6 minute read
Chaos als beleid
Cambodja onder de Rode Khmer
Rode Khmer-soldaten rijden op 17 april 1975 met weinig tegenstand Phnom Penh binnen.
Advertisement
Ole leChner - Chaos wordt vaak gezien als iets dat ongericht en ongeregeld is. Toch kan chaos ook als doelbewust middel dienen, bijvoorbeeld voor autoritaire regimes om hun macht te consolideren of hun ideologie te verwezenlijken. Een goed voorbeeld hiervan is Cambodja onder de Rode Khmer, waar een ‘beleid van chaos’ leidde tot de dood van bijna een kwart van de bevolking. De Rode Khmer voerde daarmee verhoudingsgewijs het dodelijkste regime van de 20e eeuw.
De Communistische Partij van Democratisch Kampuchea (CPK), beter bekend als de Rode Khmer, begon in de jaren 1950 als kleine ondergrondse partij. De meeste CPK-leiders hadden gestudeerd in Frankrijk, waar zij lid waren van de Franse Communistische Partij. Veel van hen hadden daarom een ‘Franse’ opvatting ontwikkeld over communisme, democratie en nationalisme, gebaseerd op revolutie. Geïnspireerd door figuren als Robespierre, maar ook Marx, Lenin, Stalin en Mao Zedong, wilden de toekomstige Khmer-leiders na terugkeer in Cambodja door middel van revolutie een ideale communistische samenleving stichten. Toen premier, koning en staatshoofd Norodom Sihanouk een beleid van repressie tegen communisten afkondigde, vluchtten veel Rode Khmers de bossen in. Van daaruit begonnen ze een guerrillaoorlog tegen het regime.
De guerrillaoorlog was onsuccesvol totdat de Vietnamoorlog eind jaren zestig overwaaide naar Cambodja. Amerikaanse bombardementen, bedoeld om Noord-Vietnamese aanvoerroutes te vernietigen, veroorzaakten honderdduizenden Cambodjaanse slachtoffers en verdrongen vele mensen uit hun dorpen. Veel mensen vluchtten naar de stad, maar vele anderen vluchtten het bos in en sloten zich aan bij de Rode Khmer. De Rode Khmer werd daardoor een grote dreiging voor generaal Lon Nol, die in 1970 Sihanouk had afgezet bij een militaire staatsgreep. Van meet af aan wist de Rode Khmer profijt te maken van chaos. Op 17 april 1975 marcheerde de Rode Khmer de hoofdstad Phnom Penh binnen en zette Lon Nol af. Saloth Sar, beter bekend als Pol Pot, werd ‘Broeder Nummer Een’; leider van Democratisch Kampuchea, zoals ze het land nu noemden.
Direct na de machtsovername begon de Rode Khmer hun revolutie in gang te zetten. De CPK was in zijn leer sterk geïnspireerd door de Sovjets en Maoïstisch China, maar wilde beiden in radicalisme overtreffen. Cambodja moest een ‘sprong voorwaarts’ maken, een term die bewust verwees naar de Chinese ‘Grote Sprong Voorwaarts’.
In een korte tijd moest een egalitaire, agrarisch-communistische staat opgericht worden. Landbouw moest gecollectiviseerd en gemechaniseerd worden. Bovenal wilde de CPK de bestaande klassen vernietigen en de bevolking zuiveren van ‘nieuwe mensen’. Daartoe behoorden alle bewoners van steden, mensen die een opleiding hadden gevolgd en mensen met ‘zachte handen’.
De eerste stap in dit proces was het afbreken van de midden- en bovenklasse. Om dit te bewerkstelligen begon de Rode Khmer met de ontruiming van Phnom Penh. De inwoners wisten niet van het doel van de ontruiming en hen werd verteld dat er een Amerikaans bombardement aankwam. Iedereen moest de stad ‘voor eigen veiligheid’ verlaten. Ze zouden binnen een paar dagen terug kunnen komen. In werkelijkheid was dit een stap in het proces van sociale gelijkmaking: ‘nieuwe mensen’ werden naar het platteland gedeporteerd, in werkkampen opgesloten en gedwongen het land te bewerken. Een andere manier om dit proces te volbrengen was het afschaffen van geld en eigen bezit. Dit reikte zo ver dat zelfs huis, tuin en keukengerei, zoals potten en pannen gemeenschappelijk bezit werden. Maar dit was slechts de eerste stap richting het ‘Utopische’ ideaal van de Rode Khmer. In de nieuwe samenleving moesten alle loyaliteiten buiten de de CPK verdwijnen. Om die reden werden kerken en scholen gesloten en zelfs familiebanden moesten worden opgeheven: veel kinderen en tieners werden weggehaald bij hun families en in arbeidsbrigades geplaatst. Ook werden kinderen opgeroepen om de activiteiten van hun ouders te melden aan de partij.
De radicale communistische ideologie van de CPK ging gepaard met een extreem nationalisme: iedereen die niet een ‘pure Khmer-ziel’ had, werd als vijand bestempeld. Voor andere etniciteiten en nationaliteiten was er dus geen plaats in Democratisch Kampuchea, al helemaal niet als zij andere geloofsovertuigingen of levenswijzen hadden. Dit betekende dat de etnische minderheden in Cambodja, circa twintig procent van de bevolking, het onder de Rode Khmer zwaar te verduren kregen. Met name Vietnamezen, Chinezen en Chams (Cambodjaanse moslims) werden doelwit. Een groot deel van deze mensen werd naar het buitenland gedeporteerd, maar naarmate de revolutie vorderde werd een steeds groter deel ook vermoord. Tussen de 40 en 60 procent van de etnische minderheden overleefde de bijna vier jaar dat de Rode Khmer aan de macht was niet, door executie, of als gevolg van honger en slechte levensomstandigheden. Voor sommige mensen was er een ontsnapping mogelijk van de dood, maar alleen als zij hun taal, gewoonten, religie en gemeenschap volledig opgaven en deelnamen een proces van heropvoeding in werkkampen. Voor sommige Chams betekende dit bijvoorbeeld dat ze de keus kregen om varkensvlees te eten of te sterven. Er bestond geen controle op de staatsmacht, geen scheiding van machten en geen parlement in Democratisch Kampuchea. Alleen de angst voor zuiveringen fungeerde als een vorm van controle: wie niet loyaal leek aan de partij liep het risico te worden vermoord of naar de gevangenis te worden gestuurd (wat in de meeste gevallen ook de dood tot gevolg had). Geweld was een intrinsiek element van de visie op de staat van de Rode Khmer. De Rode Khmer was aan de macht gekomen door middel van geweld en zou dit ook blijven gebruiken om de macht te behouden. Een belangrijke verklaring voor het overtollige geweld in Democratisch Kampuchea is de verregaande bevoegdheden die CPK-functionarissen in de dorpen en werkkampen hadden. De CPK-leiders konden hun wreedheden uiten zonder angst voor enige vorm van repercussie, aangezien er geen grenzen waren aan de macht van de partij. De wreedheden van de Rode Khmer kenden dan ook geen grenzen.
De redenen voor executie waren vaak triviaal, zoals het hamsteren van rijst, seks buiten het huwelijk, of zelfs zonder reden. Het schenden van het lichaam, door middel van marteling of een onterende executiemethode, was een belangrijk onderdeel van de CPK-terreur. Zo werden de meeste executies niet uitgevoerd door middel van een ‘genadige’ kogel, maar door het slachtoffer dood te slaan. Er zijn zelfs gevallen bekend van soldaten van de Rode Khmer die de levers van hun slachtoffers bakten en opaten. Executies vonden nauwelijks publiekelijk plaats, maar mensen wisten er zeker van.
Het willekeurige karakter van de moorden maakte deel uit van het beleid van de CPK en versterkte doelbewust de angst onder de bevolking. Chaos gold dus als middel voor de CPK om hun macht te consolideren. Maar chaos was meer dan alleen een middel: het was de essentie van de partij. De Rode Khmer werd geboren in chaos, kwam aan de macht door chaos en werd ten slotte een aanstichter van chaos. Uiteindelijk kon alleen de inval van het Vietnamese leger in 1979 het geweld stoppen. Pol Pot en de Rode Khmer vluchtten de jungle in en hielden daar nog bijna twintig jaar stand, terwijl Cambodja een vazalstaat van Vietnam werd. De daders van de gruweldaden tussen 1975 en 1979 zijn nauwelijks gestraft. Pol Pot stierf in 1998 en slechts drie functionarissen van de Rode Khmer zijn vandaag de dag veroordeeld. d