliniek / synoniem / trefwoord / voorwerp / woordenschat

a kenmerkend woord b soort verhaal c schrijver d lijst waarin iets geordend staat e ander woord met dezelfde betekenis f ding g sterke behoefte h tekst rondom een woord of woordgroep

2 a Welk woord lees je van boven naar beneden in de gekleurde vakjes? T 1

b Wat is de betekenis van dit woord? T 2

3 Welk woord past in het rijtje?

Kies uit:

hoopvol / strategie / kenmerk / kliniek / oorzaak / toelichten / effectief

Let op: er blijven twee woorden over. T 2

a reden – gevolg –b uitleggen – verduidelijken –c succesvol – werken –……

d behandeling – ziekenhuis –e eigenschap – typisch –

4 Bedenk bij elk van onderstaande woorden en uitdrukkingen een zin. I zich buitengesloten voelen / drang / de handen ineenslaan / aanbod

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik ken de betekenis van woorden uit dit hoofdstuk.

T 1 Ik kan een gegeven betekenis aan een woord koppelen.

T 2 Ik kan zelf de betekenis van een woord of woordgroep afleiden of een woord(groep) in een zin invullen.

I Ik kan zelf nieuwe zinnen maken met de woorden uit dit hoofdstuk.

© 2023 Boom voortgezet onderwijs, Meppel, The Netherlands

Tweede druk, 2024

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets van deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, recording or otherwise without prior written permission of the publisher.

Ontwerp & omslag

René van der Vooren

Opmaak & beeldinkoop

Imago Mediabuilders, Amersfoort

isbn 978 94 6442 063 0 boomvoortgezetonderwijs.nl

© 2023 Boom voortgezet onderwijs, Meppel, The Netherlands

Tweede druk, 2024

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets van deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, recording or otherwise without prior written permission of the publisher.

Ontwerp & omslag

René van der Vooren

Opmaak & beeldinkoop

Imago Mediabuilders, Amersfoort

isbn 978 94 6442 063 0 boomvoortgezetonderwijs.nl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.