Aan de slag in de horeca, bakkerij en recreatie
Naam:
Klas:
omslagboek_v2.indd 1
22-05-13 16:06
Inhoudsopgave Aan de slag in de horeca, bakkerij en recreatie ........................................................ 5 Normen en waarden .............................................................................................10 HygiĂŤne...............................................................................................................16 Werkhouding en veiligheid .....................................................................................27 Herhalingsles .......................................................................................................36 Spel: Kennismaking met de praktijkruimte ..............................................................38
Aan de slag in de horeca, bakkerij en recreatie Lekkere producten maken, je gasten vermaken en zorgen dat ze tevreden weggaan: dit zijn voorbeelden van wat je kunt tegenkomen als je werkt in de horeca, bakkerij of recreatie. In de komende lessen ga jij ontdekken of het werken in deze vakgebieden iets voor jou is. Maar wat houden de vakgebieden in? Hierover ga je nu opdrachten maken. Opdracht 1 Je gaat de horeca-, bakkerij- en recreatieafdeling op jouw school verkennen. Eerst ga je kijken wat je leert en doet in de horeca. Schrijf op wat er volgens jou allemaal bij horeca hoort. Schrijf dit achter de pijlen op.
horeca
Ga naar de website www.methode-xpress.nl en bekijk de film Werken in de horeca. Maak de volgende opdrachten. Opdracht 2 Waar staat de afkorting horeca voor? ……………………………………………………………………………………………………………………….
Opdracht 3 Hierna zie je acht foto’s met werkzaamheden in de horeca. Welke horen bij de kok en welke bij de gastheer? Schrijf onder de foto’s op of de werkzaamheid bij een kok of een gastheer hoort. Schrijf ook op welke werkzaamheid je ziet.
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
Normen en waarden Jij en ik
Je komt moe thuis van school en ploft neer op de bank. Je legt je voeten met je schoenen nog aan op tafel. Misschien zegt jouw moeder of vader wel: ‘Hé, dat doen we hier niet. Haal je voeten van tafel.’ Je ouders vinden dat het onfatsoenlijk is om je voeten met schoenen op tafel neer te leggen. Dit noemen we een waarde. Een waarde kan ook zijn: het respectvol vinden om te wachten tot iedereen aan tafel uitgegeten is. Of: iedereen is verantwoordelijk voor het opruimen van zijn eigen troep. Een waarde is gedrag dat jij belangrijk vindt, waar je waarde aan hecht. Elk gezin heeft zo zijn eigen waarden. De regels die bij deze waarden horen, noemen we normen. De normen van de waarden hierboven zijn dus: ‘niet met je schoenen op tafel’, ‘blijven zitten tot iedereen klaar is met eten’ en ‘je eigen kamer opruimen’. Normen en waarden vind je ook in de samenleving. De conducteur in de trein zegt tegen jou wanneer je met je schoenen op een bankje zit: ‘Doe je dat thuis ook?’ Dezelfde waarde van thuis, namelijk respectvol omgaan met je eigen spullen die van een ander, geldt dan ook voor in de trein. En we vinden dat iedereen zijn eigen troep in de prullenbak moet gooien, ook als we buitenshuis zijn.
De volgende opdrachten gaan over normen en waarden in de samenleving. Opdracht 1 Wat vind jij? Bespreek jullie mening over de volgende waarden in groepjes van drie. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Je Je Je Je Je Je
moet moet moet moet moet moet
rekening houden met elkaar. respect hebben voor de spullen van een ander. alleen voor jezelf zorgen. respect hebben voor iemand met een andere afkomst. respect hebben voor de mening van iemand anders. mannen en vrouwen als gelijken zien.
eens/oneens eens/oneens eens/oneens eens/oneens eens/oneens eens/oneens
Opdracht 2 Noem van de volgende waarden een voorbeeld waaruit die waarde blijkt. Er is al een voorbeeld gegeven. 1. rekening houden met elkaar Voorbeeld: Je moet opstaan voor een oudere in de bus of tram. 2. respect hebben voor de spullen van een ander ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. 3. respect hebben voor iemand met een andere afkomst ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. 4. respect hebben voor de mening van iemand anders ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. De voorbeelden die je hebt genoemd, zijn normen die bij de waarden horen. Opdracht 3 Bedenk bij de volgende normen de waarden die erbij horen. Er is al een voorbeeld gegeven. 1. niet met volle mond praten Voorbeeld: fatsoenlijkheid aan tafel 2. iemand aankijken als je tegen diegene praat ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. 3. iemand bedanken als hij iets voor je gedaan heeft ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. 4. je kauwgum niet uitspugen op straat maar in een afvalbak ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….
HygiÍne Opdracht 6 Vul de puzzel in. De acht letters in de gekleurde vakjes vormen van boven naar beneden een woord. 1. Dit doe je af voor je je handen wast. 2. Dit gebruik je voor het schoonmaken van je nagels. 3. Dit is desinfecteermiddel voor je handen. 4. Dit gebruik je voor het drogen van je handen. 5. Hoe warm moet het naspoelwater zijn bij het reinigen? 6. Reinigings- en desinfecteermiddelen zijn vaak ‌ voor het milieu. 7. Dit is een beschermingsmiddel voor je handen. 8. Dit is een beschermingsmiddel voor je ogen. 1. 2. 3. 4. L
5. 6.
S
C
7. 8. Het gevonden woord is:
Werkhouding en veiligheid Opdracht 8 a. Wat moet je doen bij een ongeluk in je praktijkruimte? Noem beide punten. 1. …….……………………………………………….………………………………………………………. 2. ………………………………………………..……………………………………………………………. b. Bij het uit de oven halen van witte broodjes heb je je arm verbrand aan de oven. Wat mag je wel doen en wat mag je niet doen? Kleur de rondjes waarin staat wat je wel mag doen groen. Kleur daarna de rondjes waarin staat wat je niet mag doen rood.
Doorprikken van de blaar
Insmeren met brandzalf Arts raadplegen
Vastzittende kleding losmaken
De wond steriel afdekken met verband
Koelen onder lauw stromend water