Proeflessen Een lesprogramma voor het aanleren van sociale en emotionele vaardigheden en burgerschapsvorming
Uitgeverij: Uitgeverij Edu’Actief b.v. Meppel Auteurs: Carolien Gravesteijn René Diekstra Redactie: Uitgeverij Edu’Actief b.v. Meppel Inhoudelijke redactie: Eric Kruijsen Titel boek: Skills4Life – Bagage voor je leven Copyright 2013 Uitgeverij Edu'Actief b.v. Meppel Postbus 1056 7940 KB Meppel Tel.: 0522-235235 Fax: 0522-235222 E-mail: info@edu-actief.nl Internet: www.edu-actief.nl Eerste druk/eerste oplage Skills4Life – Bagage voor je leven is, onder de naam Skills4Life, in opdracht van de Gemeente Rotterdam ontwikkeld vanuit de GGD Rotterdam. Deze aangepaste versie is ontwikkeld vanuit: De Haagse Hogeschool – Lectoraat en kenniscentrum Jeugd en Opvoeding Postbus 13336 2501 EH Den Haag Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the publisher. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Inhoudsopgave -
Inleiding Belangrijke conflictsituaties Skills4Life: welke sociale en emotionele vaardigheden worden in het programma aangeleerd? Theoretische achtergrond lesprogramma Opbouw lesprogramma Inhoud lesprogramma Methodiek Inleiding inhoud lessen Inhoud van de lessen
Lessen 1 2 3 4 * 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Introductie van de lessen Skills4Life en kennismaking Gedrag; leren waarnemen hoe je doet [G4] Gevoel; leren waarnemen en benoemen van gevoelens [G3] Gedachten; leren herkennen van wat je tegen jezelf zegt [G2] Thema: genotmiddelen en gokken Thema: weerbaarheid Thema: conflict tussen leerling, leraar en medeleerlingen Thema: waarden, normen en vriendschappen Thema: roddelen Thema: gepest worden. Hoe ga je ermee om? Thema: pesten (via internet). Waarom doe je het? Thema: omgaan met minderwaardigheidsgevoelens Thema: seksualiteit en tienerzwangerschappen Thema: seksualiteit en loverboys Thema: conflict tussen leerling en ouders Thema: waardig en vaardig met elkaar omgaan Thema: afronding en afscheid
Les 1 Introductie van de lessen Skills4Life en kennismaking Benodigdheden Wat heb ik nodig aan materiaal om de les tot een succes te maken? Flip-over Afsprakenlijst (leerlingenboek) Bal of spons Geeltjes Bingo-formulier (zie www.skills-4-life.nl) Digibord of computer met beamer om de film te laten zien in de klas
Inhoud De leerlingen worden bekend gemaakt met de lessen Skills4Life en stellen met elkaar gedragsafspraken op. Doelstellingen les 1 algemene indruk van de inhoud van de lessen geven
Vaardigheden les 1
(verder) kennismaken
uiten van gevoelens en gedachten
leren om afspraken met elkaar te maken leren om zich verantwoordelijk te voelen voor de afspraken en andere leerlingen aan te spreken als zij zich niet aan de lessen houden
uiten van gevoelens en gedachten effectief omgaan met sociale situaties; omgaan met afspraken; elkaar aanspreken
Oefeningen les 1 uitleg over de lessen Skills4Life; film-fragment laten zien oefening ‘kennismaken I’ oefening ‘kennismaken II’ afspraken maken oefening ‘afspreken en aanspreken’
Wat gaan we doen? 1. Introductie Aan de leerlingen wordt uitgelegd hoe het programma eruit ziet. 2. Oefening ‘kennismaken I’ bingo-oefening De leerlingen gaan een kennismakingsoefening met elkaar doen die niet bedreigend is en tot doel heeft elkaar spelenderwijs beter te leren kennen. 3. Oefening ‘kennismaken II’ De leerlingen gaan nog een kennismakingsoefening met elkaar doen. 4. Maken van afspraken De leerlingen maken met elkaar en met de leerkracht afspraken waar zij zich gedurende de lessen ’Skills4Life’ aan houden. 5. Oefening ‘afspreken en aanspreken’ In deze oefening leren leerlingen hoe ze 1) elkaar kunnen aanspreken als een ander zich niet aan een afspraak houdt en 2) hoe je kunt reageren als je ergens op wordt aangesproken. 6. Film-fragment (www.skills-4-life.nl) De leerlingen krijgen een film te zien waarin het stoplicht-idee wordt uitgelegd.
Lesonderdeel 1: Tijd
Introductie
5 minuten
Doel Leerlingen een algemene indruk geven van de inhoud van de lessen ’Skills4Life’ en helder maken wat de bedoeling van de lessen ’Skills4Life’ is. Hieronder volgt een aantal voorbeelden van hoe u dit kunt doen. Het programma ’Skills4Life’ bestaat uit 16 lessen, en één les ( les *) die weggelaten kan worden, indien daar geen behoefte aan is. (De titels van de lessen kunt u op het bord schrijven.) 1 2 3 4 * 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Introductie en kennismaking Gedrag; leren waarnemen hoe je doet [G4] Gevoel; leren herkennen en benoemen van gevoelens [G3] Gedachten; leren herkennen van wat je tegen jezelf zegt [G2] Thema: genotmiddelen en gokken Thema: weerbaarheid Thema: conflict tussen leerling, leraar en medeleerlingen Thema: waarden, normen en vriendschappen Thema: roddelen Thema: gepest worden; hoe ga je ermee om? Thema: pesten (via Internet); waarom doe je het? Thema: omgaan met minderwaardigheidsgevoelens Thema: seksualiteit en tienerzwangerschappen Thema: seksualiteit en loverboys Thema: conflict tussen leerling en ouders Thema: waardig en vaardig met elkaar omgaan Afronding en afscheid
Voorbeelden om uit te leggen wat de bedoeling van de lessen ’Skills4Life’ is: Voorbeeld 1 Het lesprogramma ’Skills4Life’ bestaat uit 16/17 lessen. Er is veel te behandelen, dus ik heb de lessen verdeeld over ... lesuren. In iedere les gaan we in op situaties waarin je een conflict kunt hebben. Bijvoorbeeld: ‘Je wordt door de leraar de klas uitgestuurd en je bent het er niet mee eens. Wat doe je dan?’ Of: ‘Je wordt gepest. Wat doe je?’ Of: ‘Wat zijn loverboys en hoe ga je hiermee om?’ Of: ‘Een leeftijdgenoot biedt je een sigaret aan, je wilt eigenlijk niet roken, maar je durft geen nee te zeggen. Wat doe je?’ Of: ‘Je krijgt ruzie met een klasgenoot, omdat hij volgens jou iets van je heeft gestolen. Wat doe je?’ Het is belangrijk dat je leert om niet meteen te reageren, maar eerst tot 10 te tellen en je af te vragen wat slim is om te doen. Als je van een klasgenoot de schuld krijgt van iets wat je niet hebt gedaan is het begrijpelijk dat je kwaad bent. Maar het is niet slim om er dan meteen op los te slaan. Het is soms handiger om eerst te vertellen dat je het niet hebt gedaan en te vragen waarom die klasgenoot jou de schuld geeft. Dan krijg je in ieder geval minder snel ruzie en weet je ook waarom die klasgenoot jou beschuldigt. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden van hoe je je in die situatie slim kunt gedragen. Dit is wat je in de komende 15/16 lessen gaat leren. Je zult tijdens de lessen zien dat je klasgenoten zich in dezelfde situatie op andere manieren kunnen gedragen dan jij (de één zal schelden, de ander slaan en weer iemand anders zal rustig blijven). Je zult ook leren hoe dit komt. De meeste lessen beginnen met een korte leuke oefening die gaat over het thema van de les. De meeste lessen eindigen ermee dat je afspraken maakt met jezelf of met je klasgenoten over hoe je je moet gedragen in bepaalde situaties. Voorbeeld 2 Het lesprogramma ’Skills4Life’ bestaat uit 16/17 lessen. Er is veel te behandelen, dus ik heb de lesstof verdeeld over ... lesuren. In iedere les gaan we in op situaties waarin je een conflict kunt hebben. Kunnen jullie voorbeelden geven van situaties waarin jullie niet goed weten hoe je moet reageren? Zijn er situaties waarin conflicten ontstaan juist doordat je je op een bepaalde manier gedraagt? Laat de leerlingen op het bord of de flip-over eerst drie voorbeeldsituaties zien. U kunt bijvoorbeeld kiezen uit: ‘Je wordt gevraagd om mee te gaan met een groep die veel steelt en blowt. Je hebt hier geen zin in, maar je durft geen nee te zeggen’. ‘Je wordt gepest door je klasgenoten omdat je altijd hoge cijfers haalt en nooit spijbelt’. ‘Je wordt via Internet gepest. Wat doe je?’ ‘Hoe weet je dat je met een loverboy te maken hebt en hoe kan je reageren?’ ‘Je mag van je moeder geen dure merkkleding kopen, terwijl de meeste leerlingen uit de klas er in lopen. Je klasgenoten proberen je over te halen toch de kleding te kopen. Hoe reageer je?’. Vertel vervolgens wat de bedoeling van de lessen is: In de lessen ’Skills4Life’ krijgen jullie oefeningen waarin jullie leren om met deze conflictsituaties om te gaan. Hoe we dit gaan doen? Eerst wil ik van jullie weten hoe jullie omgaan met moeilijke situaties. Daarna bespreken we met elkaar of dat volgens jullie goede reacties zijn en, zo niet, hoe je dan beter kunt reageren. Mensen kunnen zich in dezelfde situatie op verschillende manieren gedragen. Jullie zullen merken dat een klasgenoot bijvoorbeeld eerder gaat schelden, of minder snel andere leerlingen pest. Hoe dit komt, zal ik in de lessen uitleggen. Daarna gaan we met zijn allen per les bekijken hoe je het best kunt reageren als je bijvoorbeeld gepest wordt of als er over je geroddeld wordt.
Bij een aantal lessen hoort een vragenlijst. Het is de bedoeling dat jullie de vragen van deze vragenlijst individueel invullen (zie leerlingenboek). Tijdens de laatste les vullen jullie alle vragen nogmaals in. Jullie kunnen dan nagaan of jullie na de lessen ’Skills4Life’ anders denken te zullen reageren op conflictsituaties en moeilijke gebeurtenissen zoals roddelen en pesten. De antwoorden die je invult zijn voor jezelf. Soms zal ik vragen of iemand zijn of haar antwoorden aan de klas bekend wil maken, maar voel je niet verplicht dit te doen.
Lesonderdeel 2: Tijd
Oefening kennismaken: Bingo-oefening
10 minuten
Doel Deze oefening is bedoeld om een groep kennis met elkaar te laten maken op een niet bedreigende en vrolijke manier. Ook om een groep waarvan de leden elkaar al kennen, heeft de oefening zin, omdat de leerlingen elkaar nog beter leren kennen. Uitvoering In elk vakje op de bingokaart staat een eigenschap of kenmerk. In deze oefening gaan leerlingen met de bingokaart in de hand op zoek naar klasgenoten die zo’n kenmerk of eigenschap hebben. Bijvoorbeeld als in een vakje staat: ‘Heb je de laatste film van James Bond gezien’, dan is het de bedoeling dat de leerlingen op zoek gaan naar een klasgenoot die die film heeft gezien. Als ze iemand gevonden hebben schrijven ze de naam van die persoon in het betreffende vakje. Het kan natuurlijk zo zijn dat iemand op een vraag: “nee” antwoordt. In dat geval mag de vragende leerling doorgaan met vragen naar andere eigenschappen of kenmerken, totdat de ondervraagde ‘in een vakje past’. Als de ondervraagde eenmaal: “ja” heeft geantwoord mag hem niet nog een vraag gesteld worden; de vragende leerling moet op zoek gaan naar een andere persoon. Ook mogen leerlingen geen namen invullen die ze toevallig hebben opgevangen uit gesprekjes tussen andere leerlingen. Elke leerling heeft wel meerdere eigenschappen en/of kenmerken die op de bingokaart worden genoemd; zijn naam mag dan ook in verschillende hokjes voorkomen. Het aantal hokjes op de bingokaart hoeft niet per se even groot te zijn als het aantal leerlingen, maar de kaart zou wel ongeveer vijf rijen horizontaal en vijf kolommen verticaal moeten hebben. Je kunt ook gaan voor de volle kaart Geef de leerlingen eerst een bingokaart terwijl ze nog op een stoel zitten, maar met de blanke kant naar boven zodat ze niet kunnen zien wat erop staat. Als iedereen een kaart heeft vraag ze om de kaart om te draaien en geef ze vervolgens de instructie om op te staan en door elkaar te lopen en steeds naar iemand toe te gaan en hem of haar die vraag te stellen. Het is voor die oefening wel nuttig en eigenlijk noodzakelijk dat de leerlingen als ze elkaar nog niet kennen, een naamsticker dragen zodat ze elkaar met de naam kunnen aanspreken. Geef die instructie daar dan ook bij. De eerste leerling die vijf op een rij heeft, horizontaal, verticaal of diagonaal, roept: “Bingo!”. De activiteit wordt onderbroken en die persoon wordt gevraagd om per vakje in de rij van vijf de eigenschap op te noemen en de naam van de leerling die daarbij hoort. Als de leerlingen in kwestie inderdaad allemaal beamen dat de betreffende eigenschap of het kenmerk op hen van toepassing is, heeft de bingo-roeper gewonnen. De groep gaat vervolgens door met zoeken naar namen totdat er opnieuw een bingo is gevonden. Laat drie bingo’s uitroepen en controleren en geef vervolgens de overblijvende leeringen de opdracht om nu te zorgen dat ze zo snel mogelijk de hele kaart vol krijgen. De winnaar van dit deel van de oefening moet de hele kaart voorlezen. Door dat hardop lezen horen de leerlingen wat bij wie hoort en zodoende maken ze ook (nader) kennis met elkaar zonder alle eigenschappen aan alle medeleerlingen gekoppeld te hebben.
Nabespreking Als de leerlingen drie maal bingo hebben en daarna de kaart volmaken mogen de leerlingen weer gaan zitten, hun kaarten houden en bij hun spullen stoppen. En vraag ze aan te geven wat ze van de oefening vonden. In het algemeen wordt deze oefening als ontspannen en weinig bedreigend ervaren en dat is in het begin van een groepsproces ook van belang. Zorgt u er daarom ook voor dat de gevraagde eigenschappen/kenmerken relatief neutraal zijn. Het is verder van belang dat u de eigenschappen/kenmerken zodanig kiest, dat de kans op volle bingokaarten zo groot mogelijk is. Gebruik dus niet al te exclusieve eigenschappen of kenmerken.
Lesonderdeel 3: Tijd
Oefening kennismaken II
10 minuten
Doel Elkaar beter leren kennen en/of op een andere manier leren kennen. Uitvoering Hieronder staan kennismakingsspelen, waaruit u een keuze kunt maken. De eerste drie spelen zijn bedoeld voor leerlingen die elkaar nog niet kennen. De laatste twee voor leerlingen die al enige tijd bij elkaar in de klas zitten. 1. Ga met de leerlingen in een kring staan. U heeft een bal in uw handen en gooit deze naar iemand toe, terwijl u zijn naam roept. Deze leerling vangt de bal en gooit hem op zijn beurt naar een andere leerling, terwijl hij zijn naam roept. Op deze manier leren de leerlingen de namen van de klasgenoten beter kennen. 2. De leerlingen zitten in een kring en klappen met beide handen op hun dijbenen, vervolgens in hun handen, daarna maken ze een beweging alsof ze langs de snelweg staan te liften met hun rechterduim en vervolgens maken ze dezelfde beweging met hun linkerduim. Er ontstaat zo een bewegingspatroon van 4 tellen (1 = klap op dijbenen, 2 = klap in de handen, 3 = liften met de rechter hand, 4 = liften met de linkerhand). Blijf dit bewegingspatroon voortdurend herhalen. U zegt als eerste ritmisch uw naam. De leerlingen herhalen uw naam. De leerling rechts van u zegt zijn naam. De leerlingen herhalen zijn naam. Op deze manier worden alle namen ritmisch gesproken herhaald. 3. Ga met de leerlingen in een kring staan. U heeft een bal in uw handen en gooit deze naar een leerling, terwijl u een vraag stelt (bijvoorbeeld; wat is je grootste hobby, wanneer ben je geboren, waar wil je stage gaan lopen, wat wil je later worden). Deze leerling vangt de bal, geeft antwoord op de vraag en gooit de bal vervolgens naar een andere leerling, terwijl hij een nieuwe vraag stelt. 4. Laat de leerlingen tweetallen vormen en geef ze in totaal 2 minuten de tijd om elkaar te interviewen. Ze kunnen elkaar iets vragen over hun geboorteplaats, hun familie, bijzondere prestaties, hobby’s, reizen, toekomstplannen. De leerlingen gaan vervolgens weer op hun plaatsen zitten en staan om beurten op om hun partner voor te stellen alsof hij een beroemdheid is. Bijvoorbeeld: “Ik heb het genoegen u vandaag voor te stellen aan een beroemde fotograaf die de hele wereld heeft gezien.� De voorgestelde beroemdheid krijgt een applaus, staat op en maakt een diepe buiging. Het is ook mogelijk de leerlingen elkaar op een serieuze manier te laten voorstellen. Zorg ervoor dat leerlingen er niet langer dan 2 minuten over doen om de medeleerling aan de klas voor te stellen.
5. Laat de leerlingen in tweetallen elkaar interviewen. Deze interviews kunnen gaan over hobby’s, werk, school, thuis, etc. De leerlingen proberen in 2 minuten een beeld te krijgen van de leerlingen waaraan ze de vragen stellen en bedenken daarna een symbool voor die persoon (dit mogen alleen maar positieve symbolen zijn). Voorbeelden zijn: duizendpoot, sportief, een autofreak. Het is de bedoeling dat de leerlingen elkaar voorstellen aan de rest van de klas door eerst het symbool te noemen en dit vervolgens kort uit te leggen.
Lesonderdeel 4:
Afspraken
Maak de keuze tussen lesonderdeel 4 A of lesonderdeel 4B Lesonderdeel 4A: Afspraken maken Tijd: 5 minuten Doel Leerlingen leren om afspraken met elkaar te maken op een zodanige manier dat ze elkaar serieus nemen en leren respecteren en vertrouwen. Leerlingen stimuleren zich verantwoordelijk te voelen voor deze afspraken en elkaar erop aan te spreken als iemand zich niet aan de afspraken houdt. Uitvoering Voor de leerlingen geldt dat zij zich tijdens lessen aan bepaalde regels dienen te houden. Deze regels zijn bedacht door de school of de leraar. Bijvoorbeeld: geen jassen aan in de klas, geen mobiele telefoons aan, geen petten op in de klas. In de lessen ’Skills4Life’ is het belangrijk dat de leerlingen zich niet alleen aan deze regels, maar ook aan afspraken houden. Afspraken worden gemaakt door en met de leerlingen. De leerlingen bedenken aan het eind van iedere les afspraken die betrekking hebben op het thema van die les en waar ze zich tijdens, maar ook buiten de lessen aan houden. Dit kunt u doen door bijvoorbeeld: leerlingen individueel een lijst met afspraken te laten bedenken en opschrijven. Deze lijst wordt in tweetallen of kleine groepjes besproken en bijgesteld. Daarna presenteert ieder groepje zijn lijst en wordt gezocht naar overeenkomsten. Het doel is om uiteindelijk uit alle ‘inzendingen’ 3 à 4 afspraken te destilleren die als basisafspraken in en buiten de lessen gelden; alle leerlingen één afspraak op een geeltje te laten schrijven. Deze geeltjes plakt u op een flip-over of aan de muur. Daarna bekijken de leerlingen alle afspraken met elkaar en zoeken naar overeenkomsten. De afspraken die enigszins met elkaar overeenkomen worden gestapeld. Per stapeltje bedenken de leerling één gemeenschappelijke afspraak. Het doel is om uiteindelijk uit alle ‘inzendingen’ 3 à 4 afspraken te destilleren die als basisafspraken in en buiten de lessen gelden. Alle afspraken worden opgeschreven in het leerlingenboek en besproken. Schrijf de afspraken (ze moeten wel te realiseren zijn) ook eens op een flip-over en hang deze op aan de muur, zodat u de leerlingen, en de leerlingen elkaar er iedere les aan kunnen herinneren. In plaats van op een flip-over kunt u de afspraken bijvoorbeeld ook op een sheet of digibord schrijven die u iedere les laat zien. Lesonderdeel 4B: Afspraken maken m.b.v. nieuwe media Tijd: 10 minuten Doel: Het doel van dit lesonderdeel is om met de klas afspraken te maken; ‘Verkeersregels’ voor de Skills4Life lessen. Samen met de leerlingen maakt u afspraken.
De gemaakte afspraken krijgen een belangrijke plek op de Facebook pagina van de groep. Welke media nodig? - Computer voor noteren afspraken (Digibord) - Facebook pagina van de klas (www.facebook.com) Uitvoering: Samen met de leerling gaat u als docent afspraken maken over hoe “ons” te gedragen tijdens de Skills4Life lessen. De nadruk ligt op wat we wel doen en het woord niet moeten de leerlingen zoveel mogelijk vermijden. “Zoals jullie weten gaan we het komende schooljaar werken aan onze Skills4Life. Belangrijk in deze lessen is Veiligheid. We streven ernaar om een sfeer in de klas te creëren waar we ons allemaal prettig voelen. De afspraken die we daarvoor deze les gaan maken, zijn de verkeersregels van de Skills4Life lessen.” 1. Verdeel de klas vervolgens in 4 groepen. 2. De leerlingen krijgen vijf minuten de tijd om met elkaar te bespreken wat zij belangrijk vinden om te doen in een les van Skills4Life. 3. Vervolgens krijgen de leerlingen vijf minuten de tijd om per groep 5 afspraken de noteren waar we ons als groep aan zouden moeten houden. “Schrijf dus op wat we WEL gaan doen met elkaar om het tot veilige lessen te maken!” 4. Per groep vertelt elke groep hun top 5. De docent noteert dit (papier/computer/digibord) 5. Nadat elke groep is geweest, gaat u met de klas bepalen welke 5 afspraken er zeker moeten komen. 6. De top 5 van afspraken worden vervolgens op de Facebookpagina van de klas geplaatst. Nabespreking: Samen met de leerlingen worden de afspraken nog een keer doorgenomen. Bespreek nu met de leerlingen de onderstaande oefening ‘afspreken en aanspreken’.
Lesonderdeel 5: Tijd
Oefening ‘afspreken en aanspreken’
10 minuten
Doel Leerlingen leren om afspraken met elkaar te maken en elkaar op niet-naleven ervan aan te spreken. Wat als de ander zich niet aan de afspraak houdt Uitvoering Stel de leerlingen de vraag op welke manieren ze met elkaar afspraken willen maken over omgangsvormen in de klas. Ze moeten ook aangeven hoe ze elkaar aan kunnen spreken op wat ze hebben afgesproken. De leerlingen kunnen dit in groepjes bedenken en hun antwoorden vervolgens op het bord of de flip-over schrijven. Daarna kunt u onderstaande tips voor het maken van goede afspraken bespreken. Het is van belang dat u benadrukt dat de leerlingen onderstaande tips (aangevuld met de antwoorden van de leerlingen zelf) bij het opstellen van de afspraken in de volgende lessen ook in hun achterhoofd houden (zie ook het leerlingenboek).
Afspreken1 1. Maak afspraken over wat jullie willen bereiken én over hoe jullie het proberen te bereiken en over wie wat daarvoor doet. 2. Zoek naar wat je met elkaar verbindt, wat je deelt. Dit kunnen problemen zijn maar ook wensen. 3. Maak afspraken over wat je deelt. Laat de verschillen rusten totdat je met elkaar afspraken hebt over waar je samen voor wilt gaan en daarvoor ook een manier van samenwerken hebt afgesproken (zie tip 1). 4. Het gaat dus om zoveel mogelijk een win-win houding. 5. Een positieve houding is noodzakelijk. 6. ‘Of jullie nu denken dat jullie het kunnen of dat jullie het niet kunnen, je hebt gelijk’. 7. En, heel belangrijk, spreek af hoe je de vinger aan de pols houdt. Spreek af hoe je elkaar aanspreekt op hoe goed of hoe slecht aan de afspraken worden gehouden. Dit kan zowel door positieve reacties, complimenten, als door te zeggen óf te luisteren naar wat beter kan of wat jij zelf beter zou kunnen doen. 8. Geef opbouwende kritiek. Aanspreken 1. Aanspreken is een kunst en een kunde. 2. Sommige mensen kunnen het haast van nature op een effectieve manier, maar de meesten van ons moeten het leren. 3. Wat je kunt leren is het volgende: Spreek iemand niet aan als je je boosheid of ergernis niet kunt beheersen: stel het uit tot je die enigzins onder controle hebt. Start aanspreken altijd met de ander te groeten op een zo vriendelijk mogelijke manier. Begin dan wat je wilt zeggen met een startzin als: “Ik wil even wat aan jou (u) kwijt, even wat tegen je zeggen... oké?” Spreek dan je wens of verzoek uit: ”Zou je kunnen ophouden met roddelen over mij...” Leg dan uit waarom je dat verzoekt: ”Ik voel me erg slecht als je dat doet en de kans is groot dat we dan weer ruzie krijgen...” Vervolgens kun je de ander eventueel herinneren aan de afspraak die daarover is gemaakt: ”Dat is ook de reden dat we tijdens de lessen ’Skills4Life’ afgesproken hebben dat..., toch?” Als de ander daar positief op reageert, bedank daarvoor – doe niet alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Als de ander geïrriteerd reageert op je opmerking: ga niet op die irritatie in, oordeel er ook niet over. In tegendeel: tolereer de irritatie en herhaal het gemeenschappelijke belang van het onderhouden van de afspraak: “Oké, waar het mij om gaat is dat we met de klas proberen zo respectvol mogelijk met elkaar om te gaan, zodat iedereen met plezier naar school gaat. Als ik dat een keer vergeet, hoop ik dat je mij er ook aan herinnert.” Spreek iemand aan zoals jij ook aangesproken zou willen worden. Doe het volgende niet: o Overdrijf niet (“...altijd het zelfde liedje hier in de klas, altijd weer van die mensen die zich nooit aan afspraken houden...”). o Ga geen etiketten plakken (“...sommige mensen zijn gewoon te beroerd, te asociaal om....”). o Ga niet veroordelen. o Laat de ander geen gezichtsverlies lijden. 1
Deze regels zijn afkomstig van: Diekstra, R.F.W. (2006) ten behoeve van de Dag van De Rotterdamse Straten, 25 februari, 2006.
Lesonderdeel 6: Tijd
Film-fragment bekijken
5 minuten
Uitvoering Ga naar de website (www.skills-4-life.nl) en bekijk de film bij les 1 lesonderdeel 6. De leerlingen krijgen nu een film-fragment te zien waarin het stoplicht in beeld verschijnt. Voordat u het film-fragment laat zien legt u de leerlingen uit hoe het stoplichtprincipe werkt en vertelt hen dat dit principe steeds weer in de lessen terugkeert. De uitleg van het stoplicht-idee kunt u vinden in het hoofdstuk ‘Didactische theorieën achter ‘Skills4Life’’. Geef tenslotte een samenvatting van de les: over de uitkomsten van de afspraken over de kennismakingsoefeningen over het stoplicht-idee.
LEERLINGENBOEK Waar gaan de lessen Skills4Life over? Oefening: Afspraken maken Voor de lessen Skills4Life, samen met de leraar, een aantal klassenafspraken bedenken. Het is
belangrijk dat jullie hierbij rekening houden met de volgende tips: Zoek naar problemen en wensen waarover jullie hetzelfde denken. Laat de verschillen rusten, zoek naar wat je gemeenschappelijk hebt. Denk en handel positief. Het geeft niet als je iets (nog) niet kan. Maak afspraken over wat jullie willen bereiken en wie wat doet. Spreek af hoe jullie iemand aanspreken die zich niet aan de afspraken houdt. Deze tip wordt hier onder verder uitgelegd. Geef opbouwende kritiek. Dus: niet iemand volledig afkraken, en ook complimenten geven.
Het is belangrijk dat als iemand zich niet aan de afspraken houdt, jullie hem of haar daar op aanspreken. Hoe kun je dat doen? Spreek iemand alleen aan als je niet al te boos of verdrietig bent. Als je wel kwaad bent, of heel verdrietig, kun je het best eerst even tot 10 tellen. Begin altijd met iemand eerst vriendelijk te begroeten, dus niet meteen je commentaar spuien. Een voorbeeld van hoe je iemand kunt aanspreken: ”Ik wil even wat aan je (u) kwijt / even wat tegen je zeggen...oké?” en dan: ”Zou je kunnen ophouden met roddelen over mij...” en dan: ”Ik voel me erg slecht als je dat doet. De kans is groot dat we dan weer ruzie krijgen...’ en dan:” Dat is ook de reden dat we tijdens de lessen ‘Skills4Life afgesproken hebben dat..., toch?” Als iemand daar positief op reageert bedank je hem/haar daarvoor. Als iemand niet positief reageert, blijf dan rustig en zeg bijvoorbeeld: ”Oké, waar het mij om gaat is dat we proberen zo respectvol / aardig mogelijk met elkaar om te gaan, zodat iedereen met plezier naar school gaat. Als ik dat een keer vergeet, hoop ik dat je mij er ook aan herinnert.” Spreek iemand aan zoals jij ook aangesproken zou willen worden. Overdrijf niet, ga niet oordelen, ga niet veroordelen, plak geen etiket op iemand (“Sommige mensen zijn te asociaal om...”), laat de ander geen gezichtsverlies lijden.