PROFIELDEEL ASSISTENT VERKOOP/RETAIL
Goederen ontvangen en opslaan
entree
1
NAAM:
Hoe werk je met StruX Entree? Elk hoofdstuk bestaat uit: 1. de leerdoelen Die staan in een tabel. Je ziet wat je moet kunnen en kennen. 2. vakkennis en opdrachten Bij een aantal opdrachten werk je aan bewijzen voor je portfolio, dat herken je aan:
Opdrachten waarmee je actief aan het werk moet herken je aan:
3.
de vaktaal De belangrijkste woorden uit het thema. Deze woorden moet je kennen.
1
Inhoud Goederen ontvangen en opslaan 1 2 3 4 5
2
Wat je moet weten ..................................................................................................................................................... 3 Goederenontvangst voorbereiden .................................................................................................................. 28 Lossen ........................................................................................................................................................................... 46 Leveringen controleren ........................................................................................................................................ 56 Goederen opslaan ................................................................................................................................................... 70
1
WAT JE MOET WETEN
Op je werk komen leveranciers goederen leveren. Die goederen sla jij op de juiste manier op in de winkel of in het magazijn. LEERDOEL 1.
Je kent de vaktaal die hoort bij dit hoofdstuk.
GOEDEREN Winkels hebben goederen nodig, want wat de klant wil kopen, moet natuurlijk wel in de winkel liggen. Jouw werk begint wanneer de goederen bij de winkel aankomen. Goederen en artikelen Goederen zijn producten die je kunt vastpakken. Uitgepakte goederen die in de winkel liggen, heten artikelen. Het artikel is wat de klant koopt. Magazijn Het magazijn of de opslagruimte is de plek waar je goederen opbergt of wegzet. De functies van een magazijn zijn: • ontvangst van goederen • verwerking en bewerking van goederen • opslag van goederen • verzending van (retour)goederen • afvoer van afval. Ontvangstruimte Werk je in een grote winkel, dan is er een speciale medewerker voor het magazijn. Grote winkels hebben meestal een groot magazijn. Een deel van dat magazijn gebruiken ze voor het ontvangen van de goederen. Dat is dan de ontvangstruimte.
Kleine modezaken hebben geen aparte ontvangstruimte.
3
OPDRACHT 1 STRIP Jij bestelt als klant iets online. Maak een strip waarmee je laat zien: • hoe je besteld hebt • hoe de winkel de bestelling verwerkt • waar de medewerkers het pakje klaarmaken • wie het pakje naar je huis brengt • wie het pakje in ontvangst neemt • wat er in het pakje zit.
LEVERANCIERS De leverancier is het bedrijf waar de goederen vandaan komen. De vervoerder is het bedrijf dat goederen naar de winkel brengt. Vervoerders doen dat meestal in de ochtend, want vaak mag dit ’s middags niet meer. Soms is de leverancier ook de vervoerder. Veel supermarkten hebben bijvoorbeeld eigen vrachtwagens en chauffeurs. Producent Een retailer kan kiezen voor verschillende soorten leveranciers. Hij kan bijvoorbeeld inkopen bij een producent. De producent of fabrikant is het bedrijf dat de artikelen maakt. De eigenaar van een kledingzaak laat bijvoorbeeld eigen huispakken maken bij een naaiatelier in Turkije. Groothandel De retailer kan er ook voor kiezen om naar de groothandel te gaan. De groothandel verzamelt eerst goederen van verschillende producenten. Daarna verkoopt de groothandel die in kleinere hoeveelheden aan de detailhandel.
4
WAT JE MOET WETEN
Distributiecentrum Een distributiecentrum(DC) is een centraal magazijn. Winkels met meerdere vestigingen hebben vaak een eigen DC. Dat ligt op een centrale plaats in het land. Van daaruit gaan de goederen naar de winkels.
De DC’s van Lidl.
OPDRACHT 2 OPDRACHT DC Bekijk het filmpje. Waar ligt het DC van Albert Heijn?
De chauffeur moet leveren aan twee filialen. Wat zijn dat?
Welke twee soorten goederen neemt hij mee?
Is de chauffeur een medewerker van Albert Heijn? ja / nee Welk hulpmiddel gebruikt Albert Heijn om de goederen van de vrachtwagen in het magazijn te krijgen?
5
Waarom denkt de chauffeur dat hij altijd werk zal hebben?
Denk je dat Albert Heijn één of meerdere distributiecentra heeft? Leg je antwoord uit.
SOORTEN MAGAZIJNEN Interne en externe magazijnen Een intern magazijn is een magazijn dat onderdeel is van de winkel en in verbinding staat met de verkoopruimte. Er zijn ook winkels die hun magazijn ergens anders hebben. Dat heet een extern magazijn. Er zijn verschillende soorten externe magazijnen: • een distributiecentrum • een magazijn aan de rand van de stad • een gezamenlijk magazijn Twee of meer winkels huren samen één ruimte. • het magazijn van de leverancier Vanuit dit magazijn kan de retailer zelf zijn winkelvoorraad aanvullen.
Extern magazijn. Open en gesloten magazijnen Een magazijn kan open of gesloten zijn. Een supermarkt heeft bijvoorbeeld een open magazijn. Alle medewerkers kunnen het magazijn in- en uitlopen. Dat is handig omdat iedereen gemakkelijk de winkel kan aanvullen of even kan kijken of een artikel nog op voorraad is. Een gesloten magazijn is niet voor ieder personeelslid toegankelijk. Er zijn speciale magazijnmedewerkers die toegang hebben. Bij een balie kun je de artikelen afhalen.
6
WAT JE MOET WETEN
OPDRACHT 3 SOORTEN MAGAZIJNEN Welk soort magazijn zie je? Open of gesloten?
OPDRACHT 4 GOEDEREN OPSLAAN BIJ JE LEERBEDRIJF Wat voor soort magazijn heeft jouw leerbedrijf? een intern magazijn een extern magazijn Wat voor soort magazijn heeft jouw leerbedrijf? een open magazijn een gesloten magazijn Wat is jouw werk bij goederenopslag?
7
OPDRACHT 5 PLATTEGROND BEKIJKEN Bekijk de plattegrond van het magazijn. Er staan twee trappen op. Kleur die blauw. Je ziet veel ramen, maak die rood.
Welke ruimte is de grootste?
OPSLAGSYSTEMEN Het is belangrijk dat het magazijn goed en overzichtelijk is ingedeeld. Dat is gemakkelijk bij het opslaan van goederen. Maar ook voor het weer verzamelen van de opgeslagen goederen. De manier waarop je goederen in het magazijn opslaat, heet het opslagsysteem. Er zijn twee soorten opslagsystemen: 1. het vaste locatiesysteem 2. het vrije locatiesysteem. Het vaste locatiesysteem Bij deze manier van opslaan heeft elk artikel een vaste plek in het magazijn. Deze plek moet groot genoeg zijn voor de hele voorraad. Als er geen voorraad is, is het vak leeg. Het vaste locatiesysteem werkt erg makkelijk. Als assistent-verkoper weet je snel waar je moet zijn om goederen op te slaan. Maar er is ook een nadeel: als er geen voorraad is, zijn de vakken leeg. En dat is zonde van de ruimte.
8
WAT JE MOET WETEN
Het vrije locatiesysteem Bij het vrije locatiesysteem hebben de artikelen geen vaste plek. Het voordeel is dat je alle vrije ruimte goed gebruikt. Er zijn nooit lege vakken. Bij dit systeem weet je van tevoren nooit precies waar je de goederen moet opslaan. Veel magazijnen hebben beide systemen. Dus het vaste locatiesysteem en het vrije locatiesysteem.
OPDRACHT 6 OPSLAGSYSTEMEN Wat is een voordeel van het vaste locatiesysteem?
Wat is een nadeel van het vaste locatiesysteem?
Bij welk systeem gebruik je de vrije ruimte in het magazijn het best?
MAGAZIJNSTELLINGEN Goederen die in het magazijn aankomen, sla je meestal op in stellingen. Het opslaan van goederen in stellingen heeft veel voordelen. Goederen zijn dan: • gemakkelijk te vinden • gemakkelijk te pakken • overzichtelijk gegroepeerd. Er zijn veel soorten magazijnstellingen. Voor elk soort goederen is er wel een passende magazijnstelling. Palletstelling
In deze stellingen kunnen pallets met goederen staan. Er wordt gewerkt met heftrucks en reachtrucks, want de pallets zijn groot en zwaar. En ze staan hoog opgestapeld.
9
Inrijstelling
In deze stelling staan pallets achter elkaar. De pallets worden steeds vóór de laatste pallet gereden. Dat werkt alleen bij goederen die lang houdbaar zijn. Anders is het natuurlijk veel te veel werk om steeds de oudste pallet naar voren te halen. Doorrijstelling
Bij deze stelling kun je pallets er aan de ene kant in zetten. Je haalt ze er aan de andere kant weer uit. Dat is heel handig.
10
WAT JE MOET WETEN
Legbordstelling
In deze stelling liggen kleine artikelen. Je kunt ze met de hand opslaan en verzamelen. In deze stellingen kunnen ook bakken staan waarin losse artikelen liggen. Doorrolstelling
Ook deze stellingen kun je van twee kanten gebruiken. De rolletjes zorgen ervoor dat je dozen of pallets makkelijk naar achteren of naar voren kunt duwen. In magazijnen zul je vaak een combinatie van al deze stellingen zien. Dat komt doordat het soort goederen bepaalt welke stellingen nodig zijn.
OPDRACHT 7 MAGAZIJNSTELLINGEN Welke interne transportmiddelen zijn nodig in een magazijn met palletstellingen?
11
Waarom is het niet handig om pallets met levensmiddelen op te slaan in een inrijstelling?
OPDRACHT 8 WELKE STELLING? Bekijk de goederen. In welke stelling sla je ze op? Trek lijnen.
VERPAKKINGEN De goederen die de leverancier brengt, zitten in verschillende soorten verpakkingen. Het is jouw taak om die verpakkingen te lossen, te controleren, op te slaan, te openen en de inhoud te verdelen over de winkel. Transportverpakking Tijdens het vervoer zijn de goederen verpakt in een transportverpakking. Die beschermt de goederen. Het zijn dozen, kratten, tonnen of containers, trays, pallets of zakken. Grote artikelen krijgen vaak een extra bescherming van karton of plastic.
12
WAT JE MOET WETEN
De dozen worden op een pallet geplaatst en geseald voor transport. Omverpakking Kleinere artikelen zitten meestal in een omverpakking, bijvoorbeeld een grote doos met daarin twaalf kleinere doosjes. De grote doos is dan de omverpakking. Een omverpakking heet ook een collo. Het meervoud is colli. De omverpakking kan ook de transportverpakking zijn, maar dat hoeft niet. Een speciale omverpakking is de tray. In supermarkten zie je potten jam met een tray als omverpakking. De tray heeft dan een kartonnen onderkant. Vaak is het geheel dan verpakt in krimpplastic om ervoor te zorgen dat de glazen potten niet kapotgaan.
Bij tuincentra zie je ook plastic trays met kuiltjes waar de planten in staan. Consumentenverpakking De artikelen zelf zitten in een consumentenverpakking. Dat is de verpakking waarin het artikel in de winkel komt te staan. Bijvoorbeeld lampen in een kartonnen doosje, champignons in een plastic bakje en mayonaise in een glazen pot. Een speciale consumentenverpakking is de blisterverpakking. Dat is een doorzichtige verpakking voor kleine, dure artikelen. Deze verpakking is moeilijk te openen. Dat is lastig voor winkeldieven.
13
Consumentenverpakkingen zijn er in allerlei soorten en maten. Rechts de blisterverpakking.
OPDRACHT 9 VERPAKKINGEN Welke verpakking krijgt jouw leerbedrijf binnen? Schrijf er twee op. Zet er bij welke artikelen op die manier worden aangeleverd. VERPAKKING
ARTIKELEN
Wat is het verschil tussen een transportverpakking en een consumentenverpakking?
Wanneer is een transportverpakking hetzelfde als een omverpakking?
Wat is het verschil tussen collo en colli?
Overleg met de hele groep. Geef een voorbeeld van een tray in verschillende leerbedrijven.
Geef twee voorbeelden van artikelen die in een blisterverpakking zitten. 1. 2.
14
WAT JE MOET WETEN
OPDRACHT 10 FOTOCOLLAGE Maak een fotocollage van de verschillende soorten verpakkingen.
SYMBOLEN OP OMVERPAKKINGEN Op de omverpakking van goederen kan een etiket met een symbool zitten. Daarop staat hoe je met de verpakking moet omgaan. Bekijk die etiketten voordat je met de verpakte goederen werkt.
OPDRACHT 11 DOOS
Bekijk de doos. Wat moet je doen met de inhoud en met de verpakking?
15
OPDRACHT 12 WELK SYMBOOL? Welke symbolen zitten er denk je op de verpakkingen van deze goederen? Teken ze erbij. Doos bloemen
Doos kop-en-schotels
Doos met flessen wasbenzine
Doos met pakken verse melk
OPDRACHT 13 SYMBOLEN OP OMVERPAKKINGEN Wat betekenen de symbolen? Trek lijnen.
16
WAT JE MOET WETEN
DE VOORRAAD De voorraad bestaat uit alle artikelen die in het magazijn opgeslagen zijn. Wat er precies in het magazijn ligt en hoeveel, staat in het voorraadsysteem in de computer. Het is belangrijk dat je weet wat de voorraad is en waar die ligt. Want goederen kosten geld. Je wilt ze niet kwijtraken. Je moet ook aan klanten kunnen vertellen of er nog voorraad is.
OPDRACHT 14 VOORRAADSYSTEEM Waarom is het belangrijk dat elk artikel in het voorraadsysteem staat?
Is het aantal stuks dat in het magazijn ligt en het aantal stuks in het voorraadsysteem altijd hetzelfde? ja / nee Leg je antwoord uit.
LIFO EN FIFO Je kunt goederen lifo en fifo opslaan. Lifo betekent: last in, first out of laatst in, eerst uit. Je zet de nieuwe goederen vooraan in het magazijn zet. De goederen die het laatst in het magazijn komen, gaan er ook het eerst uit. Dit doe je bij artikelen die geen houdbaarheidsdatum hebben.
17
Fifo betekent: first in, first out of eerst in, eerst uit. De goederen die het eerst in het magazijn komen, moeten er ook het eerst uit. Dat betekent dat je de nieuwe goederen achteraan in de stelling zet. De oudere goederen zet je vooraan. Bij verse producten is dat logisch: de oudste datum moet het eerst eruit. De nieuwste datum zet je achteraan.
OPDRACHT 15 LIFO EN FIFO Wat is lifo opslaan?
Wat is fifo opslaan?
OPDRACHT 16 FIFO IN DE WINKEL In welke volgorde zet je de pakken in het schap?
18
WAT JE MOET WETEN
OPDRACHT 17 FIFO Zet een kruisje bij de artikelen die je in ieder geval fifo moet opslaan.
OPDRACHT 18 DE DATUM Je controleert de houdbaarheidsdatum van artikelen. En je slaat artikelen fifo op. Overleg met je docent wat je precies gaat doen, wanneer je dat gaat doen en hoeveel tijd je ervoor hebt.Schrijf dat op. Ik ga deze taken uitvoeren:
Datum: Begintijd: Eindtijd: Bijzonderheden:
19
DERVING In de retail is het voorkomen van derving erg belangrijk. Derving is verlies van goederen. In een magazijn komt dit bijvoorbeeld doordat: • je het aantal goederen dat binnenkomt niet goed hebt gecontroleerd • je beschadigde goederen in ontvangst hebt genomen zonder dit te melden • je de bestellingen die je verzendt niet goed hebt geteld • je niet nauwkeurig de juiste aantallen in de computer hebt ingevoerd • er gestolen is. Onthoud dat derving geld kost. Want de goederen zijn wel betaald door het bedrijf.
OPDRACHT 19 DERVING Schrijf drie dingen op waarop je kunt letten om derving te voorkomen in een magazijn. 1. 2. 3. Als er iets niet klopt in de levering, heb je dan derving? ja / nee Leg je antwoord uit.
OPDRACHT 20 DERVING VOORKOMEN Maak een lijstje met vijf tips om derving te voorkomen. 1. 2. 3. 4. 5.
VEILIG WERKEN Het is belangrijk dat je veilig en gezond werkt als je goederen ontvangt en opslaat. De hele dag zwaar tillen is niet goed voor je rug. Gebruik daarom de juiste transportmiddelen en denk aan een goede lichaamshouding. Kleding Je loopt vaak van binnen naar buiten als je goederen lost. Is het buiten koud? Draag dan een jas. Want als je afkoelt, kun je ziek worden.
20
WAT JE MOET WETEN
OPDRACHT 21 VEILIG EN GEZOND LOSSEN Je wilt tijdens het lossen veilig en gezond werken. Hoe kun je daar al bij het voorbereiden rekening mee houden? Schrijf drie dingen op. 1. 2. 3.
RUGKLACHTEN DOOR TILLEN Als je elke dag voorwerpen tilt of draagt, kun je last van je rug krijgen. Daarom is het belangrijk dat je interne transportmiddelen gebruikt als je goederen verplaatst. Til niet meer dan 23 kilogram.
Te zwaar tillen is dus gevaarlijk. Maar ook als je heel vaak lichte voorwerpen tilt, kan dat voor rugklachten zorgen. Bijvoorbeeld doordat je met een verkeerde houding tilt. Of doordat je te lang achter elkaar doorgaat met tillen. Als je eenmaal rugklachten hebt, kom je er maar moeilijk vanaf.
OPDRACHT 22 TILLEN Welke klachten kun je als werknemer krijgen doordat je te veel en te zwaar tilt?
Is het waar of niet waar? Als je eenmaal rugklachten hebt, kom je er heel gemakkelijk weer vanaf. waar / niet waar Rugklachten zijn vaak de reden dat mensen zich ziek melden. waar / niet waar
21
GOED TILLEN Hoe til je goed? • Zet je voeten uit elkaar en zet ze links en rechts van het voorwerp. • Zak iets door je knieën en houd je rug recht. • Til het voorwerp nu op door je benen te strekken (door rechtop te gaan staan). • Houd tijdens het tillen je rug recht. Vaak ontstaan lichamelijke klachten niet door het tillen zelf, maar doordat je tijdens het tillen een draaiende beweging maakt. Ga dus in de richting staan waarheen je het gewicht moet verplaatsen.
OPDRACHT 23 GOED TILLEN Lees de zinnen. Vul de lege plekken in. Kies uit: zware goederen - dicht bij je lichaam - 23 - je lichaam - twee handen - je rug - twee keer collega’s. Waar kun je zelf op letten als je moet tillen? Til niet meer dan
kilogram. Til altijd met
en zorg ervoor dat je beide voeten op
de vloer staan. Sta recht voor het voorwerp dat je moet tillen. Draai Til het voorwerp Vraag je Til niet te veel tegelijk - het is verstandiger om Til Luister goed naar
22
niet tijdens het tillen. . Niet met gestrekte armen. om te helpen bij zwaar tilwerk. te lopen. tussen knie- en schouderhoogte. . Ga niet door als je pijn hebt.
WAT JE MOET WETEN
OPDRACHT 24 TILLEN Hoe til je op de juiste manier?
Wat kun je doen om ervoor te zorgen dat je niet te veel hoeft te tillen?
Bekijk de foto’s. Tillen ze op de goede manier? Leg je antwoord uit.
ja / nee
ja / nee
ja / nee
ja / nee
23
OPDRACHT 25 VEILIG TILLEN Je gaat op jouw stage- of werkplek veilig en gezond tillen. Overleg met je praktijkopleider welke goederen je moet verplaatsen. Welke regels zijn er in het bedrijf als het gaat om tillen? Noem drie regels.
Overleg met je docent of je praktijkopleider wat je precies gaat doen, wanneer je dat gaat doen en hoeveel tijd je ervoor hebt. Ik ga deze taken uitvoeren:
Datum:
Begintijd:
Eindtijd:
Bijzonderheden:
Verplaats de goederen op een veilige en gezonde manier. Til op de juiste manier. Vraag een collega om een foto van je te maken terwijl je op de juiste wijze tilt
OPDRACHT 26 POSTER Doe deze opdracht met een klasgenoot. Maak een poster over veilig tillen. Bedenk wat je op de poster wilt vertellen. Je vertelt in ieder geval: • wat veilig tillen is • hoe je het best veilig kunt tillen. Gebruik tien plaatjes of meer. Bij elk plaatje maak je een korte tekst met uitleg. Je kunt tekenen of plaatjes op internet zoeken. Presenteer de poster aan de groep. Vraag aan de groep wat ze van jullie poster vinden.
24
WAT JE MOET WETEN
ARBOWET Elke werkgever is verplicht om ervoor te zorgen dat de werknemers veilig kunnen tillen en dragen. Dat staat in de Arbowet. De Arbowet is belangrijk voor werkgever en werknemer. Het is voor de werkgever goed als de medewerkers veilig en gezond werken. Want ziekteverzuim kost een werkgever natuurlijk veel geld. Voor jou als werknemer is het belangrijk dat je veilig en gezond kunt werken. Zodat je geen rugklachten krijgt.
OPDRACHT 27 KOSTEN Als medewerkers niet veilig en gezond werken, kunnen ze ziek worden. Waarom kost ziekteverzuim de werkgever veel geld?
OPDRACHT 28 TERUGKIJKEN Dit hoofdstuk ging over het magazijn. Beoordeel jezelf.
1.
Ik ken de vaktaal die hoort bij dit hoofdstuk.
Vaktaal Arbowet Arbeidsomstandighedenwet. Wet die de algemene regels aangeeft voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van werknemers. Artikel Het product dat in de winkel ligt. Blisterverpakking Doorzichtige, moeilijk te openen verpakking om diefstal te voorkomen. Colli Meerdere verpakkingseenheden. Collo Eén verpakkingseenheid. Consumentenverpakking De verpakking waarmee het artikel in de winkel staat. Derving Het verlies van geld en voorraden.
25
Distributiecentrum DC. Centraal magazijn dat dient als verdeelcentrum voor de organisatie. Extern magazijn Opslagruimte die niet direct aan een winkelvestiging is verbonden. Fabrikant Bedrijf dat artikelen maakt. Ook wel: producent. Fifo First in, first out. Wat het eerst binnenkomt, gaat er het eerst uit. Gesloten magazijn Opslagruimte die niet voor iedere medewerker toegankelijk is. Goederen Artikelen. Groothandel Bedrijf dat goederen koopt bij producenten en doorverkoopt aan de detailhandel. Intern magazijn Opslagruimte binnen de winkelvestiging. Leverancier Bedrijf waar de goederen vandaan komen. Lifo Last in, first out. Wat het laatst binnenkomt, gaat er het eerst uit. Magazijn Tijdelijke opslagplaats voor goederen. Ook wel: opslagruimte. Omverpakking Een grote(re) verpakking om artikelen bij elkaar te verpakken. Ontvangstruimte Deel van dat magazijn dat gebruikt wordt voor het ontvangen van goederen. Open magazijn Opslagruimte die voor ieder personeelslid toegankelijk is. Opslagsysteem De manier waarop de artikelen zijn opgeslagen in het magazijn. Producent Bedrijf dat artikelen maakt. Ook wel: fabrikant. Retailer Eigenaar van een winkel.
26
WAT JE MOET WETEN
Transportverpakking Een verpakking om goederen tijdens het vervoer te beschermen. Tray Omverpakking in de vorm van een draagblad. Vast locatiesysteem Magazijnsysteem waarbij alle artikelen een vaste plaats hebben. Vervoerder Bedrijf dat de goederen naar de winkel brengt. Ook wel: transporteur. Voorraadsysteem Computerprogramma dat bijhoudt wat er in het magazijn ligt en hoeveel. Vrij locatiesysteem Magazijnsysteem waarbij de plaats van artikelen wisselt.
27