Leefstijl Sociaal-emotionele vaardigheden en actief burgerschap voor het primair onderwijs
Proefles voor groep 1 - 2
www.leefstijl.nl
Bedankt voor uw interesse in Leefstijl. Voor u liggen een aantal proeflessen aan uit de handleiding voor groep 1/2 van het primair onderwijs. Thema 1 – les 3 Samen in de klas Thema 2 – les 1 Met je oren! In de handleiding wordt verwezen naar de werkbladen voor de leerlingen. Aan het eind van iedere les in dit proefpakket, vindt u de bijbehorende bladen. Niet alle leerkrachten van groep 1 en 2 willen werkbladen voor hun leerlingen gebruiken. U bent hier volkomen vrij in. In de lessuggesties wordt ook regelmatig verwezen naar het prentenboek ‘Hallo, wie ben jij?’. In deze proeflessen zijn ook daarvan de bladen opgenomen die bij de betreffende lessen horen. Het complete programma voor groep 1 en 2 bestaat uit: Een training De handleiding (inbegrepen in de training, niet los verkrijgbaar) Zes opbergmapjes voor werk- en kopieerbladen Prentenboek ‘Hallo, wie ben jij?’ Een cd ‘Hallo, wie ben jij?’ Voor vragen en informatie: Uitgeverij Edu’Actief b.v. Postbus 1056 7940 KB Meppel tel. 0522 – 235 235 fax 0522 – 235 222 www.leefstijl.nl info@leefstijl.nl De lessen van de methode kunt u naar eigen inzicht in uw klas gebruiken. U kunt de lessen aanpassen aan het niveau van de leerlingen, aan gebeurtenissen in uw klas of op school, en aan uw eigen wensen. Daarom gebruiken we de term ‘lessuggesties’ voor iedere les. Wij wensen u veel plezier met de leefstijllessen!
Met vriendelijke groet, Nathalie de Weerd Uitgever Leefstijl
PROEFLESSEN
GROEP 1 EN 2
INHOUD
Overzicht van de complete lessen voor groep 1 en 2 Thema 1 Les 1 Spelactiviteiten Praatplaten, etc.
Creatieve activiteiten Kopieerblad 1 Kopieerblad 2 Kopieerblad 3 Les 2 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc. Creatieve activiteiten Kopieerblad 1 Les 3 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc. Creatieve activiteiten Media-educatie Kopieerblad 1+2 Les 4 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc. Creatieve activiteiten Media-educatie Kopieerblad 1a+b Kopieerblad 2 Kopieerblad 3
De groep? Dat zijn wij! Hallo, hier ben ik! Ik ben en ik ken; Hoe heet jij?; Hallo daar! Jikke de grootoorvos; Hallo, wie ben jij?; Jikke gaat van hand tot hand Dit ben ik! ; Wie is wie?; Wat hoort bij jou? Dit ben ik! Jikke Wat hoort bij jou? Prettig kennis te maken Tjoeke Tjoeke Treintje; Wie is dit?; RiRaRood; Schoentje zetten; Allemaal anders; Hoe lang ben jij? Hoeveel jaar? Mijn lievelingskleur; De Jikke-Express ‘De Jikke-Express’
Thema 2 Les 1 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc.
Creatieve activiteiten Kopieerblad 1 Les 2 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc. Creatieve activiteiten Media-educatie Kopieerblad 1 t/m 8 Kopieerblad 9 Kopieerblad 10
Samen in de klas Kom in de kring; Levend memory; Les 3 Rupseflups; Stop, hou op!; Spelactiviteiten Inspringspel Wie doet aardig?; Afspraken maken Opgelost; Aardig of niet? Praatplaten, etc. Wie mag er op de computer Creatieve activiteiten Aardig of niet? Kopieerblad 1 Doe je mee? Kopieerblad 2+3 Hindernisparcours; Kopieerblad 4 Mijn lievelings… ; Samen of Kopieerblad 5a+b alleen?; Mag ik meedoen?; Kopieerblad 6 Paardenkoers Les 4 We maken een kringetje; Spelactiviteiten Mo zoekt een vriend We maken een kringetje Praatplaten, etc. Wie is je vriend?; Vriendjes Vrienden voor het leven ‘Mijn lievelings’ Creatieve activiteiten We maken een kringetje Vriendjes Kopieerblad 1
3
Praten en luisteren Met je oren! Wie ben je?; Wat is het?; Maak een geluid … en wees sti;l Luister je?; Geef het door; Wat hoor je? Als je wilt luisteren …; Wat moet ik doen?; Mo en Bessie naar de dierentuin; Wie staat met een hoed bij het raam? Luister!; Grote oren Luister je? Waarom, waarom? Wie is het?; Zoek naar het verschil; Praatmemory; Ik zie, ik zie, …; Wie kan het onthouden? Waarom? Daarom! Waarom, waarom, waarom? Ga je mee?; Ik zit op school en ik zie … Achter het scherm Zoek naar het verschil Praatmemory Ik zit op school en ik zie … Laat het zien! Maak eens een geluid; Luisteren met je ogen?; Luisteren en bewegen; Wat zeggen dieren? Verzin een gesprek Laat het zien!; Welke dieren kun je horen? Luisteren en bewegen Wat zeggen dieren? Verzin een gesprek Laat het zien! Welke dieren kun je horen? Eerst even vragen Mag ik de bal van jou?; Hoe vraag je het?; Mag ik dan van jou? Eerst even vragen; Jikke wil, Jikke zal en Jikke moet! Mag ik er even mee? Mag ik die kleur na jou? Wie vraagt er om mee te spelen? Afpakken of vragen? Wie vraagt er om mee te spelen?
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
GROEP 1 EN 2
INHOUD
Thema 3 Les 1 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc. Creatieve activiteiten Media-educatie Kopieerblad 1 Les 2 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc. Creatieve activiteiten
Media-educatie Les 3 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc.
Creatieve activiteiten Media-educatie Kopieerblad 1 Les 4 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc.
Creatieve activiteiten Kopieerblad 1a+b 4
Ken je dat gevoel? Blij of …? Kadootje, kadetje, kaduitje; Maak de ander blij; Wie het laatst lacht; Lachen is gezond; De maan is rond Blij of …?; De gekke bekkentrekker Dansen als … ; Een blije tekening; Maak me blij; Lachen of …? Emoticons/smileys Lachen of …? Wat een leed! Een klein zigeunermeisje; Als er geen … was, wat was ik dan verdrietig!; Kun jij Jikke troosten?; Kunnen blaadjes doodgaan? Om te huilen?; Bessie en Brom; Het dode vogeltje Tranende ogen; Troosttekening; Troosttoneeltjes; Een mooie herinnering Zielige films
Thema 4 Les 1 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc.
Creatieve activiteiten Kopieerblad 1 Kopieerblad 2 Les 2 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc. Creatieve activiteiten Kopieerblad 1 Kopieerblad 2
Ben jij bang voor …? De gigantisch grote griezelgang; Jikke is bang; Ben jij bang voor …?; Les 3 Zeg Roodkapje, waar ga je Wat gaat er deze les gebeuren? heen?; De gevaarlijke draak; Schildpadjes en krokodillen Wat doe je als je bang bent? Media-educatie Nieuw in de klas; Bang; Jikke wil niet naar Sinterklaas Les 4 Griezelbeesten; Spoken; Spelactiviteiten Het klassenmonster Griezelig op het scherm Ben jij bang voor …? Praatplaten, etc. Eerste hulp bij boosheid Boze tonen; Stop, hou op!; Creatieve activiteiten Mag ik je vrolijk maken?; Boos? Relax! Koningin Hittepit is laaiend; Kopieerblad 1 Eerste hulp bij boosheid; Kopieerblad 2a+b Hand of duim? Kopieerblad 3 Maskers; Speel toneel; Kopieerblad 4a, b, c Blij, boos, bang of verdrietig? Kopieerblad 5 Blij, boos, bang of verdrietig?
Ik vertrouw op mij! Zo zie ik erui Ga staan en …!; Wie heeft dat ook?; Voelsprietje; Wat is er veranderd?; Spiegelspel; Rug aan rug Zo zie ik eruit; Spiegeltje, spiegeltje; Wat is een mens veel!; … vind ik mooi Maak een mens mooi Maak een mens mooi (lichaamsdelen) Maak een mens mooi (kleren) Ik kan al veel Vertel het maar; Heb jij het onthouden?; De wensfee Ik ben echt wel trots op mij!; Ik word groot Jij bent bijzonder; Als ik kon toveren; Dit ben ik Jij bent bijzonder Als ik kon toveren De voorstelling kan beginnen Bessie en Mo maken een voorstelling; De voorstelling voorbereiden; De voorstelling uitvoeren Dames en heren! Wie woont bij jou? Samen in een huis; Wat hoort bij wie?; Helpen in huis; Familiebingo Wie is wie in de familie?; De flat van Kareltje Knol Huisje spelen; Familiedomino; De woonkamer Samen in een huis Wat hoort bij wie? Familiebingo - fiches Familiebingo - kaarten Familiedomino
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
GROEP 1 EN 2
INHOUD
Thema 5
Allemaal anders, iedereen gelijk
Thema 6
Les 1 Spelactiviteiten
Stop! Dat wil ik niet Kikkers op een drijfblad; Wil jij met me dansen?; Masseren maar Jikke, o Jikke; Vandaag mag jij niet meedoen; Ra, ra, ra wie heeft de bal? Laat je niet kisten; Opkomen voor elkaar
Les 1 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc.
Creatieve activiteiten
Les 2 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc. Creatieve activiteiten Media-educatie
Les 3 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc.
Creatieve activiteiten Les 4 Spelactiviteiten Praatplaten, etc. Creatieve activiteiten
Kopieerblad 1
Om de beurt De één na de ander; Wat een machine!; Vangnet; De avonturentrein Daantje het haantje Een vreemd dier Om de beurt
Samen delen Stoelendeeldans; Eén voor jou, één voor mij; Wie doet wat? Samen spelen, samen delen; Soms kan me dat niets schelen Veterdrop Samen delen Niemand zoals jij Zoek het verschil; Zie het verschil Wie lijkt er op mij?; Wereldmensen Anders dan anders; Mjammie; Smileys; Aankleden maar! Wereldmensen
Praatplaten, etc. Creatieve activiteiten
Kopieerblad 1 Les 2 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc. Creatieve activiteiten
Kopieerblad 1 Kopieerblad 2 Les 3 Spelactiviteiten
Praatplaten, etc. Creatieve activiteiten Kopieerblad 1 Kopieerblad 2 Kopieerblad 3 Les 4 Spelactiviteiten Praatplaten, etc. Creatieve activiteiten
Kopieerblad 1
5
Lekker gezond Schone handen Een dagje uit het leven van mijn handen; Deze vuist op deze vuist; Was je handen; Wat voel je? Handen wassen; Wat is er aan het handje? Schone vieze handen; Mooie handen; Een hand van steen De kraan Schone tanden Goed of slecht voor je tanden?; Poetsles; Naar de tandarts Poetspraatje Hoeveel tanden en kiezen?; Het heen-en-weer-tandendoosje Poetsdiploma Hoeveel tanden en kiezen? Jongens en meisjes Hoe lang ben jij?; Jongens en meisjes; Ken je lichaam Ik zie … Ik ben groter dan …; Van jong naar oud Jongen Meisje Ik ben groter dan … Pluim op je hoed Wat heb je geleerd? Ik kan al heel veel; Pluim op je hoed Afscheidsmutsen; De ik-zal-aan-je-denken-tekening De ik-zal-aan-je-denken-tekening
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1
GROEP 1 EN 2
CONCEPTBRIEF VOOR OUDERS
Geachte ouders en/of verzorgers, Net als veel andere scholen besteedt …….(naam school) gericht aandacht aan de ontwikkeling van sociaal-emotionele vaardigheden. Wij maken daarbij gebruik van Leefstijl, een methode die wereldwijd gebruikt wordt en sinds 1990 ook in Nederland wordt toegepast. De leefstijllessen zijn erop gericht om kinderen op ongedwongen wijze vaardigheden te leren die in de moderne samenleving onmisbaar zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om samen spelen; praten en luisteren; rekening houden met elkaar; omgaan met gevoelens en met verschillen; zelf beslissingen durven nemen, en opkomen voor jezelf. Het leefstijlprogramma is opgebouwd uit zes thema’s, die steeds uit vier lessen bestaan. Op school werken alle groepen tegelijkertijd aan hetzelfde thema, waarbij in ieder leerjaar uiteraard andere accenten worden gelegd. Geen enkele leefstijlles is hetzelfde. We starten deze week met het eerste thema: De groep? Dat zijn wij. In deze lessenserie besteden we vooral aandacht aan de sfeer in de groep. Als deze goed is, voelen kinderen zich beter op hun gemak: zowel bij elkaar als bij hun leerkracht. Dit is goed voor hun persoonlijke ontwikkeling en de creativiteit binnen de groep. Om ouders en opvoeders zoveel mogelijk bij deze lessen te betrekken, bieden wij in samenhang met het leefstijlprogramma voor de leerlingen ook een aantal workshops voor opvoeders aan. (Hier eventueel extra informatie over de ouderworkshops.) Daarnaast krijgen de kinderen na afloop van het thema hun werkboek mee naar huis. Zo krijgt u een indruk van wat wij in de klas bespreken. Ook zijn er in ieder werkboekje opdrachten opgenomen die u samen met u kind kunt doen, en vindt u steeds een toelichting op het thema. Wij hopen u zo voldoende te hebben geïnformeerd. Hebt u nog vragen, dan horen wij dat graag, Met vriendelijke groet,
6
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
GROEP 1 EN 2
THEMA 1
Les 3 Samen in de klas Over elkaar helpen, geholpen worden en afspraken maken in de klas.
7
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Achtergrond voor leerkrachten Duidelijke regels en afspraken helpen om een sfeer van veiligheid, vertrouwen en wederzijds respect in een school en een groep te creëren. Iedereen weet zo waar hij aan toe is. Grenzen geven veiligheid. Er is een verschil tussen regels en afspraken. Regels zijn voorschriften die meestal van hogerhand worden opgelegd, waar je je aan moet houden. Je mag niet door het rode licht lopen, je moet ’s ochtends op tijd op school komen, op zaterdag en zondag ben je vrij, enzovoort. Op regels hebben kinderen zelf meestal weinig invloed. Licht waar mogelijk de achterliggende reden van regels toe (bescherming, aangeven van grenzen). Kinderen zullen regels eerder accepteren en meer geneigd zijn zich eraan te houden als ze begrijpen waar ze voor dienen. Afspraken worden niet van boven opgelegd, die maak je samen. Duidelijke afspraken maken is een goede start voor een nieuw schooljaar. Zorg er echter wel voor dat de gemaakte afspraken in de loop van het jaar ook worden nagekomen. Zowel de kinderen als de leerkrachten zijn verantwoordelijk voor de controle daarop, aangezien de afspraken samen zijn gemaakt. Goede, duidelijke afspraken: • worden gemaakt met inbreng van alle betrokkenen. • zijn bij iedereen bekend. • worden door iedereen begrepen. • dienen een duidelijk doel. • worden door iedereen geaccepteerd. • kennen een sanctie bij overtreding. • worden regelmatig geëvalueerd. • worden zo veel mogelijk in ‘plustaal’ geformuleerd. Een voorbeeld van ‘plustaal’ is: ‘Hang je jas aan de kapstok.’ Dezelfde boodschap luidt in ‘mintaal’: ‘Gooi je jas niet op de grond.’ De betekenis van deze twee zinnen is hetzelfde. Maar het eerste voorbeeld geeft aan welk gedrag gewenst wordt, terwijl het tweede het ongewenste gedrag verbiedt. Plustaal vergroot de kans dat het gewenste gedrag wordt uitgevoerd, terwijl het risico van mintaal is, dat juist het tegendeel gebeurt. Want waar denkt u aan als u NIET aan een roze olifant mag denken? Tot slot: duidelijke regels en afspraken maken is niet hetzelfde als een goed onderling contact opbouwen. Kinderen voelen zich veilig in een groep als zij zich onderling verbonden voelen. Regels en afspraken vervullen daarbij een regulerende rol.
Lesdoel Kinderen: • leren hoe ze elkaar kunnen helpen in de klas. • leren het stopteken. • ontdekken door spel wat ‘aardig doen’ inhoudt. • ontdekken het verschil tussen samen en alleen spelen. • realiseren zich dat samen spelen soms méér maar soms ook minder is. • ontdekken dat onderling vertrouwen belangrijk is. • maken afspraken voor in de klas. 8
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Overzicht lessuggesties
씰 Spelactiviteiten Kom in de kring Een spel waarbij je veilig bent als je in de kring staat en een (kring)gesprek over elkaar helpen in de klas. Levend memory Een spel en een (kring)gesprek over hoe je elkaar kunt helpen in de klas. Rupseflups Een samenwerkingsspel. Kinderen vormen een wandelende rups. Stop, hou op! Kinderen oefenen het stopteken om aan te geven dat ze willen dat de ander ophoudt. Inspringspel Kinderen spelen hoe ze elkaar kunnen helpen in een vervelende situatie.
씰 Praatplaten, verhalen, gedichtjes, liedjes Wie doet aardig? Een gedichtje en een spel. Kinderen geven aan of iemand in het gedichtje iets aardigs of vervelends zegt. Welke aardige dingen kun je tegen elkaar zeggen? Afspraken maken Praatplaten om afspraken te maken in de klas. Suggesties voor prentenboeken: zie de website www.leefstijl.nl.
씰 Creatieve activiteiten Opgelost Samen een puzzel maken en oplossen. Aardig of niet? Kinderen geven aan of iets aardig is of niet.
씰 Media-educatie
9
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Lessuggesties Spelactiviteiten Kom in de kring Een spel waarbij je veilig bent als je in de kring staat en een (kring)gesprek over elkaar helpen in de klas. In dit spel probeert een leeuw kinderen te tikken. De kinderen vormen een kring in het (speel)lokaal. Zij houden elkaars handen vast. Vraag wie de leeuw wil zijn. De leeuw gaat buiten de kring in een hoekje liggen ‘slapen’. Wijs vijf kinderen aan uit de kring. Zij sluipen naar de slapende leeuw toe. Als de leeuw wakker wordt en ze dreigt te tikken, rennen ze terug naar de kring. In de kring zijn ze veilig en mag de leeuw hen niet pakken. Hoeveel kinderen kan de leeuw pakken? Wijs daarna een ander kind aan om leeuw te zijn. Wijs ook vijf nieuwe kinderen aan die de leeuw wakker proberen te maken. Het spel herhaalt zich. Mogelijke vragen • Vond je het een spannend spelletje? • Hoe kon je ervoor zorgen dat je niet gepakt werd door de leeuw? • Heb je elkaar geholpen om niet gepakt te worden door de leeuw? Hoe heb je dat gedaan? • Help je wel eens andere kinderen? • Waarmee kun je elkaar helpen in de klas? Bijvoorbeeld: met veters strikken; iemand troosten die verdrietig is; iemand helpen zoeken die iets kwijt is; een schaar uitlenen. • Je helpt allemaal wel eens iemand terwijl die daar niet om vraagt. Hoe zie je dat iemand hulp nodig heeft? Bijvoorbeeld: zien dat een kind wil meespelen; zien dat een kind potloden nodig heeft die jij gebruikt. • Waarmee help jij volwassenen? Bijvoorbeeld: stil zijn als volwassenen dat vragen; iets halen als ze dat vragen. Blijf aandacht besteden aan het helpen van elkaar in de klas. Benoem het gedrag als u ziet dat kinderen elkaar helpen. Let daarbij op het verschil tussen jongens en meisjes: voor meisjes is helpen vaak een manier om aardig gevonden te worden. Voor hen is het belangrijk om te leren dat je niet altijd voor iedereen lief hoeft te zijn. Het gaat erom of iemand je hulp echt nodig heeft. Voor jongens is presteren belangrijk. Zij willen graag horen dat ze goede helpers zijn.
Levend memory Een spel en een (kring)gesprek over hoe je elkaar kunt helpen in de klas. Materiaal • Stroken papier en stickertjes. Maak voor ieder kind een strook papier, met daarop een plaatje. De strook kan als een muts op het hoofd worden gezet. Er zijn steeds twee mutsen met hetzelfde plaatje erop. De kinderen zitten in een kring. Zet ieder kind een muts met plaatje op het hoofd. Bij een oneven aantal kinderen doet u zelf mee. De kinderen weten zelf niet welk plaatje op hun muts staat. Vraag de kinderen om op zoek te gaan naar degene die hetzelfde plaatje heeft. Als ze elkaar gevonden hebben, gaan ze naast elkaar in de kring zitten. 10
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Mogelijke vragen • Hoe heb je je maatje gevonden? Heb je elkaar geholpen of heb je het alleen opgelost? • Hoe kon je elkaar helpen bij dit spelletje? Als de activiteit Kom in de kring niet gespeeld is: • Help je wel eens andere kinderen? • Waarmee kun je elkaar helpen in de klas? Bijvoorbeeld: met veters strikken; iemand troosten die verdrietig is; iemand helpen zoeken die iets kwijt is; een schaar uitlenen. • Je helpt allemaal wel eens iemand terwijl die daar niet om vraagt. Hoe zie je dat iemand hulp nodig heeft? Bijvoorbeeld: zien dat een kind wil meespelen; zien dat een kind potloden nodig heeft die jij gebruikt. • Waarmee help jij volwassenen? Bijvoorbeeld: stil zijn als volwassenen dat vragen; iets halen als ze dat vragen.
Rupseflups Een samenwerkingsspel. Kinderen vormen een wandelende rups.
Laat de kinderen voor dit spel hun schoenen uitdoen. Zo worden harde botsingen tussen neuzen en schoenneuzen voorkomen. Verdeel de klas in groepjes van vier. De kinderen gaan per groepje achter elkaar op hun knieën zitten en houden elkaar bij de enkels vast. Samen proberen ze te lopen. Als dit goed gaat, wordt de rups langer gemaakt door steeds meer groepjes samen te voegen.
Stop, hou op! Kinderen oefenen het stopteken om aan te geven dat ze willen dat de ander ophoudt. De kinderen zitten in een kring. Leer de kinderen een stopteken dat ze kunnen maken als ze willen dat een ander ophoudt met iets wat ze niet fijn vinden. Een hand opsteken met de handpalm naar buiten, zoals een politieagent, is een voorbeeld van een stopteken. Misschien weten de kinderen nog andere stoptekens. Nu spelen elkaar afwisselende tweetallen steeds een situatie waarin iemand iets doet wat de ander niet prettig vindt. Maak een keuze uit de situaties hieronder of gebruik situaties die in uw klas voorkomen. Het kind dat iets niet fijn vindt, geeft het stopteken en zegt: ‘Stop, hou op!’ Dan speelt een ander tweetal een situatie.
11
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Mogelijke situaties • A trekt aan de vlechten van B. B vindt dat niet leuk. • Twee kinderen spelen samen op de computer. A doet alleen maar gek en schopt de boel in de war. B heeft hier last van. • A maakt rijmwoorden op de naam van B. B vindt dat niet leuk. • A lacht B uit omdat die iets niet kan. • Twee kinderen zitten naast elkaar in de kring. A schommelt met zijn benen. B heeft hier last van.
Inspringspel Kinderen spelen hoe ze elkaar kunnen helpen in een vervelende situatie. Leg kort uit wat een rollenspel is: vertel dat het een ‘net alsof’-spel is. Bij deze activiteit kunt u steeds een ander kind vragen of het in het midden van de kring wil staan of zitten. Vertel wat er zogenaamd met dit kind aan de hand is. Gebruik hiervoor situaties die hieronder vermeld staan of situaties die zich voordoen in de klas. De kinderen in de kring bedenken iets om het kind te helpen. Ze mogen om de beurt naar het kind in de kring gaan om dit uit te spelen. Mogelijke onderwerpen • Een kind heeft niemand om mee te spelen. • Een kind kan zijn veters niet strikken. • Een kind heeft zijn brood vergeten. • Een kind is gevallen en heeft zich pijn gedaan. • Een kind heeft een toren gebouwd en een ander kind heeft hem omgegooid. • Een kind wordt weggeduwd zodat iemand anders eerder bij de poppenhoek is. • Een kind heeft samen met andere kinderen geknutseld met papier en lijm. De andere kinderen zijn al klaar en doen nu iets anders. Moet jij nu in je eentje alles opruimen? Maak kinderen erop attent dat ze elkaar vaak ook al helpen als ze aan u vertellen wat er aan de hand is.
Praatplaten, verhalen, gedichtjes, liedjes Wie doet aardig? Een gedichtje en een spel. Kinderen geven aan of iemand in het gedichtje iets aardigs of vervelends zegt. Welke aardige dingen kun je tegen elkaar zeggen? Materiaal • Prentenboek bladzijde 15. Lees het gedichtje Wie doet aardig? Vraag na ieder couplet of de kinderen aardig of vervelend doen tegen elkaar. Laat kinderen hun duim omhoog steken als ze het aardig vinden. Als ze het niet aardig vinden, steken ze hun duim naar beneden. Vraag de kinderen daarna om met hun gezicht te laten zien hoe het kind uit het versje zich voelt.
12
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Mogelijke vragen • Wat gebeurt er als je aardig bent voor iemand? • Wat gebeurt er als iemand aardig is voor jou? • Waarom doe je soms niet aardig? Vertel iets over uzelf. Misschien hebt u onlangs niet aardig gedaan. Vertel kinderen de reden hiervoor. Misschien was u moe, of boos. Het onaardige gedrag wordt daarmee niet goedgepraat, maar het wordt voor kinderen wel duidelijk(er) waarom iemand soms niet aardig doet. Laat kinderen met eigen voorbeelden komen. Vraag hierna aan de kinderen iets aardigs te zeggen tegen iemand in de groep. Geef zoveel mogelijk kinderen de gelegenheid om iets aardigs te zeggen. Zorg ervoor dat over iedereen iets aardigs wordt gezegd.
Afspraken maken Praatplaten om afspraken te maken in de klas. Materiaal • Prentenboek bladzijde 16 tot en met 20. • Kopieerblad 1. Teken op het bord of op een papier een zonnetje met een blij gezicht en een wolkje met een boos gezicht. Laat nu achter elkaar de praatplaten Aardig of niet? uit het prentenboek zien. Vraag aan de kinderen of de plaat bij het zonnetje of bij het wolkje hoort. Bespreek waarom dat zo is. Maak naar aanleiding van de plaatjes een aantal afspraken. Bijvoorbeeld: • We helpen elkaar. • We lachen samen. • We vragen het eerst als we met speelgoed van een ander willen spelen. • We wachten op onze beurt. • We delen samen. • We doen elkaar geen pijn. • We ruimen samen op. Kom in de loop van het jaar regelmatig op deze afspraken terug. U kunt daartoe de plaatjes met positief gedrag van het kopieerblad Aardig of niet? op een groot vel papier plakken en deze in de klas ophangen. Vestig niet alleen de aandacht op afspraken als kinderen zich er niet aan houden. Laat kinderen ook merken dat u het opmerkt als ze de gemaakte afspraken wél nakomen. Door positief gedrag te benadrukken, is de kans groter dat ze dergelijk gedrag herhalen.
13
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Creatieve activiteiten Opgelost Samen een puzzel maken en oplossen. Materiaal • Ansichtkaarten of platen uit een tijdschrift. • Scharen. Laat deze opdracht uitvoeren door één of meer groepjes van vier kinderen. Ieder groepje krijgt vier ansichtkaarten. Van de kaarten maken de kinderen (of de leerkracht) een puzzel van vier of zes stukjes. Ze leggen van iedere puzzel één stukje op tafel. De overige stukken doen ze allemaal samen in een doos. Om de beurt pakken de kinderen één stukje uit de doos. Ze kijken bij welke puzzel op de tafel hun stukje past. Ze helpen elkaar om de stukken op de goede plaats te leggen.
Aardig of niet? Kinderen geven aan of iets aardig is of niet. Materiaal • Kopieerbladen 1 en 2. Kinderen maken met behulp van de kopieerbladen de opdracht Aardig of niet? Ze knippen de plaatjes van kopieerblad 2 uit en plakken deze in de vakjes met een wolkje of een zonnetje op kopieerblad 1.
Media-educatie Wie mag er op de computer? Vraag de kinderen met hoeveel kinderen tegelijk je aan één computer kunt werken. Als er regels zijn over het gebruik van de computer in de klas, is dit een goed moment om deze te introduceren. Als die er (nog) niet zijn, bespreekt u met de kinderen hoe je het computergebruik eerlijk kunt regelen.
14
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Kopieerblad 1 Aardig of niet?
15
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Kopieerblad 2 Aardig of niet?
16
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Uit het Prentenboek:
Wie W iie doet doeet aardig? aardig?
Mag ik met jullie Mag jullie spelen? vroeg Esmee. vr oeg Aisha aan Esmee. Maar weet weet je e wat wat Esmee zei? nee! Esmee zei: Aisha, A Wij W ij vinden jou jou niet aardig. aardig. JJijj doet vandaag vand daag niet mee!
Mag Ma g ik misschien missc chien een keertje? vroeg vr oeg Robbie e aan Martijn. weet Maar a w ar eet je e wat wat Martijn zei? Deze trein, M Martijn zei: D trein, gewoon die is g ewoon van van mij! Weg te klein! W eg Rob, Rob, je bent b
Ik wil ook van van a die glijbaan zei Rudi aan n Liedwij. Liedwij. weet Liedwij En w eet je wat wat Lied wij zei? Liedwij Liedwij zei: Tuurlijk! Tuurlijk! u Jij mag mag ook wel well lekker glijden. Maar sta je in in de rij?
Heb He b jij een nieuwe n nieuw e auto? vroeg vr oeg Redah h aan Agaath. Ag gaath. weet En w eet je wat wat Agaath Agaath zei? Agaath Ag aath zei: Inderdaad! I Inder daad! Wil W il jij er ook k mee spelen? JJe e weet weet nu nu waar waar die staat.
15
17
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Uit het Prentenboek:
Aardig Aar dig of niet?
Op welke O welke plaatjes de kinderen d doen kinderen aardig a aar dig tegen tegen elkaar, elkaar, e op welke en welke niet?
16
18
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Uit het Prentenboek:
17
19
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Uit het Prentenboek:
18
20
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Uit het Prentenboek:
19
21
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 1, LES 3
GROEP 1 EN 2
SAMEN IN DE KLAS
Uit het Prentenboek:
20
22
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 2
GROEP 1 EN 2
CONCEPTBRIEF VOOR OUDERS
Geachte ouders en/of verzorgers, Zoals u weet werken wij op school met Leefstijl, een methode voor sociaal-emotionele vaardigheden. Wij informeerden u onlangs over het feit dat wij gestart zijn met het eerste thema waarin de sfeer in de groep centraal stond. Deze week gaat thema 2 van start: Praten en luisteren. Dit thema gaat over communicatie: over praten, luisteren en stil zijn. Allemaal actieve vaardigheden die kinderen gaandeweg leren. Volwassenen kunnen daarin het goede voorbeeld geven. Zo leert uw kind dat vragen stellen en luisteren net zo leuk kan zijn als zelf iets vertellen. Ook dit thema bestaat uit vier lessen. Alle groepen zijn hier ongeveer zes weken mee bezig. (Hier eventueel extra informatie over de ouderworkshops.) Wij houden u op hoogte van het verdere verloop van de leefstijllessen. Hebt u nog vragen, dan horen wij dat graag, Met vriendelijke groet,
23
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
GROEP 1 EN 2
THEMA 2
Les 1 Met je oren! Over luisteren, stil zijn en vertellen.
24
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
Achtergrond voor leerkrachten Dit thema gaat over communiceren: over met elkaar praten, naar elkaar luisteren, en over samen stil zijn. In de eerste lessen staat in alle groepen het luisteren centraal. Deze vaardigheid wordt steeds anders belicht en elk jaar uitgebreid. Het helpt kinderen beter te luisteren als u zelf het goede voorbeeld geeft. Practice what you preach. Laat dus zien dat u ook naar hen wilt luisteren. Neem daar de tijd voor. Soms denken volwassenen (te) snel te weten wat kinderen bedoelen. De wijze waarop kinderen communiceren wordt bepaald door hun eigen vaardigheid, de sociale klasse waartoe zij (of hun ouders) behoren, en hun culturele achtergrond. Voor de een heeft communicatie als doel eerlijk te kunnen zeggen wat je denkt, voor de ander is het een manier om anderen niet te kwetsen, om gezichtsverlies te voorkomen of om respect te tonen. Voor sommige kinderen is het moeilijk om het juiste evenwicht te vinden tussen de verschillende manieren waarop er thuis, op school, en elders in de samenleving wordt gecommuniceerd. Om hen te kunnen leren wat er op school onder goed luisteren en duidelijk communiceren wordt verstaan, moet u zich bewust zijn van mogelijke verschillen tussen de school- en thuissituatie. Deze verschillen mag u ook benoemen. Een aantal verschillen op een rijtje: • In veel culturen is het gebruikelijk een meerdere of ouder niet aan te kijken. Oogcontact maken met zo iemand wordt gezien als onbeleefd en respectloos. Een kind met een islamitische achtergrond dat thuis een standje krijgt, zal zijn ouders dan ook meestal niet aankijken. • In sommige culturen is het ongepast om onverholen te zeggen wat je denkt. Het is daar niet gebruikelijk dat kinderen leren om open met ouders of andere volwassenen te praten. Directe communicatie met oudere mensen getuigt in dat geval van een gebrek aan respect of van een slechte opvoeding. • Veel vragen stellen wordt niet in alle culturen als positief gezien. Bij ons is het een teken van belangstelling, maar er zijn ook culturen waar het als opdringerig wordt beschouwd. • In de westerse cultuur ligt de nadruk erg op het individu. In veel andere culturen gaat het om de familie. Een persoon is in de eerste plaats een lid van zijn of haar familie. Belangrijke vragen aan een ander gaan dan ook over de familie van de ander. Wat doet je vader? Hoeveel broers en zussen heb je? Waar komt je familie vandaan? Enzovoort. Omdat de familie zo’n centrale rol vervult, wordt aantasting van de familie-eer over het algemeen als zeer ernstig ervaren. Met name het beledigen van moeders (en zusters) wordt in veel culturen héél hoog opgenomen, helemaal als het gaat om seksueel getinte beledigingen. • Vragen op een bevelende toon wordt in Nederland snel als storend of ongewenst ervaren. In veel andere culturen vindt men dit echter heel normaal en vanzelfsprekend. • In sommige culturen is het onbeleefd om te praten tijdens het eten. Het eten is zo belangrijk, daar hoor je al je aandacht aan te geven.
25
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
Overzicht lessuggesties
씰 Spelactiviteiten Wie ben je? Van wie is de (verdraaide) stem? Wat is het? Kinderen luisteren geconcentreerd naar een omschrijving. Over welk voorwerp gaat het? Maak een geluid … en wees stil Hoe wordt het zo snel mogelijk stil in de groep? Luister je? Zelf vertellen en met concentratie naar anderen luisteren. Geef het door Een woord of zin aan elkaar doorgeven. Wat hoor je? Een oefening in stilte. Wat hoor je als je stil bent?
씰 Praatplaten, verhalen, gedichtjes, liedjes Als je wilt luisteren … Een liedje over hoe je goed kunt luisteren. Wat moet ik doen? Een gedicht over herkenbare dilemma’s: naar wie moet je luisteren? Mo en Bessie naar de dierentuin Geconcentreerd luisteren naar een verhaal. Wie staat met een hoed bij het raam? Van wie is de stem in het liedje? Suggesties voor prentenboeken: zie de website www.leefstijl.nl.
씰 Creatieve activiteiten Luister! Een schilderopdracht. Kinderen ervaren hoe het is als er naar je wordt geluisterd. Grote oren Van papier grote oren maken om goed mee te luisteren.
26
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
Lesdoel De kinderen: • oefenen geconcentreerd te luisteren. • oefenen consistent te vertellen. • ervaren stilte. • leren stil te worden op een teken van de leerkracht. • oefenen de volgende concrete luistervaardigheden: – iemand aankijken. – ophouden met waar je mee bezig bent. • denken na over de vraag naar wie ze luisteren bij tegenstrijdige boodschappen.
27
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
Lessuggesties Spelactiviteiten Wie ben je? Van wie is de (verdraaide) stem? Materiaal • De cd Hallo, wie ben jij? • Eventueel een blinddoek. De kinderen staan in een kring. Eén van hen wordt geblinddoekt of gaat met gesloten ogen in het midden staan. De kinderen lopen rond en zingen (op de wijs van Iene, miene, mutte): ‘k Heb een vraagje. Zeg me wat draag je? Zeg me wie je kent. Ik zal zeggen wie je bent. Het kind met de blinddoek (A) wijst een kind uit de kring (B) aan en vraagt: ‘Wat draag je?’ B geeft antwoord met een verdraaide stem en zegt bijvoorbeeld ‘een rode trui’. A stelt nu de tweede vraag: ‘Zeg me wie je kent.’ B noemt, nog steeds met verdraaide stem, de naam van een klasgenoot. A probeert nu te raden wie B is. Herhaal het spel en laat iemand anders in het midden staan. Mogelijke vragen • Hoe ben je erachter gekomen van wie de stem was? Aan de stem; door wat er gezegd werd. • Vond je het bij iedereen even moeilijk of makkelijk? • Bij wie vond je het makkelijk? Bij wie vond je het moeilijker?
Wat is het? Kinderen luisteren geconcentreerd naar een omschrijving. Over welk voorwerp gaat het? Materiaal • Een aantal voorwerpen uit het klaslokaal. • Een doek of doos. Verstop een aantal voorwerpen onder een doek of in een grote doos. Kies één voorwerp uit en omschrijf dit. Laat de kinderen raden wat u bedoelt. U kunt ook de kinderen een voorwerp laten beschrijven. De anderen raden wat het is.
Maak een geluid … en wees stil! Hoe wordt het zo snel mogelijk stil in de groep? De kinderen zitten in een kring. Vraag hen of zij weten hoe het eigenlijk stil wordt in een klas. Leg uit wat een stopteken is en laat zien welk stopteken u in dit spel zult gebruiken. U steekt bijvoorbeeld uw hand in de lucht. Speel nu het spel. Laat de kinderen dierengeluiden maken. Geef opdrachten als: ‘loei als een koe’, ‘kraai als een haan’, ‘piep als een muis’, enzovoort. Laat de kinderen ook zelf geluiden verzinnen. U maakt steeds op een bepaald moment het stopteken. 28
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
De kinderen nemen het teken over – in dit geval steken ze dus ook hun hand in de lucht – en zijn dan zo snel mogelijk stil. Maak de opdracht moeilijker door de kinderen rond te laten lopen terwijl ze het geluid maken. Ook dan moeten ze uw stopteken zo snel mogelijk overnemen en vervolgens stil zijn. Laat kinderen eventueel zelf met ideeën komen voor andere stoptekens. Mogelijke vragen • Waarom willen grote mensen vaak dat kinderen stil zijn? • Waarom willen juffen en meesters graag dat het stil is als ze iets vertellen? • Vind jij het prettig als het stil is als de juf iets vertelt? • Willen je ouders ook dat jij stil bent als ze iets vertellen? • Zijn volwassenen ook stil als jij iets wilt vertellen? • Is stil zijn hetzelfde als luisteren? • Hoe kun je merken of iemand echt naar je luistert? • Wanneer vind je het moeilijk om te luisteren?
Luister je? Zelf vertellen en met concentratie naar anderen luisteren. Materiaal • Kopieerblad 1. De kinderen zitten in een kring. Deel de kaartjes van kopieerblad 1 uit. Geef de kinderen om en om een kaartje met een ‘oortje’ of een ‘mondje’. De kinderen met een mondje vertellen tijdens deze oefening een verhaal aan hun buurman met het oortje. Die luistert zo goed mogelijk. Geef na een halve minuut het stopteken (zie de activiteit Maak een geluid … en wees stil!) en laat de kinderen van kaartje en dus van rol wisselen. Deze opdracht kan afwisselend zittend en staand worden uitgevoerd, zodat kinderen het verschil ontdekken tussen luisteren als je staat en als je zit. U kunt zelf een onderwerp bepalen, of aan de kinderen overlaten waarover ze willen vertellen. Als ú kiest, haak dan in op een thema waar de klas mee bezig is. Als kinderen in uw groep verschillende talen en dialecten spreken, kunt u daar tijdens deze oefening aandacht aan besteden. Laat ze iets aan de groep vertellen in hun eigen dialect of moedertaal. Wie kan het verstaan? Wie heeft het begrepen? Mogelijke vragen • Hebben jullie goed naar elkaar geluisterd? • Hoe kon je merken dat de ander naar je luisterde? • Kon je de ander goed verstaan? • Wat kun je doen als je iemand niet goed verstaat? • Wat kun je doen als je iemand niet goed begrijpt? Deze spelvorm voor luisteren en vertellen kan ook buiten de leefstijlles gebruikt worden, bijvoorbeeld na het weekend of bij een bijzondere gebeurtenis.
29
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
GROEP 1 EN 2
THEMA 2, LES 1
MET JE OREN!
Geef het door Een woord of zin aan elkaar doorgeven. De kinderen zitten in een kring. Fluister één woord in het oor van het kind links van u. Dit kind fluistert het woord door in het oor van het kind naast hem. Geef nu een ander woord door aan het kind rechts van u. Ook dit kind geeft het woord door aan het kind naast hem. De woorden kruisen ergens in het midden van de kring. Als de woorden de hele kring zijn doorgegaan, zeggen de laatste kinderen het woord hardop. Klopt het? Het spel kan herhaald worden in een moeilijkere variant, met twee woorden of een hele zin.
Wat hoor je? Een oefening in stilte. Wat hoor je als je stil bent? De kinderen doen hun ogen dicht en luisteren naar wat ze horen als ze stil zijn. Misschien een lekkende kraan of een vogeltje. Ze vertellen elkaar wat ze hebben gehoord. Daarna luisteren ze nog een keer om te horen of ze ook de dingen horen die anderen hebben gehoord.
Praatplaten, verhalen, gedichtjes, liedjes Als je wilt luisteren … Een liedje over hoe je goed kunt luisteren. Materiaal • De cd Hallo, wie ben jij? A
B.
B.
A/C#
A
Kijk
naar
de
an
D
-
der
en
D
B.
B.
Lui
D
Als
je
wilt
E7
A
D
lui - ster
-
D
E
ster
lui
Kijk
naar
de
30
an
D
-
luis - te - ren
stop
der
en
B.
dan
met
A
E7
wat
je
B.
A
doet.
E7
A
Als
je
wilt
A
lui - ste
ren stop
D
E
D
ter
lui
luis
-
A
ster.
A
D
E
A
goed.
A
A
B.
E7
dan met wat
je
E
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
ster.
A
doet.
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
D
Als
B.
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
je
wilt
Kijk
naar
de
A
lui
-
ste
-
ren
stop
A
an
-
der
B.
dan
met
en
D
E7
luis
E7
-
wat
je
A
ter
goed.
A
doet.
Leer de kinderen het volgende rijmpje: Als je wilt luisteren, stop met wat je doet, kijk naar de ander en luister goed!
Luister luister. Als je wilt luisteren, stop met wat je doet, kijk naar de ander en luister luister.
Als je wilt luisteren, stop met wat je doet, kijk naar de ander en luister goed.
Variant Een ander gedichtje met bewegingen dat u kunt gebruiken is: Hoedje op je hoofd, (kinderen maken met hun handen de vorm van een hoedje) handen in je zij, (kinderen leggen hun handen in hun zij) kijk en luister nu naar mij. (kinderen kijken naar degene die praat) Bij dit gedichtje moéten kinderen wel stoppen met waar ze mee bezig zijn, omdat ze hun handen nodig hebben voor de bewegingen bij het gedichtje. In sommige landen is het niet gebruikelijk om iemand aan te kijken tijdens het praten. In deze culturen geldt het als onbeleefd om bijvoorbeeld ouderen, hogergeplaatsten of mensen die boos op je zijn, in de ogen te kijken tijdens een gesprek. Vertel kinderen daarom dat het in Nederland de gewoonte is om mensen altijd aan te kijken als je een gesprek voert. (Zie ook de achtergrond bij deze les.)
Wat moet ik doen? Een gedicht over herkenbare dilemma’s: naar wie moet je luisteren? Materiaal • Prentenboek bladzijde 24 en 25. Lees het gedicht Wat moet ik doen? in het prentenboek voor. Bespreek steeds elk couplet even na. Mogelijke vraag naar aanleiding van elk couplet: Naar wie zou jij luisteren? En waarom?
Mo en Bessie naar de dierentuin Geconcentreerd luisteren naar een verhaal. Materiaal • Prentenboek bladzijde 26 tot en met 28. Vertel de kinderen dat u een verhaal gaat voorlezen over Mo en Bessie in de dierentuin. Bij bepaalde woorden horen speciale geluiden en bewegingen. Oefen deze eerst. 31
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
Geluiden en bewegingen: Mo: jongens gaan staan. Bessie: meisjes gaan staan. Moeder: meisjes gaan op hun tenen staan. Vader: jongens gaan op hun tenen staan. Hondje: kwispelstaartje maken en ‘woef’ zeggen. Aap: handen onder oksels en ‘oe oe’ zeggen. Flamingo: op één been staan. Olifant: arm door je andere arm halen en een slurf maken. Tijger: klauwbeweging met hand maken, en brullen. Slang: sissen. Krokodil: met armen bek van krokodil maken en ‘hap’ zeggen. Pinguïn: armen langs het lijf laten klapperen. Lees nu het verhaal, waarbij de kinderen goed luisteren of ze één van deze woorden horen. Als dat zo is, maken ze de beweging en het geluid dat erbij hoort. Doe de eerste keer dat u het verhaal voorleest zelf mee met de bewegingen en geluiden, daarna niet meer.
Wie staat met een hoed bij het raam? Van wie is de stem in het liedje? Materiaal • Een hoed. • De cd Hallo, wie ben jij? Leer kinderen het onderstaande liedje en speel vervolgens het spel. De kinderen zitten met hun rug naar het raam en doen hun ogen dicht. U zet de hoed op het hoofd van één van de kinderen. Dit kind gaat bij het raam staan. De kinderen zingen nu, nog steeds met hun ogen dicht, de eerste regel van het liedje: Wie staat met een hoed bij het raam? Het kind met de hoed roept nu de naam van een klasgenoot (bijvoorbeeld Myriam). Myriam probeert te raden wie haar geroepen heeft. Zij zingt vervolgens de tweede regel en vult de naam in van het kind met de hoed. Als het niet klopt, zingt de groep nogmaals de eerste regel en roept het kind met de hoed een andere naam. Ook dit kind probeert te raden van wie de stem is, enzovoort. Wie staat met een hoed bij het raam? ’t Is …(naam van een kind), zij/hij roept mijn naam.
D
G
D
E.
Wie staat met een hoed bij het raam? 1.
E.
A7
D
F.
2.
Eb
E.
A7
D
Bb7
Eb
Het
is
...
...
...
..
32
..
Bb7
Ab
D
D
G
Het
is
...
A7
...
...
..
..
Eb
Wie staat met een 1.
Eb/G
F.
Bb7
Eb
...
D
2.
F.
..
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
Ab
Eb
hoed bij het raam?
Bb7
Eb
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
Creatieve activiteiten Luister! Een schilderopdracht. Kinderen ervaren hoe het is als er naar je wordt geluisterd. Materiaal • Eén groot vel papier per groepje van vier kinderen. • Verfmateriaal: verf, kwasten, water, schorten. Laat deze opdracht uitvoeren door één (of meerdere) groepje(s) van vier. Het groepje krijgt een groot vel papier en verf in verschillende kleuren. Om de beurt mag één kind zeggen wat er geschilderd moet worden. Hij doet dan zelf niet mee maar zegt bijvoorbeeld: ‘Jullie tekenen een bruin huis met een rood dak en een schommel naast het huis.’ Eén beurt duurt ongeveer drie minuten. De andere kinderen luisteren goed. Als ze het niet begrijpen, mogen ze vragen stellen. Als ze de opdracht te moeilijk vinden, mogen ze dat ook zeggen en bedenkt het kind een andere opdracht. Geef aan het eind van elke beurt steeds het stopteken (zie de activiteit Maak een geluid … en wees stil!). Mogelijke vragen • Hoe vonden jullie het om anderen te vertellen wat ze moesten schilderen? • Hebben de kinderen in je groepje goed naar jou geluisterd? Waar merkte je dat aan? • Heb jij goed geluisterd toen iemand uit je groepje mocht zeggen wat jullie moesten tekenen? Na afloop kunnen de kinderen de schilderijen afmaken en ophangen in de klas.
Grote oren Van papier grote oren maken om goed mee te luisteren. Maak een mal van twee grote, tot de verbeelding sprekende oren, bijvoorbeeld de oren van Mickey Mouse of van een olifant. Kinderen trekken de mal van de oren over op stevig papier en knippen of prikken de oren uit. De oren worden ingekleurd of met papiersnippers beplakt. Van een strook papier maakt u een band voor het hoofd, waaraan de oren worden vastgeniet.
33
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
Kopieerblad 1 Luister je?
34
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
Uit het Prentenboek:
Wat W at moet ik doen? a doen n?
Toen T o oen ik mijn m moeder laatst vroeg vroeg om een koekje koekjje zei ze: Nu N niet. Dan bedoeltt ze dus NEE. toen Maar toe en ik hetzelfde vroeg vroe eg aan mijn vader vader koekje? Ja, zei hij: Een E Ja, neem m er maar twee. twee.
oma Mijn om ma zei laatst dat mijn n haar veel veel te lang is. is. JJe e moet naar de kapper, kapper, datt wordt wordt nu nu heus tijd.. mijn Maar mi ijn vriendinnetje vindt vin ndt het echt echt onzin: zegt ze,, want Niet gaan gaa an hoor, hoor, ze gt ze wan nt dan krijg je spijt!
24
35
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
Uit het Prentenboek:
En toen een vriend vriendje dje bij me kwam kwam spelen, spe elen, vroeg vr oeg hij: Pik jij eens een ns wat wat snoepjes snoepjes weg. weg. g weet Ik w eet dat dat niett mag mag van van mijn moeder moe eder maar het is zo stom m als ik dat zeg. zeg.
school vroeg Op sc hool vr oeg mijn miijn vriendje heel zacht zac cht om een antwoord. antwoorrd. Ik fluisterde fluisterde terug, maar de juf die werd werrd kwaad. kwaad. Moet je nou luisteren luisterren naar de juffrouw? juffrouw w? Wie Of help je je vriendje? vriend dje? W ie geeft geeft mij raad? raad? a
25
36
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
Uit het Prentenboek:
Mo en n Bessie naar naa ar de dierentuin dierenttuin Vandaag V andaag is het een leuke dag! a da ag! V Vandaag andaag gaan a gaan Mo o en Bessie naar de dierentuin. dierentuin. De vader vaderr en moeder van van Bessie Bessie gaan gaan mee. mee. Er is een n tas met boterhammen boterhamm men en appels en flesjes fle esjes limonade. limonade. heb ‘Ik he b ook o een verrassing’, verrassing’, zegt zegt de moeder van van n Bessie. ‘Wat Wat ‘W at is het? h Wat is het?’ roepen roepen Bessie en Mo. ‘Dat zeg zeg ik niet’, zegt zegt Bessies Bessies moeder. moeder. Anders is i het geen geen verrassing verrassin ng meer. meer. Laatt de kinderen Laa kinde eren bij de vetgedrukte Laten we we naar de bushalte gaan.’ gaan.’ v etgedrukte woorden woorden geluiden komt Daar kom mt de bus al aan. of bewegingen beweginge g gen maken. maken. deuren sta De deur e gaan en gaan open. Ze stappen appen in. Mo: jongens gaan staan. ‘Wij Bessie: meisjes ‘W ij gaan gaan n naar de dierentuin’, dierentuin n’, meisje es gaan staan. meisjes Moeder van van Bessie: B gaan op hun tenen staan. Hondje: kwispelstaartje maken en ‘woef’ zeggen.
26
37
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
Uit het Prentenboek:
zegtt Mo tegen zegt tegen de buschauffeur. buschauffeur. ‘Boffen zegt ‘Boff fen jullie even’, even’, ze gtt hij. De rit het geeft r met de bus duurt lang want want de dierentuin dieren ntuin is ver. ver. Maar het geeft niets want want Mo M kijken naar buiten. en Bessie B bu uiten. Er is zoveel zoveel te e zien. waait hard. De wind w waait heel har d De takken van d. van de e bomen gaan gaan heen en weer. weer. En het lijktt wel wel hardlopen dlopen sn of de e wolken wolken har n door de lucht, lucht, zo snel nel bewegen bewegen ze. ze. een hondje op str aat. Mo ziet z sstraat. ‘Kijk k Bessie’, Bessie’, zegt zegt Mo, Mo, en n hij wijst naar het hondje. ‘Oh,, wat wat schattig!’ schattig!’ g roept roep ptt Bessie. Ze tikken tiikken op de ruit en zwaaien. z aaien. Dat ziet het zw he et hondje niet maarr zijn baasje ziet hett wel. wel. Die zwaait z aait terug. zw
Aap: handen anden onder oksels okse els en ‘oe oe’ zeggen. Flamingo: go: Op een(streepjes een(streep pjes op e) been een staan. Olifant: arm door je andere and dere arm halen alen en een slurf maken.. Tijger: klauwbe klauwbeweging weging met m hand maken, maken,, en brullen. brullen n. Slang: sissen. Krokodil: il: met armen ben n van krokodil okodil maken maken en ‘hap’ zeggen. eggen. Pinguïn: n: armen langs het he et lijf laten n klapperen.
27
38
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL
PROEFLESSEN
THEMA 2, LES 1
GROEP 1 EN 2
MET JE OREN!
Uit het Prentenboek:
Dan zijn n ze bij de dierentuin. dierentuin n. ‘Waar ‘W Waar a willen wiillen jullie het eerst naar toe?’, vraagt vraagt de d vader vader van van Bessie.. Bessie Mo’s lievelingsdieren. ‘Naar de e apen!’ apen!’ rroepen oepen Bess sie en Mo. Apen zijn n Mo’ s lie velingsdierren. Wat hebben W at he a bben ze een lol voor voor de kooi van van de aapjes. aapjjes. Die apen doen zo z gek! gek! kleine erg stout. Eén klein ne aap is heel er g st tout. Hij pakt de hele e tijd het eten van van de d grote grote aap af. En klimt dan klim mt hij pijlsnel naar boven b ven in de kooi. De grote bo grote aap vindt datt niet leuk. Hij wordt wordtt achterna. veel Bessie boos en gaat gaat de kleine aap ac a hterna. Maar die is i v eel te snel. Bessi e en Mo drukken hun neus neu us tegen tegen het glas van van n het hok. Ze raken raken niet uitgekeken. uitgekeken. niets Maar dan n zegt zeg gt Bessies vader: vader: ‘Als ‘Als A we we nu nu niet verder verder gaan, gaan,, zien we we helemaal h anders meer. m . Kom meer Kom mee jongens!’ jong gens!’ olifanten, water En dan gaan gaan ze naar de olifa anten, die met w ate er spuiten. flamingo’s, doodstil sta Naar de flamingo’ s, die dood dstil op één been in n een grote grote vijver vijver staan. aan. Naar de tijgers die w woedend oedend d door hun kooi lopen. lope en. En naar de grote grote gevaarlijke gevaarlijke e slangen die doodstil doodsttil in hun glazen huisjes huisjes liggen. liggen. Ze zien hoe krokodil gevoerd wordt eigen en boterhammen h de kr okodil g evoer o dw ordt en dan gaan gaan ze hun eig b eten. ‘Kom, gaan we ‘K Kom, om nu nu g aan w e naar de pinguïns’, p pinguïns ’, zegt zegt de moeder mo oeder van van Bessie, Bessie, ‘dan ‘d dan laat ik jullie mijn verrassing verrrassing zien.’ zien.’ Bessie en achter aan. n Mo hollen ac hter Bessies moeder aan n. Ze zijn zó nieuwsgierig. nieuwsg gierig. bij twee flesjes bellenblaas Als ze bi ij de pinguïns aankomen, aanko omen, haalt Bessies moeder tw ee flesje es bellenb laas tevoorschijn. te voorsc chijn. ‘Hebben ‘He bben jullie wel wel eens bellen belle en geblazen geblazen bij de pinguïns?’, p pinguïns? ’, vraagt vraagt ze. ze e. schudden Bessie en n Mo sc hudden hun n hoofd. ‘Probeer obeer het dan maar eens!’, eens!’, zegt ‘Pr zegt Bessies moeder. moed der. doen En dat d oen ze. ze. van. De pinguïns pingu uïns vinden de bellen belle en geweldig. geweldig. Ze rraken ake en er helemaal opgewonden opgewonden v an. Ze rrennen ennen achter a hter de bellen aan ac n en prikken hun snavel sn navel erin. Als er een n bel knapt, kijken steeds verbaasd. lachen. ze steed s heel v erbaasd. Bessie Bes ssie en Mo moeten ontzettend o lachen. Maar dan n komt de pinguïnverzorger pinguïnverzorger eraan. eraan. ‘Dat kun n je j beter niet doen’,, zegt zeg gt hijj vriendelijk. vriendelijk jk. ‘Het sop p van van de bellenblaas be ellenblaas is van van zeep pinguïns.’ zee p gemaakt gem maakt en zeep zeep is niet nie et goed voor voor pinguïn ns.’ draaien braaf bellenblaas dicht. Bessie en n Mo dr aaien br aaf hun bellenb laas weer weer dic ht. Maar jammer jamm mer vinden ze het wel. w el. Het was was ook zo’n leuk spelletje. s spelletje . ‘Dag pinguïns’, ze.. E En zwaaien. ziien de pinguïns niet. ‘Da g pin guïns’, rroepen oepen ze n ze zw aaien. Dat zien niett. Maar de pinguïnverzorger terug: ‘Dag pinguïn verzorger ziet het wel. wel. En hij zwaait zwaait teru ug: ‘Da g kinderen kinderen met m de bellenblaas.’ bellenblaas.’
28
39
LEEFSTIJL VOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS – WWW.LEEFSTIJL.NL